direct naar inhoud van TOELICHTING
Plan: Zeewolde - Horsterveld 2017
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0050.BPHorsterveld2017-VS01

TOELICHTING

Hoofdstuk 1 INLEIDING

1.1 Aanleiding en doel

Tot het van kracht worden van een nieuw bestemmingsplan - het voorliggende - gelden voor het woongebied Horsterveld, de bestemmingsplannen Horsterveld Noord (vastgesteld op 30 oktober 2008) en Horsterveld Zuid (vastgesteld op 31 mei 2007). Daarnaast gelden voor enkele planonderdelen van beperkte omvang andere planologische regelingen.

Met name de leeftijd van de huidige plannen noodzaakt tot actualisatie. Bovendien maakt een aantal wettelijke regelingen, waaronder de recente regeling voor het vergunningvrij bouwen op grond van het Besluit omgevingsrecht het gewenst om een actuele regeling op te stellen.

Verder treden er - ook al gaat het om een bestaande wijk - op perceelsniveau kleinschalige ontwikkelingen op, die om een passende regeling vragen. Te denken valt aan combinaties van wonen en werken aan huis, omvang en plaatsing van bijgebouwen, ontwikkelingen rond mantelzorg e.d.

De wens is dan ook om te komen tot één nieuwe actuele juridisch-planologische regeling: één nieuw bestemmingsplan voor Horsterveld. Dat ligt nu voor u.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Dit bestemmingsplan richt zich op de in hoofdzaak bestaande woonwijk van Horsterveld. De ligging van het bestemmingsplangebied is in figuur 1 weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.BPHorsterveld2017-VS01_0001.jpg"

Figuur 1: Begrenzing plangebied Horsterveld

Het plangebied is gelegen aan de noordwestzijde van de kern Zeewolde. Het gebied wordt aan de noordzijde begrenst door de Kwetterwei en Gelderseweg en Spiekweg. Aan de oostzijde door de bedrijventerrein Schepenveld en Polderwijk. Aan de zuidzijde door de sportvelden en dierenweides in de Centrale Groenzone en aan de westzijde door de Spiekweg.

1.3 Nota van uitgangspunten

Een eerste belangrijke stap naar een herziening van het bestemmingsplan is het vaststellen van het beleid op hoofdlijnen. Daarmee wordt de grondslag gelegd voor een uitwerking in bestemmingen. Ter voorbereiding op het nieuwe bestemmingsplan zijn daarom planuitgangspunten opgesteld. Deze komen in hoofdstuk 5 van deze plantoelichting aan de orde. Daarin zijn de uitgangspunten per beleidsonderdeel samengevat en vertaald naar een juridische regeling. Het resultaat is het voor u liggende bestemmingsplan.

1.4 Leeswijzer

Deze plantoelichting bevat de volgende hoofdstukken. Na deze inleiding (hoofdstuk 1) wordt ingegaan op de volgende onderwerpen:

  • een beschrijving van de huidige situatie (hoofdstuk 2);
  • het provinciale en gemeentelijke beleid als kader voor dit bestemmingsplan (hoofdstuk 3);
  • de randvoorwaarden vanuit het milieu-, water- en omgevingsbeleid (hoofdstuk 4);
  • de uitgangspunten voor het plan (hoofdstuk 5);
  • een toelichting op de bestemmingen (hoofdstuk 6);
  • een beschrijving van de uitvoerbaarheidsaspecten (hoofdstuk 7).

Hoofdstuk 2 HUIDIGE SITUATIE

2.1 Ontstaan en ruimtelijke kenmerken

De woonwijk Horsterveld bevindt zich aan de westzijde van de kern Zeewolde. De wijk bevindt zich op de overgang van dorp, akkerland en bosgebied het Horsterwold, waaraan de woonwijk haar naam ontleent. De woonwijk Horsterveld bestaat uit twee delen: een zuidelijk en een noordelijk deel. Het noordelijk deel van Horsterveld heeft een oppervlakte van ongeveer 64 hectare en het zuidelijk deel een oppervlakte van circa 85 hectare. De wijk is in de loop van de jaren negentig ontwikkeld.

De eerste plannen voor het woongebied zijn in 1993 opgesteld. De woonbebouwing is tussen de circa 10 jaar en 20 jaar oud. De ontwikkelingsmogelijkheden zijn volledig ingevuld. De dynamiek is laag en de bevolking is in samenstelling redelijk stabiel (ongeveer 6.500 mensen in 2.304 woningen). Wel is er in de komende 10 jaar een lichte daling in de gemiddelde woningbezetting te zien. De bouwkundige kwaliteit van de bebouwing en de woonkwaliteit van de woningen zijn over het algemeen goed en geven geen aanleiding tot grote wijzigingen in het woongebied of aan de bebouwing. Wel moet rekening worden gehouden met perceelsgebonden ontwikkelingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.BPHorsterveld2017-VS01_0002.png"

Figuur 2: Luchtfoto plangebied (bron: PDOK, 2015)

2.2 Ruimtelijke en functionele kenmerken

Hoofdstructuur

De ruimtelijke hoofdstructuur in Horsterveld wordt gevormd door het groen, het water en de verkeersstructuur.

De groenstructuur wordt bepaald door de afronding van de wijk met een brede groenstructuur langs de Spiekweg, de groene invulling langs de Kringloop en de groenwal langs de Sportlaan.

De hoofdwegenstructuur (Kringloop, Diamantweg en Gelderseweg) bestaat uit de wegen met uitsluitend een verkeersfunctie. Op de hoofdwegenstructuur worden geen woningen of voorzieningen rechtstreeks ontsloten. Het verkeer wordt via woonstraten verzameld en naar de hoofdverkeersstructuur geleid.

Het water in het plangebied is onder andere ingevuld met het traject Pegasus als onderdeel van de vaarroute De Blauwe Diamant. Dit is een bevaarbare verbinding naar het stedelijke gebied van Zeewolde inclusief aanlegvoorzieningen voor bewoners en enkele passanten. De volgende functies zijn in het plangebied gerealiseerd: aanleghaven nabij de Spiekweg, aanleghaven nabij de Grote Beer en twee steigers voor kano's en dergelijke langs de Pegasus en de Zwarte Specht. De Pegasusvaart komt uit op de Spiekvaart, deze is onderdeel van de vaarroute de Blauwe Diamant. Daarnaast zijn de vijvers Lijsterbad en Merelbad in het noorden tezamen met de doorlopende structuur van water langs de Boomkleverlaan (Boomkleversingel) kenmerkend voor de opzet van dit deel van Horsterveld. Zuidelijker zijn de Cumulusgracht en de Overloop beeldbepalende waterverbindingen.

In de figuren 3 en 4 is de hoofdstructuur van de woonwijk weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.BPHorsterveld2017-VS01_0003.png"

Figuur 3: Hoofdstructuur Horsterveld - Noord

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.BPHorsterveld2017-VS01_0004.png"

Figuur 4: Hoofdstructuur Horsterveld - Zuid

Woonbuurten

De woonbuurten hebben vrijwel uitsluitend een woonfunctie. In hoofdzaak bestaat de woonbebouwing uit grondgebonden eengezinswoningen in diverse woningcategorieën. De wijk heeft een ruime menging in woningcategorieën. De meergezinswoningen zitten verspreid over de wijk. Zo kennen we onder andere het woongebouw aan de Koraal , aan de Cumulus en de kleinschaligere complexen aan de Boomkleverlaan. Van het totaal aantal woningen(2304) zijn circa 400 huurwoningen die behoren tot de kernvoorraad (niet boven de liberaliseringsgrens). Er zijn in Horsterveld geen wooncomplexen voor een specifieke doelgroep zoals ouderen of jongeren.

Maatschappelijke clusters

Er zijn twee maatschappelijke clusters in het plangebied. Het eerste cluster ligt aan de Corridor/Doorsteek en hier zijn basisschool 't Kofschip, peuterspeelzaal De Warrelwind en sportschool Body Plan Sport gevestigd. Het tweede cluster ligt aan de Jade/Saffier en bevat basisschool Het Mozaïek en De Toermalijn, peuterspeelzaal De Twinkeling en kinderopvang Partou.

Buurtsupermarkt

Aan de Aquamarijn 21 is een buurtsupermarkt op de begane grond gevestigd. In de twee bovenliggende verdiepingen zijn woonappartementen aanwezig.

Hoofdstuk 3 BELEIDSKADER

Dit hoofdstuk behandelt het beleid dat betrekking heeft op dit plangebied zoals dat met dit bestemmingsplan wordt geregeld. Er wordt ingegaan op het rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid voor zover dat een relatie heeft met het plangebied.

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 22 november 2011 onder aanvaarding van een aantal moties door de Tweede Kamer aangenomen en begin 2012 in werking getreden. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Om de bestuurlijke drukte te beperken brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij burgers en bedrijven, laat het meer over aan gemeenten en provincies en komen de burgers en bedrijven centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.


Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is vanaf 1 oktober geheel in werking getreden. Het Barro stelt regels omtrent de 13 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

Van deze onderscheiden belangen is de Zeewolderdijk als "primaire waterkering buiten het kustfundament", een zaak van nationaal ruimtelijk belang. Zie hiervoor onder meer de waterparagraaf.

De ontwikkelingen binnen het bestemmingsplangebied raken geen andere rijksbelangen. Het plangebied heeft betrekking op een conserverende regeling van een bestaand woongebied.

Ladder voor duurzame verstedelijking

Bij een nieuwe stedelijke ontwikkeling is duurzame verstedelijking het uitgangspunt. De herstructuringsgebieden worden als zodanig aangemerkt en moeten voldoen aan de 'Ladder voor duurzame verstedelijking', zoals in artikel 3.1.6, lid 2 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is opgenomen. Deze ladder bestaat uit de volgende drie treden:

  • a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • b. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Herstructurering vindt pas plaats als er concrete vraag naar is en de plannen uitvoerbaar zijn. Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheden die zijn opgenomen ten behoeve van deze herstructureringsgebieden, is rekening gehouden met de ladder (zie paragraaf 5.4).

3.2 Provinciaal beleid

Omgevingsplan Flevoland

In het Omgevingsplan Flevoland (vastgesteld door Provinciale Staten op 2 november 2006) is het omgevingsbeleid van de provincie Flevoland voor de periode 2006-2015 neergelegd, met een doorkijk naar 2030. Het Omgevingsplan is een bundeling van de vier wettelijke plannen op provinciaal niveau: Streekplan, Milieubeleidsplan, Waterhuishoudingsplan en Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan (PVVP).

Om de kwaliteit van de woon-, werk en leefomgeving te behouden en/of te verbeteren zet de provincie Flevoland in het Omgevingsplan in op de volgende thema's:

  • wegwerken van de achterstanden op het gebied van bereikbaarheid, werkgelegenheid en voorzieningenniveau;
  • ruimte bieden voor nationale opgaven ten aanzien van verstedelijking, water, milieu en natuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.BPHorsterveld2017-VS01_0005.png"
Figuur 4: Provinciale Hoofdstructuur (bron: Omgevingsplan Flevoland 2006)

Om de doelstellingen van het omgevingsplan te bereiken, heeft de provincie Flevoland in de 'Provinciale Hoofdstructuur' de kernkwaliteiten en ontwikkelingsmogelijkheden onder het motto 'schakelfunctie' in beeld gebracht. Met dit motto wil de provincie Flevoland uitdrukken dat de provincie in sociale, economische, maatschappelijke en ecologische zin is georiënteerd op de omliggende regio's. De kwaliteiten en ontwikkelingskansen die de schakelfunctie biedt, zijn in de Provinciale Hoofdstructuur vertaald naar een stedelijke hoofdstructuur en een groenblauwe hoofdstructuur (zie figuur 4).

Stedelijke hoofdstructuur

De stedelijke hoofdstructuur is gekoppeld aan de noord-zuidgerichte ontwikkelingsas tussen de Randstad en het noorden van het land en een tweetal assen met het stedelijk gebied Zwolle. In het omgevingsplan maakt de wijk Horsterveld onderdeel uit van het bestaande stedelijk gebied (zie figuur 6). Nieuwe stedelijke ontwikkelingen dienen hier geconcentreerd te worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.BPHorsterveld2017-VS01_0006.png"

Figuur 6: Begrenzing stedelijk gebied tot 2015 (Omgevingsplan Flevoland)

Waterbeheer

In het Omgevingsplan hebben Provinciale Staten de plannen voor de ontwikkelingen tot 2015 gebundeld. Uitgangspunten op het gebied van waterbeheer zijn:

  • de provincie geeft de functies van (onderdelen van) het watersysteem weer, met hieraan gekoppelde eisen;
  • primaire waterkeringen dienen te voldoen aan de veiligheidsnorm van 1/4.000 per jaar;
  • voor buitendijks stedelijk gebied geldt een veiligheidsnorm van 1/1.000;
  • als norm voor regionale wateroverlast geldt in stedelijk gebied een gemiddelde inundatiekans van eens in de 100 jaar, met een maximale afvoer van 1,5 liter per seconde per hectare. De wateropgave zal gebiedsgericht worden opgelost, waarbij de trits vasthouden-bergen-afvoeren het uitgangspunt is;
  • voor de chemische waterkwaliteit van zowel grond- als oppervlaktewater geldt het stand-still beginsel. Dit betekent dat een verslechtering van de waterkwaliteit in beginsel niet is toegestaan. De ecologische kwaliteitsdoelstelling is gekoppeld aan de functietoekenning;
  • in bodemdalingsgebieden is het verlagen van peilen om aan de wensen van gebruiksfuncties te voldoen in principe niet toegestaan;
  • de provincie streeft naar het ontwikkelen en in stand houden van een zodanige grondwatersituatie (zowel kwalitatief als kwantitatief) dat naast een duurzaam gebruik tevens een duurzame ontwikkeling van natuur en bosgebieden is gewaarborgd.

De provincie heeft, gelet ook op de periode van totstandkoming van het huidige Omgevingsplan, een actualisatie van het Omgevingsplan aangekondigd.

Ter effectuering van het provinciaal beleid is in 2012 door Provinciale Staten de Verordening voor de fysieke leefomgeving opgesteld. Daarin worden over een aantal thema's, zoals milieu, bodem, ontgrondingen en water regels gesteld.

Het bestemmingsplan voorziet in een conserverende regeling van een bestaand woongebied binnen de begrenzing van het stedelijk gebied en is niet in strijd met de uitgangspunten van het omgevingsplan, het waterbeheer en de Verordening van de fysieke leefomgeving.

3.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie 2022

Op 25 april 2013 is door de gemeenteraad van Zeewolde de Structuurvisie 2022 vastgesteld. Deze visie geeft het gemeentelijke ruimtelijke beleid voor de periode tot 2022 aan. Centraal staan drie uitgangspunten:

  • 1. Zeewolde wil een toekomstbestendige gemeente zijn. Van belang zijn een zelfstandige positie en een leefomgeving van een goede kwaliteit.
  • 2. De gemeente gaat voor kwaliteit in plaats van kwantiteit. Ontwikkelingen zijn geen doel op zich, maat moeten deel zijn van een gebiedsimpuls.
  • 3. Meer ruimte voor specifieke bevolkingsgroepen, zoals starters en senioren. Gezinnen blijven wel een belangrijke doelgroep voor de gemeente.

In figuur 7 is een fragment van de structuurvisiekaart te zien. Het thans aan de orde zijnde bestemmingsplan gebied ligt aan de westzijde van het centrum van Zeewolde.

Voor het aspect wonen, is de afronding van de Polderwijk van belang. Verder kan gezocht worden naar kleine kansen in bestaande wijken, waar kwaliteit toegevoegd kan worden. Daarbij moet er tevens meer ruimte geboden worden voor starters en senioren, met name door de veranderende bevolkingssamenstelling. Dit kan gecombineerd worden met de kleinschalige ontwikkelingen van nieuwe woonmilieus.

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.BPHorsterveld2017-VS01_0007.png"

Figuur 7: Fragment Structuurvisie 2022

Voor de wijk Horsterveld ligt het accent op consolidering en kwalitatieve verbeteringen. Er zijn in de structuurvisie geen specifieke uitgangspunten opgenomen voor dit bestemmingsplan. Het bestemmingsplan voorziet in een conserverende regeling van een bestaand woongebied.

Waterplan Zeewolde (2011-2021)

Met het waterplan schetsen de gemeente en het waterschap hun gezamenlijke visie op het toekomstige stedelijke waterbeheer in Zeewolde. Het waterplan biedt een kader voor het omgaan met water in nieuwe ruimtelijke plannen. De nadruk ligt op verantwoord waterbeheer, waar mogelijk gekoppeld aan een groene beleving. De doelstellingen op de lange termijn zijn per thema verwoord:

  • veiligheid en droge voeten: robuuste waterkeringen, die goed beheersbaar zijn en berekend op verwachte klimaatsontwikkelingen. Veilige oeverinrichting. Trits vasthouden-bergen-afvoeren. Om droge perioden te overbruggen kunnen flexibel peilbeheer en seizoensberging worden benut als waterbuffer. Beperken van externe wateraanvoer;
  • waterkwaliteit en ecologie: gezond water, wat een gezonde omgeving bied voor gevarieerde flora en fauna en bijdraagt aan een aantrekkelijke woonomgeving. Natuurvriendelijke oeverinrichting. Scheiden van waterstromen van verschillende kwaliteit. Terugdringen van emissies en voldoende inlaat- en doorspoelvoorzieningen voor calamiteiten;
  • riolering: gescheiden afvoer van schoon hemelwater en afvalwater, waarbij verontreiniging van het hemelwater wordt voorkomen;
  • grondwater en drainage: bij (her)inrichting dient te worden voldaan aan de ontwateringcriteria behorende bij de gebruiksfuncties;
  • waterrecreatie en beleving: vergroting van de zichtbaarheid van het water vanuit woningen en fiets- en wandelpaden. Benutten van gebruiks-/recreatiemogelijkheden en afstemmen van de inrichting hierop;
  • afstemming van het waterbeheer: bij ruimtelijke ontwikkelingen is robuust bouwen het uitgangspunt. De waterkering wordt vrijgehouden van bebouwing en voor buitendijkse ontwikkelingen geldt terughoudendheid in verband met de risico's voor overstroming.
  • In de plannen wordt rekening gehouden met verschillen in waterkwaliteit en inpassing van voldoende bergingscompensatie.

Voor de planperiode is gekozen voor het basis ambitieniveau: dit houdt in dat de inspanning zich richt op wettelijke taken en de aanpak van urgente knelpunten worden opgelost en dat verdere inspanningen om het watersysteem te verbeteren vooralsnog niet in de begroting zijn opgenomen. Indien kansen zich voordoen of budgetten beschikbaar zijn, zal worden gekeken of er extra stappen kunnen worden gezet. Dit geldt ook voor het onderhavige plangebied, dat een bestaande woonwijk betreft.

Woonvisie gemeente Zeewolde 2015-2020

De Woonvisie gemeente Zeewolde 2015-2020 is op 24 september 2015 vastgesteld. Deze visie vervangt de Kadernota Wonen 2010-2015 “Van Samen Wonen naar Samen Leven” uit 2010. In deze herijking van het woonbeleid zijn allerlei (maatschappelijke) veranderingen verwerkt, zoals:

  • de crisis in de woningmarkt;
  • de veranderingen in het sociale domein;
  • wetswijzigingen in voorbereiding die mogelijk spoedig consequenties hebben voor woonbeleid en rollen en posities van gemeenten en corporaties op het gebied van wonen;
  • de structuurvisie 2022;
  • diverse andere beleidsterreinen met een relatie tot wonen.

Het bestemmingsplan voorziet in een conserverende regeling van een bestaand woongebied en raakt daarmee niet direct de uitgangspunten die in de Woonvisie zijn geformuleerd.

3.4 Huidige planologische regelingen

Voor het plangebied Horsterveld gelden tot het van kracht worden van het voorliggende plan de volgende plannen:

  • Bestemmingsplan Horsterveld Zuid, vastgesteld op 31 mei 2007. Dit plan heeft op het zuidelijk deel van de woonwijk Horsterveld betrekking en bevatte eveneens een overwegend conserverende regeling. Dit plan vormde de basis voor de gestandaardiseerde en uniforme opzet van onder andere het bestemmingsplan Horsterveld Noord.
  • Bestemmingsplan Horsterveld Noord, vastgesteld op 30 oktober 2008. Dit plan heeft op het noordelijk deel van de woonwijk Horsterveld betrekking en bevatte een overwegend conserverende regeling. Verder werd ten opzichte van de voorgaande plannen een veel gestandaardiseerde en uniforme opzet gekozen.
  • Bestemmingsplan Pegasus 2011, vastgesteld op 16 februari 2012. Dit bestemmingsplan heeft betrekking op het traject Pegasus, een kleine aftakking in de wijk Horsterveld van de vaarroute De Blauwe Diamant, waardoor het mogelijk is gemaakt om de wijk in te varen en de boot aan te leggen in één van de haventjes of de aanlegplaatsen voor passanten.
  • Bestemmingsplan Grote Haag 85, vastgesteld in 2010. Het plan voorziet in een bouwplan voor een achteruitbouw aan de woning op het adres Grote Haag 85.

Hoofdstuk 4 MILIEU- EN OMGEVINGSASPECTEN

Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moet aandacht worden besteed aan wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten. Dat zijn milieuaspecten (bedrijvigheid, geluid, bodem) en water, archeologie, cultuurhistorie, ecologie, luchtkwaliteit, externe veiligheid, kabels en leidingen. Sommigen zijn relevant, anderen minder. Hierna worden de relevante aspecten beschreven.

4.1 Bedrijven en milieuzonering

Toetsingskader en beleid

In de brochure Bedrijven en Milieuzonering worden diverse planologische functies richtafstanden gegeven die bij toepassing moeten zorgen voor een goede zonering van functies van activiteiten. De gehanteerde normen zijn niet bedoeld als harde afstandseisen, maar als een richtafstand tussen gevoelige functies en mogelijk overlast gevende functies.

Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan

Het onderhavige bestemmingsplan heeft vooral een woonfunctie. Daarnaast komen enkele maatschappelijke voorzieningen voor. Dat zijn bestaande situaties. Voor zover bedrijvigheid in het bestemmingsplan wordt toegestaan, gaat het slechts om kleinschalige bedrijvigheid, die past bij de woonfunctie. Oostelijk van het plangebied ligt het bedrijventerrein Schepenveld. Bedrijvigheid alhier zorgt niet voor beperkingen in het plangebied Horsterveld.

4.2 Geluidhinder

4.2.1 Wegverkeerslawaai

Toetsingskader en beleid

Op grond van de Wet geluidhinder, zoals die per 1 januari 2007 geldt, hebben alle wegen een wettelijke geluidzone, met uitzondering van woonerven en wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km/uur geldt. Uitgangspunt binnen een zone is de geluidbelasting op een aanvaardbaar niveau te houden. Voor dat aanvaardbare niveau geeft de wet normen. De voorkeursgrenswaarde bedraagt 48 dB. Indien niet aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan, kan het bevoegd gezag - in de meeste gevallen de gemeente - hogere grenswaarden vaststellen. Hiervoor geldt een bepaald maximum, de uiterste grenswaarde genoemd. Bij de vaststelling van hogere grenswaarden moet worden afgewogen of bronmaatregelen of maatregelen in de overdrachtssfeer kunnen worden getroffen.


Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan

Dit bestemmingsplan heeft primair een conserverend karakter. Het sluit dan ook aan bij de lijn uit de vigerende bestemmingsplannen Horsterveld Noord (2008) en Horsterveld Zuid (2007).


Geconstateerd is dat, met uitzondering van de Kringloop, voor de overige wegen een 30 km-regime geldt.

Uit eerder onderzoek ten behoeve van de vorige plannen is gebleken dat voor de woningen die binnen de 50 dB(A)-contour van de Kringloop, Groenewoudseweg, Gelderseweg, Sportlaan of Spiekweg liggen, geen akoestisch onderzoek behoeft te worden verricht. Op basis van het bepaalde in artikel 76, lid 4, kan dit onderzoek achterwege blijven indien op het tijdstip van de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan een weg reeds aanwezig of in aanleg is en de woning of andere geluidsgevoelige objecten ook reeds aanwezig of in aanbouw zijn. Aangezien het bestemmingsplan rechtens geen nieuwbouw van woningen toelaat, kan een akoestisch onderzoek daarom achterwege blijven.
In dit nieuwe bestemmingsplan wordt deze lijn voortgezet. Er worden geen nieuwe geluidgevoelige functies langs de zones van genoemde wegen geprojecteerd en bestaande functies worden door middel van bouwstroken naar de wegzijde vastgelegd.

4.2.2 Industrielawaai

Daarnaast is in de vigerende bestemmingsplannen de ligging van Horsterveld nabij het bedrijventerrein Horsterparc en Trekkersveld geconstateerd, maar deze woonwijk liggen niet binnen de invloedssfeer van de gezoneerde industrieterreinen.

4.3 Bodem

Toetsingskader en beleid

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient in geval van ruimtelijke ontwikkelingen te worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Dat geldt in het bijzonder voor gevoelige functies als het wonen. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd.

Verdachte plekken met betrekking tot de kwaliteit van de bodem dienen in het kader van de Wet bodembescherming bij ruimtelijke plannen en projecten te worden gesignaleerd vanuit een goede ruimtelijke ordening.

Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan

Dit bestemmingsplan heeft als uitgangspunt de bestaande situatie te voorzien van een actuele regeling. In dat geval is geen bodemonderzoek nodig.

Mocht bij functiewijziging in de toekomst woningbouw aan de orde komen (zie ook hoofdstuk 5), dan zal in die situatie bodemonderzoek plaatsvinden. Het bestemmingsplan wordt op dit punt uitvoerbaar geacht.

4.4 Waterhuishouding

Toetsingskader en beleid

Sinds 1 november 2003 is de toepassing van de watertoets wettelijk verplicht door de verankering in het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985. De watertoets heeft betrekking op alle grond- en oppervlaktewateren en behandelt alle van belang zijn de waterhuishoudkundige aspecten (naast veiligheid en wateroverlast ook bijvoorbeeld waterkwaliteit en verdroging). De watertoets is een belangrijk procesinstrument om het belang van water een evenwichtige plaats te geven in de ruimtelijke ordening. Uit de waterparagraaf blijkt de betrokkenheid van de waterbeheerder in het planproces en de wijze waarop het wateradvies van de waterbeheerder is meegenomen in de uitwerking van het plan.

De watertoets vormt een onderdeel van de startovereenkomst Waterbeleid in de 21e eeuw, een gezamenlijk stuk van de VNG, de provincies, het Rijk en de Unie van Waterschappen. In het kader daarvan dient in de totstandkoming van ruimtelijke plannen rekening te worden gehouden met de belangen van het water.

Er moet voldoende ruimte zijn voor waterberging. Daarnaast zijn de kwaliteitsaspecten van belang.

Wat betreft het wettelijk kader het volgende.

De Wet op de waterhuishouding geeft aan dat de provincie een waterhuishoudingsplan vast dient te stellen waarin de hoofdlijnen van het waterhuishoudkundig beleid zijn opgenomen. Waterschappen hebben op grond van de Wet op de waterhuishouding een belangrijke taak met betrekking tot het waterbeheer. De Wet op de Waterhuishouding is met ingang van 22 december 2009 door de Waterwet vervangen.

Wat betreft het beleidskader bevat het Omgevingsplan Flevoland (2006) het provinciale beleidskader met een functietoekenning aan het grond- en oppervlaktewater.

Het proces van de watertoets vindt plaats in overleg met het waterschap Zuiderzeeland. Het waterschap hanteert zogenaamde 'streefbeelden' rond drie waterthema's: 'Veiligheid, Voldoende Water en Schoon Water'.

Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan

Toetsing van het bestemmingsplan aan het waterbeleid is onder te verdelen in de thema's waterkwantiteit en waterkwaliteit.

Waterkwantiteit:

In de toekomstige waterhuishoudkundige situatie is er de noodzaak om de mogelijkheden voor waterberging in de waterhuishoudkundige systemen te vergroten. Vertaald naar dit bestemmingsplan wordt van het volgende uitgegaan:

  • het bestemmingsplan is primair van een conserverend karakter; er worden geen wezenlijke veranderingen in de waterhuishouding voorzien.
  • het plan voorziet over het algemeen in perceelsgebonden ontwikkelingen die beperkte toename van oppervlakteverharding teweeg brengen.
  • er wordt rekening gehouden met voldoende waterbergende capaciteit. Met name vindt dit plaats in de vorm van het vastleggen van hoofdwatergangen en de capaciteit van de waterpartijen in de verschillende groengebieden in de woonbuurten, maar ook langs de randen van het plan. Daarmee wordt het water in het gebied vastgehouden c.q. geborgen.
  • de bestemmingen langs de watergangen bieden voldoende mogelijkheden voor onderhoud vanaf de kant (geen bebouwde bestemmingen, maar overwegend openbare groenbestemmingen).

Waterkwaliteit:

Binnen de woonwijk Horsterveld zijn twee rioolsystemen aanwezig, een gescheiden rioolstelsel en een systeem geïntegreerd volgens het principe van het verbeterd gescheiden stelsel. Bij het geïntegreerde stelsel wordt het veronderstelde vervuilde regenwater niet in het vuilwaterriool gepompt, maar via een helofytenfilter geloosd op het oppervlaktewater. Hierdoor worden verontreinigingen uit het regenwater gefilterd en wordt het watersysteem aangevuld. Dit geeft een verbetering van de waterkwaliteit door een grotere waterdiepte en tegendruk tegen het kwelwater van de Veluwe.

Bij het gescheiden rioolstelsel wordt het vuile afvalwater naar het hoofdgemaal van het waterschap aan de Sportlaan afgevoerd en het schone regenwater naar de waterlopen en het oppervlaktewater in de wijk.

Waterveiligheid:

Op ruim een kilometer afstand vanaf de oostzijde van het plangebied ligt de primaire waterkering Zeewolderdijk. Primaire waterkeringen vervullen een eerste functie om overstromingen (van in dit geval het IJsselmeer) tegen te gaan. De waterkerende functie van de gronden staat hier voorop.'

4.5 Luchtkwaliteit

Toetsingskader en beleid

In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk in het bijzonder de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) van belang.

Projecten die in zeer beperkte mate bijdragen aan de luchtverontreiniging, zijn op grond van het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Op grond van de Regeling Niet in betekenende mate (luchtkwaliteitseisen) zijn een aantal grotere ontwikkelingsprojecten vrijgesteld van toetsing.

Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan

Met dit bestemmingsplan wordt de reeds gerealiseerde wijk Horsterveld planologisch vastgelegd. Voor enkele locaties kan mogelijk in de toekomst functieverandering plaatsvinden. Deze blijven in voorkomend geval ruimschoots onder de grenswaarde. Het plan draagt dus niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging. In het plangebied zijn geen knelpunten ten aanzien van de luchtkwaliteit bekend. Een nader onderzoek naar de luchtkwaliteit is dan ook niet noodzakelijk. Het bestemmingsplan wordt op dit punt uitvoerbaar geacht.

4.6 Externe veiligheid

Toetsingskader en beleid

Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Op grond van deze benadering worden grenzen gesteld aan de risico's, waarbij wordt gelet op de kwetsbaarheid van de omgeving. Daarbij worden twee verschillende normen gehanteerd: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 per jaar als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten geldt deze norm als streefwaarde.

Ten aanzien van het GR geldt er geen grenswaarde, maar een oriënterende waarde. Nieuwe ontwikkelingen binnen invloedsgebied, die een toename teweeg brengen van het groepsrisico, moeten woorden verantwoord ten opzichte van deze oriënterende waarde. Door deze verantwoordingsplicht zal een bestuurlijke afweging en keuze worden gemaakt waarin de nieuwe ontwikkeling wordt afgewogen tegen aspecten als risico's, zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid, bereikbaarheid en economische belangen. Op risicovolle inrichtingen is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van toepassing.

Per 1 juli 2012 is de regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke stoffen veranderd. Op basis van het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) moet rekening worden gehouden met het zogenaamde basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Dit besluit is per 1 april 2015 in werking getreden. Daarmee is de Circulaire Risiconormering komen vervallen. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. 

Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute. Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.

Uitgangspunt van het basisnet is dat door het vastleggen van veiligheidszones de gebruiksruimte voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en ruimtelijke ontwikkelingen op elkaar kunnen worden afgestemd. Provincies kunnen een eigen basisnet vastleggen.

Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan

De basisrisicokaart Flevoland geeft een beeld van mogelijk risicovolle inrichtingen en routes. Daaruit blijkt dat in het plangebied geen risicovolle inrichtingen zijn gevestigd. Evenmin vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats via wegen in of bij het plangebied plaats.

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.BPHorsterveld2017-VS01_0008.png"
Figuur 8: Fragment risicokaart

Wel loopt aan de oostzijde van de woonwijk een buisleiding van de NV Nederlandse Gasunie. Bij de gasleiding horen de volgende gegevens:

Leiding N-570-18   Diameter (inch)   Druk (bar)   Afstand PR (m)   Afstand GR
(m)  
Belemmeringen-
strook  
Aardgastransportleiding   8   40   0   200   4  

In het kader van de procedure van het bestemmingsplan Centrale Groenzone en Krachtenveld heeft DHV in 2011 een onderzoek naar de externe veiligheid van deze aardgastransportleiding opgesteld. De Gasunie heeft ingestemd dat de gegevens die ten grondslag hebben gelegen aan de regeling voor en de toelichting op de aardgasleiding in dat bestemmingsplan, ook gebruikt kunnen worden voor het onderhavige gebied.

Uit het berekende groepsrisico in dat onderzoek kwam naar voren dat de oriënterende waarde niet wordt overschreden. De maximale waarde ten opzichte van de oriënterende waarde is een factor 1,163*10-4. Doordat er sprake is van een conserverende bestemmingsplan is er geen sprake van een toename van het groepsrisico.

4.7 Ecologie

Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming.

4.7.1 Gebiedsbescherming

Toetsingskader en beleid

De bescherming van Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten is geregeld in de Natuurbeschermingswet. Indien ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van de natuurwaarden binnen deze gebieden, moet een vergunning worden aangevraagd. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het beleid ten aanzien van de Ecologisch Hoofdstructuur (EHS), thans genoemd Natuurnetwerk Nederland.

Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan

Het plangebied ligt op ongeveer een kilometer afstand van het Natura 2000-gebied “Veluwerandmeren”. Dit gebied maakt eveneens deel uit van de Ecologische hoofdstructuur, thans Natuurnetwerk Nederland. Met dit bestemmingsplan wordt de bestaande situatie van de gerealiseerde wijk vastgelegd. Significant negatieve invloed op het naastgelegen natuurgebied is uitgesloten. Het bestemmingsplan wordt op dit punt uitvoerbaar geacht.

4.7.2 Soortbescherming

Toetsingskader en beleid

Ten aanzien van de soortbescherming is met de inwerkingtreding van de Flora- en faunawet (2002) in een bescherming voorzien van dieren- en plantensoorten. Voor soorten die vermeld staan op bijlage IV van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode-Lijst soorten zijn deze voorwaarden zeer streng.

Een groot aantal van natura in Nederland thuishorende beschermde planten en dieren wordt met de wet beschermd. Datzelfde geldt voor een groot aantal uitheemse plantensoorten. De wet wil schadelijke handelingen ten aanzien van de beschermde dieren en planten verbieden.

Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan

Vanuit het oogpunt van soortbescherming wordt opgemerkt dat het plan primair betrekking heeft op het gebied met bestaande bebouwing en zijn slechts perceelsgebonden uitbreidingsmogelijkheden toegestaan. Alleen voor de locatie aan de Saffier wordt (via een wijzigingsprocedure) herinvulling mogelijk gemaakt (zie paragraaf 5.4. In dat geval kan ook de mogelijke aanwezigheid van beschermde soorten worden onderzocht. Daarnaast geldt dat ook voor sloopwerkzaamheden getoetst wordt aan de Flora- en faunawet.

Samenvattend kan worden gesteld dat het bestemmingsplan vanuit oogpunt van ecologie uitvoerbaar is.

4.8 Archeologie en cultuurhistorie

Toetsingskader en beleid

De rol van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening is de laatste jaren sterk toegenomen. Bij het opstellen van plannen moeten cultuurhistorische waarden tijdig in beeld worden gebracht. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt in dat verband specifieke eisen aan het opstellen van ruimtelijke plannen. Waar mogelijk moeten cultuurhistorische waarden worden behouden of versterkt. Cultuurhistorie is daarmee een sturend onderdeel geworden in de ruimtelijke ordening.

Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. Met de inwerkingtreding hiervan werd ook de Monumentenwet 1988 (MW) gewijzigd. Op grond van de MW moet in een ruimtelijk plan (mogelijke) archeologische waarden in de bodem van het plangebied overwogen worden. Verder heeft de provincie Flevoland een cultuurhistorische waardenkaart opgesteld. In de woonwijk Horsterveld is op basis van deze kaart één kunstwerk aanwezig dat als monument is aangemerkt.

Het betreft echter geen kunstwerk dat op grond van het bestemmingsplan bescherming behoeft.

Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan

Gelet op de totstandkoming van de wijk, zijn geen specifieke cultuurhistorische waarden aanwezig, evenwel met uitzondering van de kunstbaan door het plangebied.

Verder heeft de gemeente Zeewolde op 23 maart 2016 het ‘Archeologiebeleid Zeewolde 2016’ vastgesteld. Het Archeologiebeleid vervangt het beleid uit 2009 en is opgesteld om de bodemschatten te beschermen. Aan de basis van het archeologiebeleid liggen vier belangrijke uitgangspunten:

  • 1. Het beleid beperkt zich tot archeologische waarden die binnendijks opgespoord kunnen worden tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten.
  • 2. Van de archeologische waarden die binnendijks succesvol kunnen worden opgespoord wordt bij grote projecten (> 5 ha) slechts een representatieve steekproef genomen van 45%.
  • 3. Van de binnendijks opgespoorde vindplaatsen wordt alleen aan behoudenswaardige vindplaatsen verdere zorg verleend (inpassing, opgraving en inrichting).
  • 4. Er wordt binnendijks niet en buitendijks wel actief vooronderzoek gedaan naar scheepswrakken en vliegtuigwrakken. Het buitendijkse vooronderzoek kan wel effectief worden uitgevoerd en is dan vooral gericht op het opsporen van ondiepe scheepswrakken.


Daarbij worden andere ruimtelijke belangen niet uit het oog verloren en zet de gemeente zich in voor evidente archeologische waarden.

Op basis van dit beleid is het plangebied aangeduid als 'archeologievrij gebied'. Het opnemen van aanvullende regelingen is daarom niet noodzakelijk.

4.9 Kabels en leidingen

In het plangebied liggen, behoudens de in paragraaf 4.6 beschreven aardgastransportleiding, geen kabels of leidingen waarmee in dit bestemmingsplan rekening dient te worden gehouden.

Hoofdstuk 5 PLANUITGANGSPUNTEN

Ten behoeve van dit nieuwe bestemmingsplan Zeewolde - Horsterveld 2017 zijn uitgangspunten opgesteld. Deze geven de uitgangspunten voor bebouwing en gebruik van het plangebied weer. In het navolgende worden de planuitgangspunten weergegeven. De planuitgangspunten krijgen in de verschillende bestemmingen een concretisering, deze komt in hoofdstuk 6 aan de orde. In paragraaf 2.2 zijn de uitgangspunten aangaande de hoofdstructuur reeds beschreven.

5.1 Uitgangspunten wonen

Hoofduitgangspunt is het geven van een actuele regeling voor de bestaande woonbuurten. In de bestaande woonbuurten staat behoud van de woonfunctie en van de huidige kwaliteit van het wonen voorop. Dat moet zo blijven. Het plan biedt ruimte voor kwaliteitsverbetering en (individuele) aanpassingen van woningen aan de eisen van de tijd. Daarmee wordt ruimte geboden om in te spelen op veranderende behoeftepatronen, getoetst aan het algemeen belang.


Dat betekent dat een perceelsgebonden ontwikkeling van woningen mogelijk is, mits passend in het bebouwingspatroon en de bewoningssituatie in de omgeving niet in het gedrang komt. De nadruk op perceelsgebonden ontwikkelingen ligt trouwens bij de erfbebouwing, voor hoofdgebouwen is uitbreiding in mindere mate of bij uitzondering het geval. Dat wordt hierna nader toegelicht.


Een onderscheid is dan ook te maken tussen mogelijkheden voor de hoofdgebouwen en de erfbebouwing. Dit komt hierna aan de orde en wordt juridisch in paragraaf 6.2 nader toegelicht.


Hoofdgebouwen

Voor hoofdgebouwen wordt in beginsel uitgegaan van de bestaande situatie. De kwaliteit van de woningen is goed en datzelfde geldt voor de ruimtelijke uitstraling. De hoofdvorm van de woningen is vastgelegd: de oppervlakte door middel van bouwvlakken op de verbeelding en de goot- en bouwhoogtes door een betreffende vermelding per bouwvlak.

Geldend beleid is evenwel om mee te werken aan het opbouwen van het hoofdgebouw met een derde laag in het geval er voldaan wordt aan een aantal voorwaarden:

  • a. de maximale bouwhoogte mag na realisatie van de dakopbouw ten hoogste 9 meter zijn;
  • b. de dakopbouw moet 2 meter terugliggend zijn ten opzichte van de bestaande voorgevel van het hoofdgebouw;
  • c. de dakopbouw moet 1 meter terugliggend zijn ten opzichte van de bestaande achtergevel van het hoofdgebouw wordt gerealiseerd.

Omdat onder deze voorwaarden in principe altijd is meegewerkt aan een dergelijke bouwvorm, worden deze dakopbouwen zonder meer toegestaan bij woningen in twee bouwlagen met een platte afdekking.

Bijbehorende bouwwerken

Bijbehorende bouwwerken is de verzamelterm voor bijgebouwen, aanbouwen en uitbouwen. De term “bijbehorende bouwwerken” wordt gebruikt in het Besluit omgevingsrecht van de rijksoverheid en wordt nu ook in dit bestemmingsplan overgenomen.

De mogelijkheden voor het bouwen van (vergunningvrije) bijbehorende bouwwerken zijn met de inwerkingtreding van het Besluit omgevingsrecht (Bor) op 1 november 2014 verruimd. In het achtererfgebied zijn tot een bepaalde omvang bijbehorende bouwwerken vergunningvrij mogelijk. Wel is in het Bor een bepaald bebouwingspercentage gehanteerd om te voorkomen dat in achtererfgebieden dicht worden bebouwd.

Op deze landelijke regeling wordt met dit bestemmingsplan aangesloten in die zin dat het bestemmingsplan alleen ruimte biedt voor vergunningvrije bouwwerken en in principe geen eigen regeling meer kent. Alleen voor zover dit leidt tot een onevenredige beperking van (bestaande) bouwmogelijkheden, zoals ter plaatse van zijerven, is van dit algemene principe afgeweken. Hoe dit precies is vertaald in bestemmingen wordt in paragraaf 6.1 toegelicht.

Op enkele locaties in Horsterveld hebben de bijbehorende bouwwerken een 'door'-ontwikkeling gehad tot bouwvolumes tot maximaal 2 lagen en een kap. Deze uitbreidingen waren tot 2006/2007 mogelijk op basis van het oorspronkelijk ontwikkelingsgerichte bestemmingsplan. De uitbreidingen hebben echter een sterke invloed op de bebouwingsstructuur, waardoor afbreuk wordt gedaan aan de bestaande beeldkwaliteit en het groen en dorpse karakter van de woonbuurten.

Het opbouwen van het bijgebouw heeft ook bij vrijstaande woningen invloed op het karakter. Het bijgebouw is door de kap niet ondergeschikt ten opzichte van het hoofdgebouw. Hierdoor wordt het hoofdgebouw vergroot en ontstaat een verdichting van de bebouwingsstructuur en wijzigt het straatbeeld.

Bij het bestemmen is zorgvuldig gekeken worden naar de bestaande uitbreidingsmogelijkheden en gerealiseerde uitbreidingen. Deze zijn in het bestemmingsplan 'gelegaliseerd' door de bebouwing als hoofdgebouw aan te merken en binnen het bouwvlak te situeren. Om te voorkomen dat door dergelijke uitbreidingen bestaande bebouwingsstructuren van een open of halfopen opzet worden omgevormd naar een gesloten bebouwingsstructuur, wordt in het voorliggende bestemmingsplan geen regeling meer opgenomen voor die dergelijke opbouwen mogelijk maken. Alleen in uitzonderingsgevallen kan worden meegewerkt aan via een zogenaamde buitenplanse afwijkingsprocedure.

Tuinen

Bij de woningen zijn de voortuinen en een deel van de zijtuinen onder een aparte bestemming Tuin gebracht, waarmee tot uitdrukking wordt gebracht dat het onbebouwde karakter van voor- en in deels in zijtuinen in acht wordt genomen.

5.2 Uitgangspunten maatschappelijke voorzieningen

Voor de maatschappelijke voorzieningen wordt in eerste instantie van de bestaande situatie uitgegaan, zij het ook hier met uitwisselbaarheid naar andere maatschappelijke functies. Het bestemmingsplan biedt planologisch ruimte voor ontwikkeling, wanneer dit nodig blijkt en ter plaatse mogelijk is. De bouwvlakken op de verbeelding in combinatie met de hoogtebepalingen geven de (maximale) mogelijkheden aan.

Wel geldt dat bij een mogelijke uitbreiding wordt gekeken naar de invloed ervan op de omgeving. Hierbij wordt aangetekend, dat het bestemmingsplan overigens vooral een voorwaardenscheppende rol heeft. Het sectorale beleid, bijvoorbeeld vanuit onderwijs, zorg, cultuur of recreatie speelt hierin een belangrijke rol om de behoefte en het toekomstperspectief te bepalen.

Ontwikkeling van nieuwe locaties voor maatschappelijke voorzieningen is met dit bestemmingsplan niet aan de orde.

5.3 Uitgangspunten verkeersstructuur

Met dit bestemmingsplan worden voor de verkeersstructuur geen grote veranderingen voorzien; het vastleggen van de bestaande verkeersstructuur is dan ook uitgangspunt van het bestemmingsplan. Afgezien van de wijkontsluitingswegen, hebben de straten in de woonbuurten het karakter van woonstraten en zijn daarop ook ingericht. Het bestemmingsplan biedt de ruimte voor gewenste verkeerskundige aanpassingen of inrichtingsmaatregelen aan wegen of straten.

5.4 Uitgangspunten ontwikkellocaties

Hoewel het accent in dit bestemmingsplan ligt op een regeling voor bestaande functies, moet niet uitgesloten worden dat binnen de looptijd van het bestemmingsplan functies veranderen. Zo kan door wijzigingen in de bevolkingssamenstelling of ten gevolge van maatschappelijke ontwikkelingen de behoefte aan voorzieningen veranderen. Deels wordt dat ook sectoraal bepaald, bijvoorbeeld vanuit maatschappelijke sectoren als onderwijs, zorg, sport, recreatie e.d. Het bestemmingsplan dient in dat geval de randvoorwaarden te bevatten om daarop in te spelen. Dat gebeurt door het opnemen van een ruime bestemmingsomschrijving voor maatschappelijke voorzieningen (zie daarvoor de bestemming Maatschappelijk). Op deze manier kan ingespeeld worden op wensen voor functieverbreding, intensivering of verandering binnen de bestaande bebouwing.

Daarnaast kunnen verdergaande veranderingen optreden. Op dit moment zijn daarvoor twee locaties in beeld.

Het gaat om de herontwikkeling van de noodschool-locatie aan de Corridor ten behoeve van de invulling met 11 woningen. Voor de ontwikkeling van dit plan is met toepassing van artikel 2.12, lid 1, sub a, onder 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) op 11 november 2016 een omgevingsvergunning verleend. De regeling in het bestemmingsplan is een vertaling hiervan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.BPHorsterveld2017-VS01_0009.png"

Figuur 8: Schetsontwerp bouw 11 woningen Corridor (bron: Nieuwbouw Advies Flevoland)

Ook komt een locatie aan de Saffier in aanmerking voor herinvulling met woningbouw (maximaal 12 woningen). Ten behoeve daarvan is een (gebiedsgebonden) wijzigingsbevoegdheid opgenomen naar woningbouw. Toetsing van een dergelijke ontwikkelingen zal in het kader van de wijzigingsprocedure plaatsvinden. Daarbij zal in elk geval gekeken worden naar:

  • de stedenbouwkundige opzet, onder afstemming op de kwaliteiten in de omgeving;
  • milieuaspecten, onder afstemming op het aspect geluidhinder van de weg en de relatie tot voorzieningen in de nabijheid;
  • ook overige omgevingsaspecten (water, externe veiligheid, ecologie, archeologie) e.d. worden dan getoetst.

De betreffende ontwikkeling is geen stedelijke ontwikkeling in de zin van de Ladder voor duurzame verstedelijking (zie paragraaf 3.1). Er is weliswaar op dit moment geen concrete behoefte is naar woningen ter plaatse, maar het gaat hier om een bestaand pand dat binnenkort leeg komt te staan. Hierbij ligt de invulling met woningen voor de hand, omdat het bestaande gebouw is gebouwd als 'schoolpatiowoningen'. Het bestaande (multifunctionele) gebouw voorziet daarmee juist in duurzaam ruimtegebruik.

Bovendien is de omvang van het bouwvlak zodanig gering dat er geen sprake kan zijn van de bouw van meer dan 12 woningen ter plaatse. Van een nieuwe stedelijke ontwikkeling is dan ook geen sprake.

Hoofdstuk 6 TOELICHTING OP DE BESTEMMINGEN

In dit hoofdstuk worden de in het bestemmingsplan gehanteerde bestemmingen toegelicht. Voor de wijze van meten van oppervlakten en inhoud van panden en/of gebouwen die niet zijn benoemd in dat artikel (dus artikel 2 wijze van meten), kan gebruik gemaakt worden van de termen, definities en bepalingen in de NEN 2580.

6.1 Erfbebouwingsregeling

Toelichting regeling vergunningvrij bouwen

Op 1 november 2014 is een aanpassing van het Besluit omgevingsrecht (Bor) in werking getreden waardoor verschillende activiteiten vergunningvrij zijn geworden. Zo ook het bouwen van een bijbehorend bouwwerk. Om te voorkomen dat het erf volgebouwd wordt met vergunningvrije bouwwerken is het maximale bebouwingspercentage geïntroduceerd. Dit betreft dan een maximum percentage van het bebouwingsgebied.

Bebouwingsgebied:

achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de

grond onder het oorspronkelijke hoofdgebouw.

Achtererfgebied:

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 meter achter de voorkant

en van daaruit evenwijdig loop met het aangrenzend openbaar toegankelijk

gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter

het hoofdgebouw te komen.

Door toevoeging van het begrip bebouwingsgebied wordt duidelijk dat de omvang van het deel van het achtererfgebied dat mag worden bebouwd wordt bepaald aan de hand van de actuele omvang van het hoofdgebouw.

In de oude regeling was het mogelijk om vergunningvrij de woning aan de achterzijde uit te bouwen met een diepte van 2,5 meter. Met de inwerkingtreding van de aanpassingen in het omgevingsrecht is deze diepte verruimd naar 4 meter. Bij een woning betekent dat bijvoorbeeld dat binnen die afstand een aan- of uitbouw gebruikt mag worden voor het vergroten van een woonkamer, (bij)keuken of serre. Buiten de genoemde afstand geldt als eis dat het gebruik functioneel ondergeschikt dient te zijn. Bij een woning kan het dan bijvoorbeeld slechts gaan om een garage, berging of plantenkas.

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.BPHorsterveld2017-VS01_0010.png"

Figuur 9: Achtererfgebied

Met de wijziging van het Bor wordt het ook mogelijk om een bijbehorend bouwwerk te bouwen dat hoger is dan 3 meter. Voorwaarde is wel dat zo'n bijbehorend bouwwerk een schuin dak heeft. Aan de maatvoeringen van zo'n schuin dak zijn, mede in verband met architectuur en belangen van omwonenden, randvoorwaarden gesteld. De regeling is zo opgezet dat bij hogere daken dan 3 m, in de regel alleen standaard zadeldaken of schilddaken mogelijk zijn. De daknok mag in ieder geval niet hoger zijn dan 5 meter en wordt verder in hoogte begrensd door een formule. In deze formule is de afstand van de nok tot de perceelsgrens bepalend voor de toegestane hoogte. Hoe dichter bij de perceelsgrens hoe minder hoog een dak mag zijn.

Uitgangspunten regeling bestemmingsplan

Het vergunningvrij bouwen wordt voor de erfbouwingsregeling in het plangebied Zeewolde Zuid als uitgangspunt genomen.

Het Bor kent evenwel de beperking dat vergunningvrij bouwen in zijtuinen veelal niet is toegestaan, waardoor in een aantal gevallen een onevenredige beperking van (bestaande) bouwmogelijkheden kan ontstaan.

In veel gevallen kan het aanvaardbaar zijn dat ook in zijtuinen wordt gebouwd. In die situaties kent het bestemmingsplan een aanvullende regeling ten opzichte van het in het Bor toegestane bouwen in het achtererfgebied. Daar waar in het bestemmingsplan in zijtuinen mag worden gebouwd is voorzien in een woonbestemming. Op grond van het begrip 'erfbebouwingsgebied' dat in het bestemmingsplan is geïntroduceerd, mag aanvullend op het bouwen in het achtererfgebied, ook in de zijtuinen worden gebouwd waarop een woonbestemming rust.

Voor het bepalen van het erfbebouwingsgebied is het noodzakelijk dat de voorkant van de woning wordt bepaald. De voorkant van de woning is die zijde die grenst aan de tuinbestemming. Dit betekent dat als er bij hoekpercelen een woonbestemming naast het bouwvlak ligt, dat de gevel aan deze zijde niet als voorkant wordt gezien (zie figuur 10).

Voor kwadrantwoningen geldt vanwege de bijzondere situatie dat deze geen duidelijk voorkant hebben en dat in die gevallen gebouwd mag worden op gronden die een woonbestemming hebben, voor zover dit past binnen de regels van het bouwen op het erfbebouwingsgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.BPHorsterveld2017-VS01_0011.png"

Figuur 10: Hoekpercelen en zijerf

6.2 Enkelbestemmingen

Bedrijf - Nutsvoorziening

De bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening' heeft betrekking op de openbare nutsgebouwtjes die ingevolge bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) niet als vergunningvrij zijn aan te merken en dus planologisch geregeld moeten worden. Het betreft concreet de nutsgebouwen met een oppervlakte groter dan 15 m² en een hoogte van meer dan 3 meter. De oppervlakte en bouwhoogte is afgestemd op de bestaande situatie door middel van het opnemen van een bouwvlak en een (maximum) bouwhoogte. Het betreft eveneens de gebouwen ten behoeve van blokverwarming bij de Merelhof en Lijsterhof.

Detailhandel

De bestemming 'Detailhandel' heeft betrekking op de supermarkt aan de Aquamarijn. Binnen deze bestemming wordt naast de detailhandelsfunctie tevens mogelijkheden geboden op de verdiepingen voor het wonen.

De oppervlakte en bouwhoogte van de gebouwen is afgestemd op de bestaande situatie door middel van het opnemen van een bouwvlak en een (maximum) bouwhoogte.

Groen

De bestemming 'Groen' is gelegd op die openbare gebieden waar het groene karakter van structurele waarde is voor de beeldkwaliteit van het plangebied en daar waar niet gebouwd mag worden. Het overige groen, zoals bermen langs wegen, is opgenomen binnen de bestemmingen 'Verkeer - 1' of 'Verkeer - 2'.

Maatschappelijk

Voor de in het plangebied aanwezige maatschappelijke voorzieningen geldt de bestemming 'Maatschappelijk'. Conform de uitgangspunten die zijn genoemd in paragraaf 5.2, zijn de bouwvlakken afgestemd op de huidige stedenbouwkundige situatie.

Sport

De bestemming 'Sport' heeft betrekking op het fitnesscentrum aan de Corridor 84. Het bouwvlak is afgestemd op de huidige stedenbouwkundige situatie.

Tuin

De bestemming 'Tuin' is gelegd op de voor- en zijtuinen bij de woonpercelen daar waar het niet gewenst is om bijbehorende bouwwerken toe te staan (zie paragraaf 6.1). Alleen bouwwerken, met een maximale bouwhoogte van 1,00 meter zijn toegestaan.

Verkeer - 1

De bestemming 'Verkeer - 1' is opgenomen voor de wegen met een belangrijke verkeerskundige functie. Binnen de bestemming zijn geen gebouwen toegestaan. Wel is het mogelijk om bouwwerken te plaatsen met een maximale hoogte van 5 meter. Bouwwerken rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer zijn overigens vergunningvrij.

Verkeer - 2

De bestemming 'Verkeer - 2' is opgenomen voor alle openbare gronden met een verblijfsfunctie. De bestemming is onder andere bedoeld voor woonstraten, voet- en fietspaden, parkeer- en (ondergeschikte) groenvoorzieningen. Binnen de bestemming zijn als gebouw uitsluitend (bestaande) garageboxen toegestaan. Het is mogelijk om bouwwerken te plaatsen. Palen en masten mogen maximale bouwhoogte van 6 meter hebben, overige bouwwerken mogen maximaal 5 meter hoog worden.

Ook hier geldt weer dat wegbewijzeringen en stoplichtinstallaties niet onder deze regeling vallen, omdat ze vergunningvrij zijn.

Water

De stedenbouwkundige en waterhuishoudkundige belangrijke waterelementen binnen het plangebied zijn vastgelegd met de bestemming 'Water'.

Wonen

Voor de reeds gerealiseerde en vergunde (laagbouw)woningen, geldt de bestemming 'Wonen'. De bestemming regelt het wonen maar staat ook aan-huis-verbonden beroepen toe. Voor wat betreft de bebouwing is onderscheid gemaakt tussen hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken. In paragraaf 6.1 is hier uitvoerig op ingegaan.

Het bouwvlak waarin het hoofdgebouw moet worden gebouwd, is zoveel mogelijk afgestemd op de bestaande situatie. Daar waar sprake is van rijenwoningen en twee-onder-één-kapwoningen is het hoofdgebouw exact vastgelegd in het bouwvlak. Uitzonderingen hierop zijn de hoofdgebouwen waar een bijbehorend bouwwerk met een dakopbouw aanwezig zijn (zie paragraaf 5.1). Deze bijbehorende bouwwerken zijn vanwege de afwijkende bouwvorm ten opzichte van de toegestane erfbebouwing binnen het bouwvlak geregeld.

De bouwvlakken van de woningen die in de vrije sector zijn gebouwd, zijn afgestemd op de gerealiseerde bebouwing. Uitbreidingsmogelijkheden zijn vooral vergunningsvrij (zie paragraaf 6.1).

Ook voor wat betreft goot- en bouwhoogtes is de bestaande situatie zoveel mogelijk vastgelegd. Daar waar bijvoorbeeld sprake is van woningen in één bouwlaag met kap, is dit vertaald in een goothoogte van 3 meter en een bouwhoogte van 9 of 10 meter.

Ter plaatse van de woningen waar de a-symmetrische kap gehandhaafd moet worden, geldt een specifieke regeling. Vergroting van de woning dient in deze gevallen plaats te vinden via het realiseren van dakkapellen in het dakvlak en niet via uitbouwen op de gevel. Bij de bepaling van de goothoogte wordt een dakkapel namelijk niet meegerekend.

Voor woningen in twee bouwlagen met een plat dak is een dakopbouw dan wel een derde

bouwlaag een veel gevraagde uitbreiding om de veranderende woonwens te huisvesten. Als er sprake is van bouwlaag die terugligt ten opzichte van de bestaande voor- en achtergevel en daarmee ondergeschikt aan de bestaande woning, wordt een dergelijke opbouw zonder meer toegestaan. De voorwaarden voor een (extra) dakopbouw zijn opgenomen in de bouwregels.

Het wonen mag in combinatie plaatsvinden met kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis. Eén en ander is gehouden aan een aantal randvoorwaarden en beperkingen die in de begrippen en de gebruiksregels van de bestemming zijn opgenomen.

Wonen - Woongebouw

De gestapelde woningbouw in de vorm van appartementencomplexen en flats zijn in de bestemming 'Wonen - Woongebouw' geregeld. De oppervlakte en bouwhoogte van de woongebouwen is afgestemd op de bestaande situatie door middel van het opnemen van een bouwvlak en een (maximum) bouwhoogte.

Eventuele bijbehorende bouwwerken zijn alleen toegestaan voor zover deze vergunningvrij kunnen worden gerealiseerd (zie paragraaf 6.1).

6.3 Dubbelbestemmingen

Leiding - Gas

De aan de oostzijde van het woongebied aanwezige buisleiding van de NV Nederlandse Gasunie en de daarbij behorende belemmeringenstrook is bestemd als 'Leiding - Gas' (zie ook paragraaf 4.6). Het is in principe verbonden binnen deze strook te bouwen of grondwerkzaamheden uit te voeren. Werkzaamheden mogen alleen uitgevoerd worden na het verkrijgen van een omgevingsvergunning. Het kan daarbij gaan om het ontgronden en afgraven van gronden, of het in de grond brengen van voorwerpen. Hieraan zijn toetsingscriteria gekoppeld. Het is dan ook altijd noodzakelijk om advies in te winnen bij de leidingbeheerder.

6.4 Gebiedsgebonden wijzigingsbevoegdheid

Ten behoeve van de mogelijke herinvulling van de locatie aan de Saffier met woningbouw is een gebiedsgebonden wijzigingsbevoegdheid opgenomen naar de bestemmingen 'Wonen', 'Wonen - Woongebouw' en 'Tuin'. In paragraaf 5.4 is ingegaan op de voorwaarden waar bij de wijzigingsprocedure aan moet worden voldaan.

Hoofdstuk 7 UITVOERBAARHEID

7.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het voorontwerp van dit bestemmingsplan wordt in het kader van het overleg op grond van artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening voorgelegd aan de instanties zoals de provincie Flevoland, het waterschap Zuiderzeeland, energie- en nutsbedrijven.

Daarnaast wordt het voorontwerpbestemmingsplan op grond van de gemeentelijke inspraakverordening ter inzage gelegd. Gedurende deze periode wordt een ieder in de gelegenheid gesteld een inspraakreactie in te dienen.

Over de ingekomen inspraak- en overlegreacties heeft een standpuntbepaling plaatsgevonden in de vorm van een reactienota. Deze heeft geleid tot een aantal aanpassingen van het plan. De 'Reactienota vooroverleg en inspraak voorontwerpbestemmingsplan Horsterveld 2017' is als bijlage 1 opgenomen.

Het aangepaste voorontwerpbestemmingsplan heeft vervolgens als ontwerpbestemmingsplan op grond van artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) 6 weken ter inzage worden gelegen en is op 1 juni 2017 ongewijzigd vastgesteld.

7.2 Economische uitvoerbaarheid en grondexploitatie

Het weergeven van de economische uitvoerbaarheid door middel van een cijfermatige opzet is voor dit bestemmingsplan als geheel niet te geven. Het onderhavige plan is immers in eerste instantie een actualisering van de juridische regeling. Bovendien geldt dat de ontwikkelingen die zich in het plangebied zullen voordoen voor het merendeel particuliere initiatieven betreffen, die voor rekening van de initiatiefnemer komen.

Door middel van de grondexploitatieregeling in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten. Hierbij valt te denken aan kosten voor het bouw- en woonrijp maken, planschade en kosten voor het opstellen van een bestemmingsplan. Indien sprake is van bepaalde bouwplannen, dient de gemeente hiervoor een exploitatieplan vast te stellen. Van het vaststellen van een exploitatieplan kan worden afgezien als voornoemde kosten “anderszins verzekerd” zijn en het stellen van eisen met betrekking tot kwaliteit en fasering niet noodzakelijk wordt geacht.

In de situatie van dit plangebied wordt afgezien van het vaststellen van een exploitatieplan. Het gaat primair om een conserverend bestemmingsplan in een gebied met bestaande functies. Incidenteel biedt het plan ruimte voor enkele nieuwe ontwikkelingen.