direct naar inhoud van Regels
Plan: Trekkersveld III
Status: vastgesteld
Plantype: beheersverordening
IMRO-idn: NL.IMRO.0050.BVTveldIII-VS01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 verordening

de beheersverordening Trekkersveld III met identificatienummer NL.IMRO.0050.BVTveldIII-VS01 van de gemeente Zeewolde;

1.2 verordeningsgebied

het gebied waarop deze verordening van toepassing is, vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0050.BVTveldIII-VS01 met bijbehorende bestanden;

1.3 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.4 bebouwingspercentage

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein, bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.5 bedrijfsgebouw

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.6 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de winkelvloeroppervlakte, opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.7 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein;

1.8 beperkt kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico dan wel een risicoafstand is bepaald, die in acht genomen moet worden;

1.9 besluitsubvlakgrens

de grens van een besluitsubvlak

1.10 besluitvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming

1.11 besluitvlakgrens

de grens van een besluitvlak

1.12 bestaand
  • a. bestaand gebruik: het gebruik van gronden en bouwwerken zoals aanwezig op het moment van de inwerkingtreding van de beheersverordening, daaronder valt niet het gebruik dat reeds in strijd was met de voorheen geldende beheersverordening, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
  • b. bestaande bouwwerken: bouwwerken die op het tijdstip van de inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig zijn, dan wel gebouwd kunnen worden krachtens een omgevingsvergunning voor bouwen, daaronder vallen niet bouwwerken die bestaan op het moment van de inwerkingtreding van de beheersverordening, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd zijn met het voorheen geldende beheersverordening, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
1.13 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.14 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.15 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.16 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.17 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.18 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.19 brutovloeroppervlak (b.v.o.)

de totale oppervlakte van ruimten die wordt gebruikt voor een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag en administratie en dergelijke;

1.20 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.21 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.22 gebruiksmogelijkheden

de mogelijkheden om gronden en bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende functie te gebruiken

1.23 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.24 geluidszoneringsplichtige inrichting

een inrichting bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;

1.25 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezelijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.26 kantoor

een ruimte die dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige c.q. financiele, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening, niet zijnde detailhandel, zonder een (publiekgerichte) baliefunctie;

1.27 kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen, een grenswaarde voor het risico dan wel een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;

1.28 meetverschil

een door de feitelijke terreininrichting aanwezig verschil tussen het beloop van lijnen in het veld en een aangegeven bestemmings- of bouwgrens;

1.29 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;

1.30 overkapping

een bouwwerk met een dak met maximaal 2 wanden, al dan niet tot de constructie zelf behorend;

1.31 peil
  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
    • 1. de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen:
    • 1. de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld;
  • c. indien in, op of over het water wordt gebouwd:
    • 1. het Normaal Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);
1.32 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.33 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.34 risicovolle inrichting

een inrichting, waarbij volgens het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde of richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.35 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.

Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.36 voorgevel(s)

de naar de openbaar toegankelijk gebied gekeerde gevel(s) van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan openbaar toegankelijk gebied grenst, de als zodanig door het bevoegd gezag aan te wijzen gevel(s);

1.37 voorgevelrooilijn

een denkbeeldige lijn die strak loopt langs de naar de openbare weg gekeerde gevel(s) van een hoofdgebouw voor zover op dat deel van de openbare weg voorgevels zijn gericht;

1.38 vuurwerkbedrijf

een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;

1.39 weg

alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende parkeergelegenheden;

1.40 woning

een complex van ruimten, uitsluitend voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, ondergeschikte bouwdelen als goten van dakkapellen niet meegerekend;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 de afstand tot de perceelgrens:

vanaf de kortste afstand van enig punt van een bouwwerk tot de perceelgrens.

2.7 uitstekende onderdelen

maten buitenwerks, waarbij uitstekende delen van ondergeschikte aard tot maximaal 0,5 m buiten beschouwing blijven.

Hoofdstuk 2 Gebruiks- en bouwregels

Artikel 3 Gebruiksregels

3.1 Bestaand gebruik
  • a. De binnen het verordeningsgebied gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaand gebruik.
3.2 Aanvullend gebruik
  • a. Ter plaatse van het besluitsubvlak 'bedrijfsdoeleinden' mogen de gronden en bouwwerken naast het bestaande gebruik ook worden gebruikt voor:
    • 1. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 in categorie 1, 2 en 3, ter plaatse van het besluitsubvlak 'bedrijf tot en met categorie 3';
    • 2. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 in categorie 1, 2, 3 en 4, ter plaatse van het besluitsubvlak 'bedrijf tot en met categorie 4';

met uitzondering van risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;

    • 1. per bedrijf is maximaal één kantoor toegestaan met een gezamenlijke bruto vloeroppervlakte van maximaal 30% van het bruto vloeroppervlakte van de bedrijfsgebouwen met een maximum van 1.500 m²;
    • 2. buitenopslag voor zover achter de voorgevel en binnen het gebied ter plaatse van de besluitsubvlak 'bouwvlak' met een maximale bouwhoogte van 3,00 m;
    • 3. een bedrijfswoning, ter plaatse van het besluitsubvlak 'bedrijfswoning';
    • 4. ondergeschikte nevenactiviteiten ter plaatse vervaardigen producten;
    • 5. bijzondere bebouwing met een bedrijfs- en/of kunstzinnige functie, ter plaatse van het besluitsubvlak 'bijzondere bebouwing';
    • 6. wegen, straten en paden, bruggen, geluidwerende voorzieningen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, water(-gangen), kades, oevers en taluds.
  • b. Ter plaatse van het besluitsubvlak 'verkeersdoeleinden' mogen de gronden en bouwwerken naast het bestaande gebruik ook worden gebruikt voor wegen, straten en paden, bruggen, geluidwerende voorzieningen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water(-gangen), inclusief taluds en bermen.
  • c. Ter plaatse van het besluitsubvlak 'water' mogen de gronden en bouwwerken naast het bestaande gebruik ook worden gebuikt voor waterlopen, waterberging en waterhuishouding inclusief bijbehorende taluds, oevers, onderhoudstroken, straten, bruggen, steigers en kades.
3.3 Openbare ruimte
  • a. In aanvulling op het bepaalde in lid 3.1 is het toegestaan om de openbare ruimte te gebruiken voor (hoofd) ontsluitingswegen en/of verhardingen, openbaar terrein, filtersystemen ten behoeve van regenwaterzuivering, bruggen en waterhuishoudkundige bouwwerken.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a mag de openbare ruimte niet zodanig worden gewijzigd dat er sprake is van een reconstructie van wegen zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.
3.4 Parkeernormen

Bij het gebruik van gronden en bouwwerken dient te worden voldaan aan de in bijlage 2 opgenomen parkeernormen.

3.5 Afwijkingsregels gebruik

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 3.1 in die zin dat bij bedrijven productiegebonden detailhandel wordt toegestaan.
  • b. het bepaalde in lid 3.2 sub a onder 1 t/m 3. in die zin dat tevens bedrijven worden gevestigd die zijn genoemd in bijlage 1 in de categorieën 4 en 5, mits:
    • 1. wordt voldaan aan de grootste richtafstanden tot woningen, zoals opgenomen in bijlage 1 bij de daar genoemde categorieën;
    • 2. het geen risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;
  • c. het bepaalde in lid 3.2 sub a onder 2. in die zin dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 in de categorie 3, mits:
    • 1. het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 1, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd of bedrijven die wel zijn genoemd in bijlage 1 in een hogere categorie dan 3, maar in een individueel geval een lagere milieubelasting hebben;
    • 2. het geen risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;
  • d. het bepaalde in lid 3.2 sub a onder 2. in die zin dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 in de categorie 4, mits:
    • 1. het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 1, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd of bedrijven die wel zijn genoemd in bijlage 1 in een hogere categorie dan 4, maar in een individueel geval een lagere milieubelasting hebben;
    • 2. het geen risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;
  • e. het bepaalde in lid 3.2 sub a onder 3 in die zin dat gronden en bouwwerken worden gebruikt voor niet zelfstandige kantoren tot een maximale bruto vloeroppervlakte van 4.000 m² per bedrijf, waarbij het percentage bruto vloeroppervlak kantoorhoudenheid maximaal 30 % bedraagt, mits:
    • 1. de toepasselijke grens- en richtwaarden voor het risico en risicoafstanden ten aanzien van risicovolle inrichtingen in acht worden genomen;
    • 2. het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde blijft van risicovolle inrichtingen voorzover de kantoren zijn gelegen in het invoedsgebied van een risicovolle inrichting;
  • f. het bepaalde in lid 3.2 sub a onder 3 in die zin dat het percentage bruto vloeroppervlak kantoorhoudenheid wordt verhoogd tot maximaal 50 %, waarbij het maximale bruto vloeroppervlak niet meer dan 1500 m2 bedraagt, mits:
    • 1. het gaat om bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 in categorie 3;
  • g. het bepaalde in lid 3.2 in die zin dat gronden en bouwwerken worden gebruikt voor een risicovolle inrichting, mits:
    • 1. de toepasselijke grenswaarden voor het risico en risicoafstanden ten aanzien van kwetsbare objecten in acht worden genomen;
    • 2. er binnen de toepasselijke richtwaarden voor het risico en richtafstanden ten aanzien van beperkt kwetsbare objecten geen aanwezige danwel geprojecteerd beperkt kwetsbare objecten zijn gelegen, tenzij voor wat betreft de geprojecteerd beperkt kwetsbare objecten de gronden de functie hebben van openbaar terrein;
    • 3. het groepsrisico is gelegen onder de oriëntatiewaarde van risicovolle inrichtingen;

Artikel 4 Bouwregels

4.1 Bestaande bouwwerken

Binnen het verordeningsgebied zijn aanwezige bestaande bouwwerken toegestaan en mogen op dezelfde locatie worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen.

4.2 Vergroting van bestaande en nieuwe bouwwerken
4.2.1 Algemeen
  • Ter plaatse van het besluitvlak 'bedrijfsdoeleinden' mag het bebouwingspercentage per bouwperceel niet minder bedragen dan 30%, Deze regel is niet van toepassing ter plaatse van het besluitsubvlak 'bijzondere bebouwing' en ter plaatse van het perceel Baardmeesterweg 17.
4.2.2 Bedrijfsgebouwen

Uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak 'bouwvlak' mogen nieuwe bedrijfsgebouwen worden gebouwd en bestaande bedrijfsgebouwen worden uitgebreid waarbij de volgende regels gelden:

  • a. ter plaatse van de besluitsubvlakken 'maximale bouwhoogte 15 meter' en 'maximale bouwhoogte 17 meter' bedraagt de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw ten hoogste de aangegeven bouwhoogte;
  • b. de afstand van een bedrijfsgebouw tot de zijdelingse bouwperceelgrenzen zal ten minste 4,00 m bedragen;
  • c. ter plaatse van het besluitsubvlak 'gevelbouwgrens' zal de voorgevel van het hoofdbedrijfsgebouw in de voorste bouwgrens worden gebouwd, over een lengte van tenminste de helft van de breedte van het bouwperceel, waarbij de onder b genoemde minimaal aan te houden afstand van bedrijfsgebouwen tot de zijdelingse bouwperceelsgrenzen niet wordt meegerekend tot de breedte van het bouwperceel;
  • d. de dakhelling bedraagt niet meer dan 0°.
4.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van nieuwe en de vergroting van bestaande bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. er mag uitsluitend één bedrijfswoning worden gebouwd ter plaatse van het besluitsubvlak 'bedrijfswoning';
  • b. de inhoud van een bedrijfswoning zal ten hoogste 1.000 m³ bedragen.
4.2.4 Bijzondere bebouwing

Ter plaatse van het besluitsubvlak 'bijzondere bebouwing' gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bijzondere bebouwing zal ten hoogste 4,50 m bedragen;
  • b. ter plaatse van het besluitsubvlak 'bijzondere bebouwing' is een rank en slank hoogteaccent toegestaan in de bouwgrens parallel aan de Gooiseweg, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervakte zal ten hoogste 12 m² bedragen;
    • 2. de bouwhoogte zal ten hoogste 25,00 m bedragen.
4.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. ter plaatse van het besluitsubvlak 'bedrijfsdoeleinden' gelden voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van palen en masten bedraagt ten hoogste 10,00 m;
    • 3. de bouwhoogte van silo's, procestorens, hijsinstallaties en bouwkranen bedraagt ten hoogste 15,00 m;
    • 4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3,00 m.
  • b. ter plaatse van het besluitsubvlak 'verkeersdoeleinden' gelden voor bouwwerken de volgende regels:
    • 1. de oppervlakte van een gebouw voor verkeersdoeleinden bedraagt ten hoogste 40 m²;
    • 2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 6,00 m bedragen.
  • c. ter plaatse van het besluitsubvlak 'water' geldt voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde de volgende regel:
    • 1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 6,00 m bedragen.
4.3 Afwijkingsregels bouwen

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 4.2.2 sub a in die zin dat de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw wordt verhoogd tot maximaal 20,00 m;
  • b. het bepaalde in lid 4.2.5 sub a onder 3. in die zin dat de bouwhoogte van silo's, procestorens, hijsinstallaties en bouwkranen wordt verhoogd tot maximaal 35,00 m.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene gebruiksregels

6.1 Strijdig gebruik

Onder een gebruik in strijd met deze beheersverordening wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en/of bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de beheersverordening toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  • b. het storten van puin en/of afvalstoffen;
  • c. de stalling en/of opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- en/of vliegtuigen;
  • d. het gebruik of laten gebruiken van de gebouwen voor een seksinrichting;
  • e. prostitutie;
  • f. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • g. het gebruik van gronden en/of bouwwerken waarbij niet wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens het in bijlage 2 aangegeven parkeerbeleid.
6.2 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.1 sub g in die zin dat in minder parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

Artikel 7 Algemene bouwregels

De in de regels genoemde maximale goot- en bouwhoogtes zijn niet van toepassing op ondergeschikte bouwonderdelen, zoals goten van dakkapellen brandtrappen, schoorstenen, ventilatiekappen, liftkokers, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

Er kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. de voorgeschreven bouwhoogtes, met dien verstande dat de afwijkingen ten hoogste 10% bedragen van de in deze regels genoemde afmetingen;
  • b. van de regels in die zin dat de besluit(sub)grenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • c. van de regels ten behoeve van de bouw van bouwwerken voor openbare en semi-openbare diensten, zoals nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van (de bediening van) kunstwerken, toiletgebouwtjes, en de naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes, met dien verstande dat:
    • 1. de inhoud ten hoogste 100 m³ bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte ten hoogste 4,00 m bedraagt;
  • d. het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het besluit(sub)vlak in die zin dat de grenzen van het besluit(sub)vlak naar de buitenzijde worden overschreden door ondergeschikte bouwdelen, zoals:
    • 1. (hoek-)erkers over ten hoogste de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen, mits de besluit(sub)vlakgrens met ten hoogste 1,50 m wordt overschreden;
    • 2. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten, en overstekende daken met meer dan 0,5 m, mits de besluit(sub)vlakgrens met ten hoogste 1,50 m wordt overschreden;
  • e. van de regels ten behoeve van de bouw van sculpturen en andere kunstzinnige bouwwerken tot een bouwhoogte van 15,00 m.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht gebruik

  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met de beheersverordening strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met de beheersverordening strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan of de voorheen geldende beheersverordening, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan of de verordening.

Artikel 10 Overgangsrecht bouwen

  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning en afwijkt van het plan, mag, mits:
    • 1. deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan of de daarvoor geldende beheersverordening, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan of de verordening.

Artikel 11 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als:

Beheersverordening Trekkersveld III

van de gemeente Zeewolde.

Behorend bij het besluit van 26 mei 2016.