direct naar inhoud van 5.3 Uitgangspunten functionele structuur
Plan: Bourtange Dorp
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0048.BP0908-vs01

5.3 Uitgangspunten functionele structuur

De Vesting: een levendig centrum

Ook qua functionele mogelijkheden wordt een gebiedsgerichte aanpak gekozen. De vesting functioneert op dit moment als (toeristisch) centrum van het dorp. Vrijwel alle detailhandel- en horecafuncties zijn geconcentreerd in dit gebied en meer specifiek, rondom het centrale Marktplein. De functies rondom het marktplein hebben de bestemming "Gemengd - 1". Uitwisseling van de detailhandel-, horeca-, maatschappelijke en toeristische functies is hierdoor mogelijk. Bij deze functies mag worden gewoond. Het wonen is toegestaan waar dit is aangeduid. Hier wordt op dit moment alleen gewoond. Alleen wonen mag dus niet overal. Hiermee wordt voorkomen dat rondom het gehele marktplein alleen maar wordt gewoond. Dit is niet wenselijk. Het hart van het dorp moet een toeristisch centrum blijven met een menging van functies.

Het overige deel van de vesting heeft de bestemming " Gemengd - 2" of " Wonen". De woningen hebben hier een woonbestemming (en dus geen gemengde bestemming gekregen om ervoor te zorgen dat de woonfunctie hier behouden blijft. Op deze manier wordt de vesting niet alleen maar een toeristisch centrum.

Buiten de Vesting

Buiten de vesting wordt geen uitwisselbaarheid tussen functies mogelijk gemaakt. Wel is er binnen bepaalde bestemmingen een beperkte mate van uitwisselbaarheid mogelijk. Binnen de bedrijfsbestemmingen kunnen bijvoorbeeld alle soorten bedrijven uit milieucategorie 1 en 2 worden toegestaan. Binnen de bestemming 'Maatschappelijk' kunnen verschillende soorten maatschappelijke voorzieningen worden uitgeoefend.

Wonen

In algemene zin geldt dat het woonbeleid regionaal is/wordt afgestemd met buurgemeenten, woningbouwcorporaties en de provincie Groningen. Dit bestemmingsplan is primair een actualisatie van de regelgeving en voorziet bij recht niet in nieuwe woningbouw (met uitzondering van een drietal geldende bouwmogelijkheden ten noorden van de Vlagtwedderstraat).

Het kleinschalige uitbreidingsplan voor Bourtange uit 2006 is tevens in het bestemmingsplan verankerd. Daarbij geldt als gezegd voor drie woningen een rechtstreeks bouwrecht. Voor de overige elf woningen is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Daarmee wordt het bouwverbod uit het geldende bestemmingsplan vooralsnog gehandhaafd.

In de Reactienota Overleg en Inspraak (bijlage 4 bij de toelichting) is meer specifiek ingegaan op de verhouding tussen het woningbouwbeleid en de Omgevingsverordening Groningen en de wijze waarop de gemeente Vlagtwedde daar invulling aan geeft.

Uitgangspunten voor het gemeentelijk beleid zijn:

  • in zijn algemeenheid wordt voldaan aan het beleid uit de Omgevingsverordening; dit krijgt zowel regionaal (Regionaal Woon- en leefbaarheidsplan) als gemeentelijk (eigen gemeentelijke Woonvisie) gestalte en wordt verwerkt in de actualisering van de bestemmingsplannen voor de kernen in de gemeente;
  • het bestemmingsplan Bourtange maakt deel uit van een actualisering van alle kernen. De regelingen aangaande de woonbestemmingen worden in die bestemmingsplannen op elkaar afgestemd;
  • de ontwikkelingen op de woningmarkt worden regionaal en gemeentelijk in beeld gebracht.De verwachting bestaat dat het aantal inwoners zal dalen, maar dat er nog sprake is van een zekere stijging van het aantal woningbehoevende huishoudens. De gemeente heeft in het bredere kader van de leefbaarheid hierover haar beleid beschreven in het "Integraal Beleidskader Wonen en leven in de dorpen en buurten van Vlagtwedde";
  • de bestemmingsplannen bieden mogelijkheden voor direct aanverwante activiteiten, zoals mantelzorg, werk aan huis dan wel semi-zelfstandige inwoning. In het bestemmingsplan wordt een benadering voorgestaan waarbij wonen met direct bijbehorende activiteiten (inwonen mantelzorg) mogelijk zijn (verbreding woonfunctie); er wordt daarbij niet uitgegaan van toevoeging van zelfstandige woningen op een erf.
  • ingeval van nieuwe ontwikkelingen (wens voor nieuwe woningbouw) worden deze via wijzigingsbevoegdheid nader aan het woonbeleid getoetst en wordt in voorkomend geval een aparte ruimtelijke uitwerking gemaakt. Het gaat hierbij niet om uitleglocaties, maar in voorkomend geval om inbreidingslocaties binnen het bestaande dorpsgebied.

Dit beleid betekent dat bij de dorpen vrijwel wordt afgezien van ontwikkeling van nieuwe uitleggebieden Binnen het bestaand gebied van de dorpen kan op deze wijze snel en flexibel worden gereageerd op woonwensen. Zeker in moeilijke economische tijden kan daarmee de woningmarkt goed worden gefaciliteerd.

Kamerverhuur

In het bestemmingsplan zijn mogelijkheden opgenomen om binnen bestaande woonhuizen een aantal kamers te verhuren. Om de opzet kleinschalig te houden en negatieve gevolgen voor de directe omgeving te voorkomen, mogen in voorkomend geval maximaal 3 kamers worden verhuurd. Kamerverhuur moet altijd in samenhang met de woonfunctie worden uitgeoefend en moet daarom plaatsvinden in de hoofdbebouwing. Na toestemming van burgemeester en wethouders kunnen in bepaalde gevallen maximaal 5 kamers worden verhuurd.

Aan huis verbonden beroepen en kleinschalige bedrijvigheid

Om een onnodige scheiding van functies te voorkomen, wordt het combineren van wonen en werken zoveel mogelijk gefaciliteerd. De woonfunctie mag worden gecombineerd met een aan huis verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige functie. Daarbij worden de volgende criteria gehanteerd:

  • er mag geen aantasting plaatsvinden van de uitstraling van het gebruik van het perceel voor het wonen, dat wil onder meer zeggen dat uitsluitend zeer beperkte reclameaanduidingen en dergelijke zijn toegestaan;
  • er mag geen afbreuk worden gedaan aan het woonkarakter van het perceel dan wel de directe (woon)omgeving en de landschappelijke waarden daarvan;
  • er dient voldoende parkeergelegenheid op het eigen erf aanwezig te zijn;
  • er mag geen sprake zijn van een onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende functie;
  • er mag geen buitenopslag van materiaal plaatsvinden.