direct naar inhoud van Artikel 10 Centrum
Plan: Aldeboarn
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0055.BPAldeboarn2010-VA01

Artikel 10 Centrum

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Centrum ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel;
  • b. dienstverlening;
  • c. bedrijven als genoemd in de milieucategorieën 1 en 2 van de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten Functiemenging', die deel uitmaakt van dit plan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf', voor een schildersbedrijf, voor zover het betreft de locatie Westein 3;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'horeca', voor horeca in de categorie 1 en 2 van de 'Lijst van horecabedrijven', Bijlage 3, die deel uitmaakt van dit plan;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kwekerij', voor een fruitboomkwekerij;
  • g. kantoren;
  • h. maatschappelijke voorzieningen;
  • i. woningen, voor zover aanwezig ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, dan wel het op de plankaart aangegeven aantal;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' of 'cultuurhistorische waarden' voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de cultuurhistorische waarden;
  • k. water - niet zijnde insteekhavens - en voorzieningen voor de waterhuishouding;

met daaraan ondergeschikt:

  • l. de inrichting en het beheer van vaarwegen voor zover de gronden zijn gelegen binnen de in artikel 29.2 aangegeven beheersgrenzen;

met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, tuinen, erven, terreinen, wegen, paden, parkeer- en groenvoorzieningen.

10.2 Bouwregels

Op de voor ' Centrum ' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

10.2.1 Hoofdgebouwen

Voor hoofdgebouwen geldt dat:

  • a. een hoofdgebouw uitsluitend binnen een bouwvlak mag worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' mag de goothoogte niet meer bedragen dan de op de plankaart aangegeven goothoogte;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan de op de plankaart aangegeven bouwhoogte, met dien verstande dat in de overige gevallen de bouwhoogte niet meer dan 9 m mag bedragen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)', mag de hoogte niet meer bedragen dan de op de plankaart aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument'of 'cultuurhistorische waarden' de hoofdvorm van het hoofdgebouw, bepaald door de gevelbreedte, goothoogte, bouwhoogte, dakhelling, nokrichting en oppervlakte van het grondvlak, zoals die hoofdvorm bestond op het tijdstip van de vaststelling van het bestemmingsplan dient te worden gehandhaafd, met dien verstande dat een afwijking van de goothoogte en/of de bouwhoogte van ten hoogste 5% is toegestaan, waarbij de dakhelling overeenkomstig mag worden aangepast;
  • f. met dien verstande dat indien een kleinere/grotere breedte/ afstand/ bouwhoogte/ goothoogte aanwezig is op het tijdstip van de vaststelling van dit plan - illegale bouwwerken daaronder niet begrepen - , deze breedte/ afstand/ bouwhoogte/ goothoogte/ mag worden gehandhaafd.
10.2.2 Bijbehorende bouwwerken

voor bijbehorende bouwwerkengeldt dat:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte per hoofdgebouw ten hoogste 50 m2 mag bedragen, met dien verstande dat bij iedere hoofdgebouw een niet met gebouwen bebouwd erf van tenminste 5 m2 aanwezig dient te zijn;
  • b. deze niet voor de voorgevelrooilijn of het verlengde daarvan, dan wel voor de naar de weg gekeerde zijgevelrooilijn of het verlengde daarvan mogen worden opgericht;
  • c. de goothoogte niet meer dan 3 m mag bedragen met dien verstande dat de goothoogte mag worden verhoogd tot ten hoogste 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
  • d. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk ten hoogste 5 m mag bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan de hoogte van het hoofdgebouw verminderd met 1 m tot een maximale bouwhoogte van ten hoogste 7 m;
  • f. met dien verstande dat indien een bestaande kleinere/grotere/breedte/afstand/ bouwhoogte/goothoogte aanwezig is op het tijdstip van de vaststelling van dit plan - illegale bouwwerken daaronder niet begrepen - , deze bestaande breedte/afstand/bouwhoogte/ goothoogte mag worden gehandhaafd.
10.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, geldt dat:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen, vóór de voorgevel van het gebouw en het verlengde daarvan dan wel indien sprake is van hoeksituaties en grenzend aan de weg of het openbaar groen, niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • b. in de overige situaties de bouwhoogte van erfafscheidingen niet meer dan 2 m mag bedragen;
  • c. voor de overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 2 m mag bedragen.
10.3 Afwijken van de bouwregels
10.3.1 Omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de regel in:

  • a. 10.2.3 onder a voor het verhogen van de bouwhoogte tot ten hoogste 2 m bij uitsluitend visueel open erfafscheidingen;
  • b. 10.2.3 onder b voor het verhogen van de bouwhoogte tot ten hoogste 3 m, mits de noodzaak voor afschermende en beschermende werking is aangetoond.
10.3.2 Afwegingskader

De in 10.3.1 genoemde omgevingsvergunning worden slechts verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de woonsituatie;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de externe veiligheid
  • f. de verkeersveiligheid en de bereikbaarheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
10.4 Afwijken van de gebruiksregels
10.4.1 Omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de regel in:

  • a. 10.1 en horeca toestaan in de categorie 1 en 2 van de 'Lijst van horecabedrijven', Bijlage 3, die deel uitmaakt van dit plan;
  • b. 10.1 onder i en toestaan dat het bestaande aantal woningen toeneemt, met dien verstande dat:
    • 1. invulling met de functies a tot en met h bepaald in 10.1 in op redelijke ter-mijn aantoonbaar niet haalbaar is gebleken;
    • 2. dit in overeenstemming dient te zijn met het gemeentelijke woonbeleid;
    • 3. voldaan is aan de milieuwetgeving.
10.4.2 Afwegingskader

De in 10.4.1 genoemde omgevingsvergunningen wordt slechts verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de woonsituatie;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de externe veiligheid;
  • f. de verkeersveiligheid en de bereikbaarheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
10.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.5.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van Burgemeester en wethouders, ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden',de volgende werken, geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het slopen van gebouwen en bouwwerken.
10.5.2 Uitzondering op verbod

Het in 10.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden:

  • a. die het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • b. die al in uitvoering zijn of krachtens een verleende vergunning al mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van de vaststelling van dit plan.
10.5.3 Afwegingskader

Van strijdig gebruik als bedoel in artikel 3.16 onder 1 sub a Wet ruimtelijke ordening is geen sprake indien de waarden van deze gronden niet onevenredig worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden verkleind.