direct naar inhoud van Artikel 8: Recreatie - 3
Plan: Boornzwaag
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0051.BOO10BOORNZWAAG-OH01

Artikel 8: Recreatie - 3

8.1. Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. zomerhuizen ten behoeve van recreatieve bewoning;

waarbij de instandhouding van de ruimtelijke kwaliteit van het recreatieterrein wordt nagestreefd;

met de daarbijbehorende:

  • b. terreinen;
  • c. straten en paden;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. water;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder vlaggenmasten.
8.2. Bouwregels
8.2.1. Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  • ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bebouwingsvrije zone' mogen geen bouwwerken worden gebouwd.
8.2.2. Zomerhuizen

Voor het bouwen van zomerhuizen gelden de volgende regels:

  • a. een zomerhuis zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte van een zomerhuis zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een zomerhuis zal ten hoogste 6,00 m bedragen
  • d. een zomerhuis zal voor 50% zijn voorzien van een kap;
  • e. de dakhelling van een zomerhuis zal ten minste 20° en ten hoogste 60° bedragen.
8.2.3. Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij zomerhuizen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij zomerhuizen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 50 m² bedragen;
  • b. de goothoogte van een aan- of uitbouw zal ten hoogste gelijk zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het zomerhuis waaraan wordt gebouwd plus 0,25 m, met dien verstande dat de goothoogte van een aan- of uitbouw niet meer dan 4,00 m mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een aan- of uitbouw zal ten minste 1,00 m lager zijn dan de bouwhoogte van het zomerhuis, met dien verstande dat de bouwhoogte van een aan- of uitbouw binnen een afstand van 3,00 m van de perceelsgrens ten hoogste 5,00 m en daarbuiten ten hoogste 6,00 m zal bedragen;
  • d. de goothoogte van een bijgebouw zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een bijgebouw zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • f. de dakhelling van een bijgebouw zal ten hoogste 60° bedragen.
  • g. de bouwhoogte van een overkapping zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
8.2.4. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
8.3. Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een goed bebouwingsbeeld;
  • b. de ruimtelijke kwaliteit van het recreatieterrein; en
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
8.4. Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de ruimtelijke kwaliteit van het recreatieterrein en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 8.2.1 in die zin dat bouwwerken binnen de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - bebouwingsvrije zone" worden gebouwd, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het gebruik van de vaarweg en de ecologische waarden
  • b. het bepaalde in lid 8.2.2 sub a in die zin dat de gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd.
8.5. Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van zomerhuizen voor permanente bewoning;
  • b. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.