direct naar inhoud van Artikel 7: Recreatie - 2
Plan: Boornzwaag
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0051.BOO10BOORNZWAAG-OH01

Artikel 7: Recreatie - 2

7.1. Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. zomerhuizen ten behoeve van recreatieve bewoning;
  • b. zomerhuizen ten behoeve van recreatieve en/of permanente bewoning, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - permanente bewoning';
  • c. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij zomerhuizen;
  • d. schiphuizen, ter plaatse van de aanduiding 'schiphuis';
  • e. terreinen;

waarbij de instandhouding van de ruimtelijke kwaliteit van het recreatieterrein wordt nagestreefd;

met de daarbijbehorende:

  • f. straten en paden;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. water;
  • j. nutsvoorzieningen;
  • k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder vlaggenmasten.
7.2. Bouwregels
7.2.1. Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken geldt de volgende regel:

  • ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bebouwingsvrije zone' mogen geen bouwwerken worden gebouwd.
7.2.2. Zomerhuizen

Voor het bouwen van zomerhuizen gelden de volgende regels:

  • a. het aantal zomerhuizen zal ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal' aangegeven aantal bedragen;
  • b. de oppervlakte van een zomerhuis zal ten hoogste 100 m² bedragen;
  • c. de goothoogte van een zomerhuis zal ten hoogste 4,50 m bedragen;
  • d. de dakhelling van een zomerhuis zal ten minste 30° en ten hoogste 60° bedragen;
  • e. de onderlinge tussenruimte tussen zomerhuizen zal ten minste 4,00 m bedragen, tenzij de bestaande onderlinge tussenruimte kleiner is, in welk geval de bestaande onderlinge tussenruimte als minimale tussenruimte geldt;
  • f. in afwijking van het bepaalde in sub d mag een zomerhuis worden voorzien van een plat dak, ter plaatse van de aanduiding 'plat dak'.
7.2.3. Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij zomerhuizen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij zomerhuizen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 50 m² bedragen;
  • b. de goothoogte van een aan- of uitbouw zal ten hoogste gelijk zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het zomerhuis waaraan wordt gebouwd plus 0,25 m, met dien verstande dat de goothoogte van een aan- of uitbouw niet meer dan 4,00 m mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een aan- of uitbouw zal ten minste 1,00 m lager zijn dan de bouwhoogte van het zomerhuis, met dien verstande dat de bouwhoogte van een aan- of uitbouw binnen een afstand van 3,00 m van de perceelsgrens ten hoogste 5,00 m en daarbuiten ten hoogste 6,00 m zal bedragen;
  • d. de goothoogte van een bijgebouw zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een bijgebouw zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • f. de dakhelling van een bijgebouw zal ten hoogste 60° bedragen.
  • g. de bouwhoogte van een overkapping zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
7.2.4. Schiphuizen

Voor het bouwen van schiphuizen gelden de volgende regels:

  • a. schiphuizen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'schiphuis';
  • b. de goothoogte van een schiphuis zal ten hoogste 3,50 m bedragen;
  • c. de dakhelling van een schiphuis zal ten minste 30° en ten hoogste 60° bedragen .
7.2.5. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
7.3. Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een goed bebouwingsbeeld;
  • b. de ruimtelijke kwaliteit van het recreatieterrein; en
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
7.4. Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de ruimtelijke kwaliteit van het recreatieterrein en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 7.2.1 in die zin dat bouwwerken binnen de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - bebouwingsvrije zone" worden gebouwd, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het gebruik van de vaarweg en de ecologische waarden;
  • b. het bepaalde in lid 7.2.2 sub a in die zin dat het aantal zomerhuizen wordt vergroot;
  • c. het bepaalde in lid 7.2.4 sub a in die zin dat buiten de gronden ter plaatse van de aanduiding 'schiphuis' een schiphuis bij een zomerhuis wordt gebouwd, mits:
    • 1. ten hoogste één schiphuis per zomerhuis zal worden gebouwd;
    • 2. de oppervlakte van een schiphuis ten hoogste 25 m² zal bedragen;
    • 3. de goothoogte van een schiphuis ten hoogste 3,50 m zal bedragen;
    • 4. de dakhelling van een schiphuis ten minste 30° en ten hoogste 60° zal bedragen.
7.5. Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van zomerhuizen voor permanente bewoning, tenzij de gronden zijn voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - permanente bewoning';
  • b. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.