direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Hollum - Vakantiepark Boomhiemke
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0060.20211037-ON01

Toelichting

Ameland

bestemmingsplan

identificatie   planstatus    
identificatiecode:   datum:   status:  
NL.IMRO.0060.20211037-ON01    29-09 2021   concept  
  19-01-2022   voorontwerp  
projectnummer:   10-03-2022   ontwerp  
20211037     vastgesteld  
     
opdrachtleider:      
     
     
     

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Vakantiepark Boomhiemke is de laatste jaren geherstructureerd. Het kampeerterrein is verkaveld, is opnieuw ingericht en er zijn nieuwe stacaravans geplaatst en chalets gebouwd. Het gebied ten noorden van de straat Vuurtorenpark-Noord heeft nu deels de bestemming 'Recreatie - Chalets 1' en deels de bestemming 'Recreatie - Kampeerterrein'. Aan de noordkant van Vuurtorenpark-Noord is een deel van het terrein nog onbebouwd (13 kavels). Volgens het geldende bestemmingsplan kunnen op deze kavels stacaravans (kampeermiddelen) worden geplaatst. Het voornemen is om hier 8 chalets te realiseren De bestemming dient daarvoor gewijzigd te worden van 'Recreatie-Kampeerterrein' naar 'Recreatie-Chalets 1'. Onderhavig bestemmingsplan voorziet hierin.

Enkele jaren geleden is de huidige exploitant begonnen met werkzaamheden om de resterende onbebouwde kavels te bebouwen. Deze werkzaamheden waren in strijd met het bestemmingsplan. De reeds strijdig geplaatste objecten (9 stuks) worden met dit nieuwe bestemmingsplan gelegaliseerd. Voor de overige nog te bebouwen kavels geldt dat het nu voorliggend stedenbouwkundig plan (met als datum 18-03 2021) als leidraad geldt voor de invulling van het nog onbebouwde terreingedeelte.

De bouw van chalets is op grond van het huidige bestemmingsplan niet mogelijk. Dit bestemmingsplan beoogt de realisatie van chalets in planologische zin mogelijk te maken.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied maakt deel uit recreatiepark Boomhiemke, één van de recreatieterreinen gelegen ten noorden van het dorp Hollum. De recreatieterreinen liggen aan de Verbindingsweg/Oranjeweg, een van de belangrijkste oost-west lopende ontsluitingswegen op Ameland. De hoofdontsluiting van de terreinen wordt gevormd door het noord-zuid lopende Jan Roepespad, dat in het verlengde ligt van de Oranjeweg in Hollum. Onderhavig bestemmingsplan ligt ten noorden van de straat Vuurtorenpark-Noord.

Onderstaande figuur geeft de ligging weer van de 9 kavels die met dit plan gelegaliseerd zullen worden. alsmede de nog onbebouwde 13 kavels waarop 8 nieuw chalets worden gerealiseerd. De oppervlakte van het plangebied van dit bestemmingsplan bedraagt in totaal circa 0,6 ha.

afbeelding "i_NL.IMRO.0060.20211037-ON01_0001.jpg"

Figuur: situatie ten noorden van de straat Vuurtorenpark-Noord met reeds gerealiseerde chalets en de nog onbebouwde kavels

afbeelding "i_NL.IMRO.0060.20211037-ON01_0002.jpg"

Figuur: ligging plangebied

1.3 Vigerende regeling

Het plangebied is geregeld in het bestemmingsplan Recreatieterreinen Hollum, vastgesteld 23 april 2012. Het plangebied heeft de bestemming 'Recreatie - Kampeerterrein'. Op een kampeerterrein zijn 'kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf'toegestaan. Hier worden ook stacaravans tot gerekend. Chalets zijn binnen deze bestemming niet toegestaan. Ten noorden en zuiden van het plangebied komt de bestemming 'Recreatie - Chalets 1' voor. Deze gronden zijn bedoeld voor chalets en aan-en uitbouwen en bijgebouwen.

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 staat een beschrijving van het relevante beleidskader. Hoofdstuk 3 gaat in op de huidige situatie en de toekomstige ontwikkeling. De omgevingsaspecten zijn in hoofdstuk 4 opgenomen. In hoofdstuk 5 vindt een toelichting plaats op de juridische regeling. Hoofdstuk 6 tenslotte gaat in op de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Rijksbeleid

2.1.1 Nationale Omgevingsvisie

De Omgevingswet bundelt alle huidige wetten over de leefomgeving. Daarbij hoort ook 1 Rijksvisie op de leefomgeving: de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) naar de Tweede Kamer gestuurd. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan grote opgaven waardoor Nederland de komende 30 jaar verandert. Dit betreft onder meer:

Bij de opgaven wordt altijd rekening gehouden met een gezonde bodem, schoon water, behoud van biodiversiteit en een aantrekkelijke leefomgeving. De Nationale Omgevingsvisie schets een duurzaam perspectief voor onze leefomgeving. Op het niveau van dit bestemmingsplan biedt de NOVI geen concrete aandachtspunten.

2.1.2 Ladderonderbouwing

Ladder voor duurzame verstedelijking

Ieder bestemmingsplan dat nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maakt, moet een verantwoording bevatten van de ladder voor duurzame verstedelijking (art. 3.1.6. lid 2 Bro). De ladder voor duurzame verstedelijking is een instrument voor efficiënt ruimtegebruik. Voor binnenstedelijke projecten moet de behoefte worden beschreven. Voor ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied, moet worden gemotiveerd waarom niet binnenstedelijk in de behoefte kan worden voorzien.

Met de huidige bestemming is het mogelijk om standplaatsen voor kampeermiddelen (waaronder stacaravans) te realiseren. De voorgenomen ontwikkeling betreft dus niet zo zeer een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Wel wordt de ontwikkeling anders ingevuld. Een bestemmingsplanwijziging naar 'Recreatie - Chalets 1' leidt tot meer diversiteit op vakantiepark Boomhiemke en een ruimere opzet met kwalitatief hoogwaardige objecten. Er is sprake van een kwaliteitsverbetering ten opzichte van het handhaven van de huidige bestemming ('Recreatie - kampeerterrein'), waarbij meer van dezelfde objecten op kleinere afstand tot elkaar kunnen worden geplaatst. De ontwikkeling vindt plaats binnen de plangrenzen van het voor verblijfsrecreatie bestemde gebied. De ontwikkeling heeft geen extra ruimtebeslag tot gevolg. Er is aldus sprake van zorgvuldig ruimtegebruik.

2.2 Provinciaal beleid

Verordening Romte Fryslân

Op 25 juni 2014 is de Verordening Romte Fryslân vastgesteld. In de verordening zijn regels opgesteld die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in gemeentelijke ruimtelijke plannen. Vervolgens is op 18 februari 2015, tegelijk met de vaststelling van de Beleidsnotitie Romte foar Sinne, de 1e partiële herziening van de verordening vastgesteld. Op 21 februari 2018 is de wijzigingsverordening ‘Verordening Romte Fryslân 2014’ vastgesteld. Deze wijzigingsverordening is op 28 maart 2018 in werking getreden. In de geconsolideerde versie van de Verordening Romte Fryslân 2014, is de wijzigingsverordening, zoals vastgesteld op 21 februari 2018, verwerkt. Daarnaast zijn een aantal tekstkaders opgenomen met een toelichting op de wijzigingen.

Artikel 5.7 Waddeneilanden vermeldt: In de toelichting op een ruimtelijk plan waarin een nieuwe of een uitbreiding van een bestaande recreatieve voorziening op of bij een Waddeneiland is opgenomen, wordt onderbouwd op welke wijze is gezorgd voor stabilisatie van de totale recreatiedruk per eiland en rekening is gehouden met de landschappelijke en natuurlijke waarden.

Het gebied ten noorden van de straat Vuurtorenpark-Noord heeft nu deels de bestemming 'Recreatie Chalets 1' en deels de bestemming 'Recreatie - Kampeerterrein'. In onderhavig bestemmingsplan wordt voor het plangebied de bestemming 'Recreatie - Kampeerterrein' gewijzigd in Recreatie - Chalets 1. Het totaal aantal standplaatsen neemt af. Daardoor is er geen sprake van toename van de recreatiedruk op het eiland. Omdat de chalets gerealiseerd worden op een al bestaand recreatieterrein is er geen sprake van aantasting van landschappelijke en natuurlijk waarden.

2.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Ameland

De Structuurvisie Ameland (vastgesteld op 28 november 2011) heeft de primaire opgave het huidig gemeentelijk beleid integraal te vertalen. De wens voor een Structuurvisie hangt direct samen met de actualisering van een groot aantal bestemmingsplannen. Met de Structuurvisie kan er binnen de bestemmingsplannen sturing worden gegeven aan de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen op het eiland. De visie voor Ameland is het toekomstbeeld voor de gemeente tot aan 2020.

Kwaliteitsverbetering en seizoensverlenging staan centraal in het toeristisch beleid. De gemeente wenst de huidige kwaliteit van het toeristisch product te borgen en te verbeteren en streeft naar behoud van diversiteit in het aanbod van vakantieverblijven. Tegelijkertijd wenst de gemeente de ruimtelijke kwaliteit van het eiland te bewaren. een verdere groet in het hoogseizoen heeft niet de prioriteit. De gemeente zet in op seizoensverlenging.

De voorgenomen planontwikkeling op Boomhiemke past binnen de hoofdlijnen van beleid voor toerisme en recreatie, zoals verwoord in de Structuurvisie.

Nota verblijfrecreatief beleid gemeente Ameland 2016-2020 (partieel gewijzigd 20 september 2021)

De nota verblijfsrecreatief beleid (Verblijfsrecreatie op Ameland, gevarieerd, flexibel en betaalbaar) geeft richting aan ruimtelijke ontwikkelingen in de verblijfsrecreatiesector.

Het doel van de nota is het ontwikkelen van nieuw beleid dat kan dienen als afwegingskader voor toekomstige ruimtelijke ontwikkeling in de verblijfsrecreatieve sector op Ameland. Om deze doelstelling te behalen is gewerkt aan de hand van de volgende onderzoeksvraag: Welke ontwikkelingen wil en kan de gemeente Ameland toestaan en/of bewerkstelligen in de verblijfsrecreatieve sector en hoe kunnen deze ontwikkelingen beleidsmatig worden ingevuld?

De gemeente Ameland hecht aan het behoud van diversiteit in het aanbod van vakantieverblijven. Een verdere groei in het hoogseizoen heeft niet de prioriteit, seizoensverlenging daarentegen blijft het streven. Ondernemers moeten de kans hebben om te investeren in kwaliteitsverbetering. Het eventuele verlies aan bedden kan men deels compenseren (eventueel en onder voorwaarden) met een beperkte uitbreiding. Het omzetten in andere verblijfsrecreatieve functies is in principe mogelijk zolang de veerkracht van Amelander economie niet negatief wordt beïnvloed. Nieuwe verblijfsrecreatieve bestemmingen blijven beperkt tot bijzondere situaties, zoals aansluitend bij gemeentelijke speerpunten en wanneer ondernemers nieuwe markten kunnen aanboren. Randvoorwaarde is altijd een goede ruimtelijke inpassing. Innovatieve ideeën op het gebied van verblijfsrecreatie zullen door de gemeente in beginsel positief benaderd worden. De gemeente wil het onttrekken aan de verhuur zoveel mogelijk bestrijden.

De voorgenomen planontwikkeling op Boomhiemke past binnen de hoofdlijnen van beleid voor verblijfsrecreatie op Ameland, zoals verwoord in de Nota verblijfrecreatief beleid gemeente Ameland 2016-2020.

Hoofdstuk 3 Beschijving voorgenomen ontwikkeling

3.1 Huidige situatie

Het recreatiepark Boomhiemke is van oudsher een samenvoeging van een aantal verschillende parken en campings. Dat is ook nu nog goed zichtbaar in de variatie en de inrichting van de verschillende delen van het recreatiepark. Vakantiepark Boomhiemke ligt aan de voet van de Hollumer Duinen, pal naast het natuurgebied de Jan Roepesheide. Met zijn 200 bungalows en 400 stacaravans is Boomhiemke één van de grootste vakantielocaties van Ameland.

Het plangebied van dit bestemmingsplan bestaat deels uit nog onbebouwde gronden bedoeld voor stacaravans. Deels zijn al chalets gerealiseerd binnen het plangebied. In de directe omgeving van het plangebied zijn chalets dan wel stacaravans gesitueerd.

3.2 Toekomstige ontwikkeling

Het stedenbouwkundig plan voorziet in de bouw van 8 chalets. Door voor het nog te ontwikkelen gebied de bestemming 'Recreatie - Chalets 1' te laten gelden voor alle kavels wordt gestuurd op een type bebouwing die de kwaliteit (zowel ruimtelijk als qua accommodaties) en toekomstwaarde ten goede komt. Een bestemmingsplanwijziging naar 'Recreatie - Chalets 1' leidt tot meer diversiteit op vakantiepark Boomhiemke en een ruimere opzet met kwalitatief hoogwaardige objecten. Er is sprake van een kwaliteitsverbetering ten opzichte van het handhaven van de huidige bestemming ('Recreatie - Kampeerterrein'), waarbij meer van dezelfde objecten op kleinere afstand tot elkaar kunnen worden geplaatst.

Binnen het plangebied zijn reeds 9 chalets gerealiseerd. Deze worden met dit bestemmingsplan onder een actuele juridische regeling gebracht.

Met de voorgestane bestemmingsplanwijziging worden kwalitatief hoogwaardigere accommodatie toegestaan. Het gebied ten noorden van Vuurtorenpark-Noord heeft nu deels de bestemming 'Recreatie - Chalets 1' en deels de bestemming ‘Recreatie - Kampeermiddelen’. Chalets dienen een vooraf bepaalde onderlinge afstand te hebben, en kunnen als gebouw worden gebouwd. Voor het plaatsen van stacaravans (kampeermiddelen) gelden bouwregels, maar geldt niet een minimale onderlinge afstand. De onderlinge afstand voor de chalets bedraagt ten minste 6 meter. Binnen het plangebied worden zowel 4 persoons - als 8 persoons chalets gebouwd. De oppervlakte van de recreatieve verblijven, met inbegrip van de bijbehorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen, is maximaal 80 m².

Terreininrichting

Voor de terreininrichting wordt uitgegaan van gebiedseigen kenmerken en materialen, zodat het karakter van een duinlandschap herkenbaar blijft. Bestaande bomen blijven gehandhaafd. Meidoorn, grove den en grassen worden gebruikt voor de verdere inrichting. Verder wordt gewerkt met afscheidingen van houten palen en groene keerwanden om hoogteverschillen op te lossen. Met de aanleg van duintjes en dergelijke wordt aangesloten op de omgeving. Het terrein krijgt daardoor een natuurlijke uitstraling en voegt zich in de omgeving.

Parkeren

Op vakantiepark Boomhiemke is voor de 4-persoons chalets één parkeerplaats per chalet beschikbaar. Voor de 8-persoons chalets zijn er per chalet drie parkeerplaatsen beschikbaar. Er kan bij de verblijven geparkeerd worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0060.20211037-ON01_0003.jpg"

Figuur: Terreinontwerp (Bron: Factor architecten, 18-03 2021)

afbeelding "i_NL.IMRO.0060.20211037-ON01_0004.jpg"

Figuur: verkaveling (Bron: Factor architecten, 18-03 2021)

afbeelding "i_NL.IMRO.0060.20211037-ON01_0005.jpg"

Figuur: bebouwd oppervlakte (Bron: Factor architecten, 18-03 2021)

afbeelding "i_NL.IMRO.0060.20211037-ON01_0006.jpg"

Figuur: Impressie chalets (Bron: Factor architecten, 18-03 2021)

afbeelding "i_NL.IMRO.0060.20211037-ON01_0007.jpg"

Figuur: Impressie chalets (Bron: Factor architecten, 18-03 2021)

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Vormvrije merbeoordeling

Beleid en Normstelling

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.

Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.

  • Voor de ontwerp-bestemmingsplanfase moet een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen. Deze beslissing wordt als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen.
  • Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. Het bevoegd gezag dient binnen zes weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing hoeft echter niet gepubliceerd te worden.

Onderzoek

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van permanente kampeer- en caravanterreinen m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op:

  • 250.000 bezoekers of meer per jaar,
  • een oppervlakte van 25 hectare of meer,
  • 100 ligplaatsen of meer of
  • een oppervlakte van 10 hectare of meer in een gevoelig gebied.

(Zie Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D 10). De beoogde ontwikkeling bestaat uit de bouw van 8 chalets. De reeds strijdig geplaatste objecten (9 stuks) worden met dit nieuwe bestemmingsplan gelegaliseerd. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde. Dit betekent wel dat een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' noodzakelijk is. De vormvrije m.e.r. beoordeling is als bijlage 1 aan het ontwerpbestemmingsplan toegevoegd.

Uit de vormvrije m.e.r. beoordeling blijkt dat het plangebied niet is gelegen in kwetsbaar gebied en/of gebied met een beschermde status. Verder leiden de aard en omvang van het project niet tot belangrijke nadelige milieugevolgen. Het doorlopen van een volledige m.e.r.-procedure is niet noodzakelijk

4.2 Milieuzonering

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieu-hinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. In bepaalde gevallen kan gemotiveerd worden dat er geen sprake is van een 'rustige woonwijk', maar van een 'gemengd gebied'. Dit is bijvoorbeeld het geval bij een lint in een dorpskern waar meerdere functies naast elkaar zitten. Of bij een gebied dat langs een drukke ontsluitingsweg ligt. Bij een 'gemengd gebied' kunnen de richtafstanden met 1 afstandsstap verkleind worden. Uitzondering hierop is de richtafstand voor externe veiligheid. Deze wordt niet verkleind.

Onderzoek en conclusies

In en in de directe omgeving van het plangebied zijn geen bedrijven aanwezig, anders dan tot het recreatiepark behorende bedrijvigheid, zoals een café/restaurant. Het aspect 'bedrijven en milieuzonering' vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.3 Archeologie

Toetsingskader

Rijk en provincie stellen zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologisch erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken.

Doelstelling van het Verdrag van Valetta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.

Onderzoek en conclusies

In het kader van het bestemmingsplan Recreatieterreinen Hollum (vastgesteld 23 april 2012) is ter plaatste van het plangebied van de voorgenomen ontwikkeling een archeologisch onderzoek uitgevoerd. (Archeologisch bureau- en inventariserend veldonderzoek Vakantiepark Boomhiemke, Jan Roepespad 4 te Hollum, gemeente Ameland (FR)). Op basis van de onderzoeksgegevens wordt de kans op het aantreffen van archeologische resten zeer gering geacht Er werd destijds geen vervolgonderzoek aanbevolen. Een archeologisch onderzoek in het kader van dit bestemmingsplan is daarom niet nodig. Wel is op grond van het destijds uitgevoerde onderzoek (MUG rapport 2011-105) ter hoogte van boring 3 een dubbelbestemming 'Waarde- Archeologie' opgenomen.

4.4 Cultuurhistorie

Toetsingskader

De regering heeft in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vastgelegd dat gemeenten vanaf 1 januari 2012 in hun bestemmingsplannen rekening moeten houden met aanwezige cultuurhistorische waarden. Burgers krijgen hiermee het recht om bij de planning van bouwwerkzaamheden aan te geven of er cultureel erfgoed wordt geraakt.

Onderzoek en conclusie

Binnen het plangebied is geen sprake van elementen, objecten of structuren met een cultuurhistorische betekenis. Het aspect 'cultuurhistorie' staat de voorgenomen planontwikkeling niet in de weg.

4.5 Bodem

Toetsingskader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient er in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat als de bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig gesaneerd wordt, dat het kan worden gebruikt voor de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen worden bij voorkeur op schone grond gerealiseerd. Verdachte plekken met betrekking tot de kwaliteit van de bodem dienen in het kader van de Wet bodembescherming bij ruimtelijke plannen en projecten te worden gesignaleerd vanuit een goede ruimtelijke ordening.

Onderzoek en conclusie

De gronden zijn in de huidige regeling geschikt bevonden voor kamperen. De omzetting van de bestemming 'Recreatie - Kampeerterrein' naar 'Recreatie - Chalets 1' mag dan ook als verantwoord worden beschouw uit oogpunt van bodemkwaliteit. Het aspect 'bodem' staat de voorgenomen planontwikkeling niet in de weg.

4.6 Water

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening moeten ruimtelijke plannen voorzien zijn van een waterparagraaf. Hiervoor wordt het proces van de watertoets doorlopen. Bij het watertoetsproces gaat het om het hele proces van vroegtijdig meedenken, informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het waterschap beoordeelt wat de invloed van het project is op de waterhuishouding en geeft een wateradvies. Waterhuishoudkundige consequenties van een plan mogen niet op de omgeving worden afgewenteld. Het waterschap streeft ernaar de ingrepen binnen een peilgebied water neutraal te houden. Wateraspecten die met een specifiek instrument kunnen worden geregeld, worden in de watertoets wel gesignaleerd, maar niet geregeld.

Infiltratie hemelwater

Het plangebied ligt in een gebied waar de ondergrond bestaat uit duinvaaggronden en vlakvaaggronden, bestaande uit leemarm en zwak lemig fijnzand. Deze ondergrond leent zich in principe voor infiltratie van hemelwater. Een andere factor die bij infiltratie in de ondergrond van belang is, is de grondwaterstand. De gemiddelde laagste grondwaterstand in het gebied is dieper dan 120cm, de gemiddelde hoogste grondwaterstand in het gebied is 40-80cm. In natte perioden kan bij een hoge grondwaterstand het water minder goed infiltreren in de ondergrond. In de bestaande situatie stroomt het hemelwater van de chalets en stacaravans op het maaiveld af. Er wordt geen hemelwater verzameld in een rioolstelsel. Het terrein is in het verleden geëgaliseerd. Met de aanleg van duintjes en dergelijke wordt aangesloten op de omgeving. Door gebruik te maken van grindkoffers of infiltratiekratten, kan de infiltratie goed verlopen. Er moet voor worden gezorgd dat de chalets niet in kommen worden neergezet. Bij extreme neerslag kan het water zich in deze kommen verzamelen, wat tot wateroverlast kan leiden.

Waterberging

Direct ten zuiden van de weg Vuurtorenpark-Noord is een wadi aangelegd. Hierdoor wordt voorzien in waterberging. Deze wadi staat onder normale omstandigheden droog en kan worden voorzien van gras. Bij extreme neerslag kan het water vanaf deverhardingen afstromen naar de wadi en vanaf daar langzaam wegzakken in de ondergrond. Door het realiseren van een koppeling met een nabijgelegen watergang kan de wadi overstorten wanneer de waterstand in de wadi te hoog wordt.

Watercompensatie

Het verhard oppervlakte ten gevolge van de de bouw van 8 chalets bedraagt 583 m2. In de huidige situatie zijn echter stacaravans toegestaan, waarbij het aantal niet is gemaximeerd. Hierdoor zal er geen sprake zijn van een toename van verhard oppervlakte.

Watertoets

Via www.dewatertoets.nl is het plan op 27 september 2021 aangemeld bij het Wetterskip Fryslân. Zie ook bijlage 2. Uit de vergunningencheck blijkt dat de korte procedure gevolgd moet worden. Het onderdeel 'Achtergrondsinformatie' beschrijft de relevante wateraspecten op basis van geraakte kaartlagen en beantwoorde vragen en is onderdeel van genoemde bijlage.

4.7 Geluid (wegverkeerslawaai)

Toetsingskader

Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd.

Indien niet aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan, kan het bevoegd gezag - in de meeste gevallen de gemeente - hogere grenswaarden vaststellen. Hiervoor geldt een bepaald maximum, de uiterste grenswaarde genoemd. Bij de vaststelling van hogere grenswaarden moet worden afgewogen of bronmaatregelen of maatregelen in de overdrachtssfeer kunnen worden getroffen.

Onderzoek en conclusie

Voor een weg buiten de bebouwde kom, bestaande uit twee rijstroken, bedraagt de omvang van de geluidszone 250 meter. Het plangebied ligt niet binnen de geluidzone van een dergelijke weg. Daarnaast zijn chalets -in het kader van de Wet geluidhinder (Wgh)- geen geluidgevoelige objecten. Het aspect 'geluid' staat de voorgenomen planontwikkeling niet in de weg.

4.8 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijnstof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijnstof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.1 weergegeven.

Tabel: Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

Stof   Toetsing van   Grenswaarde  
stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
fijn stof (PM10)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³  
fijn stof (PM2,5)   jaargemiddelde concentratie   25 µg /m³  

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een plan heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een plan valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

Onderzoek en conclusie

In dit plan wordt de realisatie van 8 chalets toegestaan met een oppervlakte van maximaal 80 m2 per chalet. Het aantal vervoersbewegingen die de voorgestane ontwikkeling met zich mee brengt is veel geringer dan het aantal vervoersbewegingen ten gevolge van de toetsing vrijgestelde categorieën zoals hierboven genoemd. De conclusie is dan ook dat de voorgestane ontwikkeling dit plangebied, niet in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

Daarnaast blijkt uit de metingen van de luchtkwaliteit van de Provincie Fryslân dat er geen sprake is van overschrijding van luchtkwaliteitsnormen binnen de provincie. op grond van prognose van de luchtkwaliteit in 2020 in de provincie Fryslân langs de 6 belangrijkste provinciale wegen kan geconcludeerd worden dan ook in de toekomstige situatie de concentraties duidelijk onder de gestelde normen blijven voor het jaargemiddelde. Tevens blijkt dat het aantal dagen waarbij het 24-uursgemiddelde wordt overschreden ver beneden de toegestane 35 dagen ligt. (Bron: NRG, Luchtkwaliteit Provinciale Wegen (prognose 2020)

Problemen aangaande de luchtkwaliteit, zoals overschrijdingen van een grenswaarde, worden, gelet op de voorgenomen ontwikkeling en de bestaande luchtkwaliteit, dan ook niet verwacht. Op basis van artikel 5.16, lid 1, aanhef en onder c kan het project zonder nader onderzoek doorgang vinden. De voorgestane ontwikkeling wordt dan ook niet belemmerd door het aspect luchtkwaliteit.

4.9 Ecologie

4.9.1 Toetsingskader

Wet natuurbescherming

Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving. Binnen de Wet natuurbescherming is onderscheid te maken tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming.

4.9.2 Onderzoek en conclusies

Omdat het hier een ruimtelijke ingreep betreft, dient een toetsing te worden uitgevoerd in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb). Deze toetsing vindt eerst plaats in de vorm van een quickscan gebaseerd op het onderdeel soortbescherming. In het kader daarvan is door Bureau FaunaX een analyse gemaakt van de (mogelijk) binnen de invloedssfeer aanwezige beschermde natuurwaarden. Hierbij ligt de focus op flora en alle diergroepen waarvan redelijkerwijze kan worden verwacht dat beschermde soorten voor kunnen komen in het plangebied. Tevens iseen inschatting gemaakt van de eventuele effecten van de voorgenomen plannen op in de omgeving liggende beschermde natuurgebieden (Natura 2000 en NNN/EHS) (onderdeel gebiedsbescherming). De ecologische quickscan is opgenomen als bijlage 3 bij de toelichting.

Op basis van de quickscan wordt het volgende geconcludeerd:

Aan de hand van het veldbezoek en de daarop volgende bureaustudie is gebleken dat vrijwel alle vormen van negatieve effecten op beschermde natuurwaarden onder de Wet natuurbescherming (Wnb) als gevolg van de voorgenomen werkzaamheden op voorhand kunnen worden uitgesloten. Uitzonderingen hierop worden gevormd door broedvogels waarvan de nesten geen jaarronde bescherming genieten, maar wel beschermd zijn tijdens het broedproces, en landhabitat van rugstreeppad, welke op Ameland, en zo ook in de omgeving van het plangebied algemeen voorkomt. Hiernaast kunnen negatieve effecten op nabijgelegen Natura2000-gebieden als gevolg van (extra)stikstofuitstoot niet op voorhand worden uitgesloten. Voor broedvogels wordt geadviseerd de voorgenomen werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. Als dit laatste niet mogelijk is, wordt geadviseerd om de werkzaamheden uit te voeren onder begeleiding van een ecoloog. In het geval van de rugstreeppad wordt geadviseerd om nader onderzoek over te slaan en direct over te gaan tot een ontheffingsaanvraag. Hiernaast wordt geadviseerd om een AERIUS berekening uit te voeren om de totale stikstofuitstoot tijdens en na de voorgenomen werkzaamheden vast te stellen. Als laatste dient men zich tijdens het uitvoeren van werkzaamheden te houden aan de zorgplicht.

4.9.3 Stikstofdepositie

Naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 mei 2019 met betrekking tot het Programma Aanpak Stikstof wordt bij vrijwel ieder plan stilgestaan bij de mogelijke stikstofemissie en het effect daarvan op Natura 2000-gebieden.

Woningbouwplannen of vergelijkbare projecten kunnen leiden tot een toename van de stikstofdepositie ter plaatse van stikstofgevoelige habitattypen in een Natura 2000gebied. Deze toename van de stikstofdepositie kan het gevolg zijn van bouwwerkzaamheden in de aanlegfase (bijvoorbeeld als gevolg van de aanvoer van bouwmaterialen naar en grondverzet op de bouwplaats). Het gebruik van de woningen (de gebruiksfase) kan ook leiden tot een toename van de stikstofdepositie. Deze toename kan bijvoorbeeld het gevolg zijn van het gebruik van gas en het autoverkeer van bewoners en bezoekers van de woningen. Hieronder wordt nader ingegaan op de stikstofdepositie van het plan in de aanleg- en gebruiksfase.

Wet stikstofreductie en natuurverbetering (Wsn)

Per 1 juli 2021 is de Wet stikstofreductie en natuurverbetering in werking getreden. De Wet stikstofreductie en natuurverbetering (Wsn) regelt een vrijstelling van de vergunningplicht in artikel 2.7 lid 2 Wnb voor de aanlegfase van bouwwerkzaamheden. Deze vrijstelling geldt alleen voor de effecten als gevolg van stikstofdepositie en niet voor eventuele andere effecten als gevolg van het project op Natura-2000 gebieden. De vrijstelling is verder uitgewerkt in het Besluit stikstofreductie en natuurverbetering (Bsn).

Onder de vrijstelling valt:

  • het bouwen en slopen van een bouwwerk;
  • het aanleggen, wijzigen en opruimen van een werk (bijvoorbeeld voor duurzame energieopwekking en grond-, weg- en waterbouw zoals pleinen, straten, het verplaatsen van grond in het kader van bouwrijp maken van een terrein, spoorwegen, waterstaatswerken, waterwegen, waterkeringen, energie-infrastructuur, telecommunicatieinfrastructuur, openbare hemelwater- en ontwateringsstelsels en vuilwaterriolen.
  • De vervoersbewegingen die samenhangen met de werkzaamheden (o.a. het aan- en afvoeren van bouwmaterialen en emissies van werktuigen op de bouwplaats)

De productie van bouwmaterialen valt niet onder de vrijstelling. Als een bestemmingsplan dient om bepaalde bouwactiviteiten of de aanleg of wijziging van werken mogelijk te maken, zal voor dit onderdeel van het plan kunnen worden verwezen naar het feit dat al een beoordeling door de wetgever heeft plaatsgevonden die een partiële vrijstelling voor de bouwfase van het project heeft vastgesteld.

Verder introduceert het Bsn ook, per inwerkingtreding van de Omgevingswet, een plicht om bij vergunningplichtige bouwactiviteiten op basis van het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) stikstof reducerende maatregelen te treffen die voorafgaand aan de bouwwerkzaamheden aan het bevoegd gezag moeten worden voorgelegd, ter stimulering van de transitie naar een 'schonere' bouwfase.

Stikstofemissie in relatie tot voorgenomen ontwikkeling

Voor wat betreft de aanlegfase kan worden geconcludeerd dat al een beoordeling door de wetgever heeft plaatsgevonden die een partiële vrijstelling voor de bouwfase van het project heeft vastgesteld. Bij kleine stedelijke ontwikkelingsprojecten, zoals woningbouwplannen, gemengde stedelijke functies of solitaire bedrijven met een beperkte milieubelasting geldt dat er in de gebruiksfase alleen vanuit verkeer enige stikstofemissie te verwachten, aangezien er vanaf nu gasloos gebouwd moet worden.

Berekening stikstofdepositie gebruiksfase

Op het recreatieterrein Boomhiemke te Ameland zullen acht nieuwe accommodaties worden gerealiseerd. De nieuwe eenheden zullen gasloos worden verwarmd en kennen derhalve geen gebouwemissies van stikstof. In de gebruiksfase is er wel sprake van verkeersbewegingen per eenheid met mogelijk relevante stikstofeffecten op het naastgelegen stikstofgevoelige Natura 2000-gebied Duinen Ameland. Met het programma AERIUS Calculator (versie 2022) is een berekening uitgevoerd om de gevolgen qua stikstofdepositie in beeld te brengen en te toetsen of de eventuele toename past binnen de eisen die gelden op grond van de Wet natuurbescherming. AERIUS Calculator geeft aan dat er geen rekenresultaten zijn hoger dan 0,00 mol/ha/jr voor de gebruiksfase (2022). Op grond van de Wet natuurbescherming voor het onderdeel Natura 2000-gebieden zijn er qua stikstofdepositie geen belemmeringen voor de uitvoerbaarheid van het project.

De memo 'Berekening stikstofdepositie' is opgenomen als bijlage 4 bij de toelichting. De bijbehorende Aerius-berekening is opgenomen als bijlage 5 bij de toelichting.

4.10 Externe veiligheid

Toetsingskader

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en de regeling Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.

Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Er geldt een oriënterende waarde voor het groepsrisico en onder voorwaarden een verantwoordingsplicht tot 200 m binnen de transportroute.

Onderzoek en conclusies

Binnen of nabij het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan zijn geen Bevi-inrichtingen en hoofdgasleidingen aanwezig. Verder vindt er volgens de Risicoatlas wegtransport gevaarlijke stoffen geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Vanuit een oogpunt van externe veiligheid zijn er voor dit bestemmingsplan geen belemmeringen te verwachten.

4.11 Kabels en leidingen

In het plangebied zijn geen kabels en leidingen aanwezig die een planologische bescherming nodig hebben.

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

5.1 Algemeen

In de voorgaande hoofdstukken zijn de uitgangspunten voor de ruimtelijke situatie in het plangebied aangegeven. Deze uitgangspunten zijn getoetst aan de milieu- en omgevingsaspecten en het beleid. In dit hoofdstuk worden de bestemmingen en de bijbehorende regels beschreven.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bouwregels van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bepaalt dat een bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. Deze toelichting heeft echter geen juridische status, maar is wel belangrijk als het gaat om de onderbouwing van hetgeen in het bestemmingsplan is geregeld.

5.2 Toelichting op de bestemmingen

Recreatie - Chalets 1

Om een duidelijk onderscheid ten opzichte van de recreatiewoningen te realiseren, zijn voor de chalets een beperktere bouwhoogte en oppervlakte gehanteerd. In de bestemming 'Recreatie - Chalets 1' is een maximale bouwhoogte van 5 meter opgenomen. De maximale oppervlakte bedraagt 80 m2 per chalet, inclusief bergingsruimte. Vanuit ruimtelijke overwegingen en om een rommelig beeld te voorkomen, dienen bergingen inpandig te worden gerealiseerd en zijn geen losse bijgebouwen toegestaan. Verder is, om enige openheid van het terrein te behouden, bepaald dat er een onderlinge afstand moet worden aangehouden tussen de chalets van 6 meter, waarbij de afstand tot de perceelsgrens minimaal 3 meter moet zijn.

Naast de bouw van chalets, biedt de bestemmingen ‘Recreatie - Chalets 1’ tevens mogelijkheden om het terrein opnieuw in te richten, paden te verleggen, nieuw groen te planten, water aan te leggen, etc. De bestemming biedt ook ruimte voor bijvoorbeeld de functies van wegen, straten en paden, groen- en parkeervoorzieningen en water. Binnen het plangebied is het maximum aantal van 17 chalets aangegeven.

Waarde- Archeologie

Op grond van het destijds uitgevoerde archeologisch onderzoek (MUG rapport 2011-105) is ter hoogte van boring 3 een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' opgenomen. Voor bouwwerken, waarvoor bodemingrepen nodig zijn met een oppervlakte groter dan 500 m² en dieper dan 210 cm, moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk wordt verleend, een archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

De Grondexploitatiewet (onderdeel van de Wet ruimtelijke ordening) stelt een gegarandeerd kostenverhaal verplicht bij het opstellen van bestemmingsplannen waarin bepaalde bouwplannen mogelijk worden gemaakt. Een exploitatieplan is verplicht, tenzij het verhalen van kosten al anderszins is verzekerd, het bepalen van een tijdvak of fasering niet noodzakelijk is en het stellen van eisen en regels omtrent werken en werkzaamheden in het exploitatiegebied niet noodzakelijk is. In dat geval dient de gemeenteraad tegelijk met vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan expliciet en gemotiveerd te besluiten om géén exploitatieplan vast te stellen.

Er is ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling een exploitatieovereenkomst getekend. Daarin zijn afspraken vastgelegd over planschade, het vergoeden van de kosten van het bestemmingsplan, uitvoeren van het plan volgens afspraak enz.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Bestemmingsplanprocedure

Over de vertaling van het planvoornemen in het (ontwerp)bestemmingsplan worden de gebruikelijke inspraakmogelijkheden geboden. In het kader van het wettelijke verplichte vooroverleg volgens artikel 3.1.1. Bro is het voorontwerp van dit bestemmingsplan voorgelegd aan provincie Fryslân, het Wetterskip en Brandweer Fryslân. De vooroverlegoverlegreacties zijn opgenomen als bijlage 6 bij de toelichting.

De vooroverlegreactie van de provincie heeft geleid tot :

  • het opnemen van een dubbelbestemming archeologie ter hoogte van boring 3 op grond van het uitgevoerde onderzoek (MUG rapport 2011-105);
  • een actualisatie van de stikstofberekening.

Vanuit het waterschap zijn er geen opmerkingen bij het voorontwerp bestemmingsplan Hollum – Vakantiepark Boomhiemke. De vooroverlegreactie van Brandweer Fryslan omvat een advies gericht op het optimaliseren van de veiligheidssituatie.

Het ontwerpbestemmingsplan wordt vervolgens gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode wordt een ieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen (artikel 3.8 Wro). De uitkomsten hiervan kunnen tot aanpassingen van het bestemmingsplan leiden.

Het bestemmingsplan wordt vervolgens, al dan niet gewijzigd, vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen tegen het besluit en het plan.