direct naar inhoud van 5.1 Algemene uitgangspunten
Plan: Buitengebied 2013
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0070.BPBUITENGEBIED2013-VAS2

5.1 Algemene uitgangspunten

5.1.1 Algemeen

De uitgangspunten die beschreven staan in dit hoofdstuk, komen voort uit de bescherming van de huidige waarden (beschreven in Hoofdstuk 2 Huidige situatie en ontwikkelingen), de beleidsmatige keuzes (beschreven in Hoofdstuk 3 Beleidskader) of volgen uit de toets op sectorale wet- en regelgeving (beschreven in Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten). Naast deze hoofdstukken bestaat de toelichting nog uit de hoofdstukken 1 Inleiding en 6 Uitvoerbaarheid.

In deze paragraaf staan de algemene uitgangspunten. Per bestemming staan de specifieke uitgangspunten ten aanzien van de verschillende thema's.

5.1.2 Functies in het bestemmingsplan

Het buitengebied biedt ruimte aan een aantal verschillende functies. Deze functies kunnen worden onderverdeeld in basisfuncties voor grotere gebieden (landbouw, natuur en water) en in perceelsgerichte functies (bestemmingen op perceelsniveau), zoals wonen, werken en recreatie. Tot de basisfuncties worden die functies gerekend, die als het ware ‘afhankelijk’ zijn van het buitengebied. Basisfuncties zijn ‘leidend’ als het gaat om het bieden van ontwikkelingsruimte in het buitengebied. De perceelsgerichte functies maken ‘gebruik van’ het buitengebied. Omdat meerdere delen van het buitengebied voor verschillende functies van belang zijn, is het noodzakelijk om in bepaalde situaties te komen tot een afweging van belangen; ontwikkeling van de ene functie zou immers ten koste kunnen gaan van de andere. Bij deze afweging van belangen wordt in beginsel aan de basisfuncties een doorslaggevend belang toegekend. In principe houdt dit in dat eventuele toekomstige ontwikkelingen primair gericht of afgestemd dienen te worden op het behoud en de versterking van de basisfuncties. De perceelsgerichte functies zijn daaraan ondergeschikt, in zoverre dat zij niet een dusdanige omvang of intensiteit mogen aannemen, dat de basisfuncties onevenredig negatief worden beïnvloed.

5.1.3 Overkoepelend beleidsuitgangspunt

De ruimtelijke kwaliteit van de gemeente Franekeradeel wordt in belangrijke mate bepaald door het open landschap. Het in stand houden en verder ontwikkelen van de hieraan gekoppelde landschappelijke kwaliteiten hebben hoge prioriteit. Daarnaast leggen tal van functies een ruimteclaim op het landschap.

Franekeradeel is van oorsprong een agrarische gemeente. De gemeente streeft naar ontwikkelingsmogelijkheden voor de agrarische sector. Hierdoor wordt daar waar mogelijk ingespeeld op ontwikkelingen. Dit mag echter geen onevenredige afbreuk doen aan de bestaande landschappelijke kwaliteiten.

Het algemene beleidsuitgangspunt zoals verwoord in de Structuurvisie (opgenomen in de Bijlagen bij de toelichting) geldt daarom ook hier: ‘Voor een gezonde toekomst van het buitengebied is ruimte voor nieuwe ontwikkelingen een noodzaak. De gemeente wil met het bestemmingsplan dan ook ruimte voor ontwikkeling bieden. Ontwikkeling voor de landbouw in eerste instantie, maar ook voor recreatie en toerisme en de overige gebruiksfuncties van het buitengebied. De ontwikkelingsruimte dient echter steeds en overal te worden afgestemd op de identiteit van het landschap van Franekeradeel. Dit vanuit het besef dat zorgvuldig met het landschap moet worden omgegaan.

Voor een gezonde toekomst van het buitengebied is (planologische) ruimte voor nieuwe ontwikkelingen een noodzaak. Deze ontwikkelingen zijn mogelijk mits zorgvuldig wordt omgegaan met de omgeving en de ontwikkeling samen gaat met het behoud, herstel of zelfs het toevoegen van landschappelijke kwaliteiten

Landschap

In paragraaf 2.3 Landschap is het landschap beschreven waarbij de landschappelijke kwaliteit inzichtelijk is gemaakt aan de hand van drie kaartbeelden: landschappelijke hoofdstructuur, karakteristieke landschapselementen, ruimte-massa kaart. De ‘basiskaarten landschappelijke kwaliteit’ vormen een belangrijk afwegingskader bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied. Bij deze afweging staat het behouden, versterken dan wel het verder ontwikkelen van de kenmerkende landschappelijke opbouw voorop. Het gaat daarbij om het behouden van de identiteit van het landschap, het versterken van de aanwezige verschillen (diversiteit) en het benutten van de aanwezige landschappelijke structuur voor de inpassing van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. In de volgende paragraaf Ruimtelijke kwaliteit is dit nader uitgewerkt. Hierbij heeft tevens als basis gediend het document 'Grutsk op 'e Romte' van de provincie Fryslân.

5.1.4 Ruimtelijke kwaliteit

De landschappelijke, stedenbouwkundige en de cultuurhistorische waarden in Franekeradeel zijn in sterke mate bepalend voor de identiteit en leefbaarheid van het gebied. In het bestemmingsplan worden deze waarden daarom zodanig beschermd dat de bestaande structuur en de waarden zoveel mogelijk behouden blijven. In deze paragraaf wordt aangegeven wat moet worden beschermd en hoe dit wordt beschermd in het bestemmingsplan.

5.1.4.1 Landschappelijke kenmerken

Op het hoogste niveau wordt het gebied gevormd door een open landschap. De openheid van het landschap is in de bestemmingen verankerd door het vastleggen van de bebouwingsmogelijkheden voor (agrarische) bedrijven, woningen en recreatie en een beperking voor het realiseren van opgaande beplanting.

Het open landschap kent een nadere verdeling in landschapstypen. In het landschap zijn een viertal landschapstypen te onderscheiden: Oude Zeepolder (aandijkingen), kwelderwallen, kweldervlakten en terpengebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0070.BPBUITENGEBIED2013-VAS2_0013.jpg"

De landschapstypen onderscheiden zich van elkaar door in het landschap herkenbare grenzen, zoals de Hoarnedyk, in reliëf, in verkaveling, in mate van openheid en in richting en structuur van infrastructuur, watergangen en bebouwingspatroon. De kenmerken van de landschapstypen zijn als volgt:

Oude Zeepolder: Aandijkingen

  • zeer open landschap;
  • langgerekte open ruimte;
  • afbakening van de ruimte door parallel gelegen dijklichamen;
  • de wegenstructuur is gekoppeld aan de dijken en een beperkt aantal doorsteken;
  • zowel langs de Waddenzeedijk als langs de Hoarnedyk loopt een doorgaande weg;
  • de hoofdwaterstructuur is gekoppeld aan binnenzijde van de Waddenzeedijk;
  • het slotenpatroon ligt dwars op de buitendijk, er zijn enkele perceelsgebonden waterpartijen;
  • een rechthoekige, enigszins onregelmatige verkaveling;
  • de bebouwing is gesitueerd aan de Hoarnestreek en is beperkt van omgang.

Kwelderwallen

  • halfopen landschap;
  • parallelle samenhang in richting en structuur over de kwelderwal;
  • het gebied wordt gekenmerkt door een hoger ligging, door een aaneenschakeling van terpen en kruinige percelen;
  • de wegenstructuur is gekoppeld aan de richting van de kwelderwal en heeft een gebogen verloop;
  • de wegen lopen enigszins concentrisch naar Franeker;
  • de watergangen liggen aan de rand van de kwelderwal of zijn dwars op de kwelderwal gesitueerd als opvaart naar de dorpen;
  • het slotenpatroon haaks op de kwelderwal is recht, redelijk grootschalig en onregelmatig van structuur, de waterlopen parallel aan de kwelderwal zijn gebogen van structuur;
  • samenhangende afwisseling van openheid en beslotenheid van karakteristieke dorpsbebouwing, dorpsbeplanting, en boerderijen met waardevolle erfbeplanting en grachten;
  • waardevolle dorpsaanzichten in de open ruimten in de randen van de structuur van de dorpen.

Kweldervlakten

  • open landschap
  • grote continuïteit in open ruimte in de parallel richting;
  • parallelle samenhang in richting en structuur met de kwelderwal;
  • wegenstructuur is niet gekoppeld aan de structuur van de vlakten maar concentrisch georiënteerd op Franeker;
  • de watergangen liggen aan de rand van de kwelderwal of zijn dwars op de kwelderwal gesitueerd als opvaart naar de dorpen;
  • het slotenpatroon haaks in de kweldervlakte is recht en kleinschalig van structuur, de waterlopen parallel aan de kwelderwal zijn gebogen van structuur;
  • incidentele agrarische bebouwing op een eilanderf.

Terpengebied

  • open landschap;
  • grote continuïteit in open ruimte, geen specifieke richting;
  • verspreide dorpen en erven, geen samenhangende richting;
  • de watergangen kronkelig van structuur en kennen geen voorkeur in richting;
  • het slotenpatroon is onregelmatig;
  • de agrarische bebouwing is voornamelijk los gesitueerd van de doorgaande wegen;
  • waardevolle dorpsaanzichten in de open ruimten in de randen van de radiale structuur van de dorpen;
  • in beperkte mate waardevolle erven en grachten.

De landschappelijke kenmerken van de afzonderlijke landschapstypen worden beschermd door de specifieke elementen die uniek zijn in vorm en ligging, een (dubbel)bestemming te geven of aan te duiden. Dit betreft met name:

Op het behouden van het karakteristieke reliëf van kruinige percelen, terpen, de kwelderwal en dijken wordt gestuurd door middel van verboden of een omgevingsvergunningenstelsel binnen de dubbelbestemmingen.

Van de karakteristieke panden wordt de hoofdvorm beschermd door deze aan te duiden dan wel een strak bouwvlak te geven. Op de kwaliteit van de opmaak van de gebouwen wordt door welstandsbeleid en monumentenbeleid gestuurd. In paragraaf 4.11 Cultuurhistorie wordt nader ingegaan op de karakteristieke panden.

De waardevolle dorpsaanzichten worden beschermd doordat de openheid van het landschap wordt beschermd op verschillende manieren zoals omschreven in deze paragraaf.


Daarnaast worden landschappelijke kenmerken die niet uniek zijn, maar wel waardevol voor het landschapsbeeld, beschermd door middel van een omgevingsvergunningstelsel voor bepaalde werkzaamheden, zoals het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden.


Het meest karakteristieke slotenpatroon ligt in het zuidelijke weidegebied. De verwachting is dat in dit gebied geen grootschalige herverkaveling plaats zal vinden die het karakteristieke patroon zullen aantasten. Bij de ontwikkelingsmogelijkheden van individuele bedrijven wordt een erfinrichtingsplan geëist (zie paragraaf 5.1.4.2 Erfinrichtingsplan) waarbij aangetoond moet worden dat de ontwikkeling past binnen de structuur van het landschap en geen afbreuk wordt gedaan aan de aanwezige waarden. En tevens is de bestemming Waarde - Landschap verkaveling opgenomen waarin een omgevingsvergunningenstelsel is opgenomen om zonder meer het dempen van sloten tegen te gaan. In het noordelijke deel kan herverkaveling plaatsvinden zonder dat de ruimtelijke structuur sterk aangetast wordt. Het krekenpatroon is hier namelijk vrij recht en de structuur zal door ingrepen daarom niet direct aangetast worden. Er is om die reden geen aanleiding om een vergunningstelsel op te nemen, dat gericht is op het behoud van de ruimtelijke structuur. Wel zijn bepaalde cultuurhistorische waarden beschermd door dubbelbestemmingen (zie eerder deze paragraaf).

5.1.4.2 Erfinrichtingsplan

Daar waar het landschappelijk kader ruimte biedt voor nieuwe ontwikkelingen, faciliteert het bestemmingsplan die ontwikkelingen. Beperkte ruimtelijke ontwikkelingen die aansluiten op de huidige structuur of de aanwezige bebouwing zijn bij recht toegestaan. Een ontwikkeling waarvoor een afwijking van het bestemmingsplan nodig is of waarvoor het bestemmingsplan moet worden gewijzigd, kan worden toegestaan indien in ieder geval met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling past binnen de structuur van het landschap en geen afbreuk wordt gedaan aan de aanwezige waarden. Hiermee wordt gezorgd voor een goede landschappelijke inpassing. De weergegeven schema's geven de bouw- en gebruiksmogelijkheden weer voor woonhuizen, bedrijven en agrarische bedrijven die bij recht toegestaan worden en die toegestaan zijn met een afwijkingsmogelijkheid of wijzigingsbevoegdheid waarbij een erfinrichtingsplan wordt geëist.

afbeelding "i_NL.IMRO.0070.BPBUITENGEBIED2013-VAS2_0014.jpg"

Mogelijkheden bij recht en met erfinrichtingsplan (groene rand) voor woonhuizen en bedrijfsgebouwen in het buitengebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0070.BPBUITENGEBIED2013-VAS2_0015.jpg"

Mogelijkheden bij recht voor agrarische bedrijven in het buitengebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0070.BPBUITENGEBIED2013-VAS2_0016.jpg"

Mogelijkheden met erfinrichtingsplan voor agrarische bedrijven in het buitengebied

Eisen erfinrichtingsplan
Hieronder zijn de eisen weergegeven waaraan het erfinrichtingsplan minimaal moet voldoen. Eén daarvan is dat bij het maken van het erfinrichtingsplan aansluiting gezocht moeten worden op de landschappelijke kenmerken zoals genoemd in de vorige paragraaf 5.1.4.1 Landschappelijke kenmerken. Datzelfde geldt ook daar waar advies wordt gevraagd van de adviescommissie 'De Nije Pleats' (zie paragraaf 3.4.1 Streekplan Om de kwaliteit van de romte, onderdeel landbouw).

Doelstelling van het erfinrichtingsplan is het ontwikkelen van een totaalvisie door middel van schetsoverleg. Hierbij wordt aangegeven op welke wijze ingezet kan worden op een kwalitatief hoogwaardige ontwikkeling die past binnen het landschap. Bij ontwikkelingen die de omvang van een agrarisch bouwvlak van 1,5 hectare overschrijden, dient tevens de adviescommissie 'De Nije Pleats' ingeschakeld te worden.

Het maken van het erfinrichtingsplan is maatwerk. De volgende aandachtspunten zijn van belang bij het maken van het erfinrichtingsplan:

Inrichting erf:

  • onderscheid tussen het voorerf en het achtererf;
  • onderscheid tussen oorspronkelijke erf en nieuwe erf;
  • behoud bestaande waardevolle bomen en beplanting;
  • het toepassen van inheemse beplanting;
  • aansluiting van het beplantingsprincipe op de kwaliteiten van het landschap. Onderscheid: aandijkingen, kwelderwallen, kweldervlakten, terpengebied.

Waterberging:

  • behoud bestaande omgrachting of herstel van oorspronkelijke grachten;
  • versterken van de ruimtelijke structuur van bestaande kreekvormige of radiaalvormige watergangen door verbreding van bestaande watergangen;
  • versterking van ecologische waarden door de aanleg van ecologische oevers, vijvers en, kikkerpoelen, et cetera.

Ruimtegebruik van de bebouwing:

  • het hergebruik van bestaande bebouwing en behoud van karakteristieke panden;
  • het inpassen van lage bebouwing, zoals sleufsilo's, door middel van hoogteverschillen en taluds;
  • het inpassen van tijdelijke functies, zoals kamperen in het open landschap door middel van grond wallen rondom het terrein of door middel van pluksgewijze beplanting;
  • het beperken van de hoogte van de agrarische bebouwing door dubbelgebruik, zoals inpandige mestopslag, situering van zonnepanelen op het dak, de situering van voerpaden aan de buitenzijde van de stallen;
  • sloop van ongebruikte verouderde bebouwing;
  • een nadere geleding van de kap van grootschalige agrarische bebouwing.


In onderstaande figuren zijn de profielen van de landschappelijke inpassing per landschapstype weergegeven. De profielen geven de principes weer die toegepast kunnen worden. De uiteindelijke vormgeving is maatwerk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0070.BPBUITENGEBIED2013-VAS2_0017.jpg"

Principes landschappelijke inpassing per landschapstype

afbeelding "i_NL.IMRO.0070.BPBUITENGEBIED2013-VAS2_0018.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0070.BPBUITENGEBIED2013-VAS2_0019.jpg"

Alternatief met kwaliteitsoverleg

afbeelding "i_NL.IMRO.0070.BPBUITENGEBIED2013-VAS2_0020.jpg"

Zonder erfinrichtingsplan

afbeelding "i_NL.IMRO.0070.BPBUITENGEBIED2013-VAS2_0021.jpg"

Met erfinrichtingsplan