direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Kop Noordereiland
Status: vastgesteld
Plantype: uitwerkingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0050.BPKopNoordereiland-VS01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Het onderhavige uitwerkingsplan omvat de juridische planologische regeling voor de uitwerking van het bestemmingsplan 'Haven- en strandgebied'. Dit uitwerkingsplan betreft een actualiserende, consoliderende regeling voor het Havengebied en het naastgelegen Woldstrand aan de westkant van de kern Zeewolde. De uitwerking heeft betrekking op de kop van het Noordereiland. Dit gebied heeft in het geldende bestemmingsplan de bestemming 'Gemengd - Uit te werken'.

Deze locatie wordt ingericht voor woningen en een havengebouw met horeca en sanitaire voorzieningen. Aandachtspunt is het parkeren ter plaatse.

Ten tijde van het bestemmingsplan was de exacte invulling van de Kop van het Noordereiland nog niet bekend. In het bestemmingsplan is daarom een uit te werken bestemming opgenomen voor deze locatie waarmee binnen de vastgestelde randvoorwaarden het plan nader ingevuld kan worden. Inmiddels is de nadere invulling bekend. Het voorliggende plan betreft de planologisch-juridische uitwerking voor het gebied.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

De kop van Noordereiland ligt op het Noordereiland in het Haven- en strandgebied aan de oostzijde van de kern Zeewolde. Het plangebied betreft het oostelijk deel van het Noordereiland en is gelegen aan het Wolderwijd.

De kop van Noordereiland ligt tussen de Aanloophaven, de Pluuthaven en de Voorhaven. De Voorhaven vormt een entreeruimte waarin de verschillende havens worden verbonden met het Wolderwijd. Komend vanaf het Wolderwijd vormt de Voorhaven een keuzemoment van waaruit het vaarverkeer zich verdeeld over de verschillende havens.

Op de afbeelding 'Ligging plangebied' is de globale ligging van het gebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.BPKopNoordereiland-VS01_0001.jpg"

Afbeelding: Ligging plangebied

1.3 Geldend bestemmingsplan

De huidige planologisch-juridische regeling van de betreffende gronden is neergelegd in het bestemmingsplan 'Haven- en strandgebied', dat door de gemeenteraad van de Zeewolde is vastgesteld op 14 februari 2013.

Het voorliggende uitwerkingsplan is een uitwerking van het geldende bestemmingsplan. De gronden hebben hierin de bestemming 'Gemengd - Uit te werken'. Binnen de bestemming 'Gemengd - Uit te werken' is ruimte voor woningbouw alsmede een multifunctioneel (haven)gebouw dat invulling geeft aan diverse functies, waaronder horeca, havenkantoor, watersport en sanitaire voorzieningen.

1.4 De bij het plan behorende stukken

Het uitwerkingsplan 'Kop Noordereiland' bestaat uit de volgende stukken:

  • verbeelding, schaal 1:1.000 (kaart nummer NL.IMRO.0050.BPKopNoordereiland-VS01);
  • planregels;
  • toelichting.

Op de verbeelding (plankaart) zijn de bestemmingen van de in het plangebied gelegen gronden aangegeven. In de planregels zijn bepalingen opgenomen teneinde de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van deze toelichting, waarin de aan het plan ten grondslag liggende onderzoeken en een planbeschrijving zijn opgenomen.

1.5 Leeswijzer

In deze toelichting is in hoofdstuk 2 ingegaan op het relevante ruimtelijk beleid. In hoofdstuk 3 is aandacht besteed aan de huidige en toekomstige situatie. In hoofdstuk 4 zijn de omgevingsaspecten weergegeven. In hoofdstuk 5 zijn de juridische aspecten van het plan verwoord. Hoofdstuk 6 gaat in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Algemeen

Het (inter)nationale en provinciale beleid voor ruimtelijke ordening is neergelegd in onder meer beleidsnota's, verordeningen en structuurvisies. Het beleid van hogere overheden werkt meestal door in verschillende gemeentelijke en provinciale uitwerkingsnota's, beleidsplannen en bestemmingsplannen. Ook binnen de gemeente Zeewolde is dit het geval.

Het beleidskader is uitgebreid aan de orde geweest bij de vaststelling van het bestemmingsplan 'Haven- en strandgebied'. Met het voorliggende uitwerkingsplan is feitelijk sprake van detaillering van de bestemming en vastlegging van bouwvlakken.

De ruimtelijke mogelijkheden die in dit plan worden geboden, passen in het ruimtelijk nationale en provinciale beleid dat - meer dan in het verleden het geval was - de eigen verantwoordelijkheid voor het regelen van zaken met een duidelijk lokaal belang benadrukt.

Met de voorgestane ontwikkelingen is voorts sprake van een optimalisering van het gebruik van te bebouwen gebied, hetgeen ook past in het beleid van de provincie.

In de volgende paragrafen worden de voor het plangebied nog van belang zijnde elementen kort toegelicht.

2.2 Provinciaal beleid

2.2.1 Omgevingsplan Flevoland 2006

Het beleidskader van de provincie Flevoland voor het totale omgevingsbeleid is omschreven in het Omgevingsplan Flevoland 2006. In dit plan is het integrale omgevingsbeleid voor de periode 2006-2015 neergelegd met een doorkijk naar 2030.

Het Omgevingsplan is een bundeling van de vier wettelijke plannen op provinciaal niveau: Streekplan, Milieubeleidsplan, Waterhuishoudingsplan en Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan.

Het Omgevingsplan hanteert een ontwikkelingsgerichte benadering. Flevoland legt in het Omgevingsplan de nadruk op de achterblijvende werkgelegenheid en het achterblijvende voorzieningenniveau. Ten aanzien van recreatie en toerisme wordt vermeld dat dit een belangrijke economische sector is. De werkgelegenheid zou met 5% kunnen groeien. Om de sector te ontwikkelen wordt onder meer gedacht aan de vergroting van de hotelcapaciteit, het ontwikkelen van attractieve stranden, versterking van de belevingswaarde van Flevoland voor de recreant en ontwikkeling van recreatieve en toeristische nichemarkten.

Recreatievoorzieningen zijn vooral geconcentreerd in de oostrand van Flevoland. Deze zone loopt van Lemmer tot en met het gebied van jachthaven en bungalowpark de Eemhof. Veel recreatie is geclusterd rond jachthavens, stranden en vaargebieden. Vooral op deze plekken ziet de provincie kansen voor ontwikkeling van dagrecreatie, water- en verblijfsrecreatie.

Door de recreatieve vraag bestaat de gelegenheid om hoogwaardige recreatieve voorzieningen te realiseren. Dit is mogelijk in samenhang met behoud van landschappelijke kwaliteit en ontwikkeling van natuur. Recreatieondernemers kunnen in sommige gevallen op hun huidige locatie uitbreiden en wanneer dat niet kan, moet worden gezocht naar locaties voor nieuwe recreatiebedrijven.

Het plangebied is aangewezen als stedelijk gebied. De locatie heeft reeds een bestemming ten behoeve van gestapelde woningen, horeca, bedrijfsmatige watersport, havenkantoor en aanlegplaatsen, aanlegsteigers en soortgelijke voorzieningen ten behoeve van een (recreatie)haven. De voorgenomen ontwikkeling past ook binnen het beleid van de provincie.

2.2.2 Verordening voor de fysieke leefomgeving Flevoland 2012

In de provinciale verordening voor de fysieke leefomgeving zijn regionale waterkeringen aangegeven. Het plangebied ligt bij de regionale waterkering 'Haven Zeewolde' (kaart 5.18). Hierbij is voor elke regionale waterkering de veiligheidsnorm aangegeven als de gemiddelde overschrijdingskans per jaar. Voor Haven Zeewolde is de veiligheidsnorm voor de regionale waterkering als gemiddelde overschrijdingskans per jaar (bij gebruik van een overslagcriterium van 1 l/s/m1) 1/10 per jaar.

Op de legger van het waterschap staat voor de betreffende regionale waterkering in ieder geval een omschrijving van de ondersteunende kunstwerken en de bijzondere constructies die deel uitmaken van de primaire- en regionale waterkering, oppervlaktewaterlichamen en bergingsgebieden.

2.3 Waterschapsbeleid

2.3.1 Waterbeheerplan 2010-2015

Het Waterschap Zuiderzeeland is verantwoordelijk voor het operationele regionale waterbeheer. Het waterschap legt zijn beleid vast in het waterbeheerplan. In dit plan worden drie thema's uitgewerkt:

  • veiligheid;
  • voldoende water;
  • schoon water.

Op het gebied van 'Veiligheid' geldt dat alle waterkeringen van categorie C (waaronder de Gelderseweg) vanaf 2015 aan de wettelijke veiligheidsnormen dienen te voldoen.

Om 'Voldoende water' te waarborgen tracht het waterschap de (bestaande) wateropgave en ruimtelijke ontwikkelingen zoveel mogelijk aan elkaar te koppelen. Ook ziet het waterschap dynamisch peilbeheer en aanleg van natuurvriendelijke oevers als goede mogelijkheden om meer water te kunnen bergen. In geval van droogte wordt de verdringingsreeks gehanteerd (de richtlijn voor waterverdeling in een watertekortsituatie). In nieuw te ontwikkelen stedelijke gebieden dienen de watersystemen voldoende getoetst te worden of ook tijdens droogte voldoende water in het systeem kan worden behouden. Dit zowel ten behoeve van de waterkwaliteit als ten behoeve van recreatieve functies. Herverdeling van water binnen de polder heeft de voorkeur boven wateraanvoer van buiten de polder.

De Kaderrichtlijn Water (KRW) bepaalt in hoge mate de doelstellingen voor 'Schoon water'. Voor de vaarten worden maatregelen op het gebied van oeverinrichting en maaibeheer getroffen om de KRW doelstellingen te behalen.

Daarnaast wordt gestreefd naar het terugdringen van diffuse emissies, naast de landbouw ook binnen de afvalwaterketen. Voor waterkwaliteit wordt de trits voorkomen-scheiden-zuiveren gehanteerd. Voor het omgaan met afstromend hemelwater geldt de voorkeursvolgorde: bronmaatregelen, hergebruik, scheiden in kwaliteit en dan pas afvoeren naar zuivering. In nieuwe gebieden heeft het waterschap sterk de voorkeur dat er een gescheiden rioolstelsel (waar nodig met zuiverende voorziening voor het afstromende hemelwater) worden toegepast.

2.3.2 Nota Beleid Bouwen nabij primaire waterkering

De Nota Beleid Bouwen nabij primaire waterkering geeft het beleid ten aanzien van bouwen nabij de primaire waterkeringen weer. De nota schept het kader voor bouwen nabij de primaire waterkering. Hierin is ook de maatvoering van de verschillende beschermingszones van de primaire waterkering beschreven. Deze zijn in de afbeelding 'Zones bescherming waterkering' weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.BPKopNoordereiland-VS01_0002.jpg"

Afbeelding: Zones bescherming waterkering

De kern zone betreft de gehele dijk, tot aan de teen. Binnen de kernzone mag geen nieuwbouw gepland worden. De binnenbeschermingszone is 20 meter breed. In de binnenbeschermingszone mag dit wel, mits onder bijbehorende voorwaarden van het waterschap. Hierbij dient in ieder geval geanticipeerd te worden op toekomstige ontwikkelingen en moet worden aangetoond dat de ontwikkeling de stabiliteit van de kering niet aantast. Tot slot is de buitenbeschermingszone 80 meter breed. In de buitenbeschermingszone geldt geen beperking voor bouwactiviteiten. Wel geldt er een verbod op diepe ontgrondingen. De belangrijkste voorwaarde is dat het waterkeringsbelang en het beheer en onderhoud niet in het geding komen. Voor de activiteiten dient een keurontheffing aangevraagd te worden. Dit plangebied ligt niet in deze zones. In paragraaf 4.9 is toegelicht dat hier in het uitwerkingsplan invulling aan is gegeven.

2.3.3 Beleidsregels: buitendijkse regionale waterkeringen

In de Keur van het waterschap zijn de verboden voor handelingen op en in de kernzone en het beschermd buitendijks gebied opgenomen. In sommige gevallen zijn er toch mogelijkheden voor activiteiten binnen de kernzone van een buitendijkse regionale kering en het beschermd buitendijks gebied. Deze mogelijkheden zijn uitgewerkt in verschillende beleidsregels 'Algemeen', 'Bebouwing', 'Kabels en leidingen' en 'Buitengewoon onderhoud'. Voor de handelingen die binnen de genoemde beleidsregels vallen is wel een watervergunning nodig.

Op basis van de Keur is het verboden te bouwen in de kernzone van buitendijkse regionale keringen. Voor bebouwing die aanwezig is op de peildatum is door het waterschap in het verleden een vergunning verleend of wordt deze geacht te zijn verleend conform de Keur van Waterschap Zuiderzeeland.

Onder voorwaarden kan in sommige gevallen vergunning worden verleend om te bouwen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt naar de zone 5 meter uit de buitenkruinlijn (richting beschermd buitendijks gebied) en de zone daar op aansluitend. Vanaf 5 meter uit de buitenkruinlijn kan bebouwing plaatsvinden, onder de voorwaarde dat wordt geanticipeerd op eventuele toekomstige versterkingen. Dat betekent dat het gebied moet zijn gedimensioneerd op een ontwerplevensduur tot 100 jaar of dat het gebouw moet staan buiten de benodigde ruimte voor toekomstige versterkingen (ontwerplevensduur 100 jaar).

In afbeelding 'Leger regionale waterkeringen Haven Zeewolde' is een deel van de totale kaart opgenomen. Uit deze afbeelding blijkt dat het plangebied deels in de kernzone ligt en deels in het dubbelregime (dus zowel 'kernzone' als 'beschermd buitendijks gebied'). Er dient eerst een watervergunning te worden aangevraagd. Hierbij is de belangrijkste toetst of de stabiliteit van de dijk niet in gevaar komt. Op de verbeelding zijn de verschillende zones van de regionale waterkering opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.BPKopNoordereiland-VS01_0003.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.BPKopNoordereiland-VS01_0004.png"

Afbeelding: Deel van overzichtskaart 'Leger regionale waterkeringen Haven Zeewolde' (december 2013)

2.4 Gemeentelijk beleid

2.4.1 Structuurvisie 2022

De gemeenteraad van Zeewolde heeft op 25 april 2013 de 'Structuurvisie 2022' vastgesteld. In de structuurvisie wordt duidelijk hoe de gemeente Zeewolde zich de komende jaren wil gaan ontwikkelen. Kleinschalige initiatieven, in de vorm van bijzondere locaties in het groen en op het water, het vasthouden van de werkgelegenheid, de interesse voor ontwikkelingen op het gebied van gezondheid, wellness en recreatie en de aandacht voor een duurzame ontwikkeling zijn belangrijke onderwerpen in de structuurvisie.

De structuurvisie geeft richting aan deze belangrijkste onderwerpen, waarbij de nadruk voor de komende periode vooral ligt op projecten op het gebied van wonen, werken, welzijn en duurzaamheid.

Uitgangspunten

Voor de structuurvisie gelden de volgende uitgangspunten:

  • Zeewolde wil een toekomstbestendige gemeente zijn: Zeewolde wil haar zelfstandige positie in Zuidoost Flevoland behouden, waarin eigen keuzes kunnen worden gemaakt voor de ontwikkeling. Dit betekent een leefomgeving van een goede kwaliteit, met een evenwichtig voorzieningenpakket van winkels, zorg en onderwijs, passende woonmilieus, met aandacht voor alle leeftijdscategorieën.
  • Kwaliteit in plaats van kwantiteit: De kwaliteit van een gebied is leidend voor de inrichting. Ontwikkelingen zijn geen doel op zich, maar moeten een onderdeel zijn van een gebiedsimpuls. Bos en water zijn de kwaliteiten van Zeewolde, die benut kunnen worden bij het aanbod van recreatie, wonen en werken. Het dorpse karakter van het dorp, en het plezierige woonklimaat is de kwaliteit van het dorp die versterkt kan worden. Bij recreatieve functies wordt gezocht naar kwaliteit en variatie.
  • Ruimte voor specifieke bevolkingsgroepen: De gezinnen, die een veilige woonomgeving en goed onderwijs vragen, blijven een belangrijke doelgroep. Maar daarnaast is meer ruimte nodig voor specifieke groepen op de woningmarkt zoals senioren en starters.
  • Kernwaarden wonen, water, welzijn en duurzaamheid: De projecten die worden benoemd in de structuurvisie moeten een toegevoegde waarde hebben voor een van de kernwaarden van Zeewolde. Deze kernwaarden zijn verder uitgewerkt in de bouwstenen voor de visie.

Opgaven en ambities thema bedrijvigheid

De opgaven geven aan waar Zeewolde mee heeft te maken, welke ontwikkelingen en trends er spelen. Het ambitieniveau geeft aan wat de gemeente de komende tien jaar wil bereiken. Voor het plangebied is met name het thema bedrijvigheid van belang.

Zeewolde wil zich geleidelijk ontwikkelen op basis van de bestaande kwaliteiten. Gekozen wordt voor een divers economisch profiel.

Trekkersveld is met name geschikt voor middelgrote en grote bedrijven, in de sectoren transport, logistiek, productie, groothandel en industrie. Horsterparc is bedoeld voor de vestiging van hoogwaardige bedrijfsvestigingen, zoals zakelijke dienstverlening, kennisgerelateerde productie en handelsbedrijven. Vestingveld wordt ingericht voor gemengde bedrijven en perifere detailhandel.

Opgaven:

  • Handhaving en versterking van kleinschalige bedrijvigheid binnen de kern.
  • Het creëren van een gevarieerd aanbod van niet-formele werklocaties; binnen de planperiode wordt geen uitbreiding van bestaande terreinen voorzien.

Ambitieniveau:

  • In de komende jaren wordt het accent gelegd op het werken aan huis, bedrijvigheid aan huis, ontwikkeling van (kleinschalige) gemengde woon-werkmilieus.
  • Blijven streven naar een werkgelegenheid die voor 80 - 90% in balans is met de aard en omvang van de beroepsbevolking.
  • Verdere differentiatie van de werkgelegenheid, zodat er werkgelegenheid is voor de verschillende opleidingsniveaus.
  • Uitbouw van werkgelegenheid in de zorg? en recreatiesector (recreatie, wellness, sport, gezondheid).

Zonering

De benoemde opgaven zijn te plaatsen in bepaalde gebieden. Hiervoor is een ruimtelijke zonering aangehouden. Het plangebied behoort tot de zone 'Transformatiezone randmeer'. De opgave is vooral om tot een (kwalitatieve) afronding van het de bestaande kern tot stand te brengen.

Visie 

De visie is thematisch uitgewerkt per zone en daarbij is omschreven welke opgaven er te verwachten zijn en wat Zeewolde wil verrichten om deze in te gaan vullen. In hoofdlijnen is er gekozen voor het benutten van bestaande gebiedskwaliteiten bij nieuwe ontwikkelingen. Het karakter van het gebied mag daarbij niet veranderen, en zal een meerwaarde krijgen door subtiele functiemenging.

Wonen

In de periode tot 2022 worden kansen gezien voor kleinschalige woningbouw als onderdeel van integrale gebiedsontwikkeling. Voorop staat dat daarbij kwaliteit moet worden toegevoegd en dat het karakter van het dorp blijft behouden.

Welzijn

Binnen de kern, zowel op centrum- als wijkniveau, wordt gestreefd naar een leefomgeving met een goede kwaliteit met een evenwichtig voorzieningenpakket van winkels, zorg en onderwijs.

Kansen tot verbetering van welzijn liggen vooral op het gebied van combineren van recreatie en gezondheidsvoorzieningen.

Duurzaamheid

Duurzaamheid is een concept dat als randvoorwaarde geldt voor alle ontwikkelingen in de gemeente. Dus zowel bij integrale gebiedsontwikkeling als bij de ontwikkeling van de landbouw en recreatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.BPKopNoordereiland-VS01_0005.jpg"

Afbeelding: Uitsnede Structuurvisiekaart 2022 (bron: Structuurvisie 2022)

Transformatiezone Randmeer

In de transformatiezone liggen rond de kern Zeewolde de gebiedskwaliteiten bos, water en het open agrarisch gebied. Op de overgangen ziet de gemeente de komende periode ruimte voor gebiedsontwikkelingen.

Daarbij geldt dat de bestaande gebiedskwaliteiten de basis moeten vormen in de ontwikkelingen. Bij deze ontwikkelingen staat de diversiteit in de leefomgeving voorop. Er ontstaan op deze scheidingslijnen nieuwe, hoogwaardige, afwisselende leefmilieus met een toegevoegde waarde voor Zeewolde.

De voorgenomen ontwikkeling past binnen de visie voor de transformatiezone. Tevens is de ontwikkeling reeds globaal vastgelegd in het geldende bestemmingsplan. Het voorliggende plan is een uitwerking van de ontwikkeling.

Hoofdstuk 3 Huidige en toekomstige situatie

3.1 Huidige situatie

Plangebied vanuit het dorpscentrum

Op de kop van Noordereiland eindigt het dorpscentrum aan de zijde van het Wolderwijd. De locatie maakt deel uit van een reeks van openbare ruimten waarin het dorpscentrum wordt verbonden met het Wolderwijd.

De Raadhuisstraat vormt de centrale winkelstraat van Zeewolde. De Havenkade ligt in het verlengde van de Raadhuisstraat en verbindt het dorpscentrum met de locatie. De relatie tussen het dorpscentrum en de locatie is belangrijk voor de afwisseling in de openbare ruimte en de toegankelijkheid van de beleving van het Wolderwijd vanuit het dorpscentrum. De Raadhuisstraat en de Havenkade verbinden zo een aantal verblijfsruimten met verschillende sferen en identiteiten.

Plangebied vanaf het water

De kop van Noordereiland ligt tussen de Aanloophaven, de Pluuthaven en de Voorhaven. De Voorhaven vormt een entreeruimte waarin de verschillende havens worden verbonden met het Wolderwijd. Komend vanaf het Wolderwijd vormt de Voorhaven een keuzemoment van waaruit het vaarverkeer zich verdeeld over de verschillende havens.

De vaarroute vanaf het Wolderwijd is sterk georiënteerd op de huidige bebouwing op het Noordereiland. De opvallende ronde hoekbebouwing op de kruising van Noordereiland met de Havenkade is een belangrijke blikvanger vanaf het Wolderwijd en vormt een oriëntatiepunt.

3.2 Uitwerkingsregels

Het plangebied heeft in het bestemmingsplan ('moederplan') 'Haven- en strandgebied' de bestemming 'Gemengd - Uit te werken'. In de regels van het moederplan is aangaande de uit te werken bestemming de volgende bestemmingsomschrijving gegeven:

"De voor 'Gemengd - Uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor gestapelde en grondgebonden woningen, horeca, bedrijfsmatige watersport, havenkantoor, oeververbinding, aanlegplaatsen, aanlegsteigers en soortgelijke voorzieningen ten behoeve van een (recreatie)haven met daarbij behorende bouwwerken, verhardingen, wegen en paden, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding (zoals steigers), tuinen en erven.

Burgemeester en wethouders werken, overeenkomstig artikel 3.6 lid 1 sub b van de Wet ruimtelijke ordening, de in lid 17.1 omschreven bestemming uit met inachtneming van de volgende regels:

  • a. voor het bouwen van gebouwen wordt een bouwvlak opgenomen;
  • b. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan de op de kaart aangeduide maximale bebouwingspercentage;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de op de kaart aangeduide maximale bouwhoogte;
  • d. de bouwhoogte van een oeververbinding mag niet meer bedragen dan 8 m;
  • e. de verkaveling en de situering van de gebouwen zal zodanig zijn, dat een goede aansluiting ontstaat op de structuur van de omgeving;
  • f. er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke, ruimtelijke en stedenbouwkundige inpassing;
  • g. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Deze hiervoor genoemde voorwaarden zijn dan in het voorliggende uitwerkingsplan verwerkt.

Voor de gebouwen zijn bouwvlakken opgenomen. Ook wordt voldaan aan het aangegeven bebouwingspercentage (maximaal 50%) en de maximale bouwhoogten (12 meter). De verkaveling en de situering van de gebouwen zijn aangesloten op de structuur van de omgeving. Er is sprake van een goede landschappelijke, ruimtelijke en stedenbouwkundige inpassing. Bij de uitwerking wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. In paragraaf 3.3 is nader ingegaan op de toekomstige invulling van het gebied.

3.3 Toekomstige situatie

Algemeen

De ligging van de locatie maakt de ontwikkeling beeldbepalend voor de uitstraling van de haven en het centrum vanaf het water.

Voor de ontwikkeling van de bebouwing zijn de stedenbouwkundige randvoorwaarden en architectonische richtlijnen uitgewerkt. Op basis hiervan zijn kavelpaspoorten opgesteld. Deze zijn opgenomen als Bijlage 3 bij dit plan. In de kavelpaspoorten zijn onder andere richtlijnen voor architectonische uitwerking en gebruik van de bebouwing en het parkeren opgenomen. Maar ook het realiseren van aanlegmogelijkheden aan de waterzijde afgestemd op de waterkerende functie van de oevers.

Het gebruik van deze kavelpaspoorten moet leiden tot een bij de locatie passend beeld en de kavelpaspoorten scheppen de mogelijkheid tot individuele uitgifte van de kavels. De kavelpaspoorten bieden voor zowel de kopers als de omwonenden duidelijkheid over de ontwikkelingsmogelijkheden. De kavels worden op basis van de richtlijnen in de kavelpaspoorten aan individuele kopers aangeboden. Voor de ontwikkeling van het multifunctionele havengebouw zijn eveneens randvoorwaarden opgesteld.

De kavelpaspoorten zijn afgestemd op de uitwerkingsregels van de bestemming 'Gemengd - Uit te werken' van het bestemmingsplan 'Haven- en strandgebied'. Voor de uitwerking van de bestemming in het voorliggende uitwerkingsplan zijn de kavelpaspoorten het uitgangspunt.

Vanuit het dorpscentrum

De ruimtelijke beleving van de landschappelijke grootschaligheid in contrast met de kleine schaal van het dorpscentrum geeft de plek zijn eigen identiteit. Deze identiteit moet binnen de ontwikkeling op de kop van Noordereiland worden behouden en waar mogelijk versterkt.

Vanaf het water

De ontwikkeling van de locatie op de kop van het Noordereiland wordt ingezet om onderscheid te maken tussen de openbare Aanloophaven en de meer private Pluuthaven. Door op de kop van Noordereiland bebouwing in de waterrand te realiseren, wordt de opening tussen de Pluuthaven en de Voorhaven verkleind. In samenhang hiermee wordt de toegang tot de openbare Aanloophaven gemarkeerd door een bijzonder gebouw bij een aantrekkelijk parkachtig gebied.

Stedenbouwkundige opzet

Het stedenbouwkundige plan bestaat uit 5 woningbouwkavels voor individuele woningen en een kavel voor een multifunctioneel havengebouw. De bouwvlakken van de kavels zijn binnen de bestemmingsgrenzen en tegen de waterrand gesitueerd. Over de waterrand is een vlonder- en een steigerzone aangegeven. De woningen worden hierdoor vanaf het water bereikbaar met een boot. De ligging van de bestaande waterrand blijft ongewijzigd.

De bebouwing vormt een rand van 5 hoogwaardige en individueel beleefbare woonhuizen en een havengebouw. De woningen moeten wel samenhang met elkaar hebben. Daarom zijn in de kavelpaspoorten beeldkwaliteitseisen voor de woningen opgenomen.

De woningen vormen een ontspannen rand aan het water. Doordat tussen de gebouwen openingen liggen, blijft het water tussen de bebouwing door beleefbaar en blijft de maritieme sfeer van het Noordereiland behouden.

De bebouwing op de waterrand bestaat uit drie ruimtelijke eenheden:

  • woning 1 en 2;
  • woning 3, 4 en 5;
  • het havengebouw.

Binnen deze eenheden hebben de gebouwen samenhang door de manier waarop zij aan het water staan en de openingen tussen de gebouwen. Binnen de ruimtelijke eenheden zijn de openingen naar het water vrij smal. Tussen de ruimtelijke eenheden zijn de openingen groter of vormen de openingen een aantrekkelijk openbare ruimte.

De woningen worden gekenmerkt door het sterke contrast tussen de waterzijde en de landzijde. De waterzijde heeft een open karakter waarin de relatie met het water en de toegankelijkheid van het water centraal staat. Dit komt tot uiting in de transparante architectuur en het materiaalgebruik. Daarnaast krijgen de woningen aan de waterzijde uitgebreide mogelijkheden voor het aanleggen van vlonders en steigers. Maximaal 10 meter vanaf de bestaande waterrand wordt het water bij de kavel mee uitgegeven.

Aan de landzijde heeft de gevel een meer gesloten uitstraling. Door de gevelopeningen en de entree krijgt de bebouwing hier wel een sterke relatie met de openbare ruimte. Aan de landzijde vormt de bebouwing een stenige openbare ruimte. Deze openbare ruimte sluit aan op de 'bovenkade' van de Havenkade. De openbare ruimte onderscheidt zich door de inrichting sterk van het groene park.

Op de zuidelijke punt van de kop van het Noordereiland wordt rond het haven- / horecagebouw een verblijfsgebied ingericht. Het plantsoen en de bomen in de verharding geven de verblijfsruimte een groene sfeer die aansluit bij het groen van het Redepark aan de overzijde van de haven. Beide zijden worden verbonden met een trekpont. De trekpont kan aanlanden op het vlonderterras van het havengebouw. Hiermee wordt het havengebouw sterker verankerd in de omgeving. Het plein sluit aan op de 'bovenkade' van de Havenkade. Het hoogteverschil naar de onderkade wordt opgelost door middel van een trap.

Vloerpeil

In het kader van de waterveiligheid is het vloerpeil van de woningen en het havenkantoor minimaal 2,20 meter +NAP. Het peil van het bestaande maaiveld is circa 1,80 meter +NAP.

De bestaande woningen op het Noordereiland hebben een ten opzichte van het maaiveld verhoogd vloerpeil en hebben een (gezamenlijke) trap bij de entree van de woningen. Bij de nieuwe kavels moet het hoogteverschil door middel van een trap of helling binnen het bouwvlak worden opgelost. In de kavelpaspoorten met de beeldkwaliteitseisen zijn daarvoor principes weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.BPKopNoordereiland-VS01_0006.jpg"

Afbeelding: Stedenbouwkundige opzet

Parkeren

De ontwikkeling van de 5 woonkavels en de kavel voor havenvoorzieningen op de Kop van het Noordereiland maken onderdeel uit van het bestaande bebouwde gebied op het Noordereiland. Voor het parkeren is een parkeerbalans opgesteld op het onderstaande plaatje aangegeven gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.BPKopNoordereiland-VS01_0007.png"

Beschikbare parkeerplaatsen huidige situatie

In het aangegeven gebied zijn 120 openbare parkeerplaatsen en 41 parkeerplaatsen op eigen terrein aanwezig. De parkeerplaatsen op eigen terrein worden in de parkeerbalans voor 0,8 meegerekend. Hiermee kom het totaal aantal beschikbare parkeerplaatsen op 120 + (41x0,8) = 153.

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.BPKopNoordereiland-VS01_0008.png"

Berekening parkeerbehoefte bestaand en nieuwe ontwikkeling

Uit de balans blijkt dat de parkeerbehoefte na het realiseren van de ontwikkeling op de Kop van het Noordereiland 161 parkeerplaatsen is. (avond is maatgevend 160,92 parkeerplaatsen).

Nieuwe situatie

Door de ontwikkeling van de kop worden 37 bestaande openbare parkeerplaatsen vervangen door een nieuwe inrichting van de openbare ruimte met 43 parkeerplaatsen. Voor de 5 woonkavels worden minimaal 1 parkeerplaats per kavel op eigen terrein gerealiseerd. Ook hiervoor geldt dat deze parkeerplaatsen op eigen terrein voor 0,8 worden meegerekend in de parkeerbalans. 5 x 0.8 = 4 parkeerplaatsen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.BPKopNoordereiland-VS01_0009.png"

Te vervangen parkeerplaatsen (37)

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.BPKopNoordereiland-VS01_0010.png"

Toekomstige situatie (43 nieuwe parkeerplaatsen)

Na realisatie van de ontwikkeling op de kop van het Noordereiland zijn in totaal 153-37+43+(5x0,8)= 163 parkeerplaatsen beschikbaar. Hiermee is voldoende ruimte om in de parkeerbehoefte van het Noordereiland te voorzien.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Algemeen

Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in dit hoofdstuk een beschrijving opgenomen van het verrichtte onderzoek naar relevante feiten en af te wegen belangen (artikel 3.2. Algemene wet bestuursrecht).

4.2 Archeologie en cultuurhistorie

Archeologie

De Monumentenwet 1988 verplicht gemeenten om bij de vaststelling van een bestemmingsplan (uitwerkingsplan) en bij de bestemming van de in het plan begrepen gronden, rekening te houden met de in de bodem aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden. Dit is in lijn met het Europese Verdrag van Malta.

Archeologische waarden zijn in Nederland veelal onzichtbaar, omdat ze grotendeels verborgen liggen in de bodem, waardoor ze niet eenvoudig te karteren zijn. De gemeente heeft archeologiebeleid vastgesteld (RAAP, Archeologiebeleid gemeente Zeewolde, Archeologische beleidskaart, standaardregels voor bestemmingsplannen en procedure voor archeologisch onderzoek & selectiebesluiten, van 16 september 2009).

De gemeente wil met het archeologiebeleid bereiken, dat:

  • Bij ruimtelijke ontwikkelingen zorgvuldig wordt omgegaan met archeologische waarden, zodat deze, waar mogelijk, behouden blijven voor toekomstige generaties.
  • Archeologische waarden meer worden ingezet ter versterking van de ruimtelijke kwaliteit, identiteit en cultuurbeleving. Ten behoeve hiervan heeft de gemeente een archeologische beleidskaart ontwikkeld. Deze kaart is doorvertaald in standaardregels voor bestemmingsplannen (planregels) en een procedure voor archeologisch onderzoek en selectiebesluiten. Het uitgangspunt van het gemeentelijk archeologiebeleid is het behoud van belangrijke archeologische waarden zonder daarbij andere ruimtelijke belangen uit het oog te verliezen.

Ten behoeve hiervan zijn beleidsmaatregelen opgesteld, waarbij de zwaarte van de maatregelen afgestemd is op de archeologische verwachting en de impact op de bodem. Er zijn vijf gebieden aangewezen. Op de afbeelding 'Uitsnede archeologische waarden- en verwachtingenkaart' is het plangebied in 'grijs' weergegeven. Het plangebied valt onder het archeologievrij gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.BPKopNoordereiland-VS01_0011.jpg"

Afbeelding: Uitsnede archeologische waarden- en verwachtingenkaart

Vanuit archeologie zijn er geen belemmeringen voor het voorliggende plan.

Cultuurhistorie

In het plangebied zijn geen archeologische monumenten en monumenten met de status rijksmonument of gemeentelijke monument aanwezig. Ook is de overige cultuurhistorische waarde van het plangebied gering.

Conclusie  

Vanuit de aspecten archeologie en cultuurhistorie zijn er geen belemmeringen voor het uitwerkingsplan.

4.3 Bodem

Op basis van de Woningwet en het Bouwbesluit mag niet worden gebouwd op verontreinigde grond. Bij de aanvraag om een omgevingsvergunning moet vaak een bodemonderzoek worden geleverd. Dit is een verplichting uit de Woningwet om de gezondheid en veiligheid te garanderen van mensen die wonen, werken of verblijven in het gebouw waarvoor vergunning wordt aangevraagd.

Een bodemonderzoek is noodzakelijk wanneer:

  • nog geen gegevens betreffende de bodemgesteldheid bekend zijn (dit betekent dus ook dat als er een bodemkwaliteitskaart is, er geen bodemonderzoek meer hoeft te komen);
  • er meer dan twee uur per dag mensen in verblijven;
  • als het bouwwerk de grond raakt;
  • als er na sloop wordt herbouwd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.BPKopNoordereiland-VS01_0012.jpg"

Afbeelding: Uitsnede bodemkaart van het bodemloket

Binnen het plangebied zijn geen bodemverontreinigingen bekend. Gezien het historische bodemgebruik zijn deze ook niet te verwachten. Voor het plangebied geldt reeds een 'gemengde' bestemming. Het voorliggende plan is een uitwerking van deze bestemming. Voor het aanvragen van omgevingsvergunningen kan om een bodemonderzoek worden gevraagd.

Conclusie

In het kader van het voorliggend uitwerkingsplan zijn er geen belemmeringen vanuit het aspect bodem.

4.4 Bedrijven en milieuzonering

Het aspect bedrijven en milieuzonering gaat in op de invloed die bedrijven kunnen hebben op hun omgeving. Deze invloed is afhankelijk van de afstand tussen een gevoelige bestemming en de bedrijvigheid. Milieugevoelige bestemmingen zijn gebouwen en terreinen die naar hun aard bestemd zijn voor het verblijf van personen gedurende de dag of nacht of een gedeelte daarvan (bijvoorbeeld woningen). Daarnaast kunnen ook landelijke gebieden en/of andere landschappen belangrijk zijn bij een zonering tot andere, minder gevoelige, functies zoals bedrijven.

Bij een ruimtelijke ontwikkeling kan sprake zijn van al aanwezige bedrijvigheid en van nieuwe bedrijvigheid. Milieuzonering zorgt er voor dat nieuwe bedrijven een juiste plek in de nabijheid van de gevoelige functie krijgen en dat de (nieuwe) gevoelige functie op een verantwoorde afstand van bedrijven komen te staan. Het doel hiervan is het waarborgen van de veiligheid en het garanderen van de continuïteit van de bedrijven als ook een goed klimaat voor de gevoelige functie.

In het kader van de milieuzonering rond bedrijven is door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) het systeem 'Bedrijven en milieuzonering' (2009) ontwikkeld in de vorm van een bedrijvenlijst. Daarin worden op basis van de SBI-code indicatieve afstanden bepaald voor allerlei vormen van bedrijfsactiviteiten. De afstandscriteria hebben betrekking op de milieuaspecten geluid, stank, stof en gevaar.

In de VNG-publicatie zijn richtafstanden opgenomen. Op de aangegeven richtafstanden kan een correctie worden toegepast, afhankelijk van de vraag of het gaat om rustige dan wel minder rustige woongebieden, een zogenaamd 'gemengd gebied'.

Het belang van milieuzonering wordt steeds groter aangezien functiemenging steeds vaker voorkomt. Hierbij is het motto: 'scheiden waar het moet, mengen waar het kan'. Het scheiden van milieubelastende en milieugevoelige bestemmingen dient twee doelen:

  • het reeds in het ruimtelijk spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij gevoelige bestemmingen;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan de milieubelastende activiteiten (bijvoorbeeld bedrijven) zodat zij de activiteiten duurzaam, en binnen aanvaardbare voorwaarden, kunnen uitoefenen.

Van omgeving naar plangebied

Aan de noordoostzijde van het plangebied ligt een jachthaven. Volgens de VNG-publicatie geldt voor een 'jachthaven met diverse voorzieningen' een richtafstand van tenminste 50 meter. De haven ligt op meer dan 50 meter van het plangebied. Overigens ligt het plangebied in een gemengd gebied dus kan de richtafstand ook nog met één afstandstap worden teruggebracht (30 m). Ook heeft de locatie in het geldende bestemmingsplan al een 'gemengde' bestemming. Het voorliggende plan is een uitwerking van het bestemmingsplan. Ten opzichte van de geldende planologisch-juridische situatie is de jachthaven geen belemmering.

Van plangebied naar omgeving

In het plangebied wordt een havenkantoor met lichte en middelzware horeca en sanitaire voorzieningen mogelijk gemaakt. Op basis van de VNG-publicatie geldt voor zowel een kantoor als een restaurant en soortgelijke horeca een richtafstand van 10 meter. De afstand tussen het havengebouw en de woningen is meer dan 10 meter. Overigens is de oriëntatie van het gebouw naar de zuidkant, dus van de woningen af. De oriëntatie van de woningen is naar de waterzijde, dus van het Havengebouw af. Bovendien ligt het plangebied in een gemengd gebied dus ook hier mag de richtafstand worden teruggebracht met één afstandstap.

Conclusie

Het aspect bedrijven en milieuzoneringen is geen belemmering voor het uitwerkingsplan.

4.5 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de mensen te beschermen tegen geluidsoverlast. Op basis van deze wet dient bij het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te worden besteed aan het aspect 'geluid'.

In de Wet geluidhinder is een zonering van industrieterreinen, wegen en spoorwegen geregeld. Enerzijds betekent dit dat (geluids)eisen worden gesteld aan de milieubelastende functies, anderzijds betekent dit dat beperkingen worden opgelegd aan milieugevoelige functies. In deze paragraaf wordt ingegaan op de geluidsaspecten met betrekking tot wegverkeerslawaai. Spoorweglawaai en gezoneerde industrieterreinen zijn in deze situatie niet relevant, binnen het plangebied of in de directe omgeving liggen immers geen spoorwegen en gezoneerde industrieterreinen.

Wegverkeerslawaai

In het kader van de Wgh bevinden zich langs alle wegen zones. Binnen de bebouwde kom geldt een zonebreedte van 200 m voor twee-strookswegen die aan weerszijden van de weg (gerekend vanuit de wegas) in acht moet worden genomen. Wanneer binnen deze zone nieuwe geluidgevoelige bebouwing, zoals woningen, wordt gerealiseerd, dient een akoestisch onderzoek plaats te vinden.

Een uitzondering hierop wordt gemaakt voor wegen die zijn gelegen binnen een woonerf en wegen waarvoor een snelheidslimiet van 30 km/uur geldt. Deze wegen vallen buiten de reikwijdte van de Wgh.

Het gebied is niet gelegen binnen de zonebreedte van een weg. Alle gebieden in en in de directe nabijheid van het plangebied zijn 30 km/uur wegen. Nader geluidonderzoek is niet noodzakelijk.

Bovendien heeft het plangebied al een 'gemengde' bestemming op basis van het geldende bestemmingsplan. Geconcludeerd kan worden dat het verkeersgeluid geen probleem oplevert voor de nieuw te ontwikkelen woningen.

Conclusie

Vanuit het aspect geluid zijn er geen belemmeringen voor het voorliggende uitwerkingsplan.

4.6 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. Deze wet vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. De wet is enerzijds bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkeling, ondanks overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit.

Op grond van de Wet mogen nieuwe ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de normen (grenswaarden) die aan een aantal verontreinigende stoffen zijn gesteld.

Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening gehouden worden met het gestelde in de Wet milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen.

Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, indien:

  • a. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, niet leiden tot het overschrijden van een in bijlage 2 van de Wet milieubeheer opgenomen grenswaarde die behoort bij de Wet Milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen, of
  • b. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, leiden tot een verbetering per saldo van de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof dan wel, bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, de luchtkwaliteit per saldo verbetert door een samenhangende maatregel of een optredend effect, of
  • c. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen, of
  • d. het project is genoemd of beschreven dan wel past binnen een programma van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).

Van een verslechtering van de luchtkwaliteit in betekenende mate als bedoeld onder c is sprake indien zich één van de volgende ontwikkelingen voordoet:

  • woningbouw: minimaal 1.500 woningen netto bij 1 ontsluitende weg of minimaal 3.000 woningen bij 2 ontsluitende wegen;
  • infrastructuur: 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie);
  • kantoorlocaties: minimaal 100.000 m2 brutovloeroppervlak bij 1 ontsluitende weg, minimaal 200.000 m2 brutovloeroppervlak bij 2 ontsluitende wegen.

Het uitwerkingsplan maakt een ontwikkeling mogelijk, die van geringere omvang is dan wat hiervoor is aangegeven en daarom kan geconcludeerd worden dat de luchtkwaliteit niet 'in betekenende mate' zal verslechteren. Daarom hoeft niet nader op het aspect luchtkwaliteit te worden ingegaan.

Conclusie

Vanuit het aspect luchtkwaliteit zijn er geen belemmeringen voor het uitwerkingsplan.

4.7 Externe veiligheid

Van de ramptypes die verband houden met externe veiligheid ('Indeling Leidraad maatramp') zijn met name ongevallen met brandbare/explosieve of giftige stoffen van belang. Deze ongevallen kunnen nader worden onderscheiden in ongevallen met betrekking tot:

  • inrichtingen;
  • vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen;
  • vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor.

Inrichting

De risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in inrichtingen dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daartoe zijn in het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' (hierna: Bevi) regels gesteld.

Bij het toekennen van bepaalde bestemmingen dient te worden onderzocht:

  • Of voldoende afstand in acht wordt genomen tussen (beperkt) kwetsbare objecten enerzijds en risicovolle inrichtingen anderzijds in verband met het plaatsgebonden risico.
  • Of (beperkt) kwetsbare objecten liggen binnen in het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen en zo ja, wat de bijdrage is aan het groepsrisico.

Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats buiten een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Voor kwetsbare objecten geldt een plaatsgebonden risico PR 10-6 en voor beperkt kwetsbare objecten geldt een richtwaarde voor het plaatsgebonden risico PR 10-6.

Het groepsrisico bestaat uit de cumulatieve kansen per jaar dat tenminste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.

In de directe nabijheid van het plangebied liggen geen Bevi-inrichtingen. Er zijn in dit kader dan ook geen externe veiligheidseffecten waarmee rekening moet worden gehouden.

Buisleiding

In de directe nabijheid van het plangebied liggen geen buisleidingen waardoor vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Er zijn in dit kader dan ook geen externe veiligheidseffecten waarmee rekening moet worden gehouden.

Vervoer gevaarlijke stoffen

In de directe nabijheid van het plangebied vindt geen transport van gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor plaats. Er zijn in dit kader dan ook geen externe veiligheidseffecten waarmee rekening moet worden gehouden.

Buitendijksgebied

Het plangebied ligt in de zone van buitendijksgebied. Dit houdt in dat het gebied niet omgeven is door een dijk maar buitendijks ligt. Doordat het plangebied buitendijks ligt, bestaat er bij hoogwater gevaar voor overstroming.

Vanwege de ligging van het plangebied binnen de invloedssfeer van het buitendijksgebied, is in het kader van het bestemmingsplan 'Haven- en strandgebied' met betrekking tot de aspecten zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid advies gevraagd aan de regionale brandweer.

Conclusie

Het onderdeel externe veiligheid levert geen beperkingen op ten aanzien van de uitvoerbaarheid van het plan. Ook leidt de uitwerking niet tot belemmeringen in de omgeving.

4.8 Ecologie

In het kader van het voorliggende plan moet rekening worden gehouden met het aspect ecologie. Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming.

Gebiedsbescherming

Voor de gebiedsbescherming zijn in het kader van de Europese richtlijnen in Nederland speciale beschermingszones aangewezen met een hoge wettelijke bescherming. Hiervoor zijn Natura 2000-gebieden en gebieden onderdeel uitmakend van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) opgenomen.

Uitgangspunt is dat ingrepen en ontwikkelingen in dan wel in de onmiddellijke nabijheid van deze gebieden (de externe werking) niet mogen leiden tot wezenlijke aantasting van de kenmerken en waarden (de zogenaamde significante effecten) binnen de kerngebieden.

In het kader van het geldende bestemmingsplan is een advies natuurwaarden opgesteld (BügelHajema, Advies Natuurwaarden Aanloophaven Zeewolde, van 14 oktober 2011). Het advies is opgenomen in Bijlage 1. Hierbij is ook rekening gehouden met de voorgenomen ontwikkeling van het plangebied.

Het plangebied ligt op een afstand van 330 meter van het Natura 2000-gebied 'Veluwerandmeren'. Het plangebied wordt afgeschermd door de buitenste schil van de haven met plaatselijk bebouwing en kades. De invloedsfeer van ingrepen buiten de Natura 2000-begrenzing, kan echter ook tot in het Natura 2000-gebied reiken. Daarbij gaat het met name om de effecten van licht en geluid. Licht en geluid kunnen beide negatieve effecten op pleisterende watervogels genereren. Gezien de afstand tot het Natura 2000-gebied (circa 330 meter), de aard van de plannen en de afschermende werking van de buitenste schil van de haven, is er geen aanleiding om tijdens de aanleg en/of gebruiksfase van de plannen een toename van lichtuitstraling op het Natura 2000-gebied te verwachten. Tevens is er geen aanleiding om tijdens de gebruiksfase een toename van de geluidsbelasting te verwachten. Tijdens de aanlegfase is dit echter niet op voorhand uit te sluiten. Pleisterende watervogels zijn gevoelig voor geluidsverstoring. In dat kader is de 42 d(B)A zone van belang. Boven deze drempel kunnen vogels in betekenisvolle mate worden verstoord. Deze zone mag niet tot in het Natura 2000-gebied reiken. Tijdens de bouwfase zal rekening worden gehouden met de 42 d(B)A zone. Indien tijdens de zomerperiode wordt gewerkt, worden geen negatieve effecten op pleisterende en overwinterende watervogels verwacht. Indien aan één van beide voorwaarden wordt voldaan, is het uitwerkingsplan ten aanzien van de gebiedsbescherming uitvoerbaar. Deze bevindingen zijn nader toegelicht in het advies.

Soortenbescherming

Met ingang van 1 april 2002 is de Flora- en faunawet in werking getreden. Het soortenbeleid uit de Vogelrichtlijn (1979) en de Habitatrichtlijn (1992) van de Europese Unie is hiermee in de nationale wetgeving verwerkt.

Achter de Flora- en faunawet staat het idee van de zorgplicht voor in het wild levende beschermde dieren en planten en hun leefomgeving. Beschermde soorten zijn opgenomen in de 'lijsten beschermde inheemse planten- en diersoorten'. De Algemene Maatregel van Bestuur ex artikel 75 van de Flora- en faunawet van 23 februari 2005, kent een driedeling voor het beschermingsniveau van planten- en diersoorten (licht beschermd, middelzwaar beschermd en streng beschermd).

In het advies natuurwaarden opgesteld (BügelHajema, Advies Natuurwaarden Aanloophaven Zeewolde, van 14 oktober 2011), zoals opgenomen in Bijlage 1, is ook aandacht besteed aan soortenbescherming.

Uit het onderzoek komt naar voren dat het plangebied een zeer beperkte natuurwaarde kent. Wanneer bij het uitvoeren van de werkzaamheden rekening wordt gehouden met het broedseizoen van vogels en de aanwezigheid van rivierdonderpad en kleine modderkruiper, worden geen verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet overtreden.

Conclusie

Alvorens de bouwfase te beginnen, zal met een geluidsonderzoek moeten worden aangetoond dat er geen significante geluidseffecten op het Natura 2000-gebied optreden. Een andere mogelijkheid is de bouwactiviteiten te laten plaatsvinden als er geen pleisterende watervogels rondom het havengebied aanwezig zijn (zomerperiode, buiten het broedseizoen). Als aan één van bovenstaande voorwaarden wordt voldaan, zal er geen sprake zal zijn van een verslechtering van habitattypen of leefgebieden of significante verstoring van aangewezen soorten en wordt een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 niet nodig geacht. De beoordeling voor de noodzaak van een vergunning ligt bij het bevoegd gezag.

Uit het onderzoek naar effecten op beschermde natuurwaarden blijkt verder dat de aanwezige natuurwaarden geen belemmeringen hoeven te vormen voor de uitvoerbaarheid van het plan. In het geldende bestemmingsplan is voor het plangebied een 'gemengde' bestemming opgenomen. Het voorliggende plan betreft een uitwerking van dit bestemmingsplan.

Gezien de aangetroffen soorten en de in het onderzoek opgenomen voorziene plannen en activiteiten, behoudt dit onderzoek drie jaar zijn geldigheid voor een wettelijke of juridische procedure. Bij aanpassingen van het oorspronkelijke plan en veranderingen in de terreinomstandigheden van het plangebied, die kunnen leiden tot andere inzichten met betrekking tot natuurwaarden, zal een actualisatie van het onderzoek moeten plaatsvinden. Dit geldt ook wanneer het beleid voor beschermde gebieden in de omgeving verandert.

4.9 Water

Waterbeleid 

In het Nationaal Waterplan 2009-2015 is aangegeven welke maatregelen er getroffen dienen te worden ten behoeve van de waterveiligheid, voorkomen van wateroverlast en hoe in te spelen op de verdroging en het bereiken van een goede waterkwaliteit. Een verdere beschrijving van het waterplan is te vinden in het geldende bestemmingsplan.

Met het Waterbeleid 21e eeuw spelen de waterbeheerders in op de huidige situatie en toekomstige ontwikkelingen, die hogere eisen stellen aan het waterbeheer. Ook dit beleid is verder uitgewerkt in het geldende bestemmingsplan.

Tevens is relevant beleid met betrekking tot water opgenomen in het Omgevingsplan Flevoland 2006 en het Waterbeheerplan Waterschap Zuiderzeeland 2010-2015.

Waterkwaliteit 

Het beleid ten aanzien van waterkwaliteit is vastgelegd in de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) welke in het geldende bestemmingsplan verder is beschreven. Tot nu toe gelden in heel Flevoland dezelfde normen. Om op een maatschappelijk acceptabele wijze aan de KRW-eisen te kunnen voldoen, ligt een differentiatie van normen in de rede. Maatregelen worden noodzakelijk in gebieden die niet aan de normen voldoen. Daarnaast zet de provincie in op tenminste het behoud van de waterkwaliteit in relatief schone gebieden. Heden zullen daar naar verwachting hogere ecologische doelstellingen voor de waterkwaliteit gaan gelden dan in gebieden die van nature minder schoon zijn. Deze schone gebieden liggen voor een belangrijk deel aan de oostrand van Flevoland. Als de gunstige uitgangssituatie daar wordt behouden, kunnen toekomstige maatregelen worden beperkt of voorkomen.

De provincie stimuleert in deze gebieden het terugdringen van emissies van zware metalen en nutriënten en ecologische inrichting van het watersysteem. Dit kan onder meer door stimulering van biologische landbouw of verbreding van de landbouw en inrichting van duurzame oevers.

Waterveiligheid 

In het nationaal waterplan is aangegeven dat de zone met beperking voor bebouwing ook in streekplannen en bestemmingsplannen dient te worden verankerd. De zones met een bouwbeperking zijn de kern-, binnen- en tussenbeschermingszones. Het Waterschap Zuiderzeeland hanteert het uitgangspunt dat in structuurvisies en bestemmingsplannen minimaal een verwijzing (op de verbeelding en in de toelichting van de kernzone) naar Keur en Legger van het waterschap nodig is.

Het plangebied ligt buitendijks voor de primaire waterkering (zie ook paragraaf 2.3.2). Het gebied betreft wel beschermd buitendijks gebied (zie ook paragraaf 2.3.3). Op de verbeelding zijn de verschillende zones van de regionale waterkering opgenomen.

Als van een bestaand buitendijks gebied de bestemming wordt gewijzigd (grootschalige herinrichting), dan wordt daarvoor de veiligheidsnorm voor te realiseren buitendijkse gebieden van toepassing. Van een bestemmingswijziging is sprake indien de bestaande bebouwing wordt vervangen of als een onbewoond gebied wordt bebouwd. Uitgangspunt in bestaande, buitendijkse gebieden is de bestaande veiligheid, met een ondergrens van 1/10 per jaar en voor nieuwe situaties geldt in principe een ondergrens van 1/1000 per jaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.BPKopNoordereiland-VS01_0013.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.BPKopNoordereiland-VS01_0014.png"

Zoals aangegeven, ligt het plangebied in het beschermd buitendijks gebied. In verband met de voorgenomen ontwikkeling is door het waterschap een uitgangspuntennotitie verstrekt. Deze is opgenomen in Bijlage 2. In de door het waterschap verstrekte uitgangspuntennotitie is het beschermd buitendijks gebied echter niet opgenomen. Dit heeft te maken met het gegeven dat de digitale watertoets is doorlopen voorafgaand aan de implementatie van de zoneringen, beleidsregels en de toelichting omtrent de buitendijkse regionale waterkeringen in de kaart- en tekstlagen van de site www.dewatertoets.nl. Sinds 2011 is de gemeente in overleg met het waterschap ten aanzien van de ontwikkelingen op de kop van het Noordereiland. De overleggen hebben geresulteerd in het voornemen van het waterschap tot het verlenen van medewerking aan de ontwikkeling van het plan onder voorwaarden. Deze voorwaarden zijn, zoals eerder kenbaar gemaakt als volgt:

  • 1. dat de constructie zodanig wordt aangelegd dat hij 100 jaar mee kan; en
  • 2. van een materiaal dat minstens 50 jaar mee kan; en
  • 3. berekend op een norm van 1/1000, omdat er na de bouw van de woningen moeilijk bij de constructie kan worden gekomen;
  • 4. het waterschap conform het concept voor buitendijkse gebieden geen beheer uitvoert;
  • 5. er een nadere detaillering wordt gemaakt van de constructie en de aan te leggen nutsvoorzieningen.

Voldoende water

Het plangebied is gelegen binnen de stedelijke kern van Zeewolde. Echter, dit betreft stedelijk gebied dat geheel buitendijks ligt. In afwijking van het hetgeen is opgenomen in de uitgangspuntennotitie (zie Bijlage 2) is de beleidsregel 'Compensatie toename verharding en versnelde afvoer' voor buitendijkse gebieden niet van toepassing. Het waterbergend vermogen van het watersysteem heeft alleen betrekking op het gebied dat binnendijks (en dus binnen de polder) is gelegen en waar het waterschap in het kader van waterhuishouding bevoegd gezag is. Dit plangebied komt geheel buitendijks te liggen. Zodoende wordt geen aanspraak gemaakt op de bergingscapaciteit van het binnendijks aanwezige watersysteem en zijn vanuit het waterschap geen watercompenserende maatregelen nodig.

Schoon water: gescheiden rioolstelsel

Bij nieuwbouwgebieden is de aanleg van een 'zuiverend' gescheiden rioolstelsel een voorwaarde. Het huishoudelijk afvalwater van het ruimtelijk plan zal evenals het bestaande buitendijks gelegen stedelijk gebied van Zeewolde worden afgevoerd via de riolering naar de afvalwaterzuiveringsinstallatie. Op het gebied van waterkwaliteit van het oppervlaktewater in het buitendijkse gebied is Rijkswaterstaat Midden-Nederland bevoegd gezag. Voor het direct lozen van hemelwater moet met Rijkwaterstaat contact worden opgenomen.

Watertoets 

Voor het onderhavig plan is de digitale watertoets ingediend op 13 januari 2014. De resultaten en de samenvatting van de watertoets zijn weergegeven in Bijlage 2.

Vervolgens is het plan in het kader van het vooroverleg opgestuurd naar Waterschap Zuiderzeeland en Rijkswaterstaat Midden Nederland. De resultaten hiervan zijn verwerkt in deze paragraaf.

4.10 Kabels en leidingen

Door het plangebied lopen geen bovenlokale leidingen of straalpaden. Daarom zijn er geen leidingen of beschermingszones waar in het uitwerkingsplan rekening mee moet worden gehouden.

Hoofdstuk 5 Juridische aspecten

5.1 Algemeen

In dit hoofdstuk is aangegeven op welke wijze de voorkomende functies in het uitwerkingsplan zijn geregeld.

In de planopzet is aansluiting gezocht bij de recente uitgave 'Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen', kortweg SVBP. Ook is gebruik gemaakt van de standaardregels van de gemeente Zeewolde.

De planregels geven inhoud aan de op de verbeelding gegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet mogen worden gebruikt en wat en hoe mag worden gebouwd. Bij de opzet van de planregels is alleen datgene geregeld, wat werkelijk noodzakelijk is. Toch kan het in een concrete situatie voorkomen dat een afwijking van de planregels gewenst is. Daarom zijn er in het uitwerkingsplan afwijkingen opgenomen. Deze afwijkingsregels maken kleine afwijkingen mogelijk binnen de aan de grond toegekende bestemming.

De bij dit plan behorende planregels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:

  • 1. Inleidende regels.
  • 2. Bestemmingsregels.
  • 3. Algemene regels.
  • 4. Overgangs- en slotregels.

Het voorliggend uitwerkingsplan 'Kop Noordereiland' is conform de landelijke RO-standaarden (2012) opgesteld. Het plan voldoet daarmee aan de digitale verplichting.

5.2 Toelichting op de bestemming

Onderstaand zijn alleen die bestemmingen toegelicht die ook uitleg en toelichting behoeven.

Gemengd

Ter plaatse van de bestemming 'Gemengd' kan een havenkantoor worden gerealiseerd (inclusief douchegelegenheid voor havenbezoekers). Verder kan horeca in categorie A worden gerealiseerd (horeca waarbij het hoofddoel niet is gericht op het schenken van alcoholhoudende dranken), zoals een restaurant. Verder is bedrijfsmatige watersport toegestaan. Hiervan is een definitie opgenomen.

Ten behoeve van een oeververbinding kan een bruggenhoofd worden aangelegd op de daartoe aangeduide plaats.

Wonen - 1

Per bouwvlak is maximaal één woning toegestaan. Onder voorwaarden is een aan huis verbonden beroep toegestaan.

Een woonhuis moet worden gebouwd met ten minste twee bouwlagen. De oppervlakte van de woning moet 10 x 7 m dan wel 7 x 10 m bedragen. Het woonhuis moet worden afgedekt met een plat dak. De bouwhoogte bedraagt maximaal 11 m.

Verder zijn de waterstaatkundige bepalingen van belang (zie hieronder) en daarnaast ook de bepalingen uit de Keur, op grond waarvan een watervergunning nodig is of kan zijn. Belangrijk is dat niet mag worden gebouwd in de kernzone van de dijk.

Waterstaat - Waterkering

Ter bescherming van de dijk is de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' opgenomen. Ter plaatse van deze bestemming mogen alleen bouwwerken worden gebouwd ten dienste van waterstaatkundige doeleinden. Wanneer er andere gebouwen of bouwwerken worden gebouwd, moet daarvoor een afwijkvergunning worden verleend. Afstemming met de dijkbeheerder is daarbij noodzakelijk omdat activiteiten op, in of nabij de waterkeringen in principe niet zijn toegestaan. Bouwactiviteiten mogen er niet toe leiden dat het waterkeringbelang en het beheer en onderhoud in het geding komen. Waterschap Zuiderzeeland kan op basis van de Keur voor bepaalde bouwactiviteiten onder voorwaarden een watervergunning verlenen.

Vrijwaringszone - dijk 1  

De aanduiding 'vrijwaringszone - dijk 1', heeft betrekking op de binnenbeschermingszone. Om de stabiliteit van de waterkering te garanderen zijn in deze zones aan weerszijden van de dijk bouwactiviteiten in principe niet toegestaan.

Bouwplannen binnen deze zone moeten worden afgestemd met het waterschap, omdat activiteiten op, in of nabij de waterkeringen er niet toe mogen leiden dat het waterkeringbelang en het beheer en onderhoud in het geding komen. Waterschap Zuiderzeeland kan op basis van de Keur voor bepaalde bouwactiviteiten onder voorwaarden een watervergunning verlenen.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Conform artikel 3.1.6. van het Besluit ruimtelijke ordening dient een onderzoek te worden verricht naar de uitvoerbaarheid van het plan.

Samen met het uitwerkingsplan kan een exploitatieplan (ex. art. 6.12 Wro) vastgesteld worden. Op basis van het exploitatieplan kan de gemeente bepaalde kosten verhalen. Een exploitatieplan hoeft niet opgesteld te worden als het kostenverhaal 'anderszins verzekerd' is, door middel van bijvoorbeeld anterieure overeenkomsten of als de gemeente eigenaar is van de gronden. De gemeente is eigenaar van de grond. Het kostenverhaal vindt dan ook plaats via de gronduitgifte. Het vaststellen van een exploitatieplan bij het uitwerkingsplan is dan ook niet aan de orde.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het voorontwerpuitwerkingsplan 'Kop Noordereiland' heeft vanaf 26 februari 2014 tot en met 8 april 2014 voor een ieder ter inzage gelegen. Daarnaast is in het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro) het voorontwerp uitwerkingsplan naar verschillende instanties gestuurd.

Vooroverlegreacties  

Gedurende de reactietermijn zijn er 3 reacties ontvangen. Deze reacties zijn kort samengevat en voorzien van een beoordeling. Deze is opgenomen als Bijlage 4.

Inspraakreacties

Gedurende de reactietermijn zijn er 44 (waarvan 2 van dezelfde persoon) deels identieke reacties ontvangen. Deze reacties zijn kort samengevat en voorzien van een beoordeling. Deze is opgenomen als Bijlage 4.

Zienswijzen

Het ontwerpuitwerkingsplan heeft vervolgens vanaf 3 september 2014 gedurende 6 weken ter inzage gelegen, waarbij een ieder in de gelegenheid was zienswijzen in te dienen. Er zijn geen zienswijzen ingediend. Het uitwerkingsplan is op 4 november 2014 ongewijzigd vastgesteld.

november 2014.