direct naar inhoud van Artikel 27 Water
Plan: Buitengebied 2013
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0070.BPBUITENGEBIED2013-VAS2

Artikel 27 Water

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 5.26 Water in de toelichting.

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sloten, vaarten en daarmee gelijk te stellen waterlopen ten behoeve van de wateraanvoer en -afvoer, de waterberging, het behoud van de natuurlijke en landschappelijke waarden en de recreatievaart;
  • b. sloten, grachten en daarmee gelijk te stellen waterlopen ten behoeve van het behoud van de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de wateraanvoer en -afvoer en de waterberging, indien het gronden betreft ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van water - waardevolle waterloop”;
  • c. recreatief medegebruik van het water en de oevers;

met de daarbijbehorende:

  • d. kaden, dijken en oeverstroken;
  • e. bruggen, dammen, gemalen en duikers;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. kleinschalige duurzame energieopwekking;
  • h. paden;
  • i. bestaande aanleggelegenheden, steigers, walbeschoeiingen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken;
  • j. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek", de instandhouding van de bestaande karakteristieke waarden van bouwwerken wordt nagestreefd, zoals die zijn beschreven in Bijlage 5 van de toelichting.

27.2 Bouwregels
27.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

27.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de doorvaarthoogte van bruggen zal ten hoogste 2,50 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte, breedte en lengte van de aanleggelegenheden, steigers, walbeschoeiingen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken zullen ten hoogste de bestaande afmetingen bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
27.3 Afwijken van de bouwregels
27.3.1 Aanleggelegenheden, steigers, walbeschoeiingen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 27.2.2 onder b in die zin dat de bestaande afmetingen van de aanleggelegenheden, steigers, walbeschoeiingen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken worden gewijzigd dan wel dat nieuwe aanleggelegenheden, steigers, walbeschoeiingen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken worden gebouwd, mits:

  • a. de bouwhoogte van een aanleggelegenheid, steiger, walbeschoeiing of een naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerk ten hoogste 2,00 m zal bedragen gerekend vanaf het waterpeil;
  • b. de breedte van een steiger of een naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerk ten hoogste 1,50 m zal bedragen;
  • c. de lengte van een aanleggelegenheid, steiger of een naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerk ten hoogste 10,00 m zal bedragen;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de functie van het water ten behoeve van de recreatievaart, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
27.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in aanvulling op het gestelde in Artikel 45 in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van de gronden als permanente ligplaats voor vaartuigen en/of woonschepen.
27.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
27.5.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • het (gedeeltelijk) verwijderen van karakteristieke bouwwerken, ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek".
27.5.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 27.5.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
27.5.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend, indien:

  • a. de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is;
  • b. het delen van een bouwwerk betreft die op zichzelf niet karakteristiek zijn en waarbij door verwijdering daarvan de karakteristieke waarden van het bouwwerk niet onevenredig wordt aangetast.