direct naar inhoud van Artikel 1 Bedrijf
Plan: Kernen Briltil en Zuidhorn, 1e wijziging (Holtweg 1a)
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0056.WZZH121-VA01

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven, voor zover het bedrijven betreft die:
    • 1. bestaan ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp - bestemmingsplan;
    • 2. behoren tot de categorieën 1 en/of 2, welke corresponderen met de bij dit plan behorende Lijst van bedrijfsactiviteiten;
    • 3. beperkte detailhandel in wit- en bruingoed, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - wit- en bruingoed;
  • b. dienstverlening;
  • c. bedrijfswoningen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'opslag', ruimte voor opslag ten dienste van de hoofdbestemming;

met de daarbij behorende:

  • e. bouwwerken;
  • f. tuinen;
  • g. erven;
  • h. waterlopen;
  • i. parkeervoorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de voorgevel van een bedrijfswoning moet in de rooilijn worden gebouwd;
  • c. per bedrijfsvestiging mag niet meer dan één bedrijfswoning aanwezig zijn;
  • d. de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw mogen niet meer bedragen dan op de verbeelding staat aangegeven;
  • e. de afstand van hoofdgebouwen ten opzichte van de achterste perceelsgrens dient minimaal 15,00 meter te bedragen, dan wel de bestaande afstand indien deze minder bedraagt.
4.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. bijbehorende bouwwerken moeten minimaal 2,00 meter achter de rooilijn worden gebouwd;
  • c. In afwijking van het gestelde onder a en b mogen erkers behorende bij een bedrijfswoning vóór de rooilijn worden gebouwd mits een erker:
    • 1. maximaal 1,50 meter voor de rooilijn wordt gebouwd;
    • 2. over maximaal 60% van de voorgevel wordt gebouwd;
    • 3. een maximale oppervlakte heeft van 20 m²;
    • 4. op minimaal 1,00 meter afstand vanaf een zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd, tenzij sprake is van twee aaneen te bouwen erkers voor twee afzonderlijke aaneengebouwde woonhuizen;
  • d. de bouwhoogte van een overkapping is maximaal 3,00 meter;
  • e. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken met een platte afdekking, niet zijnde een overkapping, is maximaal 3,50 meter;
  • f. indien een bijbehorend bouwwerk wordt voorzien van een kap, mogen de goot- en de nokhoogte respectievelijk niet meer dan 3,50 meter en 6,00 meter bedragen;
  • g. de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 1,00 meter bedragen, behoudens bij plaatsing op deze perceelgrens, met dien verstande dat de afstand tot de gebouwen op het naastgelegen perceel niet minder dan 1,00 meter mag bedragen, tenzij ze aaneen gebouwd worden.
  • h. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken is maximaal 50 m2, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van overkappingen maximaal 25 m2 is.
4.2.3 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen is maximaal 2,00 meter, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de rooilijn c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1,00 meter mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is maximaal 6,00 meter.
4.2.4 Algemene bouwregels

Een bouwvlak mag voor maximaal 50% worden bebouwd, met dien verstande dat indien het bestaande percentage hoger is, dit als maximum geldt.

4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Afwijking

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;


kan het bevoegd gezag met een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 4.2.1 onder a en toestaan dat hoofdgebouwen, met uitzondering van bedrijfswoningen, buiten het bouwvlak worden gebouwd, tot een maximale gezamenlijke oppervlakte van 100 m2, met dien verstande dat niet voor de rooilijn mag worden gebouwd;
  • b. het bepaalde in lid 4.2.1 onder e en toestaan dat de afstand tussen de achtergevel van een hoofdgebouw en de achterliggende grens van het bijbehorende bouwperceel wordt verkleind tot niet minder dan 7,00 meter;
  • c. het bepaalde in lid 4.2.2 onder a en toestaan dat bijbehorende bouwwerken buiten een bouwvlak worden gebouwd;
  • d. het bepaalde in lid 4.2.2 onder b en toestaan dat bijbehorende bouwwerken in, of op minder dan 2,00 meter achter de rooilijn worden gebouwd;
  • e. het bepaalde in lid 4.2.2 onder d en toestaan dat de maximale bouwhoogte van overkappingen wordt vergroot tot 5,00 meter;
  • f. het bepaalde in lid 4.2.2 onder e en toestaan dat de maximale bouwhoogte van een bijbehorend bijgebouw met een platte afdekking, niet zijnde een overkapping, wordt vergroot tot ten hoogste 4,00 meter;
  • g. het bepaalde in lid 4.2.2 onder f en toestaan dat de maximale goot- respectievelijk de nokhoogte van een bijbehorend bouwwerk, niet zijnde een overkapping, worden vergroot tot ten hoogste 4,00 meter en 7,00 meter;
  • h. het bepaalde in lid 4.2.2 onder g en toestaan dat de afstand tussen gebouwen wordt verkleind tot minder dan 1,00 meter, met dien verstande dat voldoende mogelijkheid aanwezig blijft voor reiniging en onderhoud van de vrij te laten ruimte;
  • i. het bepaalde in lid 4.2.2 onder h en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken wordt vergroot tot een oppervlakte van ten hoogste 75 m2, waarbij de oppervlakte van overkappingen niet meer mag bedragen dan 50 m2;
  • j. het bepaalde in lid 4.2.4 en toestaan dat een bouwvlak voor maximaal 80% wordt bebouwd waarbij als aanvullende eis wordt gesteld dat hierdoor in de omgeving geen verkeersoverlast ontstaat en/of verkeersmaatregelen genomen moeten worden.
4.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden voor bedrijfsactiviteiten behorende tot een hogere categorie dan 1 en/of 2 van de bij dit plan behorende Lijst van bedrijfsactiviteiten, behoudens bestaande afwijkingen;
  • b. de uitoefening van detailhandel, met uitzondering van beperkte detailhandel in wit- en bruingoed ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - wit- en bruingoed', of in welk geval het gaat om de uitoefening van detailhandel in:
    • 1. goederen die ter plaatse zijn vervaardigd, bewerkt of hersteld;
    • 2. goederen van een onderneming, waarin een nijverheids- en/of ambachtelijk bedrijf wordt uitgeoefend, mits detailhandel geen wezenlijk bestanddeel van de totale bedrijfsuitoefening in de onderneming uitmaakt;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
  • d. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • e. het gebruik van gronden buiten het bouwvlak als opslagterrein, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'opslag' de gronden wel als zodanig mogen worden gebruikt.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;


kan het bevoegd gezag met een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 4.4, onder a en toestaan dat een bedrijfsactiviteit wordt toegelaten die niet in de Lijst van bedrijfsactiviteiten voorkomt en naar aard en omvang vergelijkbaar is met een bedrijfsactiviteit behorende tot categorie 1 of 2, met dien verstande dat:
    • 1. het geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;
    • 2. in de omgeving geen verkeersoverlast mag ontstaan en/of verkeersmaatregelen genomen moeten worden;
  • b. het bepaalde in lid 4.4, onder d en toestaan dat vrijstaande bijbehorende bouwwerken worden gebruikt als afhankelijke woonruimte, mits:
    • 1. het bijbehorende bouwwerk tot een bedrijfswoning behoort;
    • 2. een verzoek om toepassing van deze afwijkingsmogelijkheid schriftelijk wordt ingediend en uit de aanvraag de behoefte aan mantelzorg blijkt van de persoon of personen voor wie de mantelzorg is bedoeld;
    • 3. geen sprake is van zelfstandige bewoning;
    • 4. geen splitsing van eigendom van het betreffende bouwperceel plaatsvindt;
    • 5. verzekerd is dat na beëindiging van de mantelzorg de daarvoor aangewende oppervlakte niet als zelfstandige woning of bed-and-breakfastaccommodatie in gebruik wordt genomen;
    • 6. de belangen van omwonenden en bedrijven niet onevenredig worden aangetast, waarbij rekening moet worden gehouden met milieu-aspecten als geur, geluid, hinder en externe veiligheid.