Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Frisia
Status: onherroepelijk
Plan identificatie: NL.IMRO.0055.PHGrouFrisia-OH01

Artikel 4 Bedrijventerrein

4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Bedrijventerrein” aangewezen gronden zijn bestemd voor:  
  1. gebouwen ten behoeve van watergebonden bedrijven behorende tot de categorieën 1, 2 en 3 van de in de bijlage opgenomen Lijst van Bedrijfsactiviteiten;
  2. de verkoop van boten;
  3. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 4’: gebouwen ten behoeve van watergebonden bedrijven behorende tot de categorieën 1, 2, 3 en 4.1 van de in de bijlage opgenomen Lijst van Bedrijfsactiviteiten;
  4. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’: gebouwen ten behoeve van een bedrijfswoning;
  5. ter plaatse van de specifieke aanduiding ‘hoogwaardige bedrijven’: op de watersport georiënteerde bedrijven;
  6. ter plaatse van de aanduiding ‘veiligheidszone’ zijn (beperkt) kwetsbare objecten uitgesloten;
  7. tuinen, erven en terreinen;
  8. paden en wegen;
  9. (gebouwen ten behoeve van) nutsvoorzieningen;
  10. groenvoorzieningen en waterlopen;
  11. inritten en parkeervoorzieningen;
  12. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Onder de bedrijfsactiviteiten is het vervaardigen en/of de opslag en/of detailhandel van vuurwerk niet begrepen. In de bestemming zijn inrichtingen als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder en/of risicovolle inrichtingen en/of seksinrichtingen niet begrepen. Parkeergelegenheid dient op eigen terrein te worden gerealiseerd.
4.2 Bouwregels
  1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    1. de bebouwde oppervlakte mag niet meer dan 75% van de oppervlakte van het bouwperceel bedragen;
    2. er mag niet gebouwd worden binnen een afstand van:
      • 5 meter uit gronden met de bestemming ‘Water’, met uitzondering van het bouwen van schiphuizen en met uitzondering van de gronden in de zone zoals aangegeven in de bijlage 'zone hoge beeldkwaliteit'; 
      • 7,5 meter uit de zijkant van de weg, met dien verstande dat deze afstand anders is als er een gevellijn is aangeduid. Gebouwen dienen voor minimaal 50% in deze lijn te worden gebouwd;
    3. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 3 meter, met uitzondering van de percelen in de zone zoals aangegeven in de bijlage ‘zone hoge beeldkwaliteit'. De minimale afstand tot de perceelsgrens bedraagt daar 5 meter;
    4. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 12,5 meter;
    5. de dakhelling bedraagt minimaal 30 graden;
    6. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ mogen bedrijfswoningen worden gebouwd, met dien verstande dat:
      1. er maximaal 1 bedrijfswoning per bedrijf mag worden opgericht;
      2. de oppervlakte van het hoofdgebouw niet meer bedraagt dan 120 m2 en de oppervlakte van aan- en uitbouwen niet meer dan 50 m2;
      3. de bedrijfswoning ondergeschikt is aan de bedrijfsbebouwing: de inhoud van de bedrijfswoning is kleiner dan die van de bedrijfsgebouwen;
      4. bedrijfswoningen dienen te worden georiënteerd op de aangrenzende ontsluitingsweg;
      5. voor het bouwen van nieuwe bedrijfwoningen wordt verwezen naar de overige bepalingen in de bijlage ‘Notitie criteria voor de realisatie van bedrijfswoningen’.
  2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    1. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter, met dien verstande dat de hoogte van hijswerktuigen maximaal 20 meter bedraagt;
    2. ter plaatse van de specifieke aanduiding ‘hoogwaardige bedrijven’ bedraagt de bouwhoogte van vlaggenmasten, reclamezuilen e.d. niet meer dan 15 meter en van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer dan 3 meter. Er mag ten hoogste 1 reclamezuil worden opgericht;
    3. ter plaatse van de zone zoals aangegeven in de bijlage ‘zone hoge beeldkwaliteit’ mogen voor de gevellijn geen erfafscheidingen worden opgericht, bedraagt de bouwhoogte van erfafscheidingen achter de gevellijn niet meer dan 2 meter en bedraagt de bouwhoogte van reclamezuilen niet meer dan 1 meter. Er mag ten hoogste 1 reclamezuil per perceel worden opgericht.
4.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:  
  1. het bepaalde in artikel 4 lid 2 sub 1 onder e voor een dakhelling kleiner dan 30 graden, met uitzondering van de zone zoals aangegeven in de bijlage ‘zone hoge beeldkwaliteit’.
4.4 Specifieke gebruiksregels
  1. Onder de bedrijfsactiviteiten is detailhandel uitsluitend begrepen voor zover deze is aan te merken als rechtstreeks voortvloeiend uit de activiteiten van het bedrijf en daaraan ondergeschikt is.
  2. Bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan indien:
    1. de bedrijfswoningen milieuhygiënisch inpasbaar zijn;
    2. de realisatie van bedrijfswoningen geen negatieve effecten voor de toekomstige verlening van milieuvergunningen heeft;
    3. de realisatie van de bedrijfswoningen geen negatieve gevolgen voor de toekomstige verkaveling en uitgifte van het terrein heeft;
    4. voor overige bepalingen bij nieuwbouw van bedrijfswoningen wordt verwezen naar de bijlage ‘Notitie criteria voor de realisatie van bedrijfswoningen’.
  3. Hoogwaardige bedrijven gericht op watersport bevatten uitsluitend de volgende activiteiten:
    1. de presentatie en verkoop van nieuwe en gebruikte boten;
    2. de presentatie en verkoop van scheepsmotoren en onderdelen daarvan;
    3. de presentatie en verkoop van artikelen voor reparatie en onderhoud van schepen;
    4. de presentatie en verkoop van masten en andere rondhouten, zeilen en touwwerk;
    5. de presentatie en verkoop van (onderdelen van) scheepsinrichting, scheepsinstrumenten en –electronica;
    6. dienstverlenende bedrijven en instellingen in de watersportbranche;
    7. overige watergebonden detailhandel tot een maximum oppervlak van 10% van het bruto bedrijfsvloeroppervlak, met dien verstande dat de oppervlakte per bedrijf niet meer dan 450 m2 bedraagt;
    8. kantoren tot een maximum oppervlak van 10% van het bruto bedrijfsvloeroppervlak en een maximum gezamenlijk oppervlak van 1.100 m2, met dien verstande dat de oppervlakte per bedrijf niet meer dan 450 m2 bedraagt.
Als onderdeel van en in samenhang met het voorgaande is het toegestaan om tentoonstellingen en presentaties te houden en andere activiteiten gericht op de watersport;
Horeca tot een maximum bruto vloeroppervlak van 470 m2, uitsluitend gerelateerd aan de activiteiten van het hoogwaardige bedrijf en gericht op de ontvangst van gasten wordt gezien als onderdeel van de bestemming. Evenementen en zalenverhuur van persoonlijke aard zijn niet toegestaan.
  1. Maximaal 75% van het perceel mag worden afgegraven, met dien verstande dat:
    1. deze activiteit direct samenhangt met de bedrijfsactiviteiten;
    2. het perceel reeds aan water is gelegen;
    3. een minimale afstand van 5 meter tot de voor- en achterperceelgrens moet worden aangehouden en dat er 3 meter tot de zijdelingse perceelgrens moet worden aangehouden;
  2. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 1 sub c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval gerekend:
    1. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van recreatief nachtverblijf;
    2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de verhuur van boten, indien dit de hoofdactiviteit van het bedrijf betreft.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
  1. het bepaalde in artikel 4 lid 1 onder a., b. en c. en worden toegestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die weliswaar niet zijn genoemd, dan wel moeilijk inschaalbaar zijn in de krachtens dit artikel toelaatbare categorieën van de Lijst van Bedrijfsactiviteiten of behoren tot een categorie anders dan de in artikel 4 lid 1 onder a. en b. genoemde, doch naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid niet bezwaarlijker zijn te achten dan de wel genoemde inrichtingen in de voornoemde categorieën, mits:
    1. het geen inrichtingen als bedoeld in de Wet geluidhinder en geen risicovolle inrichtingen betreft;
    2. het bedrijven betreft die afkomstig zijn uit de gemeente Boarnsterhim en/of de gemeente Boarnsterhim mede als afzetgebied hebben;
  2. het bepaalde in artikel 4 lid 1 en kan worden toegestaan dat bedrijfswoningen buiten de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ mogen worden gebouwd, met inachtneming van het volgende:
    1. de regels gesteld in artikel 4 lid 2 sub 1 onder f en in artikel 4 lid 4 sub 2;
    2. de notitie ‘Criteria voor de realisatie van bedrijfswoningen’ van de gemeente Boarnsterhim;
    3. de bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd mits uit akoestisch onderzoek blijkt dat de gevelbelasting ten gevolge van het wegverkeerslawaai niet meer dan 48 dB bedraagt, dan wel ten hoogste de vooraf vastgestelde hogere waarde op grond van de Wet geluidhinder;
  3. het bepaalde in artikel 4 lid 1 sub b en worden toegestaan dat detailhandel in volumineuze goederen, niet zijnde boten, wordt gevestigd met een maximum gezamenlijk oppervlak van 5.000 m2;
  4. het bepaalde in artikel 4 lid 1 sub e en worden toegestaan dat groothandel, overige dienstverlening en vergroting van de kantoorfunctie zijn toegestaan tot een maximum oppervlak van 20% van het bruto bedrijfsvloeroppervlak en een maximum van 1.200 m2 per bedrijf, indien de bedrijven passend zijn bij de aard en de schaal van Grou. De bedrijven dienen niet hinderveroorzakend te zijn;
  5. het bepaalde in artikel 4 lid 1 en artikel 4 lid 4 en worden toegestaan dat ligplaatsen aan derden worden verhuurd, met dien verstande dat:
    1. deze activiteit ondergeschikt is aan de bedrijfsactiviteiten;
    2. de oppervlakte voor dit doel niet meer bedraagt dan 25% van de bedrijfskavel;
    3. het totaal aantal ligplaatsen bedoeld voor de verhuur aan derden binnen het plangebied niet meer bedraagt dan 95.
  
4.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen, in die zin dat een aanduiding op de verbeelding wordt aangebracht waarbinnen een risicovolle inrichting wordt toegestaan, mits:
  1. de toepasselijke grenswaarden voor het risico en risicoafstanden ten aanzien van kwetsbare objecten in acht worden genomen;
  2. met de toepasselijke richtwaarden voor het risico en risicoafstanden ten aanzien van beperkt kwetsbare objecten rekening wordt gehouden;
  3. het groepsrisico wordt afgewogen.