direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Groenewoudseweg ong.
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0050.WPGroenewoudseweg-VS01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de Groenewoudseweg ongenummerd (ong) in Zeewolde ligt een ontwikkellocatie van Staatsbosbeheer in het kader van 'Bos zoekt ondernemer'. Voor onderhavige locatie heeft een initiatnemer het voornemen op deze locatie verblijfs-en dagrecreatie te realiseren. Het initiatief betreft de realisatie van een recreatieterrein met voorzieningen, zoals een restaurant/horeca, ondergeschikte zaalaccommodaties, 20 verblijfsaccommodaties (10 huisjes en 10 tenten), een bedrijfswoning, een strandhut, een kas, een overdekt informatiepunt, een groepsruimte, een werkschuur, een wc/douche huisje, dagrecreatie zoals mogelijkheden voor suppen/kano met aanlegsteiger en fietsverhuur en kleinschalige evenementen.

Het initiatief is in strijd met het geldende bestemmingsplan, omdat de recreatieve voorzieningen en woning niet binnen de bestemming zijn toegestaan. Op basis van de wijzigingsbevoegdheid (artikel 8.7.1 uit het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied 2016') is het initiatief wel mogelijk. Hiermee zijn namelijk onder meer de vestiging van verblijfs- en dagrecreatieve en educatieve voorzieningen onder voorwaarden toegestaan.

Het college van burgemeester en wethouders heeft aangegeven in principe medewerking te willen verlenen aan het toepassen van deze wijzigingsbevoegdheid. Dit wijzigingsplan geeft hieraan invulling.

1.2 Ligging plangebied

De locatie is een ontwikkellocatie van Staatsbosbeheer. De ontwikkellocatie ligt ten westen van Zeewolde. Het perceel ligt in het Horsterwold aan de Horstertocht, tegenover Camping De Parel. De oppervlakte van het perceel is circa 2,6 hectare. In figuur 1.1 is de ligging van het plangebied te zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.WPGroenewoudseweg-VS01_0001.png"

Figuur 1.1: Ligging van het plangebied

1.3 Planologische regeling

Het vigerende bestemmingsplan betreft het bestemmingsplan 'Buitengebied 2016' van de gemeente Zeewolde dat op 29 september 2016 is vastgesteld en deels is aangepast in het 'Reparatieplan Buitengebied 2018', vastgesteld op 28 juni 2018 en in het bestemmingsplan 'Buitengebied 2016 - 2e herziening 2019' vastgesteld op 7 november 2019. Het perceel is bestemd als 'Bos - Natuur' met de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 1'. Daarnaast heeft het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' en voor een klein deel de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'. In onderstaand figuur is een fragment uit het geldende bestemmingsplan weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.WPGroenewoudseweg-VS01_0002.png"

Figuur 1.2: Uitsnede bestemmingsplan 'Buitengebied 2016'

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt het plan beschreven. Daarna wordt de nieuwe situatie getoetst aan de voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheden. In hoofdstuk 3 van dit wijzigingsplan wordt het beleidskader geschetst dat relevant is voor het plan. Daarbij wordt ingegaan op het rijksbeleid, provinciaal en gemeentelijk beleid. In hoofdstuk 4 zijn de omgevingsaspecten waaraan de nieuwe ontwikkeling is getoetst. In hoofdstuk 5 is de juridische regeling opgenomen. Tenslotte is in hoofdstuk 6 de uitvoerbaarheid van het plan toegelicht. Dit is opgesplitst in maatschappelijke uitvoerbaarheid en economische uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

 

2.1 Planuitgangspunten

Dit wijzigingsplan heeft betrekking op een perceel aan de Groenewoudseweg ten westen van het dorp Zeewolde. De locatie ligt in het Horsterwold. Ten zuiden van het plangebied loopt de watergang de Horstertocht. Aan de westkant wordt het plangebied begrensd door de Groenewoudseweg met daarachter camping de Parel. In de huidige situatie is geen bebouwing aanwezig. Het plangebied bestaat geheel uit grasland, bomen en struikgewas. In figuur 2.1 is de afbakening van het plangebied te zien en in figuur 2.2 is het plangebied vanaf de Groenewoudseweg te zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.WPGroenewoudseweg-VS01_0003.png"

Figuur 2.1: Luchtfoto met plangebied huidige situatie

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.WPGroenewoudseweg-VS01_0004.png"

Figuur 2.2 Plangebied in de huidige situatie vanaf de Groenewoudseweg

Het initiatief betreft de realisatie van een recreatieterrein met voorzieningen, zoals een restaurant/horeca met een maximaal oppervlak van 250 m², ondergeschikte zaalaccommodaties, 20 verblijfsaccommodaties (10 huisjes en 10 tenten), een bedrijfswoning, een strandhut, een kas, een groepsruimte, een werkschuur, een voorzingen wc/douche huisje, dagrecreatie zoals mogelijkheden voor suppen/kano met aanlegsteiger en fietsverhuur, en kleinschalige evenementen.

Vanwege de vele wandel-en fietsroutes in de omgeving is specifiek voor deze locatie gekozen. Het is dan ook te verwachten dat veel van de passanten gebruik zullen maken van de te realiseren voorzieningen. Voor deze passanten wordt een overdekt informatiepunt gerealiseerd. Het informatiepunt is een overkapping waar mensen zich aan de hand van informatie(panelen) kunnen oriënteren op de recreatieve paden en routes in de omgeving. Hier is ook informatie te vinden is over de flora en de fauna in het Horsterwold. Vanuit dit overdekte informatiepunt kunnen bezoekers starten aan een (al dan niet begeleide) wandel- of fietstocht. Dit informatie punt sluit aan op de bestaande TOP (Toeristisch Opstap Punt) aan de overzijde van de Groenewoudseweg.

In figuur 2.3 is in een vlekkenplan te zien waar welke functie komt, en welk aantal m2 aan de onderdelen is toegewezen. Dit vlekkenplan is samen met de legenda (Bijlage 1) en de toelichting (Bijlage 2) te vinden in de bijlage

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.WPGroenewoudseweg-VS01_0005.png"

Figuur 2.3: Vlekkenplan toekomstige situatie

2.2 Planologische inpasbaarheid

Het initiatief wordt planologisch geregeld door het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid die is opgenomen in artikel 8 lid 8.7.1 van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2016'. Hiermee zijn namelijk onder meer de vestiging van verblijfs- en dagrecreatieve en educatieve voorzieningen onder voorwaarden toegestaan.

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Bos - Natuur' wordt gewijzigd ten behoeve van de vestiging van medische, sociale, culturele, sportieve, verblijfs- en dagrecreatieve of educatieve voorzieningen, extensieve land- en tuinbouw (met daarbij behorende ondergeschikte detailhandel tot ten hoogste 100 m² verkoopvloeroppervlakte) en horecavoorzieningen, alsmede conferentie oorden, mits:

  • a. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding "wetgevingzone - wijzigingsgebied 1'; - Het plangebied betreft alleen het gebied waar de aanduiding "Wetgevingszone - wijzigingsgebied 1' geldt.
  • b. de bouwhoogte van gebouwen ten hoogste 15,00 m bedraagt; - Zoals vastgelegd in de planregels bedraagt de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw niet meer dan 10 meter. Voor de bedrijfswoning geldt een maximale bouwhoogte van 9 meter.
  • c. de bouwhoogte van andere bouwwerken ten hoogste 4,00 m bedraagt;- Binnen het plangebied worden andere bouwwerken met een maximale bouwhoogte van 4 meter gerealiseerd.
  • d. bedrijfswoningen zijn toegestaan; - Met de beoogde ontwikkeling wordt een nieuwe bedrijfswoning gerealiseerd.
  • e. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde;- Zoals uit paragraaf 4.4 en bijlage 3 blijkt, wordt de voorkeurgrenswaarde niet overschreden.
  • f. functies die afbreuk doen aan het stiltegebied (maximale geluidbelasting 35 dB(A) gemiddeld per uur op 50 meter van de geluidsbron gelegen binnen het milieubeschermingsgebied of wanneer de geluidsbron gelegen is buiten het milieubeschermingsgebied een maximale geluidbelasting 35 dB(A) gemiddeld per uur op 50 meter in het milieubeschermingsgebied gerekend vanaf de grens van het milieubeschermingsgebied) niet zijn toegestaan; - Binnen het plangebied worden nieuwe recreatieve functies mogelijk gemaakt. De geluidhinder die hierbij ontstaat zal voornamelijk voorkomen uit stemgeluid van bezoeker. Voor het onderhoud van het terrein worden machines, zoals bijvoorbeeld een grasmaaier, ingezet. De inzet van dit materiaal is vaak voor een korte duur (alleen tijdens onderhoud). Binnen het plangebied worden geen functies mogelijk gemaakt die een gemiddeld over een uur een geluidbelasting hebben van maximaal 35dB(A). onderhavige ontwikkeling doet dan ook geen afbreuk doen aan het stiltegebied.
  • g. uitsluitend horeca in de categorieën 1 en 2, zoals opgenomen in Bijlage 4, is toegestaan; - De horeca-activiteiten die dit bestemmingsplan mogelijk maakt valt maximaal in categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten.
  • h. er voldoende parkeergelegenheid op het eigen terrein aanwezig is; - In paragraaf 4.7 wordt de parkeerbehoefte beschreven, hieruit blijkt dat binnen het plangebied voldoende parkeergelegenheden worden gerealiseerd.
  • i. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. - Met de beoogde ontwikkeling worden er gebouwen en nieuwe functies aan het gebied toegevoegd. Zoals blijkt uit hoofdstuk 4 doen deze gebouwen en functies geen onevenredig afbreuk aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de archeologische waarden van het gebied. Daarnaast ontstaat er geen onevenredige afbreuk aan de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Om jaarrond opening toe te staan gelden de volgende randvoorwaarden:

  • 1. De verblijfsaccommodaties hebben een beperkt oppervlak en worden ingericht voor kortdurend verblijf. Het betreft maximaal 10 pod's / lodgehuisjes met een maximaal oppervlakte van 20 m2. Daarnaast zijn er nog 10 vaste tenten. Deze vaste tenten zijn niet jaarrond open. De accommodaties hebben een beperkt oppervlakte, ook worden de accommodaties ingericht voor een kortdurend verblijf, zo hebben ze geen kookvoorzieningen, de huisjes hebben ieder een douche en toiletvoorziening. Conform de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) moet een nachtregister worden bijgehouden. Om bovenstaande te borgen wordt in de planregels van dit wijzigingsplan het maximaal oppervlak van de verblijfsrecreatieve voorzieningen vastgelegd.

  • 2. Bedrijfsmatige exploitatie en een overeenkomst met Staatsbosbeheer zijn als voorwaarden gesteld. De gemeente heeft bij de principebrief als voorwaarde gesteld dat sprake moet zijn van bedrijfsmatige exploitatie van de verblijfsaccommodaties ten behoeve van wisselende recreatieve gebruikers. Er vindt bedrijfsmatige exploitatie van de verblijfsaccommodaties plaats, dit wordt eveneens vastgelegd in de planregels van dit bestemmingsplan.

Conclusie

Het initiatief is niet in strijd met de genoemde voorwaarden uit artikel 8 lid 8.7.1 van het bestemmingsplan Buitengebied 2016 en de randvoorwaarden genoemd door het college. Er zijn dan ook geen belemmeringen voor toepassing van de wijzigingsbevoegdheid.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is op 11 september 2020 door de Minister vastgesteld. De NOVI biedt een langetermijnperspectief op de ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland tot 2050. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan de grote opgaven die het aanzien van Nederland de komende dertig jaar ingrijpend zullen veranderen. Met de NOVI benoemt het Rijk nationale belangen, geeft het richting op de vier prioriteiten:

  • Ruimte voor klimaatadaptatie en energiestrategie;
  • Duurzaam economisch groeipotentieel;
  • Sterke en gezonde steden en regio's;
  • Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Uitvoering

De NOVI bevat ook een opmaat naar een Uitvoeringsagenda. Daarin wordt niet alleen inzichtelijk gemaakt welke inzet Rijk en regio nu al plegen, maar ook welke (gezamenlijke) acties de NOVI daaraan toevoegt. De Uitvoeringsagenda wordt richting de definitieve NOVI verder uitgewerkt. Daarbij worden de kansen en risico's uit de planMER betrokken.

De bedoeling is dat de NOVI zich aan nieuwe ontwikkelingen kan aanpassen, in een permanent en cyclisch proces. Het Rijk gebruikt daarvoor een goede NOVI-monitor.

Rijk, provincies en gemeenten gaan meer samenwerken als één overheid. De NOVI-aanpak is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de betrokken overheden. Medeoverheden, burgers en bedrijven, zijn niet juridisch aan de visie in de NOVI gebonden. Om de opgaven als overheden samen aan te pakken wordt op basis van de vastgestelde NOVI toegewerkt naar samenwerkingsafspraken.

Het is belangrijk dat de omgevingsvisies van Rijk, provincies en gemeenten waar nodig en mogelijk op elkaar aansluiten. Daarvoor moeten de bestaande Gebiedsagenda's worden uitgebouwd tot bredere Omgevingsagenda's. Die omvatten de volle breedte van het omgevingsbeleid en kunnen zich ontwikkelen tot de kern van een werkend stelsel van omgevingsbeleid. Deze Omgevingsagenda's worden met alle landsdelen gemaakt, in samenwerking tussen de overheden.

De samenloop van verschillende nationale belangen en de omvang van de opgaven maken het in sommige gebieden tot een grote uitdaging om tot passende oplossingen te komen. Er is daarvoor in deze gebieden extra inzet van Rijk en regio nodig, omdat het binnen de bestaande kaders onvoldoende lukt om tot resultaat te komen. Daarom zullen er NOVI-gebieden worden benoemd.

Open proces

De NOVI is tot stand gekomen in samenspraak met verantwoordelijke ministeries, gemeenten, provincies en waterschappen. Tevens is input gebruikt van adviesraden, kennisinstellingen, het bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en burgers. De dialoog met en tussen alle betrokkenen stopt niet met het verschijnen van de (ontwerp)-NOVI. Het blijft een open proces, waarvan participatie een wezenlijk onderdeel uitmaakt.

Voorliggend bestemmingsplan speelt in op het thema 'Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied' uit de NOVI.

Ladder voor duurzame verstedelijking

In de SVIR is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

Het initiatief betreft nieuwe stedelijke ontwikkeling binnen het landelijk gebied zoals bedoeld in het Bro. De Ladder voor duurzame verstedelijking is hierbij van toepassing.

De ligging en kenmerken / kwaliteiten van de locatie maken de locatie uitermate geschikt voor de voorgenomen ontwikkeling. De ligging en de kenmerken in een het stedelijke gebied juist minder geschikt voor een dergelijke ontwikkeling. De locatie is ook al jaren aangewezen als ontwikkelingslocatie. Op basis van de geldende structuurvisies en bestemmingsplannen zijn er al jarenlang mogelijkheden voor recreatieve initiatieven in het gebied.

De planlocatie betreft een ontwikkellocatie van Staatsbosbeheer in het kader van 'Bos zoekt ondernemer'. Staatsbosbeheer zoekt hierbij ondernemers die kansen zien voor gebieden of gebouwen. Dit gebeurt met respect voor de natuur/locatie. Om deze reden vindt de ontwikkeling plaats in het landelijk gebied en niet binnen bestaand stedelijk gebied. In paragraaf 3.3 wordt nader ingegaan op de behoefte.

3.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie FlevolandStraks

De Omgevingsvisie FlevolandStraks (vastgesteld door Provinciale Staten op 8 november 2017) geeft de visie van de provincie Flevoland op de toekomst van dit gebied. De visie gaat over de periode tot 2030 en verder. Het geeft aan welke kansen en opgaven er voor Flevoland liggen en welke ambities we hebben voor de toekomst.

In de Omgevingsvisie is aangegeven dat de provincie zich onder meer wil inzetten op groenblauwe natuur- en recreatiegebieden langs de waterrijke randen van de polder. Dit initiatief valt hieronder.

Omgevingsplan Flevoland

In het Omgevingsplan ligt de locatie in de 'Oostrand van Flevoland' en de 'Recreatiezone'. De oostrand van de provincie is een multifunctioneel gebied. De provincie ziet hier belangrijke kansen voor verdere ontwikkeling van dagrecreatie, verblijfsrecreatie en waterrecreatie. Tegelijkertijd zijn de gebieden die het meest aantrekkelijk zijn voor recreatie ook de gebieden met de hoogste natuurkwaliteit, veelal met een beschermde natuurstatus. Het beoogde multifunctionele gebruik is daardoor aan een aantal randvoorwaarden gebonden. De provincie wil langs de randen van de bossen, in de brede delen van de randmeren en in de minder kwetsbare bosgebieden meer ontwikkelkansen bieden voor recreatie en toerisme. Deze groei is alleen mogelijk als ook de natuur een robuuster karakter krijgt, zodat extra recreatiedruk goed opgevangen wordt. Door toepassing van de saldobenadering ontstaan mogelijkheden om recreatieve groei te combineren met een kwaliteitsverbetering van de natuur. Vooral in de oostrand van Flevoland kunnen nieuwe zones ontstaan waar recreatie, gebruiksgroen en natuur meer verweven worden.

De initiatiefnemers houden rekening met de geldende herplantingsplicht. Daarnaast zullen zij zorgen voor een verbetering van de natuur door middel van het creëren van een uitgebreide moestuin, het organisch laten groeien van een voedselbos bestaande uit diverse vegetatielagen van hoge bomen, heester/struiken, tot kruidachtigen. Hierbij rekening houdende met lokale en inheemse soorten beplanting. Ook komen er bloemenweides en takkenwallen ter bevordering van de biodiversiteit en diverse insectenhotels en een kerkuilenkast op de kavel. Het voorliggende initiatief past daarmee ook binnen het provinciaal beleid.

3.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie 2022

In de gemeentelijke 'Structuurvisie 2022' wordt ingezet op gebiedsontwikkeling van het Horsterwold. De voorliggende locatie ligt in het uitloopgebied van de kern Zeewolde. In de Structuurvisie is deze zone opgenomen als 'ontwikkelingsas'. De ontwikkelassen opgenomen om natuur, extensieve woonbebouwing, kleinschalige recreatie en bijzondere vestigingen aansluitend op bestaande structuren mogelijk te maken. Hier zijn ook mogelijkheden voor het bundelen van routes.

Het voorliggende initiatief betreft hoofdzakelijk recreatieve functies. Vanuit de structuurvisie zijn daar mogelijkheden voor.

Zo mogelijk wil initiatiefnemer combinaties leggen met andere recreatieve functies in het gebied. In dit gebied is een verbreding van het recreatieve aanbod gewenst. Het voorliggende initiatief sluit hier goed bij aan. Geconcludeerd kan worden dat het initiatief in overeenstemming is met de structuurvisie.

Notitie permanente bewoning en recreatieverblijven

In de 'Notitie permanente bewoning van recreatieverblijven' is aangegeven dat de gemeente actief permanente bewoning van recreatieverblijven wil tegengaan. Onderhavige ontwikkeling wijkt af van deze notitie. De initiatiefnemers hebben namelijk het voornemen om jaarrond open te zijn. Het college heeft hiermee op 18 februari 2020 mee ingestemd.

Het college heeft aan de instemming voorwaarde vastgelegd,deze voorwaarden zijn in paragraaf 2.2 beschreven en getoetst.

De accommodaties hebben maar een beperkt oppervlakte en zijn ingericht voor een kortdurend verblijf, zo hebben ze bijvoorbeeld geen kookvoorzieningen. In de accommodaties is permanente bewoning niet toegestaan. Voorwaarde is dat de accommodaties bedrijfsmatig worden geëxploiteerd, ten behoeve van wisselende recreatieve gebruikers. Ook moet in de overeenkomst met Staatsbosbeheer worden vastgelegd dat bij constatering van permanente bewoning de overeenkomst per direct kan worden ontbonden.

Om deze voorwaarde te borgen worden in de planregels van dit wijzigingsplan het maximaal oppervlak van de accommodaties en dat de accommodaties bedrijfsmatig worden geëxploiteerd, ten behoeve van wisselende recreatieve gebruikers, vastgelegd.

Beleidsnota en uitvoeringsagenda toerisme, recreatie en evenementen Zeewolde

De beleidsnota en uitvoeringsagenda toerisme, recreatie en evenementen Zeewolde is een actualisatie van het gemeentelijk beleid op dit gebied. De visie en bijbehorende doelen van de nota’s zijn nog steeds relevant. Deze uitvoeringsagenda is dan ook geen nieuwe beleidsnota, maar een actualisatie van de ambities en doelstellingen uit eerdere nota’s. Omdat de wereld sinds 2009 niet heeft stilgestaan, worden de subdoelen van voorgenoemd beleid voor deze nota en uitvoeringsagenda geactualiseerd.

De geactualiseerde subdoelen van het toeristisch-recreatief en evenementenbeleid voor de periode 2020-2025 zijn:

1. Op orde houden en brengen van de basis

2. Vergroten van de belevingswaarde

3. Vergroten van de bekendheid van het aanbod

4. Doorontwikkeling van lokale en bovenlokale evenementen

5. Faciliteren en stimuleren van bedrijvigheid

1. De basis op orde

De Randmeren, de binnenwateren, de stranden en de bossen vormen één van de troeven van Zeewolde. Om hiervan te kunnen genieten zijn voldoende kwalitatieve voorzieningen nodig zoals paden, routestructuren en verbindingen. Ook een levendige en aantrekkelijke dorpskern maakt deel uit van de basis, hetzelfde als de bossen zelf die op orde zijn. Hier ligt vooral een taak voor terrein beherende organisaties.

2. Vergroten belevingswaarde

Door het vergroten van de belevingswaarde worden gasten die in Zeewolde verblijven verleid om hun tijd meer door te brengen binnen de gemeente en dus ook meer te spenderen. Daarnaast kan Zeewolde ook meer gasten vanuit de Veluwe en omliggende gemeenten aantrekken.Verlenging van de verblijfsduur in Zeewolde en herhalingsbezoek is makkelijker dan het aantrekken van nieuwe bezoekers.

3. Vergroten bekendheid van het aanbod

Zeewolde als bestemming maakt deel uit van het Randmerengebied (“IJsselmeerdistrict” in termen van Perspectief 2030 van het NBTC) en Flevoland. De Veluwe, Amersfoort en Utrecht en omgeving zijn een

belangrijk herkomstgebied voor Zeewolde. Daarom is het belangrijk dat het aanbod in Zeewolde gepromoot wordt bij (potentiële) gasten uit die herkomstgebieden.

4. Doorontwikkeling evenementen

Voor de gemeente Zeewolde zijn evenementen enorm belangrijk omdat ze:

  • bijdragen aan het versterken van de positionering en het toeristischrecreatief profiel;
  • zorgen voor gezelligheid in het centrum en bij de recreatieve hotspots;
  • zorgen voor dagrecreatief aanbod en bestedingen op momenten dat er veel (verblijf)bezoek in de gemeente is;
  • bezoekers naar Zeewolde (kunnen) trekken en die zo bekend raken met de recreatieve kwaliteiten van Zeewolde;
  • bezoekers naar de gemeente trekken die eveneens overnachten.

5. Bedrijvigheid stimuleren

De gemeente wil goed contact hebben en onderhouden met de toeristisch-recreatieve ondernemingen in Zeewolde. Ze zorgen voor accommodaties, horeca, verhuur en dagrecreatieve activiteiten, wat resulteert in vele banen en een mooi aanbod voor inwoners en gasten. Zeewolde heeft ca. 160 bedrijfsvestigingen in de sector toerisme en recreatie en dit aantal groeit. Toerisme en recreatie zijn een samengesteld product, gezamenlijk zorgen partijen voor toeristischrecreatief aanbod.

Voor elke programmalijn zijn, op basis van de beleidsanalyse, gesprekken met de sector en veldonderzoek, uitvoeringsmaatregelen opgesteld. Er wordt daarbij aangegeven wat dit betekent of kan betekenen voor routenetwerken, de dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen, de openbare ruimte en infrastructuur, productontwikkeling en innovatie, marketing en promotie, stimuleren bedrijvigheid en

ondernemersinitiatieven en tot slot voor samenwerking en netwerkontwikkeling.

Voor elke programmalijn zijn in de uitvoeringsagenda categorie, uitvoeringsmaatregelen, nadere uitwerking/ suggesties vastgesteld. Op basis van de gezamenlijke ambities, de mogelijkheden van de gemeente en mede op basis van de inbreng van de sector is een prioritering aangebracht. Hierin zijn drie categorieën namelijk: Prioriteit I, prioriteit II en prioriteit III.

In hoofdstuk 6 van de nota en uitvoeringsagenda toerisme, recreatie en evenementen Zeewolde zijn tabellen opgenomen waarin de verschillende uitvoeringsmaatregelen worden weergegeven.  Onderhavige ontwikkeling kan op basis van deze tabel worden gekoppeld aan verschillende uitvoeringsmaatregelen. In onderstaande tabel is een overzicht weergegeven aan welke uitvoeringsmaatregelen bijdraagt. Uit dit overzicht kan worden geconcludeerd dat de beoogde ontwikkeling past en bijdraagt aan het beleid.

programmalijn   Categorie   Uitvoeringsmaatregelen   Nader uit te werken   Prioriteit  
1. De basis op orde  
  Routenetwerken   Uitbreiding van mogelijkheden voor
fietsen, varen, ruitersport ed.  
4. Verbeteren van de mogelijkheden om binnendijkse kanotochten
te maken (belemmeringen opheffen, aanlegsteigers ed.)  
II  
  Voorzieningen   Vergroting van het voorzieningenaanbod
langs de fietsroutes  
9.Goede fiets- en wandelvoorzieningen waarborgen en waar nodig
uitbreiden. Denk aan oplaadpunten, fietsverhuur, bankjes,
pleisterplaatsen, fietsenstallingen, waterpunten etc.  
II  
    Stimuleren van binnendijkse
vaarrecreatie  
13. Faciliteren van aanleg mogelijkheden voor
kano/sloepen/roeiboten.

14. Mogelijkheden om een (kano-)vaartocht te maken verbeteren.  
II



II  
    Verbeteren en uitbreiden van routegebonden recreatie voor mensen met
beperkingen  
15. Voorzieningen en toegangsmogelijkheden voor mensen met een
beperking inventariseren en aanleggen, w.o. openbare toiletten
en rolstoeltoegankelijke paden en routes.  
II  
2. Vergroten van de belevingswaarde  
  Productontwikkeling en
innovatie  
Stimuleren van ondernemersinitiatieven   14. Stimuleren van vestiging van kanoverhuur, waterfietsverhuur,
fietsverhuur ed. Met de kano- en waterfietsverhuur kan vervoer
over water een beleving worden (bv. in de aanloophaven van
Zeewolde).  
II  
3.Vergroten van de bekendheid van het aanbod  
  Productontwikkeling en
innovatie  
Heroriëntatie op een fysiek
informatiepunt voor bezoekers  
De mogelijkheden voor een fysieke Tourist Info Point opnieuw
onderzoeken, al dan niet in combinatie met een ‘Rangerstation’
(bijv. in het Horsterwold).  
I  
4. Doorontwikkeling evenementen  
  N.v.t        
5. Bedrijvigheid  
  Stimuleren bedrijvigheid
en
ondernemersinitiatieven  
Nieuwe bedrijvigheid stimuleren   1. Actief nieuwvestigers en starters op het gebied van
vrijetijdseconomie werven  
I  
    Vergroting en versterking van het
bestaand dagrecreatief aanbod  
6. (Planologische) mogelijkheden voor het opstarten van toeristische nevenactiviteiten vergroten

7. Stimulering vernieuwing van de toeristische
verblijfsaccommodaties. Ruimte voor unieke vormen van
verblijfsaccommodaties die de beleving van uitgestrekte natuur,
watererfgoed, agro & food versterken.

8. Streven naar vestiging van meer hotels, congressen ed., onder
andere ten behoeve van de zakelijke toeristische markt.
9.  
II




II








II  

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

In de volgende paragrafen komen de voor de wijzigingsprocedure relevante omgevingsaspecten aan de orde.

4.1 Water

Wet- en regelgeving en beleid

De belangrijkste wet- en regelgeving en beleid op het gebied van water is hier opgenomen.

KRW

De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) is in 2000 ingevoerd en heeft als doelstelling het bereiken van een goede ecologische en chemische toestand voor alle oppervlaktewaterlichamen en het beschermen en herstellen van alle grondwaterlichamen (verbinding infiltratie- en kwelgebieden). Door de inrichting van watergangen af te stemmen op de ecologie kan de ecologische toestand verbeterd worden. De KRW heeft het streven om emissies naar oppervlakte- en grondwater terug te dringen. Daarnaast zal de onttrekking van grondwater in evenwicht worden gebracht met de aanvulling van het grondwater.

Waterbeleid voor de 21e eeuw

De Commissie Waterbeheer 21ste eeuw heeft in augustus 2000 advies uitgebracht over het toekomstige waterbeleid in Nederland. Een andere aanpak in het licht van verwachte ontwikkelingen inzake zeespiegelstijging, toenemende neerslag en rivierwaterafvoer en verdergaande bodemdaling is noodzakelijk. De adviezen van de commissie staan in het rapport Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid voor de 21e eeuw worden twee principes(drietrapsstrategieën) voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd:

  • vasthouden, bergen en afvoeren
  • schoonhouden, scheiden en zuiveren

Waterwet

De Waterwet is op 22 december 2009 in werking getreden. Deze Waterwet bestaat uit een achttal wetten die zijn samengevoegd tot één wet. De Waterwet stelt integraal waterbeheer op basis van de ‘watersysteembenadering' centraal. De verantwoordelijkheden in het oppervlaktewater- en grondwaterbeheer van Rijk, provincie, waterschappen en gemeenten zijn in de Waterwet helderder vastgelegd. De voornaamste veranderingen zijn de invoering van de watervergunning en een verbeterde doorwerking van water in andere beleidsterreinen, met name het ruimtelijke domein.

Op grond van o.m. de Waterwet is voor gemeenten, naast het inzamelen en transporteren van vrijkomend stedelijk afvalwater een formele taak weggelegd voor het afvoeren van overtollig regenwater. In zoverre het inzamelen en transporteren van relatief schoon regenwater buiten de afvalwaterstroom doelmatig kan worden uitgevoerd, vindt deze gescheiden van de afvoer van het stedelijk afvalwater plaats. Het ‘gebiedseigen water’ wordt op plaatsen waarvoor mogelijkheden aanwezig zijn, vastgehouden en geborgen in aanwezig stedelijk water en/of retentiestroken. Het bergen en vasthouden van regenwater op locatie mag niet leiden tot (water)overlast voor de woonomgeving. Tot slot heeft de gemeente een watertaak waterhuishoudkundige maatregelen te treffen om structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming(en) zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken. In de Keur van het waterschap Zuiderzeeland, onderdeel uitmakend van de Waterwet, is aangegeven wat wel en niet mag bij waterkeringen en wateren (de zogenaamde waterstaatswerken).

Nationaal Waterplan

Het Nationaal Waterplan is vastgesteld op basis van de Waterwet en de Wet Ruimtelijke ordening (Wro). Het Nationaal Waterplan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2016 - 2021 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water en de diverse vormen van gebruik van water. Belangrijke ambities hierin zijn het klimaatbestendig en waterrobuust inrichten van de ruimte. Het geeft maatregelen die in de periode 2016 - 2021 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten. Nederland voldoet met dit plan aan de Europese eisen beschreven in de KRW, de Richtlijn Overstromingrisico`s (ROR) en de Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KMS), het plan geldt als structuurvisie voor de ruimtelijke aspecten.

Watertoets

Sinds 1 november 2003 is de toepassing van de watertoets wettelijk verplicht door de verankering in het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985. De watertoets heeft betrekking op alle grond- en oppervlaktewateren en behandelt alle van belang zijn de waterhuishoudkundige aspecten (naast veiligheid en wateroverlast ook bijvoorbeeld waterkwaliteit en verdroging). De watertoets is een belangrijk procesinstrument om het belang van water een evenwichtige plaats te geven in de ruimtelijke ordening. Uit de waterparagraaf blijkt de betrokkenheid van de waterbeheerder in het planproces en de wijze waarop het wateradvies van de waterbeheerder wordt meegenomen in de uitwerking van het plan. Het plan is via de digitale watertoets ingediend bij het waterschap.Op basis van inhoudelijke beoordeling van de ontwikkeling is de normale procedure van toepassing voor de watertoets.

Waterbeheerplan Waterschap Zuiderzeeland

Het Waterbeheerplan 2016-2021 (WPB3) bevat langetermijndoelen (zichtjaar 2050), doelen voor de planperiode (2016-2021) en maatregelen die het waterschap (samen met gebiedspartners) uit gaat voeren. De doelen en maatregelen hebben betrekking op de kerntaken van het waterschap (waterveiligheid, schoon water, voldoende water) en het thema water en ruimte. Hierbij gaat het om reguliere werkzaamheden, zoals peilbeheer, onderhoud aan dijken en het zuiveren van afvalwater en om nieuwe ontwikkelingen.

Thema Veiligheid

Het plangebied ligt niet buitendijks.

Op basis van dit aspect zijn er geen uitgangspunten voor het thema veiligheid van toepassing.

Het plangebied ligt niet in een beschermingszone van een overige waterkering.

Op basis van dit aspect zijn er geen uitgangspunten voor het thema veiligheid van toepassing.

Thema Voldoende Water

Wateroverlast

Streefbeeld

Het watersysteem, zowel in landelijk als in stedelijk gebied, is op orde. Het hele beheergebied voldoet aan de vastgestelde normen.

Het verharden van grond met bebouwing of bestrating leidt tot een versnelling van de afvoer van neerslag naar het watersysteem. Waar het verharde oppervlak als gevolg van een ruimtelijke ontwikkeling toeneemt, dienen compenserende maatregelen te worden genomen om piekafvoeren te verwerken. Afwenteling op omliggende gebieden wordt voorkomen en de bergingsruimte in het watersysteem blijft behouden.

Randvoorwaarde(n) wateroverlast

Het plangebied is gelegen in het landelijk gebied. Als deze toename groter of gelijk is aan 2.500 m2 dan is compensatie noodzakelijk. Het verhard oppervlak neemt als gevolg van de ontwikkeling netto met 1.400 m² toe, compensatie is dus niet noodzakelijk.

Ontwerprichtlijnen compensatie toename verharding

De oppervlakte te realiseren waterberging is gerelateerd aan de maximaal toelaatbare peilstijging in het peilvak en de netto oppervlakte nieuw te realiseren verharding. Het plangebied is gelegen in een peilgebied waarbij 6,0% van de netto toename aan verharding als open water moet worden gecompenseerd.

De beleidsregel 'Compensatie toename verhard oppervlak en versnelde afvoer' is begin 2013 door het waterschap vastgesteld. Vanaf het moment van vaststelling van de beleidsregel is de situatie van het beheergebied op dat moment het referentiekader geworden, oftewel de nulsituatie. De compensatieplicht geldt zodanig voor de netto toename van het verhard oppervlak voor een bouwvlak sinds begin 2013.

Bij de hantering van de bergingsnorm (onderdeel van beleidsregel compensatie toename verharding en versnelde afvoer) gaat het om het benodigde oppervlak open water op de hoogte van het streefpeil. Bij aanleg van natuurvriendelijke oevers is een reductie op de compensatieverplichting mogelijk. Deze reductie is afhankelijk van de extra berging die wordt gecreëerd door de toepassing van flauwe taluds (1:4 of flauwer).

Oplossingen voor eventuele waterhuishoudkundige problemen worden bij voorkeur in het eigen projectgebied gevonden. Als dit niet mogelijk is, wordt dichtbij het projectgebied compensatie gezocht. Dit moet binnen hetzelfde peilgebied zijn of eventueel benedenstrooms. De compensatie wordt niet later gerealiseerd dan de uitvoering van de rest van het plan. De reeds aanwezige ruimte voor berging mag niet afnemen.

Bij de aanleg van oppervlakkige berging in de vorm van infiltratiebermen of wadi's is de bergingsnorm niet toepasbaar. Met behulp van een maatwerkberekening moet worden aangetoond dat de alternatieve berging bij maatgevende gebeurtenissen voldoende compensatie biedt. De huidige afvoersituatie mag niet verslechteren.

Toetsing

Met onderhavige plan is watercompenstatie waarschijnlijk niet aan de orde, de toename aan verharding blijft namelijk ruim onder de grens van 2.500 m² . De definitieve beoordeling vindt plaats in het kader van (vooroverleg voor) de watervergunning.

Goed functionerend watersysteem

Streefbeeld

Het watersysteem zorgt in normale situaties voor een goede doorstroming en afwatering in het beheergebied en maakt het realiseren van het (maatschappelijk) gewenste grond- en oppervlaktewaterwaterregime (GGOR) mogelijk. Waterschap Zuiderzeeland streeft ernaar dat de feitelijke situatie van het watersysteem overeenkomt met de legger. Op die manier kan het waterschap weloverwogen anticiperen op en reageren in extreme situaties.

Randvoorwaarde(n) goed functionerend watersysteem

Het waterschap streeft naar een robuust en klimaatbestendig watersysteem met grote peilvakken. Versnippering van het watersysteem is een ongewenste situatie. Nieuwe ontwikkelingen sluiten aan op bestaande peilvakken en de inrichting wordt afgestemd op de functie van het water.

In nieuwe watersystemen wordt gestreefd naar aaneengesloten waterelementen met een minimumaantal duikers en/of andere kunstwerken en zonder doodlopende einden. Het watersysteem wordt dusdanig ingericht dat het goed controleerbaar en beheersbaar is.

Met het oog op de uiteindelijke overname van het beheer en onderhoud van nieuw (stedelijk) water is het nodig dat het waterschap betrokken wordt bij de uitwerking van een plangebied naar een definitieve ontwerp van het watersysteem. Dit definitieve ontwerp behoeft de ambtelijke goedkeuring van het waterschap om overname uiteindelijk mogelijk te maken.

Toetsing

Het planontwerp is voorzien van een aanlegsteiger, vakantiehuisjes en vaste tenten met vlonders en een schapenhek direct aan, in en boven de Groenewoudsetocht. Door deze bouwwerken wordt het beheer en onderhoud van de Groenewoudsetocht (de natte bak en de oevers) door of namens het waterschap bemoeilijkt.

Het waterschap geeft in haar overlegreactie aan bereid te zijn om aan de ontwikkeling medewerking te verlenen, als afspraken worden gemaakt over het (maai)onderhoud van de oever door de initiatiefnemer en de plaatsing van de bouwwerken. De afspraken worden vastgelegd in de watervergunning voor het realiseren van de bouwwerken.

Anticiperen op watertekort

Streefbeeld

Het waterschap wil een robuust watersysteem dat voorbereid is op de effecten van toekomstige klimaatveranderingen. Tot nu toe ligt de nadruk bij klimaatveranderingen met name op meer extreme neerslag en stijging van de zeespiegel. Ook extreem droge periodes zullen echter vaker voor komen. Het robuuste watersysteem dat het waterschap nastreeft moet hier ook op anticiperen.

Thema Schoon Water

Goede structuurdiversiteit

Streefbeeld

Het waterschap streeft naar goede leef, verblijf- en voortplantingsmogelijkheden voor de aquatische flora en fauna in het beheergebied.

Uitgangspunt

Bij de inrichting van het watersysteem wordt gestreefd naar het realiseren van een ecologisch gezond watersysteem. Bij de dimensionering van het watersysteem wordt rekening gehouden met de te verwachten waterkwaliteit.

Randvoorwaarde(n) nieuw oppervlaktewater

Oppervlaktewater met een doelstelling voor goede chemische en/of biologische waterkwaliteit (vaak helder) wordt niet nadelig beïnvloed door water met een lagere waterkwaliteitsdoelstelling (vaak troebel). Negatieve chemische beïnvloeding van de ecologische (water)kwaliteit of het ecologische functioneren van wateren, door ruimtelijk ontwikkelingen wordt voorkomen, omdat compensatie zeer beperkt mogelijk is.

Goede oppervlaktewaterkwaliteit

Streefbeeld

Het grond- en oppervlaktewater biedt leef-, verblijf-, en voortplantingsmogelijkheden voor de (aquatische) flora en fauna in het beheergebied. De chemische toestand van deze wateren vormt hier geen belemmering voor.

Uitgangspunten

In het ontwerp van het watersysteem wordt uitgegaan van het principe 'schoon houden, scheiden, zuiveren'.

Randvoorwaarde(n)

Conform de Waterwet (Ww) is het verboden om zonder vergunning afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen in welke vorm dan ook te brengen in oppervlaktewateren. Schoon hemelwater mag zonder waterstaatswerk direct geloosd worden op oppervlaktewater. Als hiervoor een voorziening zoals een drain of buis wordt aangebracht is hiervoor een vergunning nodig.

Aan lozingen in oppervlaktewater als gevolg van uitlogende materialen verwerkt in bouwwerken (bijvoorbeeld zinken of koperen daken) kunnen aanvullende voorwaarden worden gesteld. Lozingen op kwetsbaar water van alle typen oppervlakken gemaakt van uitlogende materialen kunnen worden verboden door het waterschap.

Toetsing

Hemelwater afkomstig van het plangebied wordt direct geloosd op de naast gelegen watergang, hiervoor worden geen uitlogende materialen gebruikt.

Goed omgaan met afvalwater

Streefbeeld

Veel menselijke activiteiten hebben een negatief effect op de kwaliteit van het oppervlaktewater doordat ze water verontreinigen. Het waterschap zorgt met de regulering of behandeling van afvalwater dat zo veel mogelijk van deze effecten teniet worden gedaan. Verontreiniging van het oppervlaktewater door afvalwater (huishoudelijk afvalwater, vervuild hemelwater en bedrijfsafvalwater) wordt voorkomen.

Uitgangspunt(en)

Voor nieuw te ontwikkelen terreinen geldt dat het hemelwater niet naar een centrale rioolwaterzuivering wordt afgevoerd maar in of in de nabijheid van het plangebied wordt geloosd, zonodig voorafgegaan door een lokale zuivering. Bij nieuwbouwgebieden (bijvoorbeeld woonwijk, industrieterrein) is de aanleg van een "zuiverend" gescheiden rioolstelsel een voorwaarde.

Voor bestaand gebied wordt gestreefd naar het afkoppelen van niet-vervuild verhard oppervlak van het rioolstelsel. Het ombouwen van bestaande gemengde rioolstelsels naar "zuiverend" gescheiden stelsels heeft een sterke voorkeur. Afstromend hemelwater van vervuilde oppervlakken wordt gezuiverd.

Toetsing

Binnen het plangebied wordt een gescheiden riolering voor het hemelwater en afvalwater aangelegd. Het hemelwater wordt vanaf het plangebied direct geloosd op het naastgelegen oppervlaktewater. Voor het afvalwater wordt een nieuwe aansluiting aangelegd op het bestaande riolering systeem.

4.2 Archeologie en cultuurhistorie

4.2.1 Archeologie

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Ergoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in 2022 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is. In de wet zijn archeologische resten beschermd. Wanneer de bodem wordt verstroord moeten archeologische resten intact blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.

De gemeente Zeewolde heeft eigen archeologisch beleid. Op basis van dit beleid is in het plangebied de verwachtingswaarde 'Waarde - Archeologie 5' van toepassing. Voor het plangebied geldt dat bij ingrepen groter dan 500 m2 en bij bebouwing waarbij de bodem tot maximaal 1,5 meter onder het maaiveld wordt geroerd (en zonder heiwerkzaamheden), onderzoek nodig is.

Het initiatief bevat geen ingrepen groter dan 500 m2. Ook vinden er geen graafwerkzaamheden dieper dan 1,5 m of heiwerkzaamheden plaats. Vanuit dit aspect bestaan dus geen belemmeringen voor de uitvoering van het plan. De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' blijft ook in dit wijzigingsplan van toepassing.

Daarnaast heeft het plangebied voor een heel klein deel de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4', wat betekent dat bij ingrepen groter dan 500 m2 en bij bebouwing waarbij de bodem tot maximaal 1 meter onder het maaiveld wordt geroerd (en zonder heiwerkzaamheden) onderzoek nodig is. In het deel van het plangebied waar de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' van toepassing is, wordt niet gebouwd.

4.2.2 Cultuurhistorie

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan een beschrijving opgenomen moet worden van de manier waarop met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

Het voorgenomen initiatief heeft geen invloed op het aspect cultuurhistorie. Met het plan blijven de waarden van het gebied intact.

4.3 Ecologie

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Deze zijn geregeld in de Wet natuurbescherming (Wnb). Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

De bescherming van Natura 2000-gebieden is geregeld in de Wnb. Indien ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van de natuurwaarden binnen deze gebieden, moet een vergunning worden aangevraagd. Daarnaast moet rekening worden gehouden met de provinciale bescherming van het Natuur Netwerk Nederland (NNN) en Weidevogelleefgebieden.

Natura 2000-gebieden

Voor de beoogde ontwikkeling is een quickscan natuurtoets uitgevoerd, zie bijlage 4. In deze quickscan is ook onderzocht of er mogelijk negatieve effecten kunnen ontstaan op de Natura 2000-gebieden en NNN- gebieden. Uit dit onderzoekt blijkt, gezien de ruime afstand tot Natura 2000-gebied Veluwerandmeren (circa 3 km), het tussenliggende afschermende bosgebied en de verstoringsgevoeligheid van soorten zijn de meeste mogelijke effecten zoals oppervlakteverlies of verstoring uitgesloten.

Alleen stikstofdepositie kan op een dergelijke afstand mogelijk negatieve effecten hebben op habitats en leefgebieden van soorten die hiervoor gevoelig zijn. Omdat er in Veluwerandmeren geen stikstofgevoelige habitattypen zijn aangewezen, vormt stikstofdepositie op de Veluwerandmeren geen belemmering. In Natura 2000-gebied Veluwe (op circa 7,5 km afstand) komen echter wel stikstofgevoelige habitattypen voor. De potentiële effecten van onderhavig plan zijn hoofdzakelijk het gevolg van verkeer en tijdelijke werkzaamheden in de aanlegfase. Om uit te sluiten dat de beoogde ontwikkeling negatieve effecten heeft op een stikstofgevoelige habitat, is een stikstofonderzoek met Aerius-berekening van de exploitatie- als de aanlegfase uitgevoerd. De stikstofberekening is toegevoegd in Bijlage 5. Uit de berekeningen blijkt dat de stikstofdepositie nergens hoger is dan afgerond 0,00 mol/ha/jaar en er derhalve geen relevant effect is.

NNN- gebieden

De bescherming van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is vastgelegd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en uitgewerkt in provinciale verordeningen en bestemmingsplannen. De bescherming van het NNN staat geheel los van de Wet natuurbescherming.

Het plangebied ligt niet meer in het Natuurnetwerk Nederland, waardoor er getoetst moet worden of de wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN niet nadelig beïnvloedt worden door externe werking. Uit de uitgevoerde quickscan (bijlage 4) blijkt dat er geen sprake is oppervlakteverlies, omdat het plangebied buiten het NNN gebied ligt. Vanwege de afstand tot het plangebied worden de buitendijkse waarden en kenmerken niet bedreigd. Het Horsterwold bevat paai- en opgroeigebied voor vis. Gezien het strandje in het plangebied behouden blijft, vormt het voornemen ook in dit opzicht geen bedreiging voor de kenmerken en waarden van het NNN. Tot slot zijn er dassen bekend in het Horsterwold. Die zit niet in (de omgeving van) het plangebied, dus ook in dit opzicht is er geen effect door externe werking.

Op basis van bovenstaande en het uitgevoerde onderzoek kunnen negatieve effecten op beschermde gebieden worden uitgesloten.

Soortenbescherming

Op grond van de Wet natuurbescherming geldt een algemeen verbod voor het verstoren en vernietigen van beschermde plantensoorten, beschermde diersoorten en hun vaste rust- of verblijfplaatsen. Onder voorwaarden is ontheffing van deze verbodsbepaling mogelijk. Voor soorten die vermeld staan in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode-Lijst-soorten zijn deze voorwaarden zeer streng.

Het voorkomen van beschermde planten- en diersoorten vormt een te onderzoeken aspect omdat met de plannen effecten kunnen gaan ontstaan op soorten die beschermd zijn via de Wet natuurbescherming. Mogelijk moet rekening gehouden worden met deze soorten, bij de ruimtelijke procedure, als zij voorkomen.

Onderzoek

Uit de quickscan (bijlage 4) blijkt dat er vervolgonderzoek nodig is om eventuele negatieve effecten voor de bever en de otter beter te beoordelen. Daarnaast dient de uitvoering van het plan buiten het broedseizoen van vogels plaats te vinden om verstoring van nesten te voorkomen. Er wordt voorkomen dat de Groenewoudsetocht lichthinder ondervindt, daarom hoeft er geen nader onderzoek plaats te vinden naar gebruik van vleermuizen van dit water als migratieroute. Geadviseerd wordt om voorafgaand aan de werkzaamheden door een deskundige te laten beoordelen of de slaapplaats van kerkuil al dan niet opnieuw in gebruik is genomen. Overigens worden er ook een kerkuilkast opgehangen.

In het onderzoek is een nader onderzoek voorgesteld vanwege de kano- en suproute. Echter dit is geen nieuwe vaarroute, het is onderdeel  van een bestaande vaarroute waar onbeperkt (gemotoriseerd) vaarverkeer mogelijk is. Daarom wordt geen nader onderzoek nodig geacht.

Versterking robuuste natuur / kwaliteitsverbetering natuur

De initiatiefnemers houden rekening met de geldende herplantingsplicht. Daarnaast zullen zij zorgen voor een verbetering van de natuur door middel van het creëren van een uitgebreide moestuin, het organisch laten groeien van een voedselbos bestaande uit diverse vegetatielagen van hoge bomen, heester/struiken, tot kruidachtigen. Hierbij rekening houdende met lokale en inheemse soorten beplanting. Ook komen er bloemenweides en takkenwallen ter bevordering van de biodiversiteit en komen er diverse insectenhotels en een kerkuilkast op de kavel.

4.4 Geluid

Normstelling en beleid

Ten aanzien van geluidshinder is de Wet geluidhinder (Wgh) van kracht. Doel van deze wet is het terugdringen van hinder als gevolg van geluid en het voorkomen van een toename van geluidshinder in de toekomst. Voor het onderhavige plan is alleen geluidshinder als gevolg van weg verkeerslawaai van belang. In de wet is bepaald dat elke weg in principe een zone heeft, waar aandacht aan geluidshinder moet worden besteed. De Wgh onderscheidt geluidsgevoelige objecten enerzijds en niet-geluidsgevoelige objecten anderzijds.

Onderzoek

Volgens de wijzigingscriteria mag de geluidsbelasting niet hoger zijn dan de voorkeursgrenswaarde van 48dB. Om dit vast te kunnen stellen is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen als bijlage 3. Hieruit blijkt dat de geluidbelasting op de beoogde bedrijfswoning niet meer dan 41 dB bedraagt. Daarmee wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

4.5 Bodem

Normstelling en beleid

Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.

Onderzoek

Met de beoogde ontwikkeling vindt een functiewijziging plaats. Ten behoeve van het plan is daarom een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (Bijlage 6). De aangetoonde concentraties geven geen aanleiding tot het uitvoeren van nader onderzoek. Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

4.6 Milieuzonering

Normstelling en beleid

Het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten.

Onderzoek

Met dit plan wordt een gevoelige functie mogelijk gemaakt, namelijk een bedrijfswoning. Aan de westzijde van het plangebied is een camping aanwezig. Hiervoor geldt een richtafstand van 50 meter. Camping de Parel ligt op meer dan 300 meter van het woonhuis. Deze beredenering geldt ook andersom. Op Camping de Parel is een bedrijfswoning aanwezig. De activiteiten die dit bestemmingsplan mogelijk maakt, kunnen worden vergelijken met die van een camping. Gezien de ruimte afstand tussen het plangebied en Camping de parel (300 meter) kan geconcludeerd worden dat er wordt voldaan aan de VNG richtafstanden.

4.7 Verkeer en parkeren

Verkeer

Het verkeer wikkelt zich in noordelijke en zuidelijke richting af via de Groenewoudseweg. Op basis van de kencijfers van het CROW is de verkeersgeneratie door de beoogde ontwikkeling berekend. In onderstaand tabel is per activiteit de verkeersgeneratie weergegeven. In het CROW zijn geen kencijfers voor een restaurant opgenomen. Voor onderhavige plan zal het restaurant in eerste instantie worden gebruikt door de verblijfsrecreanten, de verkeersgeneratie die ontstaat door het restaurant zal dan ook minimaal zijn. Met dit plan neemt het aantal verkeersbewegingen met 40 per etmaal toe.

Woningtype   Aantal eenheden   kencijfer CROW   Verkeersgeneratie per etmaal  
Woonhuis   1   8,2   8,2  
Restaurant   1   n.v.t.   -  
Huisjes (bungalows)   10   2,7   27  
Tenten (kampeerterrein)   10   0,4   4  
Totaal       40  

Parkeren

Om de parkeerbehoefte te bepalen is gebruik gemaakt van de kengetallen conform de CROW opgestelde parkeerkencijfers. De parkeereis voor een camping/kampeerterrein is 1,2 per standplaats. 1,2*20 standplaatsen = 24 parkeerplekken. Voor een restaurant geldt in het buitengebied officieel geen parkeernorm. Voor een restaurant in de rest van de bebouwde kom geldt een parkeernorm van 12 parkeerplaats per 100 m2 bvo. Het beoogde restaurant heeft een oppervlak van 250m² en daarmee een parkeerbehoefte van 30 parkeerplaatsen. Voor de gehele ontwikkeling is er een parkeerbehoefte van 54 parkeerplaatsen berekend.

Met de beoogde ontwikkeling wordt een parkeerterrein van 1.200m² mogelijk gemaakt. Het parkeerterrein heeft een lengte van circa 70 meter en is 20 meter breed.

Voor haaksparkeren zijn parkeervakken van 2,4 a 2,5 m breed nodig. Naast ruimte voor de auto zelf van doorgaans 1.80m is er ruimte nodig voor het in- en uitstappen. De lengte van de parkeerplaats is 5 m. Voor het inrijden en het maken van de bocht moet de straatbreedte 6m breed zijn. Om aan beide zijde haaks te kunnen parkeren moet het parkeerterrein minimaal 16m breed. Per tien meter kunnen 8 parkeerplaatsen (twee zijdig) worden gerealiseerd. Het parkeerterrein heeft een lengte van 70 meter. Op het parkeerterrein kunnen 56 parkeerplaatsen worden gerealiseerd (0.8*70). Op basis van bovenstaande kan worden geconcludeerd dat met de beoogde ontwikkeling kan worden voldaan aan de parkeerbehoefte.

De bezoekers van de TOP-activiteit parkeren aan de overzijde van de Groenewoudseweg, op 100 meter vanaf het plangebied.

4.8 Luchtkwaliteit

Normstelling en beleid

In de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) van belang. Projecten die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan de luchtverontreiniging zijn op grond van de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden.

De Wet milieubeheer voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de Wet milieubeheer geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen als:

  • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde; of
  • een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt; of
  • een project 'niet in betekende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging.

Onderzoek

De verkeersgeneratie neemt als gevolg van de beoogde ontwikkeling minimaal toe. De ontwikkeling draagt dan ook 'niet in betekende mate' bij aan de concentratie luchtverontreinigende stoffen en is vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarde.

De toevoeging van de huisjes en tenten valt ruim onder de grenswaarden en draagt dan ook niet in betekenende mate bij aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2019 die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de Groenewoudseweg ten westen van het plangebied. De concentraties luchtverontreinigende stoffen voor deze weg bedroegen in 2018; 12,1 µg/m3 voor NO2, 16,8 µg/m3 voor PM10 en 10,0 µg/m3 voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedroeg 6,0 dagen. Ter plaatse van het plangebied wordt ruimschoots aan de grenswaarden voldaan. Belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen zodoende worden uitgesloten.

Hieruit blijkt dat ter plaatse van de maatgevende weg (Groenewoudseweg) ruimschoots aan de grenswaarden wordt voldaan. Omdat direct langs deze weg aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook ter plaatse van het plangebied het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de weg ligt.

Het plan draagt dan ook niet in betekenende mate bij aan de toename van de hoeveelheid stikstofdioxide en fijn stof in de lucht.

4.9 Externe veiligheid

Normstelling en beleid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over 'externe veiligheid' om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in diverse wet- en regelgeving.

Het externe veiligheidsbesluit heeft vorm gekregen in de risico benadering. Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, geldt deze norm als streefwaarde. Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

Onderzoek

Binnen het plangebied of in de directe omgeving zijn geen risicovolle inrichtingen aanwezig waarop het Besluit externe veiligheid inrichtingen van toepassing is. In of nabij het projectgebied liggen evenmin (hogedruk)aardgastransportleidingen. Ook vindt er in de omgeving geen vervoer gevaarlijke stoffen plaatst.

Het plangebied ligt in het gemengde bos het Horsterwold. Het bosgebied is op de risicokaart voorzien van de laag met het risico 'Natuurbrand'. Dit brengt een toename van het groepsrisico met zich mee op het gebied van brandgevaar. Echter is het risico in praktijk zeer klein en wordt deze ook aangegeven als 'kleine kans'. Op de kaart zijn de gebieden aangegeven waar een eventuele natuurbrand kan ontstaan. Dit geldt ook voor het plangebied. Mocht het voorkomen dat er een natuurbrand is, dan is het gevaar dat recreanten in het plangebied verrast worden door het vuur en worden ingesloten. Een natuurbrand kan zich in een droge periode snel en onvoorspelbaar ontwikkelen. Lokale overheden stemmen brandpreventie en -bestrijding af met de hulpdiensten. Het voorgenomen plan heeft verschillende uitgangen die het mogelijk maken om, indien nodig, het gebied snel te kunnen verlaten. Kruislings door het gebied loopt een grote as, deze kan snel bereikt worden vanaf de hoofdingangen. Hierdoor kunnen eventuele hulpdiensten snel in het plangebied ter plaatsen zijn. Met betrekking tot externe veiligheid zijn er maatregelen (meerdere uitgangen) genomen die ervoor zorgen dat aanwezigen het recreatieterrein, bij een eventuele natuurbrand, tijdig kunnen verlaten.

4.10 Kabels en leidingen

Normstelling en beleid

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.

Onderzoek

In of nabij het plangebied lopen geen hoofdkabels die relevant zijn op bestemmingsplanniveau.

4.11 MER

Normstelling en beleid

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van de omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelig gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de keurmerken van de potentiële (milieu)effecten.

Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.

  • Voor de ontwerp-bestemmingsplanfase moet een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen. Deze beslissing wordt als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen.
  • Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. Het bevoegd gezag dient binnen zes weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing hoeft echter niet gepubliceerd te worden

Onderzoek

In het Besluit milieueffectrapportage is in onderdeel D 10 van de bijlage opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een permanent kampeer- en caravanterrein m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 25 hectare of meer, 250.000 of meer bezoekers per jaar of een oppervlakte van 10 hectare of meer in een gevoelig gebied. De beoogde ontwikkeling blijft ruim onder deze drempelwaarden. Dit betekent dat kan worden volstaan met een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling'. In bijlage 7 is deze notitie opgenomen.

Waaruit blijkt dat, gelet op de kenmerken van het project (zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten, geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Mitigerende maatregelen zijn dan zijn wel noodzakelijk. Door het college van B&W is op basis van de aanmeldingsnotitie vastgesteld dat geen MER nodig is.

Hoofdstuk 5 Juridische regeling

Het wijzigingsplan 'Groenewoudseweg ong.' gaat vergezeld van een verbeelding en van regels.

Op deze verbeelding is het plangebied, met de toekomstige juridische situatie weergegeven in die zin dat aan de gronden de bestemming 'Recreatie - Recreatieterrein' is toegekend. De bestemming 'Recreatie - Recreatieterrein' die is opgenomen, beperkt zich tot de mogelijkheden die in het geldende bestemmingsplan zijn opgenomen. Voor dit gebied vervangt het wijzigingsplan de bestemming van de gronden in het bestemmingsplan 'Buitengebied 2016'. Na onherroepelijk worden van het wijzigingsplan maakt de verbeelding deel uit van het bestemmingsplan.

Binnen de bestemming 'Recreatie - Recreatieterrein' is een recreatieterrein met voorzieningen, zoals een restaurant van maximaal 250 m2 met terras functie en een kas toegestaan. Daarnaast zijn 20 verblijfsaccommodaties (10 huisjes en 10 tenten), een bedrijfswoning, bijbehorende bouwwerken, dagrecreatie met aanlegsteiger en kleinschalige evenementen toegestaan.

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'dagrecreatie' zijn bestemd voor een toeristische informatiepunt en overkapping. Binnen deze aanduiding zijn gebouwen tot een maximaal gezamenlijk oppervlak van 100 m² toegestaan.

Verder zijn de archeologische bestemmingen die voor het gebied van toepassing waren, opnieuw aan het perceel toegekend. De archeologiebestemmingen 'Waarde - Archeologie 4' en 'Waarde - Archeologie 5' zijn daarop afgestemd.

Voor een wijzigingsplan geldt dat dit plan altijd in samenhang moet worden gelezen met het moederplan. Dit betekent dat de algemene bepalingen uit het bestemmingsplan 'Buitengebied 2016' en bijbehorende herzieningen van kracht blijven.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het wijzigingsplan doorloopt de procedure zoals vastgelegd in artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Door het voeren van de genoemde procedure, met de daar bijhorende zienswijzen-, c.q. beroepsprocedure, wordt de maatschappij betrokken bij het plan. In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het plan toegezonden aan de provincie Flevoland en het waterschap Zuiderzeeland. Gedurende de reactietermijn zijn er twee reacties ontvangen. Deze reacties zijn kort samengevat en voorzien van een beoordeling, zie bijlage 8. Op basis van de ingekomen overlegreacties is het wijzigingsplan op verschillende onderdelen aangepast.

Zienswijzen

Op grond van artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) heeft het ontwerpwijzigingsplan 'Groenewoudseweg ong.' vanaf 3 februari 2021 gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Een ieder is in de gelegenheid gesteld om gedurende de termijn van tervisielegging zijn/haar zienswijze over het ontwerpwijzigingsplan 'Groenewoudseweg ong.' kenbaar te maken. Er zijn 3 zienswijzen ingediend. Deze zienswijzen zijn samengevat en voorzien van een beantwoording in de Nota van zienswijzen, zie bijlage 9.

Vastgesteld

Het plan is ongewijzigd vastgesteld op 12 april 2021

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Ten behoeve van de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan is het van belang te weten of het wijzigingsplan economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door een financieel haalbaar plan en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

De kosten voor de ontwikkeling zijn voor rekening van de initiatiefnemer. Aangenomen wordt dat deze over de financiële middelen beschikt om het plan uit te kunnen voeren. Hiermee wordt het plan financieel haalbaar geacht.

Grondexploitatie

De gemeente moet, volgens de grondexploitatieregeling in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), de gemaakte gemeentelijke kosten verhalen op de initiatiefnemers van de ontwikkeling. Dit geldt overigens alleen wanneer sprake is van bouwplannen, zoals opgenomen in het Bro. Het opstellen van een exploitatieplan is niet aan de orde. De kosten voor het voorliggende wijzigingsplan worden gedekt uit de gemeentelijke leges die voor rekening komen van de eigenaar van het perceel.