direct naar inhoud van Artikel 20 Maatschappelijk - Begraafplaats
Plan: Dokkum Bûten de Bolwurken
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0058.081005-VA01

Artikel 20 Maatschappelijk - Begraafplaats

 

20. 1.    Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Maatschappelijk - Begraafplaats’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.    begraafplaatsen;

b.    gebouwen ten behoeve van een begraafplaats;

met de daarbijbehorende:

c.    parkeervoorzieningen;

d.    nutsvoorzieningen;

e.    paden;

f.     bebossing en beplanting;

g.    tuinen en erven;

h.    bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

20. 2.    20.2.Bouwregels

20. 2. 1. Voor het bouwen van de in artikel 20 lid 20.1 sub b genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

a.    de gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;

b.    de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen mag ten hoogste 100 m² per bestemmingsvlak bedragen;

c.    de bouwhoogte van de gebouwen mag ten hoogste 4,50 m bedragen.

20. 2. 2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.    de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 1,00 m bedragen;

b.    de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag ten hoogste 5,00 m bedragen.

20. 3.    Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en de nokrichting van de bebouwing, ten behoeve van:

a.    de verkeersveiligheid;

b.    de sociale veiligheid;

c.    de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

20. 4.    Ontheffing van de bouwregels

20. 4. 1. Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van:

a.    het bepaalde in artikel 20 lid 20.2.1 sub a en toestaan dat gebouwen (gedeeltelijk) buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:

1.    er sprake is van een incidentele uitbreiding;

2.    uitsluitend ondergeschikte gebouwen geheel buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd;

b.    het bepaalde in artikel 20 lid 20.2.2 sub a en toestaan dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen wordt vergroot tot ten hoogste 5,00 m.

20. 4. 2. De in artikel 20 lid 20.4.1 genoemde ontheffingen kunnen uitsluitend worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

a.    het straat- en bebouwingsbeeld;

b.    de woonsituatie;

c.    milieusituatie;

d.    de verkeersveiligheid;

e.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.