direct naar inhoud van Artikel 4 Bedrijventerrein
Plan: Minnertsga Bedrijventerrein Bosdykje Fase 3
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0063.060509-VA01

Artikel 4 Bedrijventerrein

 

4. 1.       Bestemmingsomschrijving

 

De voor “Bedrijventerrein” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.    bedrijfsgebouwen ten behoeve van:

1.    bedrijven, welke zijn genoemd in de bijlage onder de categorieën 1 en 2, ter plaatse van de aanduiding “bedrijf ten hoogste tot en met categorie 2”;

2.    bedrijven, welke zijn genoemd in de bijlage onder de categorieën 1, 2 en 3a, ter plaatse van de aanduiding “bedrijf ten hoogste tot en met categorie 3a”;

met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven;

3.    dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen;

b.    aan- en uitbouwen en bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen;

met de daarbijbehorende:

c.    wegen en paden;

d.    groenvoorzieningen;

e.    parkeervoorzieningen;

f.     erfbeplanting;

g.    openbare nutsvoorzieningen;

h.    water;

i.      erven en terreinen;

j.      bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4. 2.       Bouwregels

4. 2. 1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

a.    als gebouw mogen uitsluitend worden gebouwd:

1.    bedrijfsgebouwen;

2.    aan- en uitbouwen en bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen, met dien verstande dat voor het bouwen van de bedrijfswoning ontheffing van het bepaalde in lid 4.4. sub a is verleend;

b.    het bebouwingspercentage zal per bouwperceel ten hoogste 80% bedragen.

4. 2. 2. Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

a.    de afstand van een bedrijfsgebouw tot de weg zal ten minste 10,00 m bedragen;

b.    de afstand van een bedrijfsgebouw tot de zijdelingse bouwperceelgrens zal ten minste 3,00 m bedragen;

c.    de goothoogte van een bedrijfsgebouw zal ten hoogste 6,00 m bedragen;

d.    de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw zal ten hoogste 10,00 m bedragen.

4. 2. 3. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

a.    de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen in of achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel in of achter het verlengde daarvan worden gebouwd;

b.    de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zal per bedrijfswoning ten hoogste 60 m² bedragen;

c.    de goothoogte van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping zal ten hoogste 3,00 m bedragen;

d.    de dakhelling van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping zal ten hoogste 80° bedragen.

4. 2. 4. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

-       de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 10,00 m bedragen.

4. 3.       Nadere eisen

 

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

4. 4.       Ontheffing van de bouwregels

 

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een goede landschappelijke inpassing, de milieusituatie, het bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, ontheffing verlenen van:

a.    het bepaalde in lid 4.2.1. sub a en toestaan dat bedrijfswoningen worden gebouwd, met dien verstande dat:

1.    voor het bouwen van bedrijfswoningen de volgende regels gelden:

-       een bedrijfswoning zal vrijstaand worden gebouwd;

-       per bedrijf zal ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd;

-       de afstand van een bedrijfswoning tot de weg zal ten minste 5,00 m bedragen;

-       de oppervlakte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 120 m² bedragen;

-       de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 6,00 m bedragen;

-       een bedrijfswoning zal worden voorzien van een kap waarvan de dakhelling ten minste 30° en ten hoogste 60° zal bedragen;

-       indien ter plaatse de aanduiding “bedrijfswoning” is aangegeven, mag een bedrijfswoning uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de betreffende aanduiding “bedrijfswoning”. Voor de overige bouwpercelen dienen de bedrijfswoningen aan de ontsluitingsweg te worden gesitueerd;

2.    de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.

b.    het bepaalde in lid 4.2.2. sub a en toestaan dat de afstand van een bedrijfsgebouw tot de weg wordt verkleind tot ten minste 5,00 m, mits:

1.    over de halve aaneengesloten breedte van een bouwperceel geen bedrijfsgebouwen worden gebouwd;

2.    de breedte van de naar de weg gekeerde gevel van een bedrijfsgebouw ten hoogste 10,00 m zal bedragen;

c.    het bepaalde in lid 4.2.2. sub b en toestaan dat de afstand van een bedrijfsgebouw tot de zijdelingse bouwperceelgrens wordt verkleind;

d.    het bepaalde in lid 4.2.2. sub c en d en toestaan dat de goot- en/of bouwhoogte van een bedrijfsgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 12,00 m.

4. 5.       Specifieke gebruiksregels 

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.    het gebruik van de gronden en bouwwerken voor uitoefening van detailhandel;

b.    het gebruik van de gronden zodanig dat de oppervlakte van een bouwperceel meer bedraagt dan 2.500 m².

4. 6.       Ontheffing van de gebruiksregels 

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, ontheffing verlenen van:

a.    het bepaalde in lid 4. 1. sub a onder 1 juncto artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening en toestaan dat, ter plaatse van de aanduiding “bedrijf ten hoogste tot en met categorie 2”, tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de bijlage onder de categorieën 1 en 2, mits:


-       het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in de bijlage, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd of bedrijven die wel zijn genoemd in de bijlage onder een hogere categorie dan 2, maar in een individueel geval een lagere milieubelasting hebben;

- het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;

b.    het bepaalde in lid 4. 1. sub a onder 2 juncto artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening en toestaan dat, ter plaatse van aanduiding “bedrijf ten hoogste tot en met categorie 3a”, tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de bijlage onder de categorieën 1,  2 en 3a, mits:

-       het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in de bijlage, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd of bedrijven die wel zijn genoemd in de bijlage onder een hogere categorie dan 3a, maar in een individueel geval een lagere milieubelasting hebben;

-  het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;

c.    het bepaalde in lid 4. 5. sub a juncto artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening en toestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruikt voor de uitoefening van productiegebonden detailhandel, mits:

1.    de verkoopvloeroppervlakte ten hoogste 10% van de gezamenlijke vloeroppervlakte aan bedrijfsgebouwen zal bedragen, met een maximale oppervlakte van 50 m²;

2.    het geen detailhandel in voedings- en genotmiddelen betreft;

d.    het bepaalde in lid 4. 5. sub a juncto artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening en toestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruikt voor de uitoefening van perifere detailhandel, mits:

1.     het geen detailhandel in voedings- en genotmiddelen betreft, mits:

2.    er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het winkelapparaat in de diverse kernen;

e.    het bepaalde in lid 4. 5. sub b juncto artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening en toestaan dat de oppervlakte van een bouwperceel wordt vergroot tot ten hoogste 3.500 m², mits:

-       de bedrijfstechnische noodzaak aangetoond wordt dan wel wordt aangetoond dat de aard van het bedrijf zodanig is dat er een groter ruimtebeslag noodzakelijk is.