direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Midsbuorren 36 te Warten
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0055.BPMidsbuorren36-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

Voor de kern Warten geldt het bestemmingsplan Lytse Doarpen (vastgesteld op 8 december 2009). Het perceel Midsbuorren 36 is destijds uit dit bestemmingsplan gehaald omdat uit akoestisch onderzoek was gebleken dat de geluidsbelasting op de gevel van het perceel Midsbuorren 36 te hoog is om het perceel een woonbestemming te geven. Dit in tegenstelling tot het jarenlange gebruik van het perceel als burgerwoning. Gelijktijdig met het doorlopen van de procedure voor het herzien van het bestemmingsplan voor het plangebied wordt de procedure voor het vaststellen van een hogere gevelwaarde voor het perceel Midsbuorren 36 gestart. Met het vaststellen van een hogere waarde kan ook de Omgevingsvergunning milieu (voormalige revisie-vergunning) aan naastgelegen jacht-en scheepswerf worden verleend.

Voorliggend bestemmingsplan vervangt voor het plangebied het vigerende bestemmingsplan van de locatie ' Uitbreidingsplan in hoofdzaak gemeente Idaarderadeel' uit 1966.

1.2 De bij het plan behorende stukken

Het bestemmingsplan "Midsbuorren 36 te Warten" bestaat uit de volgende stukken:

  • verbeelding/ plankaart en bijhorende verklaring (tek. nr. NL.IMRO.0055.BPMidsbuorren36-VA01);
  • planregels;
  • deze toelichting.

Op de plankaart zijn de bestemmingen van de onder het plan vallende gronden en opstallen aangegeven. In de regels en bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van deze toelichting, waarin het aan het plan ten grondslag liggende onderzoek en een planbeschrijving zijn opgenomen.

1.3 Het plangebied

Het bestemmingsplan heeft betrekking op het in Bijlage 1 opgenomen plangebied.

Hoofdstuk 2 Beleid

2.1 Algemeen

In de keuze van het te voeren beleid dient een gemeente rekening te houden met het opgestelde beleid op diverse overheidsniveaus. In dit hoofdstuk wordt hieraan de nodige aandacht besteed.

2.2 Provinciaal beleid

Streekplan Fryslân 2007, Om de kwaliteit fan de romte'

Het beleid inzake de ruimtelijke inrichting van Friesland is in grote lijnen neergelegd in het Streekplan Fryslân 2007, Om de kwaliteit fan de romte'. Provinciale Staten van Fryslân hebben op 13 december 2006 het Streekplan voor Fryslân vastgesteld.

Het streekplan is de schakel tussen het abstracte rijksbeleid en het concrete gemeentelijke beleid. Het bovenlokaal belang wordt benadrukt bij het instandhouden en verder ontwikkelen van de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van de ruimte. Stad en platteland hebben elkaar nodig en ondersteunen elkaar. Het doel is een economisch sterk en tegelijkertijd mooi Friesland.

Er moet zorgvuldig worden omgegaan met de ruimte. Dit houdt in dat nieuwe woningen zoveel mogelijk in het bestaande bebouwde gebied moeten worden gebouwd. Door het bestaande bebouwde gebied zoveel mogelijk te benutten wordt bijgedragen aan een efficiënt gebruik van de ruimte. Voorliggend plan betreft een bestemmingswijziging conform jarenlang gebruik van de locatie en past hiermee binnen de kaders van het streekplan.

Verordening Romte Fryslân

Op 15 juni 2011 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân vastgesteld. Op 1 augustus 2011 is de Verordening Romte Fryslân in werking getreden. De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels. Het gaat met name om beleid in het Streekplan Fryslân 2007, het Derde provinciale Waterhuishoudingsplan 2010-2015 en het Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan. Uitgangspunt is dat de verordening niet meer regelt dan noodzakelijk is. Wat elders al goed geregeld is (in de AMvB Ruimte of in andere wet- en regelgeving) hoeft niet over te worden gedaan. Verder is bij de wijze van regeling rekening gehouden met de verantwoordelijkheid van gemeenten. Binnen randvoorwaarden is ruimte voor lokaal maatwerk.

Warten in de Verordening

De kern Warten (en voorliggend plangebied) is aangemerkt als bestaand stedelijk gebied (BSG).

Bestaand stedelijk gebied

Onder het BSG (AMvB Ruimte) wordt verstaan: “een krachtens artikel 2.4 (AMvB Ruimte) door het provinciebestuur aangewezen gebied dat de bestaande, onderscheidenlijk bij bestemmingsplan toegelaten en voorziene woon- of bedrijfsbebouwing, waaronder mede begrepen de daarbij behorende openbare voorzieningen en verkeersinfrastructuur, van een stad, dorp of kern bevat.” Dit is inclusief uitbreidingslocaties. Het doel van de begrenzing van het BSG wordt aangegeven in artikel 2.5 (AMvB Ruimte). De provincie moet algemene regels formuleren gericht op bundeling van nieuwe bebouwing en zorgvuldig ruimtegebruik.

Zorgvuldig ruimtegebruik

Voor zowel bedrijfsruimte/ terrein als voor woningen geldt dat uitbreiding alleen is toegestaan indien de behoefte hieraan is aangetoond én inbreiding / herstructurering geen opties zijn. Het wijzigen van de agrarische in de woonbestemming past binnen de kaders van de verordening.

2.3 Gemeentelijk beleid

Planologisch beleid

Door de gemeente is een nota van uitgangspunten voor het planologisch beleid opgesteld (vastgesteld d.d. 16 mei 2006). Deze nota gaat onder meer in op de visie voor (recreatie)woningen en bijgebouwen voor de bebouwde kommen. Deze dient als basis voor de actualisatie van bestemmingsplannen voor de dorpen in Boarnsterhim.

Structuurvisie Wonen (2010)

De Structuurvisie Wonen gemeente Boarnsterhim, die door de raad is vastgesteld op 9 februari 2010, gaat over het wonen in de gemeente in de periode tot het jaar 2018. Het plan sluit aan op het rijks-, provinciaal en regionaal beleid en is afgestemd met de in het gebied werkzame corporatie. Het Woonplan gaat in op de aantallen te bouwen woningen en de te realiseren kwaliteit, met als doel het laten aansluiten van het aanbod op de vraag. De doelstelling is in de visie als volgt geformuleerd:

"Het blijvend zorg dragen voor voldoende en kwalitatief goede woningen voor de inwoners van Boarnsterhim in een woonomgeving die afgestemd is op de behoeften en op de ruimtelijke esthetische waarden in een plezierige woonomgeving".

Herstructurering heeft in de visie van de gemeente voorrang boven nieuwbouw. Op invullocaties binnen de bebouwde kom mag plafondloos (contingent vrij) gebouwd worden.

Met dit bestemmingsplan wordt de bestemming van perceel Midsbuorren 36 gewijzigd naar een woonbestemming. Dit sluit aan bij het gemeentelijk beleid in de structuurvisie wonen.

Hoofdstuk 3 De locatie

Ligging en gebruik

Ten westen van het dorpscentrum Warten ligt langs het water van de Wartensterwiid het industrieterrein van Warten. Het terrein is een zogenoemd gezoneerd industrieterrein, dat wil zeggen een terrein waaraan in hoofdzaak een bestemming is gegeven voor de vestiging van inrichtingen en waarvan de bestemming voor het gehele terrein of een gedeelte daarvan de mogelijkheid insluit van vestiging van "grote lawaaimakers". Westelijk van dit industrieterrein ligt het perceel Midsbuorren 36.

Het huidige gebruik van het perceel Midsbuorren 36 is dat van burgerwoning. Dit gebruik is strijdig met het bestemmingsplan (zie onder 'Vigerende bestemming'). Wel is de woning reeds sinds 1983 als zodanig in gebruik. Tot nu toe viel het gebruik derhalve onder het overgangsrecht.

Er is in 1983 een vergunning verleend voor het samenvoegen van 2 woningen tot 1. Het huidige woonhuis was aanvankelijk namelijk een 2-onder-1-kap woning; Midsbuorren 34 en 36. Na samenvoeging werd het adres Midsbuorren 36. Deze wijziging kon binnen het overgangsrecht worden gerealiseerd, aangezien het gebruik en de bebouwing niet werden uitgebreid.

Direct grenzend aan Midsbuorren 36 ligt een jacht- en scheepswerf (Midsbuorren 30-32).

Vigerende bestemming

Het perceel Midsbuorren 36 heeft in het "Uitbreidingsplan in hoofdzaak gemeente Idaarderadeel" uit 1966 de bestemming "Agrarisch gebied Q", waarin uitoefening van akkerbouw, veeteelt, tuinbouw of enige andere tak van bodemcultuur is toegestaan en er mag onder voorwaarden agrarisch bebouwing worden opgericht. Tevens is een agrarische bedrijfswoning toegestaan voor de beheerder, mits het perceel met de daarbij behorende agrarische bebouwing ten minste ½ ha bedraagt. De gezamenlijke inhoud van de bedrijfsgebouwen, exclusief de bedrijfswoning dient ten minste 200 m³ te zijn. Voorts dient de beheerderswoning ten minste 10 m van de weg af te liggen en is het onder voorwaarden mogelijk een 2de bedrijfswoning op te richten.

Het plangebied is buiten de actualisatie van Lytse Dorpen gehouden omdat lopende deze procedure nog geen duidelijkheid was over de 'oplossing' van de geluidsproblematiek ter plaatse zoals beschreven in paragraaf 4.5.

afbeelding "i_NL.IMRO.0055.BPMidsbuorren36-VA01_0001.png"

Uitsnede plankaart Warten - Lytse Dorpen

Nieuwe bestemming

In het kader van het actualiseren van de bestemmingsplannen, dient ook het perceel Midsbuorren 36 een passende bestemming te krijgen. Binnen dit bestemmingsplan

wordt het perceel als "Wonen" met "Tuin"bestemd en hiermee het gebruik als burgerwoning gelegaliseerd. Gelijk met de bestemmingsplanprocedure wordt gestart met het vaststellen van een hogere geluidswaarde ter plaatse van de woning (zie verder paragraaf 4.5).

Hoofdstuk 4 Onderzoek

4.1 Algemeen

Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in dit hoofdstuk een beschrijving opgenomen van het verrichtte onderzoek naar relevante feiten en af te wegen belangen (artikel 3.2. Algemene wet bestuursrecht).

Omdat in feite geen sprake is van een nieuwe ontwikkeling maar van het legaliseren van reeds jarenlange gebruik van de locatie is geen nieuw onderzoek uitgevoerd. Uitzondering hierop is het onderdeel 'geluid'. Van de overige aspecten wordt een beschrijving op basis van bestaande informatie gegeven.

4.2 Archeologie

Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg in werking getreden. De nieuwe wet bestaat uit een herziening en aanvulling van de genoemde Monumentenwet 1988. De essentie van de Wet op de archeologische monumentenzorg is dat waardevolle archeologische resten in de bodem behouden blijven. Van gemeenten wordt verlangd dat zij de bescherming van archeologische waarden vroegtijdig en op een passende wijze bij de voorbereiding van hun ruimtelijk beleid betrekken.

Gegevens over mogelijke archeologische waarden kunnen worden herleid uit de provinciale FAMKE-kaarten: Friese Archeologische Monumentenkaart Extra. De FAMKE is in de eerste plaats gebaseerd op twee bestaande landelijke kaarten: de Archeologische Monumentenkaart (AMK) en de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW). Daarnaast houdt de FAMKE rekening met de kans dat de mogelijk aanwezige archeologische resten verstoord zijn. Aan de andere kant houdt de FAMKE ook rekening met de omvang van de bodemingreep. Dit alles bij elkaar is vertaald in provinciedekkende kaarten die aangeven hoe er het beste met het bodemarchief kan worden omgegaan. De FAMKE bestaat uit twee advieskaarten, één voor de periode steentijd - bronstijd (300.000 - 800 v Chr), en één voor de periode ijzertijd - middeleeuwen (800 v Chr - 1500 n Chr). Voor deze indeling in twee perioden is gekozen omdat de adviezen voor mogelijke vindplaatsen uit de steentijd vaak verschillen van die voor mogelijke jongere vindplaatsen. De adviezen die voor de verschillende zones in Fryslân gegeven worden variëren van ‘streven naar behoud' tot ‘geen nader onderzoek nodig'. Onderstaand zijn voor het plangebied van dit bestemmingsplan beide kaarten opgenomen, alsmede de bijhorende adviezen.

Periode steentijd - bronstijd (300.000 - 800 v Chr)

Uit bijgevoegde kaart blijkt dat vanuit deze periode voor het plangebied geen aanvullend onderzoek wordt geadviseerd (licht groen).

afbeelding "i_NL.IMRO.0055.BPMidsbuorren36-VA01_0002.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0055.BPMidsbuorren36-VA01_0003.png"

Periode ijzertijd - middeleeuwen (800 v Chr - 1500 n Chr)

Wat betreft de Ijzertijd en de Middeleeuwen wordt ‘Karterend onderzoek 2’ voorgeschreven (geel). Dit betekent dat bij ingrepen van meer dan 2500 m² karterend archeologisch ( voor)onderzoek moet plaatsvinden (6 boringen per hectare). Het voorliggende plan betreft de legalisatie van het gebruik van een woning als burgerwoning en voorziet dus niet in een ingreep van deze omvang. Er is daarom geen archeologische waarde toegekend aan het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0055.BPMidsbuorren36-VA01_0004.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0055.BPMidsbuorren36-VA01_0005.png"

4.3 Ecologie

In Nederland is het rijksbeleid voor natuur vormgegeven via de Ecologische Hoofdstructuur. Het beleid van de Europese Unie (Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn), heeft echter grote invloed op dit nationale natuurbeleid. Veel Natura 2000-gebieden (Vogel- en Habitatrichtlijngebieden, ook wel aangeduid als speciale beschermingszones) liggen dan ook binnen de Ecologische Hoofdstructuur.

Bij ruimtelijke planvorming moet aandacht worden besteed aan de natuurwetgeving. De op 1 oktober 2005 vastgestelde gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet vormen het belangrijkste juridische kader voor natuurbescherming in Nederland. De verplichtingen voor de bescherming van natuurgebieden zijn opgenomen in de Natuurbeschermingswet 1998 en de bescherming van plant- en diersoorten is vastgelegd in de Flora- en faunawet. Deze wetten kunnen worden gezien als een vertaling van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn (Natura 2000).

Er kan een tweedeling worden gemaakt in gebieds- en soortenbescherming.

Gebiedsbescherming

Bij iedere ruimtelijke ontwikkeling is een gemeente verplicht om te onderzoeken of het plangebied in of bij een speciale beschermingszone (sbz) als bedoeld in de Natuurbeschermingswet 1998 ligt. Hierbij wordt uitvoering gegeven aan de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. De kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten mogen niet worden aangetast.

Het dichtstbijzijnde beschermingsgebied "Alde Feanen" ligt op een afstand van circa 1,5 kilometer ten zuiden van Warten. Dit Natura 2000-gebied is een Vogelrichtlijngebied en Habitatrichtlijnengebied. Aangezien er geen ontwikkelingen in het bestemmingsplan zijn meegenomen hoeft een natuurtoets niet plaats te vinden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0055.BPMidsbuorren36-VA01_0006.png"

Natura 2000 gebied 'Alde Feanen'

Soortenbescherming

Sinds 1 april 2002 regelt de "Flora- en faunawet" de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. Deze wet heeft tot doel om beschermde flora- en faunasoorten te beschermen. Ruimtelijke ontwikkelingen kunnen tot gevolg hebben dat beschermde soorten in het geding komen. Indien dergelijke soorten aanwezig zijn en door de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling bedreigd worden, moet een ontheffing aangevraagd worden.

Gelet op het feit dat het bestemmingsplan alleen het huidig gebruik legaliseert en niet een nieuwe ontwikkeling betreft hoeft in het kader van dit bestemmingsplan geen nader onderzoek plaats te vinden.

4.4 Water

Vanwege het grote belang van het water in de ruimtelijke inrichting wordt van gemeenten een sterke betrokkenheid met water bij het opstellen van ruimtelijke plannen verwacht. De watertoets is een verplicht onderdeel in bestemmingsplannen geworden. De initiatiefnemer heeft Wetterskip Fryslan geinformeerd over het plan Midsbuorren 36 Warten via de Digitale watertoets (www.dewatertoets.nl). Uit de watertoets volgt dat het plan geen invloed heeft op de waterhuishouding en de afvalwaterketen. Verder overleg met Wetterskip Fryslan is niet nodig. Wetterskip Fryslan geeft een positief wateradvies.

4.5 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de volksgezondheid en het milieu te beschermen tegen geluidsoverlast. Op grond van de wet dient bij ruimtelijke ontwikkelingen een akoestisch onderzoek te worden ingesteld naar geluidbelastingen op de gevels van woningen afkomstig van wegverkeerslawaai, spoorweglawaai en lawaai vanwege industrie. Spoorweglawaai is niet aan de orde in (de nabijheid van) het plangebied. In Bijlage 2 is het akoestisch onderzoek opgenomen voor deze locatie.

Wegverkeerslawaai

Midsbuorren 36 is gelegen aan de weg Midsbuorren. Ter hoogte van het plangebied is de weg gelegen in buitenstedelijk gebied. De (op dat gedeelte van de weg) voorrangsweg is voorzien van twee rijstroken en een ventweg. De maximaal toegestane snelheid is 80 kilometer per uur. Op basis deze gegevens heeft, overeenkomstig artikel 74 lid 1 van de Wet geluidhinder, de Midsbuorren een zone van 250 meter.

Binnen deze zone moet worden getoetst of de nieuwe gevoelige bestemmingen voldoen aan de grenswaarden wat betreft wegverkeerslawaai, zoals die in de Wet geluidhinder zijn genoemd. Het geluidniveau aan de gevel mag niet meer bedragen dan 48 dB, maar het college van burgemeester en wethouders kan in een situatie buiten de bebouwde kom in geval van een bestaande weg een zogenoemde hogere waarde vaststellen tot 53 dB voor wat betreft de woning Midsbuorren 36.

De geluidsbelasting vanwege het wegverkeer op de weg Midsbuorren is berekend op drie ontvangerpunten Er is berekend dat in het maatgevende jaar 2023 een geluidbelasting van 53 dB bij de Midsbuorren 36 optreedt. Dit is meer dan de voorkeurswaarde van 48 dB die in de Wet geluidhinder wordt genoemd, maar minder dan de maximale ontheffingswaarden van 53 dB. De genoemde geluidbelasting betekent dat burgemeester en wethouders een hogere waarde van 53 dB in verband met wegverkeerslawaai voor Midsbuorren 36 moet vaststellen.

Industrielawaai

Door de uitwerking van voorliggend bestemmingsplan wordt de woning Midsbuorren 36 een burgerwoning buiten het gezoneerde industrieterrein maar binnen de vastgestelde geluidszone van het industrieterrein.De geluidbelastingen vanwege de activiteiten van de bedrijven op het gezoneerde industrieterrein te Warten inclusief de inbestemde geluidsruimte overeenkomstig bestemmingsplan “Lytse Doarpen” zijn in kaart gebracht. Het onderzoek is opgenomen als Bijlage 2 bij dit bestemmingsplan.

De voorkeursgrenswaarde is 50 dB(A). Burgemeester en Wethouders kunnen een hogere waarde vaststellen van maximaal 5 dB(A) hoger dan de voorkeursgrenswaarde. Uit de berekende waarde blijkt dat voor de gevoelige bestemming Midsbuorren 36 een hogere waarde van 55 dB(A) moet worden vastgesteld.

Bron en overdrachtsmaatregelen zijn onderzocht maar niet mogelijk danwel kosteneffectief gebleken. Een scherm met een hoogte van 4,6 meter is vanuit landschappelijk oogpunt niet gewenst.

Binnenniveau

Uit het akoestisch onderzoek (Bijlage 2) blijkt dat de geluidsbelasting ter plaatse van de gevel van de woning aan Midsbuorren 36 niet kan voldoen aan de voorkeursgrenswaarde voor industrielawaai van 50 dB(A). De geluidbelasting van alle andere bedrijven op het gezoneerde industrieterrein heeft ter plaatse van de gevoelige bestemming (gevel van de woning) een waarde van 55 dB(A). Uit ditzelfde onderzoek blijkt ook dat de voorkeursgrenswaarde vanwege wegverkeer ook wordt overschreden. De geluidbelasting vanwege het wegverkeer op de Midsbuorren ter plaatse van de gevoelige bestemming Midsbuorren 36 is berekend op 53 dB terwijl de voorkeursgrenswaarde 48 dB is.

Gemeente Boarnsterhim wil voor deze woning een hogere waarde procedure doorlopen overeenkomstig artikel 110a van de Wet geluidhinder. Aanvullend aan het akoestisch onderzoek is een onderzoek gedaan om het binnenniveau te berekenen v an de geluidsgevoelige ruimtes in de woning zonder geluidscherm Dit onderzoek is opgenomen als Bijlage 3 bij dit bestemmingsplan. De woning aan Midsbuorren 36 te Warten voldoet met een gevelbelasting van 57 dB(A) niet aan de gestelde binnengrenswaarde van 35 dB(A). Er zijn aanvullende geluidswerende maatregelen aan de woning nodig. De binnenniveaus voldoen na het uitvoeren van deze gevelmaatregelen aan de gestelde grenswaarde

Conclusie 

Voor de gevoelige bestemming Midsbuorren 36 wordt een hogere waarde procedure doorlopen waarbij voor industrielawaai een hogere waarde van 55 dB(A) vastgesteld en voor wegverkeer een hogere waarde van 53 dB. De ontwerp besluiten hogere waarde worden gelijktijdig met het ontwerp bestemmingsplan ter inzage gelegd.

4.6 Bedrijven en milieuzonering

In de ruimtelijke ordening wordt rekening gehouden hinderzirkels en toepassing gegeven aan de VNG-brochure "Bedrijven en milieuzonering". Rond bedrijven liggen hindercirkels waarvan de minimale afstanden ten opzichte van gevoelige functies (zoals woningen) bepaald worden aan de hand van onder andere het bedrijfstype en de omvang van het bedrijf. Voor het bepalen van de minimale afstanden worden de VNG-brochure "Bedrijven en milieuzonering" en de "Wet geurhinder en veehouderij (2006)/ Besluit landbouw milieubeheer (2006)" gebruikt, evenals de Verordening als gevolg van artikel 6 van de Wet geurhinder en veehouderij van de gemeente Boarnsterhim. Rondom het plangebied zijn geen bedrijven aanwezig waarop de "Wet geurhinder en veehouderij (2006)/ Besluit landbouw milieubeheer (2006)" en de Verordening als gevolg van artikel 6 van de Wet geurhinder en veehouderij van de gemeente Boarnsterhim van toepassing zijn.

Industrieterrein Warten in bestemmingsplan Lytse doarpen

De op het industrieterrein Warten aanwezige bedrijven, allen ingedeeld in VNG-categorieën, zijn individueel getoetst op de gewenste afstand van deze categorieën  tot gevoelige (woon)omgeving. In het vigerende bestemmingsplan Lytse Doarpen (waar het industrieterrein Warten in is opgenomen) is het industrieterrein aan de hand van de VNG-brochure ingedeeld. De zonering in het vigerende bestemmingsplan aan de westzijde van het industrieterrein is uitgezet vanaf de toen al aanwezige (woon)bebouwing Midsbuorren 36. Echter de scheepswerf op Midsbuorren 30 is aanvullend op de bestemming ter plaatse toegestaan. De richtafstand voor geluid wordt hier overschreden derhalve is geluidsonderzoek nodig. Deze is opgenomen in Bijlage 2. Omdat het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau voor de locatie voldoet is de situatie acceptabel. In hoofdstuk 3 van Bijlage 2 is een vollledige beoordeling van de zonering opgenomen.

4.7 Bodem

Voorliggend bestemmingsplan betreft het legaliseren van het reeds jarenlange gebruik van aanwezige bebouwing als burgerwoning. Er vindt geen nieuwbouw plaats. Er hoeft dan ook geen onderzoek verricht te worden naar de mogelijke bodem- of grondwaterverontreiniging in het kader van dit bestemmingsplan. Indien sprake is van uitbreidingsmogelijkheden binnen aangegeven bebouwingsvlakken zal het bedoelde onderzoek in het kader van de verlening van de Omgevingsvergunning aan de orde komen.

4.8 Externe veiligheid

Toetsingskader

Externe veiligheid gaat om het beperken van de kans op en het effect van een ernstig ongeval voor de omgeving door:

  • het gebruik, de opslag en productie van gevaarlijke stoffen (inrichtingen);
  • het transport van gevaarlijke stoffen (buisleidingen, waterwegen en spoorwegen);
  • het gebruik van luchthavens.

Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het beperken van de risico's voor de burger door bovengenoemde activiteiten. Hiertoe zijn risico's gekwantificeerd, namelijk door middel van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Plaatsgebonden risico (PR)

Het plaatsgebonden risico is de berekende kans per jaar, dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft.

Groepsrisico (GR)

Dit is de kans dat een groep mensen overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico moet worden gezien als een maat voor maatschappelijke ontwrichting.

Het externe veiligheidsbeleid is verankerd in diverse wet- en regelgeving. De volgende besluiten zijn relevant:

1. Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)

Met het Bevi zijn risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.

2. Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (cRNVGS)

De circulaire is van toepassing op bestemmingsplannen die liggen binnen de invloedsgebieden van transportroutes met vervoer van gevaarlijke stoffen.

3. Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb)

Op basis van het Bevb dienen plannen, vergelijkbaar met het Bevi, te worden getoetst aan de grens- en richtwaarde voor het PR en de oriëntatiewaarde voor het GR.

Verantwoordingsplicht

In het Bevi, Bevb en de circulaire is onder andere een verantwoordingsplicht GR opgenomen. Deze verantwoording houdt in dat in bepaalde gevallen een wijziging met betrekking tot planologische keuzes moet worden onderbouwd en verantwoord voor het externe veiligheidsaspect door het bevoegd gezag.

Risicobronnen

Uit de professionele Risicokaart blijkt dat in de directe nabijheid van het bestemmingsplan risicobronnen zijn gelegen (zie figuur 1). Dit zijn twee hogedrukaardgastransportleidingen, aangegeven met een rode stippellijn. De buisleiding A-601-KR aan de noordzijde van het plangebied is in eigendom van Gasunie en heeft een invloedsgebied (1% letaliteitsgrens) van 470 meter. De buisleiding 50 WR92-6-S-510 aan de zuidzijde van het plangebied is in eigendom van Vermilion en heeft een invloedsgebied van 100 meter. De invloedsgebieden van beide buisleidingen zijn niet over het plangebied gelegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0055.BPMidsbuorren36-VA01_0007.png"

Figuur 1: risicobronnen

Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt voor de haalbaarheid van voorliggend plan.

4.9 Luchtkwaliteit

Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet milieubeheer (Wm), hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen. Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, indien:

  • a. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, niet leiden tot het overschrijden van een in bijlage 2 van de Wet milieubeheer opgenomen grenswaarde, of
  • b. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, leiden tot een verbetering per saldo van de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof dan wel, bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, de luchtkwaliteit per saldo verbetert door een samenhangende maatregel of een optredend effect, of
  • c. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen of
  • d. het project is genoemd of beschreven dan wel past binnen een programma van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (in werking getreden per 01-08-2009).

Ruimtelijk-economische besluiten die "niet in betekenende mate" bijdragen aan de concentraties in de buitenlucht van stoffen waarvoor bijlage 2 van de Wet milieubeheer een grenswaarde bevat, worden niet langer, zoals voorheen, individueel getoetst aan die grenswaarden. Als gevolg daarvan kunnen tal van kleinere projecten doorgang vinden, ook in situaties waar nog niet aan de grenswaarden wordt voldaan.

De effecten van deze projecten op de luchtkwaliteit worden verdisconteerd in de trendmatige ontwikkeling van de luchtkwaliteit, zoals beschreven in het Nationaal Samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL).

Bij besluitvorming is het dus van belang om te bepalen of een initiatief "niet in betekenende mate" bijdraagt aan de luchtkwaliteit. In de algemene maatregel van bestuur "Niet in betekenende mate" (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM.

Het begrip "niet in betekenende mate" is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen(inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.

Vooralsnog geldt dat:

  • voor woningbouwlocaties met minder dan 1.500 woningen (in geval van één ontsluitingsweg) of 3.000 woningen (in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling) geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden;
  • voor infrastructuur dat bij minder dan 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie) ook geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden;
  • voor kantoorlocaties is dat bij minder dan 100.000 m2 brutovloeroppervlak bij 1 ontsluitende weg, of 200.000 m2 brutovloeroppervlak bij 2 ontsluitende wegen.”

Het criterium "niet in betekenende mate" kan pas worden toegepast als het NSL en de (nieuwe) regionale programma's zijn vastgesteld en dat is nog niet het geval. Daarom kan nog niet van de 3%-regeling gebruik gemaakt worden (het percentage van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van PM10 of NO2, waarmee de luchtkwaliteit verslechtert als gevolg van het project), maar geldt de 1%-grens. Daarbij moeten de hierbovenstaande aantallen door 3 worden gedeeld. Voor woningbouw betekent dat bijvoorbeeld dat de luchtkwaliteit "niet in betekenende mate" verslechtert zolang het aantal niet boven de 500 uitkomt.

Dit bestemmingsplan betreft de legalisering van het gebruik van 1 woning en blijft dus ruim onder de genoemde normering van de ontwikkelingen, zodat geconcludeerd kan worden dat de luchtkwaliteit niet "in betekende mate" zal verslechteren.

Hoofdstuk 5 Toelichting op de planregels

5.1 Algemeen

In dit hoofdstuk worden de van het bestemmingsplan deel uitmakende regels - voor zover nodig geoordeeld - van een nadere toelichting voorzien.

De regels geven inhoud aan de (op de verbeelding aangegeven) bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet gebruikt mogen worden en wat en hoe er gebouwd kan of mag worden. Bij de opzet van de regels is getracht het aantal zo beperkt mogelijk te houden en slechts datgene te regelen, wat werkelijk noodzakelijk is.

De bij dit plan behorende regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:

Hoofdstuk 1 Inleidende regels;

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels;

Hoofdstuk 3 Algemene regels;

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels.

Hoofdstuk 1. Inleidende regels

In dit hoofdstuk worden de in regels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.

Hoofdstuk 2. Bestemmingsregels

Dit hoofdstuk bevat de bestemmingsregels. De meeste bestemmingen bestaan uit:

  • a. een bestemmingsomschrijving en
  • b. bouwregels

Daarnaast is bij verscheidene bestemmingen opgenomen:

  • c. een afwijkingsmogelijkheid en/of
  • d. gebruiksregels.

Ad a. Bestemmingsomschrijving

De bestemmingsomschrijving is vooral van belang om vast te stellen waartoe de gronden mogen worden gebruikt. In het kader van de handhaving is de bestemmingsomschrijving dan ook van groot belang.

Ad b. Bouwregels

De bouwregels geven de bouwmogelijkheden aan. Omdat steeds is opgenomen dat alleen mag worden gebouwd ten dienste van de bestemming zijn de bouwmogelijkheden niet los te zien van de bestemmingsomschrijving.

Ondergronds bouwen is toegestaan zolang maar wordt gebouwd ten dienste van de bestemming en met inachtneming van de bouwregels. Doorgaans betekent dit dat ondergrondse gebouwen, bijvoorbeeld (parkeer)kelders, uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden opgericht.

Ad c. Afwijkingsmogelijkheid

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van bepaalde regels. In beginsel betreft het afwijkingen van geringe aard, waarbij de aan de grond toegekende bestemming niet mag worden gewijzigd.

Ad d. Gebruiksregel

In sommige bestemmingen wordt uitdrukkelijk aangegeven wat onder strijdig gebruik wordt verstaan. Desgewenst kunnen specifieke vormen van gebruik worden uitgesloten. Dit zijn gebruiksvormen, waarvan het op voorhand gewenst is aan te geven dat deze in ieder geval niet zijn toegestaan.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Dit hoofdstuk bevat regels die in hun algemeenheid voor het hele bestemmingsplan gelden. Vaak zijn ze van toepassing op meerdere bestemmingen. Uit praktische overwegingen zijn ze in een afzonderlijk hoofdstuk ondergebracht.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Hoofdstuk 4 geeft regels over hoe om te gaan met bouwwerken en het gebruik vallend onder het overgangsrecht en de benaming van het plan.

5.2 Nadere toelichting op de regels

Voor zover nodig geacht worden enige bestemmingen van een toelichting voorzien.

Tuin

De bestemming Tuin is dienstbaar aan de bestemming van de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen. Bij de bestemmingsregeling voor de Tuinen is uitgegaan van het principe dat die gebieden uit ruimtelijke overwegingen onbebouwd moeten blijven en ook als zodanig in gebruik zijn.

Wonen

De woning Midsbuorren 36 is bestemd tot Wonen. Het hoofdgebouw wordt geplaatst in het bouwvlak. Als een bouwvlak ruimer is dan een bestaande woning kan het hoofdgebouw worden vergroot.

Voor de bijbehorende bouwwerken (oppervlakte en hoogte) wordt aangesloten bij het planologisch beleid van de gemeente Boarnsterhim. Aan huis verbonden beroepen en bedrijven worden in beginsel niet in overeenstemming geacht met de woonfunctie. Via een omgevingsvergunning (afwijkingen van het plan) zijn deze functies onder voorwaarden wel toegestaan. Maatgevend voor het verlenen van een omgevingsvergunning is de ruimtelijke uitwerking die dit gebruik heeft gezien zijn aard, omvang en uitstraling. Bij aan huis verbonden beroepen en bedrijven dient wonen de hoofdfunctie te blijven.

Dubbelbestemmingen:

Waarde-Archeologische verwachtingswaarde 2

Ter bescherming en het behoud van de archeologische (verwachtings)waarden is een dubbelbestemming opgenomen. Er is een afwijkingsmogelijkheid middels een omgevingsvergunning opgenomen om de bouw ten behoeve van de basisbestemmingen mogelijk te maken. Om sturing te geven aan werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunningenstelsel opgenomen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Anti-dubbeltelregel

Deze regel is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen.

Algemene gebruiksregels

Voor de redactie van dit artikel is de algemene formulering aangehouden. Deze gaat uit van de gedachte dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming. In beginsel is de doeleindenomschrijving van de betreffende bestemming bepalend.

In verband met het schrappen van het bordeelverbod is expliciet opgenomen wat onder strijdig gebruik met het bestemmingsplan in ieder geval wordt verstaan het (laten) gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting. Voor veel bestemmingen is dit evident, maar omdat dat in casu voor alle bestemmingen geldt is het om discussie te voorkomen expliciet opgenomen.

Algemene afwijkingsregels

Aan burgemeester en wethouders wordt hier de bevoegdheid gegeven om af te wijken van het plan door het verlenen van een omgevingsvergunning. Evident is dat niet alle afwijkingsregels op alle bestemmingen van toepassing zijn. Voorts is van belang dat het bestaan van de bevoegdheid niet mag leiden tot een automatisme in het verlenen van een omgevingsvergunning: conform de Algemene wet bestuursrecht moeten burgemeester en wethouders de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen afwegen. Overigens is de bevoegdheid beperkt in die zin dat geen omgevingsvergunning mag worden verleend indien onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een aantal met name genoemde belangen.

Algemene wijzigingsregels

Er zijn algemene wijzigingsmogelijkheden opgenomen ten behoeve van het verwijderen of aangeven van nadere aanduidingen en grenzen van bestemmings- en bouwvlakken. En meer specifiek is ten aanzien van enige bestemmingen een wijziging naar andere bestemming(en) opgenomen.

Hoofdstuk IV Overgangs- en slotregels:

Overgangsrecht

Bij de overgangsrecht wordt onderscheid gemaakt naar bouwwerken en gebruik.

Bij bouwwerken gaat het er om of ze op de peildatum in enigerlei opzicht afwijken van het plan. Doorgaans betreffen die afwijkingen de bouwregels. Ze mogen gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd of na een calamiteit worden herbouwd, mits de bestaande afwijkingen naar hun aard niet worden vergroot. Bij de vraag of de afwijking wordt vergroot kan ook het gebruik relevant zijn. Van de mogelijkheid tot gedeeltelijke vernieuwing of verandering zijn uitgesloten de illegale bouwwerken. Daaronder worden verstaan de bouwwerken die zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning - voor zover vereist - zijn gebouwd in strijd met het toen geldende bestemmingsplan.

Voor een vergroting van de oppervlakte met niet meer dan 10% kan een omgevingsvergunning worden verleend. Uiteraard kan van deze bevoegdheid slechts éénmaal gebruik worden gemaakt. Als peildatum geldt de datum van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

Ten aanzien van het gebruik is bepaald dat bestaand, met het plan strijdig gebruik mag worden voortgezet. Een uitsluitingsclausule is opgenomen voor gebruik dat al in strijd was met het voorheen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. Deze regel laat de wrakingsjurisprudentie onverlet.

Als peildatum geldt de datum van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient een onderzoek te worden ingesteld naar de economische uitvoerbaarheid van een plan. In dit geval is er sprake het legaliseren van het gebruik van het plangebied (Wonen). Er is geen sprake van een nieuwe ontwikkeling.

De kosten betreffen de kosten verbonden aan de bestemmingsplanprocedure en de kosten voor de procedure voor het vaststellen van een hogere waarde. Deze kosten worden betaald door de gemeente. Ook is door de gemeente budget gereserveerd voor geluidsisolatiemaatregelen aan de woning.

De uitvoering van het voorliggende bestemmingsplan wordt niet door onvoldoende economische uitvoerbaarheid belemmerd.

Hoofdstuk 7 Inspraak, overleg en zienswijzen

7.1 Inspraak

Op basis van de inspraakverordening heeft het voorontwerp van het bestemmingsplan "Midsbuorren 36 te Warten" gedurende een periode van 6 weken van 20 maart 2013 t/m 30 april 2013 ter inzage gelegen. Er zijn geen reacties binnengekomen die betrekking hebben op genoemd bestemmingsplan.

7.2 Overleg

Sinds 1 januari 2012 hoeven gemeenten bestemmingsplannen in het kader van vooroverleg niet meer aan het rijk voor te leggen tenzij één van de rijksdiensten direct belanghebbende is. In een dergelijk geval dient het bestemmingsplan aan de desbetreffende rijksdienst voorgelegd te worden. Het gaat dan om gevallen waarbij bijvoorbeeld defensieterreinen, rijks(water)wegen betrokken zijn. In dit geval is dat niet aan de orde en is het plan dan ook niet aan de rijksdiensten worden voorgelegd.

In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro heeft de gemeente het voorontwerpbestemmingsplan "Midsbuorren 36 te Warten" ter beoordeling voorgelegd aan de provincie en overige instanties die betrokken zijn bij de zorg voor de goede ruimtelijke ordening. Het plan is verzonden aan de provincie Fryslân, Wetterskip Fryslân en Brandweer Fryslân.

De reacties van de instanties zijn onderstaand samengevat en beantwoord. De volledige overlegreacties zijn weergegeven in Bijlage 4.

  • a. Provincie Fryslân

De provincie geeft aan dat de provinciale belangen op een juiste wijze zijn verwerkt.

Wel geeft het plan aanleiding tot het maken van een opmerking m.b.t. Archeologie. De opgenomen archeologische dubbelbestemming, waarin karterend onderzoek verplicht is bij ingrepen van meer dan 2500m², is overbodig, aangezien het plan een reeds bestaande woning betreft. De regeling kan daarom geschrapt worden.

Reactie gemeente

Wij zullen het voorstel van de provincie overnemen.

  • b. Wetterskip Fryslân

Het voorontwerp bestemmingsplan geeft Wetterskip Fryslân geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.

Reactie gemeente

Wij nemen de reactie van Wetterskip Fryslân voor kennisgeving aan.

  • c. Brandweer Fryslân

Brandweer Fryslân vraagt om de adviesaanvraag voortaan BAG-conform aan te leveren.

Wat betreft voorliggend plan, ziet Brandweer Fryslân geen noodzaak om opmerkingen te plaatsen.

Voorts geeft Brandweer Fryslân aan om gebruik te maken van de digitale veiligheidstoets om te beoordelen of een plan voor advies aan Brandweer Fryslân moet worden voorgelegd.

Reactie gemeente

Wij nemen de reactie van Brandweer Fryslân voor kennisgeving aan en zullen voortaan de gegevens conform de BAG normen aanleveren en de digitale veiligheidstoets uitvoeren.

7.3 Zienswijzen

Het ontwerp van het bestemmingsplan "Midsbuorren 36 te Warten" heeft van 17 juli 2013 tot en met dinsdag 27 augustus 2013 ter inzage gelegen op het gemeentehuis. Tevens was het plan digitaal te raadplegen via www.ruimtelijkeplannen.nl.

Er zijn geen zienswijzen ingediend.

15 oktober 2013.