direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Verzamelplan gemeente Slochteren 2015-1
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0040.bp00038-41vg

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding opstellen verzamelbestemmingsplan

1.1.1 Algemeen

In juli 2013 is de actualisatie van de bestemmingsplannen voor het grondgebied van Slochteren afgerond. Het gebied van Masterplan Meerstad buiten beschouwing gelaten, hebben alle percelen in de gemeente Slochteren een actuele bestemming gekregen.

Met onderhavig bestemmingsplan worden een aantal (kleine) ambtshalve wijzigingen/correcties doorgevoerd. Ook worden er vier particulieren verzoeken voor eenvoudige wijzigingen meegenomen.

Het betreft hierbij de volgende zaken:

Ambtshalve aanpassingen:

  • Hoofdweg 58, Slochteren

Vanwege een bedrijfsverplaatsing van de paardenhouderij-tak van Maatschap Holtjer naar de gemeente Menterwolde dient de bestemming van het perceel te worden aangepast. De mogelijkheid van een paardenhouderij op het perceel wordt uit de bestemming gehaald. De boerderij krijgt de bestemming 'Gemengd - 2' en de achterste loods behoudt een agrarische bestemming (Agrarisch - Opslag), maar dan zonder de mogelijkheid voor het bedrijfsmatig houden van dieren. Hiermee wordt een ruimtelijk en milieutechnisch knelpunt in Slochteren opgelost.

  • Hoofdweg 9, Slochteren

Het perceel heeft de bestemming Gemengd-3. Staatsbosbeheer zal zich in de toekomst waarschijnlijk gaan vestigen in de boerderij. De losstaande schuur zal gebruikt gaan worden door de Stichting Fraeylemaborg voor culturele activiteiten en tentoonstellingen. Het plein zal opnieuw worden ingericht. Op het plein zullen een drietal follies worden geplaatst door de Stichting Fraeylemaborg. Afhankelijk van de gekozen ontwerpen voor de follies zal hier een aparte procedure voor gevoerd moeten worden. Op het plein zullen in de toekomst tevens diverse activiteiten plaatsvinden, zoals streekmarkten e.d..

Achter op het perceel zijn twee kleine stukjes die van bestemming zullen 'ruilen'. Het stukje grond achter het perceel Hoofdweg 11 (sectie P, nr 1967) heeft per abuis de enkelbestemming 'Wonen-1B' gekregen terwijl het onderdeel uit maakt van het perceel Hoofdweg 9 en het de enkelbestemming 'Gemengd-3' had moeten krijgen. Het andere stukje grond helemaal achter op het perceel betreft een 'overhoekje'. Het heeft de enkelbestemming 'Gemengd - 3' gekregen terwijl het, gelet op de toekomstige terreininrichting, logischer zou zijn om de erfgrens recht te trekken en het stukje grond de enkelbestemming 'Wonen-1B' te geven.

  • Roegeweg 9, Steendam

Aan de noordwestzijde heeft een stukje van camping "de Otter" bij de actualisering van het bestemmingsplan de bestemming 'Groen' gekregen. De eigenaar heeft aangegeven dat dit niet de oorspronkelijke bestemming was. Hij is daarom van mening dat dit deel de recreatiebestemming moet houden. Bij andere recreatiebedrijven is ook geen sprake van "nieuwe" groenstroken aan de waterzijde. Door de gemeente is toegezegd dat bij wijziging van het bestemmingsplan de "recreatiebestemming" weer op deze strook zou worden gelegd. Met dit verzamelbestemmingsplan wordt dit gerealiseerd. Het perceel krijgt de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 1'.

  • Geluidszone buitengebied

In dit plan is een geluidscontour 'geluidzone - industrielawaai' opgenomen in een strook ten noorden van de A7 nabij het afrittenstelsel van de N387. De 50 dB geluidzone hoort bij de scheepswerf Coops in de gemeente Hoogezand-Sappemeer en was per abuis niet opgenomen in het bestemmingsplan Buitengebied 2012. De geluidzone heeft geen gevolgen voor bestaande functies. Binnen het plandeel liggen namelijk geen objecten (alleen cultuurgrond en wegen). Op basis van de huidige bestemmingen zijn er ook geen geluidgevoelige functies, zoals woningen, toegestaan.

Binnen dit plan wordt alleen de aanduiding 'geluidszone' meegenomen. Het bestemmingsplan Buitengebied 2012 blijft daarnaast van kracht.

Verzoeken van particulieren:

  • Hoofdweg 239 en 241, Slochteren

De eigenaar van Hoofdweg 241 in Slochteren heeft nog de beschikking over een bouwkavel op het naastgelegen perceel (voormalig Hoofdweg 239). Het bouwvlak ligt nu aan de voorzijde van het perceel. Op dit moment is er nog geen woning aanwezig. Het bouwvlak zal op verzoek van de eigenaar naar achter worden verschoven. Hierdoor kan de bestaande tuin met daarin een monumentale boom worden behouden. Het perceel heeft de bestemming 'Wonen 1-A'. Dit blijft ongewijzigd.

In dit verzamelplan wordt het gehele perceel Hoofdweg 241 meegenomen (inclusief bestaande woning). Dit zijn de kadastrale percelen, sectie P nummers: 1242, 1243 en 1634. Hiervoor is gekozen om na vaststelling van het bestemmingsplan de kadastrale indeling van de percelen (en hierdoor de omvang van de bouwpercelen) wijzigt.

  • Hoofdweg 88, Slochteren

De eigenaar van het perceel heeft verzocht om een andere bestemming voor deze locatie. Op dit moment heeft het perceel de bestemming 'maatschappelijk'. Hierin zijn onder anderen maatschappelijke bedrijven, alsmede onderwijs en een dienstwoning toegestaan. Omdat het gaat om een voormalig schoolgebouw, heeft het pand een specifieke indeling en een grote oppervlakte. In de praktijk zal de locatie een bedrijfsgebouw voor lichte bedrijvigheid (maximaal milieucategorie 2) worden. Ook zal een deel als woning gebruikt worden. De bestemming 'Gemengd 2' is hierbij de meest passende bestemming. Binnen deze bestemming is ook maatschappelijke en zakelijke dienstverlening mogelijk.

  • Brinkslaan 16, Schildwolde

De eigenaar van het perceel wil graag een 'Educatief Centrum met recreatie' vestigen aan de Brinkslaan 16 in Schildwolde. In de toekomst wil hij tevens een bed & breakfast, een theeschenkerij en een (kleine) boerderijwinkel voor de verkoop van streekproducten gaan realiseren. Een deel van het plangebied ligt in het bestemmingsplan Slochteren-Schildwolde en heeft de bestemming 'Wonen 1-A' met de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie-2' en het andere deel ligt in het bestemmingsplan Buitengebied en heeft de bestemming 'Agrarisch met waarden'. Om de educatieve activiteiten mogelijk te maken zal dan de bestaande bestemming 'Wonen- 1A' de aanduiding 'educatief centrum' worden toegevoegd.

  • Knijpslaan 45, Kolham

De eigenaar van de Knijpslaan 45 wil het perceel splitsen en voor de nieuwe percelen twee aparte bestemmingen mogelijk maken. Op dit moment heeft het perceel de bedrijfsbestemming. Hierin is de specifieke aanduiding 'timmerbedrijf en detailhandel in meubels en woonartikelen' opgenomen. Hierbij is ook één dienstwoning toegestaan.

Er ontstaat met dit verzamelbestemmingsplan één perceel met de bestemming 'gemengd 1' (hierin is wonen toegestaan, alsmede lichte bedrijvigheid en detailhandel). Het andere deel krijgt de bedrijfsbestemming met gedeeltelijke aanduiding voor detailhandel (non-food). Binnen deze bestemming is geen woning toegestaan.

1.2 Plangebied Bestemmingsplan Verzamelplan Gemeente Slochteren 2014

1.2.1 Begrenzing plangebied

Het plangebied bestaat uit diverse losse percelen in de gemeente Slochteren. De verschillende percelen worden ieder apart weergegeven op de verbeelding.

Hieronder volgt een opsomming van de betreffende percelen. Hierbij wordt tevens aangegeven in welke bestemmingsplan de percelen nu zijn opgenomen.

Bestemmingsplan Slochteren-Schildwolde, vastgesteld d.d. 5 april 2012:

  • Hoofdweg 58, Slochteren
  • Hoofdweg 9, Slochteren
  • Hoofdweg 239 en 241, Slochteren
  • Hoofdweg 88, Slochteren
  • Brinkslaan 16, Schildwolde

Bestemmingsplan Buitengebied 2012, vastgesteld d.d. 4 april 2013

  • de achterliggende percelen van Brinkslaan 16, Schildwolde
  • geluidszone buitengebied (toevoeging, geen vervanging bestemmingsplan Buitengebied 2012)

Bestemmingsplan Froombosch-Kolham, vastgesteld d.d. 4 juli 2013

  • Knijpslaan 45, Kolham

Bestemmingsplan Steendam, vastgesteld d.d. 4 juli 2013

  • Roegeweg 9, Steendam

1.3 Leeswijzer

In vervolg op dit inleidende hoofdstuk wordt in Hoofdstuk 2 verder ingezoomd op het plangebied. Hierbij zal na een algemene historische beschrijving ingegaan worden op de huidige ruimtelijke en functionele kenmerken van de onder 1.2.1 genoemde percelen.

Hoofdstuk 3 vormt een overzicht van het beleidskader dat als bovenliggend toetsingskader valt aan te merken. De (milieu)onderzoeken die ten grondslag liggen aan het plan worden in hoofdstuk 4 toegelicht. In hoofdstuk 5 wordt aangegeven op welke manier de opgestelde beleidsregels zijn verwerkt in het plan. In dit zelfde hoofdstuk wordt ook ingegaan op de doorvertaling van ruimtelijke thema's uit het provinciaal beleid (POP en omgevingsverordening). Hoofdstuk 7 beschrijft de financiële consequenties van het plan en geeft een toets weer of het plan economisch uitvoerbaar is. Tenslotte wordt in hoofdstuk 8 het verloop van de voorbereidende procedure weergegeven.

Hoofdstuk 2 Gebiedsverkenning

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt eerst ingegaan op de (historische) ontwikkeling van het grondgebied van Slochteren en vervolgens ingezoomd op het plangebied. Deze inventarisatie is gesplitst in een ruimtelijke en een functionele analyse per perceel.

2.2 Historische ontwikkeling

2.2.1 Gemeente

De gemeente Slochteren beslaat een groot deel van de streek 'Duurswold'. Het Duurswold heeft zijn naam te danken aan het karakter dat het vroeger bezat. Er was sprake van lage gronden waarop struiken en bomen elkaar afwisselden. Het gebied werd ook wel de Zevenwolden genoemd, naar de zeven concentraties die op de zandrug waren ontstaan. De streek behoort tot de laagste delen van de provincie. Vroeger stroomde het water van de hogere klei- en zandgronden hier naar toe en ontstonden er meren. Het huidige Schildmeer is hiervan nog een overblijfsel. Bewoning ontstond op de hogere, drogere zandrug in het Duurswold. Het huidige bewoningspatroon is nog steeds op deze rug, die loopt van Ruischerbrug (via Harkstede, Slochteren en Siddeburen) naar Wagenborgen, gesitueerd. Door deze concentratie van bebouwing is een groot deel van het open buitengebied. Buiten de lintbebouwing liggen slechts enkele bebouwingsconcentraties, waaronder Overschild en Tjuchem vallen.

2.2.2 Kolham

Vanuit het bebouwingslint op de zandrug werd vanaf de Middeleeuwen veen afgegraven onder leiding van kloosters en door particulieren. De dorpsstructuur van Kolham wordt bepaald door de ontstane strokenverkaveling begrensd door de van oorsprong natuurlijke wateren (Scharmer Ae, Slochter Ae en Siepsloot). Ten oosten en westen van Kolham was sprake van natte vervening. De vrijkomende petgaten werden na verlanding weer in cultuur gebracht. In de 18e eeuw werden veel landerijen verkocht aan boeren. Grote delen werden toen ontgonnen en definitief in cultuur gebracht. Met de ontginning werd ook een zekere mate drooglegging gerealiseerd door bemaling met windmolens. Hierdoor werd bewoning op grotere schaal mogelijk. Na landbouwers kwamen ook middenstanders, ambachtelijke bedrijven, horeca en burgerbewoning in Kolham. Nabij de kerk van Kolham vond een lichte concentratie van bebouwing plaats. Door de economische crisis rond 1930 gingen veel agrarische bedrijven failliet. Daarnaast werd met de invoering van arbeidsbesparende methoden en toenemende mechanisatie ook het aantal werkenden in de agrarische sector kleiner. Werkgelegenheid werd in andere gemeenten en andere sectoren gezocht, veelal in de handel en industrie. Na de Tweede Wereldoorlog vond er in de omgeving van Kolham een uitbreiding van de woonbebouwing plaats. De uitbreiding concentreerde zich ten noorden van het dorp (omgeving Eikenlaan). Daarnaast werden de Rengerslaan en de Knijpslaan in deze periode verder bebouwd.

2.2.3 Schildwolde

Schildwolde is als agrarische nederzetting ontstaan op de pleistocene zandrug, welke tussen de stad Groningen en het dorp Wagenborgen opduikt uit het omringende laagveengebied dat bekend staat als het Duurswold.

Schildwolde maakt deel uit van het lint, welke wordt gevolgd door de Hoofdweg, die - de natuurlijke ondergrond volgend - licht slingert. Dwars hierop leiden veel onverharde landbouwontsluitingswegen en -lanen, parallel aan de verkavelingsrichting, het land in. De geschiedenis van Schildwolde gaat in ieder geval terug tot het jaar 1204.

Het kruispunt van de Meenteweg en Hoofdweg bij de Juffertoren kan als dorpskern van Schildwolde worden beschouwd. De ruimtelijke ontwikkeling van Schildwolde heeft zich beperkt tot de lintbebouwing langs de Hoofdweg, Schildwolderdijk en Meenteweg, aangevuld met naoorlogse woningbouw in het gebied tussen deze drie wegen.

2.2.4 Slochteren

Slochteren is een wegdorp dat in de middeleeuwen is ontstaan op de zandrug van Duurswold, nabij lage veenlanden. Ruimtelijk gezien maakt het onderdeel uit van het lint dat zich uitstrekt van Ruischerbrug tot Wagenborgen. Het dorp is ontstaan als ontginningsnederzetting.

De oudste dorpskern is in het zuiden rond de dertiende eeuwse kerk ontstaan. Noordelijker is bij de in de zestiende eeuw gestichte Fraeylemaborg een tweede kern gegroeid. In de loop van de achttiende en negentiende eeuw zijn deze twee streken met elkaar versmolten.

Tot de jaren vijftig was de bebouwing voornamelijk gesitueerd langs het lint en de aanpalende dwarslinten. Naoorlogse uitbreidingen zijn van dit patroon afgeweken. In de jaren vijftig en zestig zijn parallel aan het lint in Slochteren (tussen de Hoofdweg en de provinciale weg) nieuwe straten aangelegd. In de jaren zeventig en tachtig is Slochteren uitgebreid met een woonwijk tussen de Schildwolderdijk, Slochterdiep en Hoofdweg.

De dorpskern van Slochteren wordt gevormd door monumentale panden, waaronder de Fraeylemaborg, het (toekomstige) erfgoedplein en de Slochterhaven.

2.2.5 Steendam

Tussen Appingedam en Siddeburen ligt aan de Damsterweg het dorp Steendam, een
belangrijk watersport- en recreatiecentrum aan het Schildmeer. Het Schildmeer was
een deel van het Woldjermeer. Door dit merengebied liep de weg, die vroeger iets
westelijker moet hebben gelegen, ongeveer naast de Schipsloot. Een strook grond ten oosten deze sloot heet nu nog Oudeweg. Ter hoogte van Steendam is de weg zo
drassig geweest, dat men hier een stenen dam heeft aangelegd. Vermoedelijk is
hierdoor de naam Steendam ontstaan.


Het Schildmeer en de omringende polders maken deel uit van het overgangsgebied
tussen de dekzandgronden en de zeekleigronden. Deze 'lage landen' zijn ontgonnen in de 18e eeuw, daarvoor was het een grillig en moeilijk toegankelijk gebied. Het Schildmeer was aan de zuidzijde groter en lag dichter bij Hellum. Rond 1830 is het dorp Steendam voor het eerst te zien op landkaarten. Het dorp bestaat dan uit een kleine groep huizen. De meeste woningen in het dorp zijn geconcentreerd langs de Damsterweg. Uit de cijfers van het centraal bureau van de statistiek (CBS) blijkt dat de woningvoorraad in Steendam bestaat uit 133 woningen.

2.3 Ruimtelijke en functionele analyse

2.3.1 Hoofdweg 9, Slochteren

Op het perceel was in het verleden de Hubo bouwmarkt gevestigd. Deze is in 2013 verplaatst naar het bedrijventerrein aan de Korenmolenweg. In het Bestemmingsplan Slochteren-Schildwolde heeft het perceel de bestemming 'Gemengd-3' gekregen.

In de toekomst zal Staatsbosbeheer zich waarschijnlijk in de boerderij gaan vestigen. De losstaande schuur zal gebruikt gaan worden door de Stichting Fraeylemaborg voor culturele activiteiten en tentoonstellingen. Het plein zal opnieuw worden ingericht. Op het plein zullen een drietal follies worden geplaatst door de Stichting Fraeylemaborg en er zullen in de toekomst diverse activiteiten plaatsvinden, zoals een streekmarkt.

Achter op het perceel zijn twee kleine stukjes die van bestemming zullen 'ruilen'. Het stukje grond achter het perceel Hoofdweg 11 (sectie P, nr. 1967) heeft per abuis de enkelbestemming 'Wonen-1B' gekregen terwijl het onderdeel uit maakt van het perceel Hoofdweg 9 en het de enkelbestemming 'Gemengd-3' had moeten krijgen. Het andere stukje grond helemaal achter op het perceel betreft een 'overhoekje' (sectie , nr. 1817 (ged)). Het heeft de enkelbestemming 'Gemengd - 3' gekregen terwijl het, gelet op de toekomstige terreininrichting, logischer zou zijn om de erfgrens recht te trekken en het stukje grond de enkelbestemming 'Wonen-1B' te geven. Op dit gedeelte van het perceel zullen de parkeerplaasten worden gerealiseerd voor Staatsbosbeheer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0040.bp00038-41vg_0001.jpg"

2.3.2 Hoofdweg 58, Slochteren

Bij de herziening van het bestemmingsplan worden de volgende zaken aangepast:

  • Woonhuis

Aan het woonhuis met aangrenzende bedrijfsgedeelte (de boerderij) wordt een bestemming 'Gemengd-2' toegekend. Deze bestemming maakt wonen eventueel in combinatie met lichte (niet-agrarische) bedrijvigheid mogelijk. Deze bestemming sluit goed aan bij het gemengde karakter van de lintbebouwing langs dit deel van de Hoofdweg.

  • Agrarische bouwmogelijkheden

De bestaande loods behoudt een (aangepaste) agrarische bestemming: 'Agrarisch - Opslag'. Het bouwvlak is daarbij aangepast zodat er voldoende bebouwingsruimte overblijft voor de eigenaar om de oogst van cultuurgronden in Slochteren in op te slaan. Hierbij is minimaal de bestaande afstand van 26 meter tussen de loods en de (woon)boerderij aangehouden. Vanwege het intrekken van de bouwvergunning voor de uitbreiding van de bewaarplaats, wordt de grens van het bouwvlak langs de noordoostzijde van de loods ook een stukje ingeperkt. De noodzaak om tot de perceelsgrens te bouwen is niet meer aanwezig. In de nieuwe situatie wordt 3 meter tot de zijdelingse perceelsgrens aangehouden, zodat er nog een beperkte uitbreidingsruimte overblijft. Deze begrenzing aan de noordoostzijde sluit aan bij de situatie zoals destijds is vastgelegd in het (vervallen) bestemmingsplan 'Slochteren kern' (vastgesteld in 1985). Ook aan de zuid- en oostzijde is er nog een kleine uitbreidingsruimte van de loods, bedoeld voor ondergeschikte bouwkundige aanpassingen. Voor een functionele uitbreiding van de bebouwing buiten het bouwvlak is een 'persoonsgebonden' afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Deze bevoegdheid wordt dan alleen toegepast als de bedrijfseconomische noodzaak voor uitbreiding door familie Holtjer wordt aangetoond.

  • Gebruiksregels

Het bedrijfsmatig houden van dieren wordt in de gebruiksregels uitgesloten. Het gebruik van het perceel als bedrijfsmatige paardenhouderij wordt daarbij ook geschrapt.

  • Paardenbak

De bestaande paardenbak kan als zodanig in stand blijven en krijgt een aanduiding 'paardenbak' op de verbeelding. Uitsluitend hobbymatig gebruik is daarbij toegestaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0040.bp00038-41vg_0002.png"

2.3.3 Roegeweg 9, Steendam

Aan de noordwestzijde heeft een stukje van camping "de Otter" in Steendam bij de actualisering van het bestemmingsplan de bestemming "groen" gekregen. In dit verzamelbestemmingsplan krijgt dit deel weer de recreatiebestemming (zonder bouwvlak).

afbeelding "i_NL.IMRO.0040.bp00038-41vg_0003.jpg"

2.3.4 Hoofdweg 239 en 241, Slochteren

Het huidige bestemmingsplan biedt nog de mogelijkheid voor de bouw van een woning op een perceel dat nu nog behoort tot Hoofdweg 241. De eigenaar wil graag van de bouwmogelijkheid gebruik maken maar de toekomstige woning naast de bestaande garage achterop het perceel bouwen. Op deze manier kan de huidige tuin (inclusief monumentale boom) behouden blijven.

Hoewel er over het algemeen terughoudend wordt omgegaan met het verschuiven van een bouwvlak wordt er met dit verzoek meegewerkt omdat:

  • het verplaatsen van het bouwvlak goed past in de stedenbouwkundige structuur van dit deel van het lint;
  • de monumentale boom gespaard kan blijven;
  • het verplaatste bouwvlak op een goede manier kan worden ingepast, op voldoende afstand van naastgelegen percelen;
  • het bouwplan is gebaseerd op duurzaamheidsprincipes.

Het bouwvlak van de bestaande woning blijft ongewijzigd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0040.bp00038-41vg_0004.png"

2.3.5 Brinkslaan 16, Schildwolde

Een deel van het plangebied ligt in het bestemmingsplan Slochteren-Schildwolde en heeft de bestemming 'Wonen-1A' met de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie-2' en het andere (achterste) deel ligt in het bestemmingsplan Buitengebied 2012 en heeft de bestemming 'Agrarisch met waarden'.

De eigenaar van het perceel wil graag een 'Educatief Centrum met recreatie' vestigen aan de Brinkslaan 16 in Schildwolde. Hij wil scholen de mogelijkheid geven om in elk van de seizoenen in groepsverband aan activiteiten deel te nemen die bij zo'n seizoen horen, een schooltuin te hebben en gezamelijk activiteiten op te zetten. Hij wil kinderen kennis laten maken met de 'tijd van toen' en het leven op het platteland vanaf zo'n honderd jaar geleden. Ook voor de oudere kinderen wil hij educatieve thema's opzetten. Op het perceel zullen een roosmolen, een tuinkas en een oievaarsnest worden geplaatst. In de toekomst wil hij tevens een bed & breakfast, een theeschenkerij en een (kleine) boerderijwinkel gaan realiseren.

De percelen blijven de bestaande bestemmingen 'Wonen-1A', 'Agrarisch met Waarden' en de archeologische dubbelbestemming behouden. Op onderdelen zullen de bestemmingen worden aangepast/aangevuld om de plannen van verzoeker mogelijk te maken. In planologisch opzicht houdt het perceel hierdoor overwegend een woonkarakter. De activiteiten vinden met name plaats in de bestaande bebouwing. Er wordt geen bebouwing toegevoegd. Het verkeer voor het adres is vergelijkbaar met een groot huishouden. Het gaat om een kleinschalig initiatief dat geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de Brinkslaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0040.bp00038-41vg_0005.jpg"

2.3.6 Knijpslaan 45, Kolham

Dit deel van de Knijpslaan kent van oudsher een menging van functies. Wonen, detailhandel en bedrijvigheid wisselen elkaar af. Er is sprake van een gemengd lint. Het perceel heeft nu een volledige bedrijfsbestemming, waarbij de bestaande woning als bedrijfswoning is toegestaan.

De eigenaar zal het perceel splitsen, waarbij het zuidelijke deel de lichtere gemengde bestemming krijgt inclusief de woning. Het noordelijk deel behoudt de bedrijfs- bestemming. Ook de detailhandel 'non-food' blijft binnen deze bestemming mogelijk. Op dit moment is het pand ingedeeld en bestemd voor 1 groot bedrijf. De specifieke aanduiding 'timmerbedrijf en detailhandel in meubels en woonartikelen' wordt verwijderd zodat het perceel meer mogelijkheden krijgt. Op deze manier is eenvoudiger om enkele kleine bedrijven te huisvesten.

Planologisch gezien ontstaat er een verbetering. Het zuidelijk deel krijgt een lichtere bestemming. De ruimtelijke invloed zal hierdoor kleiner zijn. De toegestane milieucategorieën worden voor dit deel beperkt. De toegestane milieucategorieën voor het noordelijk deel blijven gelijk ten opzichte van de huidige situatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0040.bp00038-41vg_0006.jpg"

2.3.7 Hoofdweg 88, Slochteren

De Hoofdweg kent van oudsher een menging van functies. Wonen, detailhandel, dienstverlening en agrarische bedrijvigheid wisselen elkaar af. Er is sprake van een gemengd lint. Het perceel heeft nu een maatschappelijk bedrijfsbestemming, waarbij één bedrijfswoning is toegestaan. Dit voormalige schoolgebouw is in gebruik als bedrijfsverzamelgebouw. Hier zijn onder andere een consultatiebureau en thuiszorgorganisatie gevestigd geweest. Op dit moment staat het pand te koop en is er verzocht om de 'gemengde bestemming'. Dit geeft meer mogelijkheden voor allerlei dienstverlenende bedrijven.


Ruimtelijk gezien verandert er niet zoveel op het perceel. Het pand is al jaren in gebruik als een bedrijfsverzamelgebouw voor maatschappelijke dienstverlening. De gebruiksmogelijkheden worden nu iets breder, doordat nu ook zakelijke dienstverlening en lichte bedrijvigheid (enkele bedrijven uit milieucategorieën 1 en 2) zijn toegestaan. Ook zal er in plaats van één bedrijfswoning in het gebouw één burgerwoning mogelijk zijn. Dit is planologisch goed passend bij de geplande functies met een ruimtelijke geringe invloed.

afbeelding "i_NL.IMRO.0040.bp00038-41vg_0007.jpg"

2.3.8 Geluidszone Buitengebied

In dit plan zijn twee delen van geluidscontouren 'geluidzone - industrielawaai' opgenomen nabij het afrittenstelsel van de N387. De westelijke 50 dB geluidzone hoort bij het bedrijventerrein Martenshoek/ Foxham in de gemeente Hoogezand-Sappemeer. De oostelijke zone 50 dB geluidzone hoort bij de scheepswerf Coops, in Sappemeer. De uitwaartse milieuzonering van de scheepswerf (de geluidzone) en het bedrijventerrein Martenshoek/ Foxham heeft geen invloed op het plangebied omdat er geen gevoelige objecten zijn toegestaan binnen de zone op grondgebied van Slochteren.

 afbeelding "i_NL.IMRO.0040.bp00038-41vg_0008.png"

Hoofdstuk 3 Planologisch beleidskader

3.1 Europees beleid

3.1.1 Wet op de Archeologische Monumentenzorg

Begin 1992 ondertekende Nederland het Verdrag van Valletta (Malta). Daarna heeft de rijksoverheid beleid ontwikkeld voor een zorgvuldige omgang met het archeologisch erfgoed. Het uitgangspunt is het behoud van archeologische waarden “in situ” (ter plekke; in de bodem).

In 2007 heeft het verdrag zijn neerslag gekregen in de Nederlandse wetgeving. Op 1 september van dat jaar trad de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) in werking. In samenhang daarmee werden ook de Monumentenwet 1988 en drie andere wetten aangepast.

De Monumentenwet (1988) regelt de bescherming van het archeologisch erfgoed en de inpassing van archeologische waarden in de ruimtelijke ordening. De regelt onder meer dat een initiatiefnemer onderzoeken betaalt die nodig zijn als zijn initiatief archeologische waarden verstoort. Onder dat onderzoek valt het hele archeologisch proces zoals beschreven in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) of een daarop gebaseerd Programma van Eisen (PvE).

Ook regelt de wet dat overheden archeologische waarden moeten laten meewegen in ruimtelijke planprocedures. Omdat de invulling van ruimtelijke plannen vooral een gemeentelijke taak is, zijn gemeenten, zoals de wetgever het heeft beoogd, de belangrijkste speler in het 'archeologische' veld geworden. De gemeenten zijn verplicht om het archeologisch bodemarchief te beschermen en daarvoor passend archeologiebeleid te formuleren.

De gemeente Slochteren heeft een archeologische beleidskaart en -nota laten opstellen. Die geven voor de hele gemeente weer in hoeverre archeologische waarden worden verwacht, de zogenaamde de archeologische verwachtingswaarde. In de paragraaf 'Archeologie en Cultuurhistorie' gaan wij nader op dit beleid in.

3.1.2 Ecologie

Sinds 1979 geldt de Europese Vogelrichtlijn. Die bevat een lijst van vogelsoorten waarvan het leefgebied (habitat) of het overwinteringsgebied beschermd moet worden. Die gebieden vormen de zogenaamde Speciale BeschermingsZones (SBZ).

Sinds 1992 geldt ook de Habitatrichtlijn. Die bevat een lijst met andere dier- en plantensoorten waarvan de habitats ook beschermd moeten worden. Ook hiervoor zijn SBZ's aangewezen.

De Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn zijn in Nederland uitgewerkt in de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet. De Flora- en faunawet regelt de soortenbescherming, de Natuurbeschermingswet regelt de gebiedsbescherming van de SBZ's.
Op Europees initiatief zijn de beschermde natuurgebieden (de SBZ's op grond van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn) bijeengebracht in een netwerk: Natura 2000. Slochteren kent geen Vogelrichtlijngebieden en Habitatrichtlijngebieden en dus ook geen Natura 2000-gebieden. De dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden zijn de Waddenzee, het Zuidlaardermeergebied en het Leekstermeergebied.

Naast de SBZ's wijst de Natuurbeschermingswet de beschermde natuurmonumenten en wetlands aan die niet vallen onder de Vogelrichtlijn of de Habitatrichtlijn. De noordoever van het Schildmeer is aangewezen als beschermd natuurmonument.

Nederland kent daarnaast op nationaal niveau de Ecologische hoofdstructuur (EHS), een netwerk van bestaande en nieuwe natuur. Doel is een samenhangend en robuust natuurnetwerk. Daarvoor wordt nieuwe natuur toegevoegd en worden waar nodig verbindingen gelegd. De EHS is daarmee groter en fijnmaziger dan het Natura 2000-netwerk. De Habitatrichtlijngebieden vallen geheel in de EHS en de Vogelrichtlijngebieden gedeeltelijk. De EHS is vooral uitgewerkt in het provinciaal beleid, in de provinciale omgevingsplannen en de provinciale omgevingsverordeningen.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 AMvB Ruimte

Op 17 december 2011 heeft het kabinet de AMvB Ruimte vastgesteld. De officieel naam van het besluit is overigens Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).

Voor de overzichtelijkheid van het beleid is gekozen voor één AMvB voor alle deelaspecten van ruimtelijke ordening en infrastructuur. Daar waar sprake is van beleidsdoelen die gelijkwaardig worden geborgd is daarvoor gekozen. Daarbij wordt ingezet op nationale regels voor onder andere zuinig ruimtegebruik, bescherming van kwetsbare gebieden en bescherming van het land tegen overstroming en wateroverlast. De inhoud van de Algemene Maatregel van Bestuur moet worden verwerkt in plannen van lagere overheden zoals structuurvisies en bestemmingsplannen van provincies en gemeenten.

In 2012 is het Barro uitgebreid en aangepast.

3.2.2 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is vastgesteld op 13 maart 2012. De SVIR vervangt verschillende oudere nota’s zoals de Nota Ruimte, de Nota Mobiliteit, de agenda Landschap en de agenda Vitaal Platteland. De SVIR bevat een aantal elementen die het jaar ervoor eigenlijk al geregeld waren in de AMvB Ruimte.

Het Rijk doet een stapje (verder) terug en laat meer over aan burgers, bedrijven en andere overheden. Het Rijk ziet zijn rol vooral in het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van belangen van Nederland als geheel. Het Rijk concentreert zijn bemoeienis op deze nationale belangen, hetzij via het planningsstelsel, hetzij via concrete uitvoeringsprogramma's en -projecten.

Het Rijk heeft 13 Nationale belangen gedefinieerd:

  • 1. een excellente ruimtelijk-economische structuur met een aantrekkelijk vestigingsklimaat en een goede internationale bereikbaarheid van stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren; de regio Groningen-Eemshaven-Delfzijl is daarbij aangemerkt als stedelijke regio met een concentratie in de sectoren chemie en energie (Energyport);
  • 2. ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en energietransitie;
  • 3. ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
  • 4. efficiënt gebruik van de ondergrond;
  • 5. een robuust hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen;
  • 6. betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem;
  • 7. het instandhouden van het hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen om het functioneren van het mobiliteitssysteem te waarborgen;
  • 8. verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
  • 9. ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling;
  • 10. ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
  • 11. ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten;
  • 12. ruimte voor militaire terreinen en activiteiten;
  • 13. zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.


Op de kaart van de nationale ruimtelijke hoofdstructuur komen binnen de gemeente Slochteren de volgende elementen voor:

  • hoofdnetwerken voor personen- en goederenvervoer (waaronder buisleidingen);
  • energie en natuur;
  • ondergrond;
  • ruimte voor militaire activiteiten;
  • waterveiligheid;
  • milieukwaliteit (lucht, bodem, geluid, bodem, water en externe veiligheid);
  • bescherming van werelderfgoed.


Het Rijk vindt dat het roer om moet in de gebiedsontwikkeling. De daadwerkelijke vraag van bewoners, bedrijven en organisaties moet leidend worden. Om een zorgvuldig gebruik van schaarse ruimte te bevorderen, wordt een ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Dat betekent: eerst kijken of er vraag is naar een nieuwe ontwikkeling, vervolgens kijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt en, mocht nieuwbouw echt nodig zijn, altijd zorgen voor een optimale bereikbaarheid voor meerdere vormen van transport.

Met dat als algemene richtlijn laat het Rijk laat de concrete keuzes in het verstedelijkings- en landschapsbeleid over aan provincies en gemeenten. Provincies en gemeentes krijgen daarmee meer bewegingsvrijheid op het gebied van ruimtelijke ordening.

In de SVIR staan verder de plannen voor ruimte en mobiliteit. Zo beschrijft het kabinet in welke infrastructuurprojecten zij de komende jaren wil investeren. En op welke manier de bestaande infrastructuur beter benut kan worden.

3.2.3 Structuurvisie Buisleidingen

Op 12 oktober 2012 heeft het Rijk de Structuurvisie Buisleidingen vastgesteld. Dat is een structuurvisie op nationaal niveau voor buisleidingen voor gevaarlijke stoffen. Daarmee wil het Rijk het transport van grondstoffen en chemische stoffen in de toekomst blijven garanderen. Dat is belangrijk voor:

  • industrie en havens in binnen- en buitenland;
  • Nederland als belangrijk knooppunt voor de in- en uitvoer van gas (logistiek knooppunt);
  • de afvang en opslag van het broeikasgas CO2.

In de structuurvisie zijn bestaande en nieuwe buisleidingstraten opgenomen. Bij de ruimtelijke reservering van een buisleidingstraat is waar mogelijk aansluiting gezocht bij bestaande buisleidingen. Het gebruik van buisleidingstraten voorkomt onnodige verspilling van de schaarse ruimte, doordat nu in een strook van 45-70 meter maximaal 15-20 leidingen worden gelegd, terwijl voorheen voor elke leiding een apart tracé werd gekozen. Waar mogelijk gaat men uit van een strook van 70 meter.

De Structuurvisie zal worden uitgewerkt in het Barro. Daarin zal een voorkeurstracé worden gelegd. De gemeente kan daar nog een bepaalde periode van afwijken. Voor die strook moet dan een vrijwaringszone worden opgenomen. De vrijwaringszone moet nieuwe belemmeringen voor de leiding van de leidingen in de zone voorkomen. De vrijwaringszone regelt de leiding nog niet. Om de leidingen daadwerkelijk aan te leggen, moeten die eerst expliciet in het bestemmingsplan worden opgenomen.

Door het plangebied loopt geen aangewezen buisleidingtracé.

3.3 Provinciaal beleid

3.3.1 Provinciaal Omgevingsplan

Op 17 juni 2009 hebben Provinciale Staten het derde Provinciaal Omgevingsplan Groningen (POP) vastgesteld. Daarin is, net als in het tweede POP, gekozen voor concentratie van wonen en werken in de stedelijke centra en centrumdorpen. Deze keuze ondersteunt de centrumfunctie van de steden met bijbehorende voorzieningen, beperkt de ruimteclaims op het landelijk gebied en gaat mobiliteit tegen.

Dit betekent niet dat alle overige dorpen op slot zijn gezet. In dorpen waar de meest wezenlijke voorzieningen nog aanwezig zijn (de zogenaamde “complete dorpen”), kunnen woningen worden gebouwd voor de lokale behoefte, die wordt bepaald door de te verwachten groei van het aantal huishoudens als gevolg van de gezinsverdunning. De grotere kernen in de gemeente (Slochteren/Schildwolde, Harkstede en Siddeburen) behoren tot deze categorie dorpen. Om de leefbaarheid en de lokale voorzieningen in stand te houden, kunnen “complete dorpen” gebaat zijn bij beperkte nieuwbouw.

In de kleinste dorpen mag alleen incidenteel worden gebouwd, bijvoorbeeld om het beeld van dorp of landschap te versterken of voor specifieke doelgroepen, zoals ouderen en gehandicapten. In de kleine kernen van Slochteren is hiervoor nagenoeg geen ruimte.

Ook wat de economische activiteiten betreft, streeft de provincie naar bundeling. Uitgangspunt is de bedrijvigheid te concentreren in de economische kernzones. Het overal laten ontstaan van kleine bedrijventerreinen noemt de provincie niet in het belang van het vestigingsklimaat en de kwaliteit van het landschap. Wel is uitbreiding van bestaande lokale bedrijven(terreinen) mogelijk als het bestaande lokale bedrijfsleven daar duidelijk behoefte aan heeft. Aard, schaal en omvang van terreinen of uitbreidingen moeten zijn aangepast aan de lokale situatie en een relatie hebben met de beeldkwaliteit van de dorpen.

Vanuit dit oogpunt staat de provincie ook positief tegenover de vestiging van kleine bedrijven in waardevolle vrijkomende panden, zoals oude boerderijen. Behoud van het pand en het eigen karakter is daarbij uitgangspunt.

Inmiddels is de provincie bezig met de voorbereidingen voor de opvolger van het Provinciaal Omgevingsplan: de provinciale Omgevingsvisie. Dit plan wordt naar verwachting medio 2015 vastgesteld. Tot die tijd blijft het huidige POP van kracht.

3.3.2 Omgevingsverordening

De provinciale omgevingsverordening (POV) is een beleidsinstrument uit de Wro. De verordening wordt vastgesteld door Provinciale Staten en bevat provinciale beleidsregels waarvan wordt verwacht dat gemeenten deze doorvertalen in hun bestemmingsplannen. In de Groninger omgevingsverordening zijn die onderwerpen opgenomen:

  • 1. waarvoor de provincie in belangrijke mate verantwoordelijk is;
  • 2. die een algemene betekenis hebben;
  • 3. waarvan borging in een ruimtelijk plan mogelijk is;
  • 4. die blijvend moeten worden beschermd of veilig worden gesteld (waarborgfunctie);
  • 5. waarvan borging door middel van eenduidige kaderstelling nodig is (rechtszekerheid).

De verordening richt zich op de thema's milieu, water en ruimte.

Het hoofdstuk Ruimtelijke ordening bevat regels over de inhoud van gemeentelijke bestemmingsplannen, (bepaalde) omgevingsvergunningen en beheersverordeningen. De regels zijn een vertaling van de beleidsintenties uit het POP.
Deze regels hebben onder meer betrekking op de volgende thema's:

  • agrarische bouwpercelen;
  • niet-agrarische functies in het buitengebied (o.a. bedrijven en wonen);
  • bescherming van landschappelijke waarden (open gebieden, groene linten);
  • molenbiotopen;
  • vestiging van detailhandel.

De regels richten zich tot de gemeenten, die verplicht zijn hun bestemmingsplannen hieraan aan te passen. Zolang dit niet is gebeurd, gelden de bestaande bestemmingsplannen. Echter, voor een aantal onderwerpen waaraan de provincie een groot belang hecht, zijn rechtstreeks werkende regels opgenomen (o.a aanleg bedrijventerreinen en plaatsing windmolens).

De laatste wijziging van de Omgevingsverordening provincie Groningen was op 20 maart 2013. Op het vlak van de ruimtelijke ordening is daarbij het nodige aangepast.

3.3.3 Afspraken met Provincie

Brinkslaan 16 in Schildwolde

In een vroeg stadium is al overleg geweest met de Provincie over de plannen van de eigenaar. Ambtelijk heeft de Provincie zich daarbij positief uitgesproken over de plannen. De nieuwe activiteiten educatie, bed & breakfast, boerderijwinkel en theeschenkerij passen, mits het binnen de bestaande bebouwing worden gerealiseerd en de oppervlakte van de winkel ten hoogste 60 m² bedraagt, binnen de Provinciale Omgevingsverordening. De bouw van de kas en de bouw van het gebouwtje waarop de molen staat zijn in strijd met de Provinciale Omgevingsverordening. Voor deze strijdigheid is door de provincie Groningen een ontheffing als bedoeld in artikel 4.4 in samenhang met artikel 1.2 van de Omgevingsverordening op 8 april 2015 verleend.

3.4 Regionaal beleid

3.4.1 Regio Groningen-Assen

Twaalf gemeenten en twee provincies werken sinds 1996 samen in de Regio Groningen-Assen. Zij zien de noodzaak om gezamenlijk op te trekken in de ruimtelijke ontwikkeling.

De provincies en gemeenten kijken daarbij over hun grenzen heen. Het uitgangspunt is dat de steden niet zonder de omliggende regio kunnen, maar de omliggende regio ook niet zonder de steden. De regio wordt beschouwd als was zij één gemeente. Het collectieve belang weegt zwaarder dan de belangen van de individuen. Door samen te werken ontstaan betere kansen voor ontwikkelingen in het hele regiogebied: kansen op goed werk, goed onderwijs, goede voorzieningen en op een goede betaalbare woning in een uitstekende woonomgeving.

De toekomstvisie voor de regio is neergelegd in de Regiovisie. De Regiovisie is een ruimtelijke ontwikkelingsvisie voor de lange termijn. Voor de uitvoering van de regiovisie zijn vier regionale programma's geformuleerd, te weten: Wonen & Verstedelijking, Bedrijventerreinen & Economie, Bereikbaarheid en Regiopark.

De afspraken over de hoofdlijnen van de samenwerking, de organisatie, de uitvoering, de financiële aspecten, de evaluatie, de monitoring en de vervolgactiviteiten zijn vastgelegd in een convenant. Het convenant loopt tot en met 1 januari 2030.

3.4.1.1 Buitengebied in de Regiovisie

Voor het buitengebied van Slochteren is met name het programma Regiopark van belang. Binnen dit programma staat het behoud en ontwikkeling van de groene ruimte (cultuurlandschap) binnen de regio centraal. Het doel is het initiëren en ondersteunen van projecten met een duidelijke toegevoegde waarde voor landschap, natuur en recreatief medegebruik in de regio. Het programma is gericht op samenhang in initiatieven van de overheden en maatschappelijke organisaties in het landelijk gebied.

3.5 Gemeentelijk beleid

3.5.1 Woonplan

Op 27 januari 2011 hebben wij het Woonplan 2010-2020 vastgesteld. Daarin staat de gemeentelijke visie op het wonen en de volkshuisvesting.

Een woonplan was toen niet (meer) verplicht, maar de gemeente Slochteren vond een Woonplan wel nodig. Met het Woonplan 2010-2020 konden en kunnen wij namelijk een goede afweging maken over de locatie van nieuwe ontwikkelingen, het aantal nieuw te bouwen woningen, de doelgroepen waarvoor gebouwd wordt en het tempo waarin gebouwd zou moeten worden.

Het Woonplan bepaalt voor de periode 2010-2020 waar nieuwe woningen kunnen worden gebouwd. Ook staat er in waar herstructurering of transformatie kan plaatsvinden: welke woningen zouden kunnen worden gesloopt en herbouwd. Door transformatie en herstructurering kunnen oude woningen worden vervangen door nieuwe, om te kunnen voldoen aan de huidige normen en eisen. Ook kan worden gebouwd voor nieuwe doelgroepen.
Naast deze kwantitatieve bouwopgave (aantallen) vermeldt het woonplan ook de gewenste woonkwaliteiten. Dat gaat bijvoorbeeld over duurzaam bouwen en leefbaarheid. Dit wordt ook wel de kwalitatieve bouwopgave genoemd.

Het Woonplan is gebaseerd op de toekomstverwachtingen, onder meer bevolkingsprognoses (o.a. leeftijd).
Daarnaast moest het Woonplan rekening houden met een aantal eerder vastgestelde plannen, die ook van invloed zijn op het wonen binnen de gemeente Slochteren. In de Toekomstvisie 2020 hadden wij er al voor gekozen in beginsel alleen te bouwen in de drie hoofdkernen (Harkstede, Slochteren en Siddeburen). Daarbuiten is incidentele woningbouw uitsluitend nog onder bepaalde voorwaarden mogelijk. Voor Slochteren en Siddeburen lagen er ook al gebiedsvisies waarin nieuwe bouwlocaties zijn beschreven. Die locaties zijn in principe richtinggevend voor de locatie van nieuwbouw.

3.5.2 Welstandsnota

Bouwaanvragen (tegenwoordig heten die formeel aanvragen om een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen) worden onder andere beoordeeld op de welstandseisen. Bouwplannen die niet voldoen aan redelijke eisen van welstand worden geweerd.
De welstandseisen staan in de Welstandsnota. Zo is voor alle partijen vooraf duidelijk waaraan een bouwwerk moet voldoen: voor de aanvragers, voor de architect/aannemer, voor de aanwonenden én voor de welstandscommissie.

De Welstandsnota is onderdeel van het integrale ruimtelijke kwaliteitsbeleid en draagt bij aan de schoonheid en aantrekkelijkheid van de gemeente Slochteren. De nota hangt daarom ook nauw samen met de bestemmingsplannen.
Een bestemmingsplan bepaalt of gebouwen of bouwwerken van bepaalde afmetingen op een bepaalde plaats zijn toegestaan. Voor de welstandstoets is dat een gegeven. De welstand kan wel de plaats en de omvang van gebouwen en bouwwerken nader bepalen, maar mag de bouwmogelijkheden in het bestemmingsplan niet frustreren. Daarbij is ook de bedoeling van het bestemmingsplan van belang. Als een bestemmingsplan weinig regelt over de bebouwing, kan de welstand dat verder invullen. Behalve als die vrijheid in het bestemmingsplan juist bedoeld was om veel vrijheid te bieden. Dan is het niet de bedoeling dat de welstand die vrijheid alsnog gaat inperken.

Welstand gaat dus over de omvang en situering van gebouwen en bouwwerken, maar ze gaat ook over de architectuur: vormgeving, verhoudingen, materiaalgebruik, kleurgebruik en dergelijke. Daarbij speelt de relatie met de omgeving een rol.

In dit plangebied geldt de Welstandsnota 2010 (vastgesteld op 18 november 2010).

3.5.3 Toekomstvisie het Land van Slochteren

Op 29 mei 2008 hebben wij de Toekomstvisie vastgesteld. Hierin staat onze visie op Slochteren in 2020. Die is uitgewerkt in een aantal thema's.

Kernbegrippen uit de Toekomstvisie zijn:

  • 1. rechten en plichten, eigen verantwoordelijkheid voor alle partijen: inwoners, maatschappelijk middenveld, ondernemers, partners en overheid;
  • 2. partijen zijn verantwoordelijk voor zichzelf, maar samen ook voor de gemeenschap. Samen staan we sterk;
  • 3. er mogen verschillen zijn: verschillen in voorzieningen, in woonmilieus, in werk- en ontwikkelmogelijkheden. Door die verschillen kunnen we als gemeente ruimte bieden om de eigen verantwoordelijkheid te nemen;
  • 4. variatie in eigenheid (identiteit): het karakteristieke van de dorpen en de mensen is een groot goed. Dat moet behouden en versterkt worden;
  • 5. verder ontwikkelen en versterken van kwaliteiten: de sociale cohesie ofwel noaberschap (nodig voor de ontmoeting), het goede voorzieningenniveau, het prettig wonen. We moeten de ingezette koers doorzetten;
  • 6. kwaliteit gaat voor kwantiteit. Dit geldt zowel voor voorzieningen, ondernemerschap en wonen. Liever betere voorzieningen op één plek dan versnipperde voorzieningen.

De visie is geen structuurvisie in de zin van de Wet ruimtelijke ordening. Een ruimtelijke visie en een kaartbeeld staan er niet in. Er staat niet in hoe de dorpen en straten er straks uit zullen zien. De visie is vooral bedoeld om hoofdlijnen uit te zetten. Op basis daarvan gaan we verder beleid uitwerken.

Dat uitwerken gebeurt onder andere bij de actualisering van bestemmingsplannen.
Het behoud van de functiemenging met kleinschalige bedrijven en woon-werkcombinaties in en bij de dorpen is een belangrijk uitgangspunt in de visie. We proberen daar in de bestemmingsplannen zo goed mogelijk randvoorwaarden voor te scheppen. De verantwoordelijkheid ligt echter bij de ondernemers. Zij moeten het zelf doen. Daarnaast wordt ook toekomstgericht ondernemerschap gestimuleerd.

3.5.4 Landschaps- en groenvisie

Wij hebben in 2000 de Landschaps- en groenvisie vastgesteld. Op basis daarvan is een Basisdocument integraal beheerplan opgesteld dat vervolgens weer uitgewerkt is in een Beheerplan groen Slochteren.

De Groen- en landschapsvisie schetst de gewenste ontwikkelingslijn van de groene ruimte binnen de gemeente. De visie maakt onderscheid tussen de groenstructuur in de kernen en de groenstructuur in het buitengebied.

Het groen in de kernen wordt onderverdeeld in drie typen:

  • het lint (tunnelbos);
  • bossingels en struwelen;
  • groen in de woonomgeving.


In het buitengebied ligt de schaal op landschapsniveau. Wij zetten in op de volgende doelen:

  • vergroten van de herkenbaarheid van het landschap en beschermen van de karakteristieke onderdelen ervan;
  • tot stand brengen ecologische verbindingen, gekoppeld aan het vergroten van de ecologische waarde van de elementen zelf;
  • vergroten mogelijkheden recreatief gebruik;
  • ontwikkelen aantrekkelijke woonmilieus;
  • bieden van mogelijkheden voor nieuwe functies.
3.5.5 Bomen

Onze Algemene Plaatselijke Verordening (APV) kent een kapvergunningstelsel dat waardevolle en monumentale bomen beschermt tegen kap. Beschermd zijn door de gemeente aangewezen waardevolle en monumentale bomen, maar ook bomen die zijn geregistreerd bij de Bomenstichting.

De monumentale bomen die bij de Bomenstichting geregistreerd zijn, krijgen via de bestemmingsplannen nog een extra bescherming. Die krijgen namelijk een aanduiding op de verbeelding. Binnen de aanduiding is voor diverse bedreigende activiteiten een omgevingsvergunning nodig. Bij de vergunningverlening wordt beoordeeld of de boom niet onevenredig wordt aangetast.
Daarmee worden deze bomen ook beschermd tegen indirecte gevaren, zoals beschadiging of verstikking van het wortelgestel. Graven, het aanleggen van funderingen, maar ook uit bouwwerken, verhardingen, ophogingen en dergelijke kunnen de bomen namelijk bedreigen.

Op het perceel Hoofdweg 241 in Slochteren bevinden zich een aantal monumentale bomen. Door het verplaatsen van het (onbenutte) bouwvlak naast de bestaande woning is kap van deze bomen niet noodzakelijk. Eén van de monumentale bomen ligt nu binnen het bouwvlak en na aanpassing van het bestemmingsplan niet meer.

3.5.6 Ecologische basiskaart

Ruimtelijke ontwikkelingen en werkzaamheden kunnen gevolgen hebben voor beschermde en/of bedreigde planten en dieren. De Flora- en faunawet en Natuurbeschermingswet stellen daar regels voor. Ook heeft het toenmalige ministerie van LNV een gedragscode “Bestendig beheer gemeentelijke groenvoorzieningen” opgesteld.

Concrete ontwikkelingen, werkzaamheden en beheer en onderhoud moeten daaraan getoetst worden. Als hulpmiddel daarbij heeft de gemeente Slochteren de 'Ecologische basiskaart en leidraad Slochteren’ opgesteld.

De ecologische basiskaart bestaat uit meerdere kaarten, waarop onder meer de ligging van natuurgebieden en de populaties van soorten zijn aangegeven.
In de bijbehorende leidraad is aangegeven wanneer bepaalde werkzaamheden op het vlak van bouwen (en slopen) en groenbeheer kunnen plaatsvinden.

Er is vooral gekeken buiten de reeds beschermde natuurgebieden. Binnen de natuurgebieden zijn de bijzondere waarden namelijk al beschermd door de planologische status van die gebieden.
De aandacht is vooral gevestigd op bijzondere soorten en waarden uit de Flora- en faunawet die voorkomen in bepaalde typen gebieden, zoals agrarische cultuurgronden, bosgebieden en landschapselementen.

Ruimtelijk worden er vier gebieden onderscheiden:

  • 1. het lint van Harkstede tot Siddeburen;
  • 2. Midden-Groningen;
  • 3. het gebied Luddeweer-Overschild en
  • 4. het overige deel van de gemeente aan weerszijden van het lint.

Het bebouwingslint heeft een relatief lage natuurwaarde en weinig bijzondere soorten, met uitzondering van een aantal vogel- en vleermuissoorten.
De gebieden 3 en 4 zijn hoofdzakelijk agrarisch in gebruik en bezitten met uitzondering van enkele specifieke locaties eveneens lage natuurwaarden. Die specifieke locaties zijn meest in beheer bij natuurbeherende organisaties, zoals Staatsbosbeheer (o.a. De Baggerputten) of een stichting (o.a. De Fraeylemaborg).

De beheerdoelstellingen voor de (gemeentelijke) bermen, oevers en beplantingen staan in het Beheerplan Groen uit 2004.

3.5.7 Nota Duurzaam Slochteren

Op 29 oktober 2009 hebben wij de Nota Duurzaam Slochteren vastgesteld, met het beleid op het gebied van milieu en duurzaamheid. De beleidsvisie sluit aan op de koers in de Toekomstvisie Land van Slochteren.

Voor het thema Buitengebied en recreatie en toerisme zijn de ambities als volgt:

  • Een duurzaam gebruik van het buitengebied, met een balans tussen de verschillende functies en gebruikers. Alleen door de verschillende functies goed op elkaar af te stemmen, kunnen de kwaliteiten van het buitengebied worden benut en behouden.
  • Bestaand beleid voor landschap, groen en water voortzetten en waar nodig of mogelijk aanscherpen.
  • In een duurzaam buitengebied past geen grootschalig toerisme. Kleinschalig toerisme daarentegen sluit uitstekend aan bij de structuur van het buitengebied en bij de verschillende functies in het buitengebied.
  • Kansenbeleid voor het kleinschalig toerisme verankeren in het bestemmingsplan.
  • Stimuleren van kleinschalig toerisme; andere vormen van duurzaam ondernemen inbrengen in Vitaal Platteland.
  • Aanleggen en verbeteren van fiets-, wandel en vaarmogelijkheden.
3.5.8 Gemeentelijk cultuurbeleid

Wij hebben op 20 december 2012 het cultuurbeleid vastgesteld voor de periode 2013-2016. De cultuurnota – onder de naam ‘Syncope’ - beschrijft de ambities voor de komende jaren op het gebied van kunst en cultuur. Vanuit de gedachte dat cultuur een belangrijke bijdrage levert aan een aantrekkelijk woon-, werk- en leefgebied, kiezen wij expliciet voor méér samenhang met andere beleidsterreinen. Ook de beperkte financiële middelen spelen daarbij een rol.
Kunst en cultuur in al hun verschijningsvormen maken de kwaliteit van onze gemeente zichtbaar en voelbaar. Cultuur verbindt mensen. De eigenheid van een gemeenschap komt tot uitdrukking in lokale culturele evenementen, vaak geworteld in een lange traditie.
Wij zien het cultuurbeleid als een onderdeel van de gebiedsmarketing: het verhaal van het Land van Slochteren. Daarbij past ook een respectvolle omgang met cultureel erfgoed en met de monumenten in onze gemeente. Kenmerkende elementen als de borg, oude en jonge monumenten en culturele evenementen versterken het beeld van Slochteren als een gemeente waar het goed wonen, werken en recreëren is. Zo vergroten we de aantrekkingskracht voor nieuwe bedrijven, ondernemers en inwoners en investeren we in de economische ontwikkeling van de gemeente. Daarbij geven we ruimte voor eigen initiatief en verantwoordelijkheid, ook in het cultuurbeleid. We bevorderen cultureel ondernemerschap. Creatieve relaties binnen het culturele domein, maar ook tussen cultuur en andere aspecten van de samenleving worden aangemoedigd.

3.5.9 Geluidsplan

Op 15 november 2010 hebben wij het Geluidsplan vastgesteld. Daarin hebben wij aangegeven hoe wij met het onderwerp geluidhinder willen omgaan. De gemeente heeft diverse verantwoordelijkheden en bevoegdheden op het terrein van het geluid. De gemeente neemt besluiten over bedrijfsactiviteiten, industriële installaties, horeca en wegverkeer, maar ook over tijdelijke activiteiten zoals evenementen. Bij dit soort plannen beoordeelt de gemeente welke geluidsbelasting en -hinder acceptabel is en of er in redelijkheid maatregelen getroffen kunnen worden. Bij de afweging over de toelaatbare geluidsbelasting spelen de volgende zaken een rol:

  • de mate van hinder voor de bewoners in de omgeving;
  • in aanmerking komende maatregelen om de geluidsbelasting te verminderen;
  • de kosten van de maatregelen;
  • het economisch of maatschappelijk belang van de activiteit.

Het resultaat van de afweging is een geluidsnorm. Wij willen ook nadrukkelijk rekening houden met de effecten op de gezondheid. Daarom zullen wij waar nodig behalve geluidsnormen ook voorwaarden stellen aan plannen en activiteiten.

Het geluid heeft een bijzondere relatie met de ruimtelijke ordening. Het geluid neemt immers af met de afstand tot de geluidsbron. In bestemmingsplannen moeten wij daarom ook altijd rekening houden met het onderwerp geluidhinder. Aan de ene kant omdat het een wettelijke verplichting is vanuit de Wet geluidhinder. Aan de andere kant ook los van die wet. Wij moeten immers beoordelen of er sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Dat geldt bij nieuwe geluidsbronnen in de buurt van woningen en andere gevoelige functies, maar ook omgekeerd: de bouw van nieuwe woningen en geluidgevoelige functies bij bestaande geluidsbronnen.

Het Geluidsplan gaat ook over de autonome ontwikkelingen. Dat zijn de situaties waarbij zich geen nieuwe functies aandienen, maar er wel dingen veranderen. Door toenemend verkeer bijvoorbeeld kan de geluidhinder toenemen.

Het Geluidsplan geeft ons een handvat voor deze situaties. Voor verschillende situaties geeft het plan weer wat u van ons kunt verwachten, maar ook wat wij van u verwachten. Het plan heeft de status van beleidsregel.

3.5.10 Structuurvisies

Wij hebben een aantal structuurvisies vastgesteld. Voor de dorpen Slochteren (en gedeeltelijk Froombosch) en Siddeburen ligt er al enkele jaren een visie. Zo ook voor Steendam en het Schildmeergebied. Voorafgaand aan het actualiseren van het bestemmingsplan Buitengebied is ook een structuurvisie voor het buitengebied opgesteld.

De ontwikkelingen die in dit (verzamel)bestemmingsplan zijn uitsluitend gericht op een aanpassing van bestaande bouw- of gebruiksmogelijkheden en vallen buiten het kader van een structuurvisie.

Hoofdstuk 4 Onderzoeken

4.1 Inleiding

Dit hoofdstuk bevat de resultaten van de verschillende onderzoeken naar de randvoorwaarden voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan en de bijbehorende regelingen. We onderscheiden daarbij de volgende thema's: milieuaspecten, externe veiligheid, luchtkwaliteit, water, archeologie en cultuurhistorie, flora en fauna en civieltechnische aspecten.

4.2 Milieuaspecten

4.2.1 Wegverkeerslawaai
4.2.1.1 Wet geluidhinder

De Wet geluidhinder regelt onder meer hoe geluid van het wegverkeer wordt betrokken bij de vaststelling van bestemmingsplannen. De wet schrijft akoestisch onderzoek voor als er in of bij het plan wegen voorkomen met een zone. In artikel 74 van de Wet geluidhinder is geregeld welke wegen een zone hebben. In het akoestisch onderzoek wordt onder meer gekeken naar de geluidsbelasting op woningen binnen de zone.

De Wet geluidhinder hanteert voorkeursgrenswaarden voor de geluidsbelasting op de gevel van woningen. Als de voorkeurswaarde niet gehaald kan worden, kan een hogere waarde worden vastgesteld. De wet geeft daar criteria voor.
Bij woningen is de voorkeursgrenswaarde 48 dB (decibel). In bepaalde situaties kan een hogere grenswaarde worden toegestaan, tot maximaal 68 dB. Het maximum is daarbij onder meer afhankelijk van:

  • het gebruik (burgerwoning of agrarische bedrijfswoning);
  • de ligging (stedelijk of landelijk gebied);
  • de geluidsbron (nieuwe weg of bestaande weg) en
  • het feit of het gaat om totale nieuwbouw of vervanging van een bestaande woning.

De Nota Wegverkeerslawaai Gemeente Slochteren (WMA, 2008) heeft voor alle situaties in de gemeente de voorkeursgrenswaarden en toelaatbare waarden berekend. Er zijn verkeers- en omgevingsgegevens verzameld. Met behulp van de Standaard rekenmethode I zijn per wegvak de geluidscontouren berekend. De volgende geluidscontouren in beeld gebracht: 48 dB, 53 dB en 58 dB.
Er is rekening gehouden met de aftrek die artikel 110g van de Wet geluidhinder voorschrijft: 2 dB voor wegen met snelheid van 70 km/uur of meer en 5 dB voor de overige wegen.

Plangebied

Binnen het plangebied heeft de Hoofdweg een geluidzone. Deze is niet op de verbeelding aangeduid. De woningen op de percelen 'Hoofdweg 9' en 'Hoofdweg 58' vallen binnen de 48 dB (en/of 53 dB) zone. De bouwvlakken van de woningen langs de Hoofdweg zijn afgestemd op de bestaande situering. De afstand tot de bron kan hierdoor niet toenemen. Alleen bij het plan op perceel Hoofdweg 239/241 ontstaat er een nieuwe situatie doordat het bouwvlak wordt verplaatst. Hierbij neemt de afstand ten opzichte van de bron (de Hoofdweg) toe en wordt in de nieuwe situatie voldaan aan de 48dB contour. Daarnaast liggen delen van de geluidzone van de A7 en N387 in het plangebied.

De ontwikkelingen die mogelijk gemaakt worden in dit plan gaan met name om
bestaande situaties. Het perceel Hoofdweg 88 is een geluidgevoelig object waar een nieuwe bestemming wordt opgelegd. Op dit perceel is nu ook al een woning mogelijk. Indien op het perceel Hoofdweg 88 in Slochteren een bedrijfswoning gerealiseerd gaat worden, dient deze wel te voldoen aan de geluidseisen uit de Wabo en de Bouw- verordening, omdat deze binnen de geluidscontour van de Hoofdweg valt.

4.2.2 Industrielawaai

Binnen het plangebied zijn geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen toegestaan.

In dit plan is een geluidscontour 'geluidzone - industrielawaai' opgenomen in een strook ten noorden van de A7 nabij het afrittenstelsel van de N387. De 50 dB geluidzone hoort bij de scheepswerf Coops in de gemeente Hoogezand-Sappemeer. De uitwaartse milieuzonering van de scheepswerf (de geluidzone) heeft geen invloed op het plangebied omdat er geen gevoelige objecten zijn toegestaan binnen de zone op grondgebied van Slochteren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0040.bp00038-41vg_0009.png"

4.2.3 Bedrijven en milieuzonering

Algemeen

De VNG publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (editie 2009) biedt een handreiking voor de afstemming tussen ruimtelijke ordening en milieu op lokaal niveau.
De publicatie geeft informatie over de milieu- en hinderaspecten van verschillende typen bedrijven. Die aspecten worden weergegeven in scores of in richtafstanden tot hindergevoelige objecten. Op basis van de aspecten worden de verschillende bedrijfstypen gescoord in milieucategorieën. Daaruit volgt een indicatie van de afstand die voor dat type bedrijf worden aangehouden tot woningen of andere gevoelige objecten.
De norm is niet wettelijk verankerd. Het gaat om een richtafstand. Het bestuursorgaan kan met die richtafstand in de hand differentiëren naar omgevingstypen: rustige woonwijk, rustig buitengebied, en gebied met functiemenging (gemengd gebied). Ook de specifieke eigenschappen van het geval doen ter zake, bijvoorbeeld de schaal van de activiteiten. In voorkomende gevallen zal de bestuursrechter de afwegingen van het bestuursorgaan toetsen aan een goede ruimtelijke ordening. Daarbij weegt de VNG-brochure meestal zwaar.

De richtafstand werkt twee kanten op. Nieuwe bedrijvigheid moet voldoende afstand houden tot gevoelige objecten, maar nieuwe woningen moeten ook afstand houden tot bedrijvigheid. Niet alleen het woon- en leefklimaat telt immers. Ook de continuïteit van het bedrijf en de uitbreidingsmogelijkheden moeten worden gewogen.

Naast het afwegingskader van de brochure kunnen ook wettelijke normen van toepassing zijn. Zo heeft een melkveehouderij bijvoorbeeld te maken met de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, het Activiteitenbesluit en/of de Wet geurhinder en veehouderij. Van geval tot geval moet worden beoordeeld hoe eventuele wettelijke normen en de VNG-richtlijn zich tot elkaar verhouden, beide bevatten immers maximum afstanden tot omliggende objecten. In zijn algemeenheid geldt dat in ieder geval aan de wettelijke normen moet worden voldaan. In sommige gevallen kan er uit het oogpunt van een goed woon- en leefklimaat aanleiding bestaan op basis van de VNG-brochure een grotere afstand aan te houden.

4.2.3.1 Hoofdweg 9, Slochteren

De bestemming 'Gemengd-3' komt weliswaar iets dichter bij de woning op het perceel Hoofdweg 11 in Slochteren, maar er kan nog ruimschoots voldaan worden aan de vereiste afstand van 10 meter tot de gevel van de woning. Op het betreffende deel ligt geen bouwvlak. Er is wel al een overkapping aanwezig. In overleg met de nieuwe gebruiker zal deze blijven staan of worden verwijderd. Het stukje grond zal dan als parkeerplaats worden gebruikt.

Het achterste stukje grond krijgt de bestemming Wonen-1B, net als het naastliggende perceel. Dit levert geen belemmeringen op.

4.2.3.2 Hoofdweg 58, Slochteren

De bestemming van de boerderij (met inpandige woning) wijzigt naar 'Gemengd-2'. Hierdoor is de vestiging van lichte bedrijvigheid (milieucategorie 1 en 2), maatschappelijke en zakelijke dienstverlening al dan niet in combinatie met wonen mogelijk. In de huidige situatie wordt de boerderij, naast wonen, gebruikt voor agrarische opslag en het stallen van paarden. Lichte bedrijvigheid past goed in de omgeving die bestaat uit lintbebouwing met woningen en (agrarische) bedrijven. De bestaande afstand tussen de boerderij en de naast gelegen woning van derden is 10 meter. Deze afstand wijzigt niet en is planologisch aanvaardbaar in een 'gemengd gebied'.

Met het afsplitsen van de boerderij van de agrarische bestemming ontstaan er ook 2 bouwvlakken. In de nieuwe situatie wordt het bedrijfsmatig houden van dieren binnen de agrarische bestemming uitgesloten. Het agrarisch bedrijf wordt vanuit de VNG brochure beoordeeld als 'akkerbouwbedrijf' waarvoor een richtafstand van 30 meter ten opzichte van woningen geldt. In de nieuwe situatie is de afstand tussen de bouwvlakken 25 meter. Omdat de omgeving als 'gemengd gebied' wordt aangemerkt is deze afstand aanvaardbaar.

4.2.3.3 Hoofdweg 239 en 241, Slochteren

Het verplaatste bouwvlak (toekomstige Hoofdweg 239) ligt op voldoende afstand van bestaande bedrijven. Er worden er binnen de directe omgeving met dit plan ook geen nieuwe bedrijven mogelijk gemaakt.

4.2.3.4 Brinkslaan 12, Schildwolde

De betreffende percelen behouden de oorspronkelijke bestemmingen 'Wonen-1A' en 'Agrarisch met waarden'. Er wordt een aanduiding met 'educatief centrum' opgenomen op beide bestemmingen. Op de agrarische bestemming komt nog een bouwaanduiding te liggen voor de realisatie van de roosmolen. De afstand tot de dichtsbijgelegen wonning bedraagt 10 meter. De gevraagde activiteiten vormen nagenoeg geen verzwaring voor de omgeving en kunnen voldoen aan de gestelde afstandseisen.

4.2.3.5 Knijpslaan 45, Kolham

Het perceel van de timmerfabriek Kolham wordt gesplitst in twee delen. De bedrijfswoning en een deel van de loods krijgen de bestemming 'Gemengd-1'. De rest van het perceel houdt de bedrijfsbestemming. Ook blijft bij een deel van de bedrijfsbestemming detailhandel mogelijk. Het gaat dan om 'detailhandel non-food'.

Binnen de bestemming 'Gemengd-1' is de vestiging van lichte bedrijvigheid (milieucategorie 1 en 2), maatschappelijke en zakelijke dienstverlening al dan niet in combinatie met wonen mogelijk. Ook is er (kleinschalige) detailhandel mogelijk. Deze bestemming past op grond van de VNG-brochure "bedrijven en milieuzonering" goed in de omgeving van het gemengde lint van de Knijpslaan.

Voor de zwaardere categorieën binnen de bedrijfsbestemming wordt op grond van de VNG-brochure veelal een grotere afstand aanbevolen. De afstand naar woningen van derden wordt in het bestemmingsplan niet kleiner. Het gaat om een bestaande bedrijfsbestemming. Omdat de omgeving als 'gemengd gebied' wordt aangemerkt is de bestaande afstand ruimtelijk aanvaardbaar. Met het splitsen van het perceel ontstaan er 2 bouwvlakken. Per saldo is er geen extra bebouwing mogelijk.

4.2.3.6 Hoofdweg 88, Slochteren

Het perceel krijgt de bestemming 'Gemengd 2'. Bij deze bestemming is de vestiging van lichte bedrijvigheid (milieucategorie 1 en 2), maatschappelijke en zakelijke dienstverlening al dan niet in combinatie met wonen mogelijk. Het gaat dan om maximaal 1 woning voor het hele perceel . Deze bestemming past op grond van de VNG-brochure "bedrijven en milieuzonering" goed in de omgeving van het gemengde lint van de Hoofdweg in Slochteren.

4.2.4 Bodem
4.2.4.1 Bodemkwaliteit

De milieuhygiënische kwaliteit van de bodem behoort te passen bij het huidige of het toekomstige gebruik van de bodem. De bodemkwaliteit mag geen onaanvaardbare risico's opleveren voor de gebruikers van de bodem. Bovendien mag door menselijk handelen de kwaliteit van de bodem niet verslechteren (wettelijke zorgplicht).

Over uitgevoerde bodemonderzoeken en bodemsaneringen is informatie te vinden op de Bodeminformatiekaart (via www.provinciegroningen.nl).

Op de bodeminformatiekaart staat ook informatie over verdachte locaties. Een locatie wordt als verdacht aangemerkt als er in het verleden bedrijfsactiviteiten hebben plaatsgevonden die tot bodemverontreiniging zouden hebben kunnen geleid. Verdachte locaties zijn nog niet onderzocht, zodat niet bekend is of de mogelijke verontreiniging ook daadwerkelijk aanwezig is. Onder verdachte locaties vallen ook slootdempingen en kavelpaden en dammen. Deze drie categorieën staan echter niet op de Bodeminformatiekaart.

Voor de onverdachte percelen in de gemeente Slochteren is de diffuse bodemkwaliteit vastgelegd in de Regionale Bodemkwaliteitskaart provincie Groningen (vastgesteld februari 2014).
De bovengrond (van maaiveld tot 0,5 meter diep) in de woongebieden (dorpskernen en lintbebouwing) voldoet gemiddeld aan de functie Wonen. De ondergrond (van 0,5 tot 2,5 meter diep) voldoet aan de Achtergrondwaarden.
De gemiddelde bodemkwaliteit van zowel de bovengrond als de ondergrond op de onverdachte landbouw- en natuurpercelen voldoen aan de Achtergrondwaarden.

4.2.4.2 Grondverzet

De regels voor hergebruik van grond, bouwstoffen en baggerspecie vallen onder het Besluit bodemkwaliteit. De gemeente Slochteren heeft op basis daarvan de regels voor hergebruik van grond vastgelegd in de Regionale bodemkwaliteitskaart provincie Groningen en de Regionale Nota bodembeheer provincie Groningen (in werking getreden op 27 februari 2014). Hierin is beschreven welke grond waar gebruikt mag worden en welke kwaliteit grond uit een bepaald gebied verondersteld wordt te hebben. Nieuwe toepassingen van grond en bouwstoffen en hergebruik van grond moeten gemeld worden via het landelijk Meldpunt bodemkwaliteit. De perceelseigenaar is uiteindelijk zelf verantwoordelijk voor de bodemkwaliteit van zijn perceel.

4.2.4.3 Bodemtoets

De gemeente voert een bodemtoets uit naar aanleiding van plannen van een initiatiefnemer. Voor diverse activiteiten dienen initiatiefnemers bij de gemeente na te gaan of een actueel bodemonderzoek ingediend moet worden of niet. Die activiteiten kunnen zijn: toekomstige nieuwbouw en uitbreiding van woningen, verbouw van vrijkomende agrarische bebouwing tot woningen, verandering van bedrijfsactiviteiten, vestiging van nieuwe bedrijven of bij sloop- of graafwerkzaamheden.
Uit de bodemtoets komt naar voren of er voldoende informatie beschikbaar is voor de aanname dat de aanwezige kwaliteit van de bodem voldoet aan de eisen voor die activiteiten. Indien nodig moet de aanvrager (extra) informatie leveren, vaak in de vorm van een milieukundig bodemonderzoek.

4.2.4.4 Hoofdweg 9, Slochteren

Op de beide stukje grond die meegenomen worden in dit plan zijn geen bouwactiviteiten gepland. Daarom is het op dit moment niet noodzakelijk om voor deze specifieke stukjes een bodemonderzoek uit te voeren.

4.2.4.5 Hoofdweg 58, Slochteren

Er is geen bodemonderzoek uitgevoerd omdat het plan nu niet voorziet in nieuwbouw en/of uitbreiding van woningen. Daarnaast heeft de verandering van bedrijfsactiviteiten betrekking op het verplaatsen van een deel van de activiteiten (paardenhouderij) en niet op het veranderen. De bestaande akkerbouwactiviteiten worden voortgezet.

4.2.4.6 Hoofdweg 239 en 241, Slochteren

Het te bebouwen perceel (toekomstig Hoofdweg 239, Slochteren), staat nu kadastraal bekend als sectie P nummers 1634, 1242 (deels) en 1243 (deels). Het perceel krijgt een oppervlak van 1.854 m2.

Uitgevoerd bodemonderzoek:

  • Historisch bodemonderzoek Hoofdweg 239 te Slochteren; door Klijn Bodemonderzoek BV; projectnummer 14KL352; 28 oktober 2014. Onderzoek omvat 4 boringen op de toekomstige plek van de woning, waarvan 1 boring in de gedempte sloot.

Uit dit onderzoek komt naar voren dat er geen bedrijfsactiviteiten zijn uitgevoerd op dit perceel. In het verleden lag er een sloot in noordoostelijk-zuidwestelijke richting. Deze sloot is gedempt tot één meter minus maaiveld met gebiedseigen grond is gedempt.

Het perceel waar nu de bestaande woning (Hoofdweg 241) binnen valt is niet in het bodemonderzoek meengenomen. Hier vinden ook geen (planologische) wijzigingen plaats.

4.2.4.7 Brinkslaan 16, Schildwolde

Ter hoogte van de kapschuur is bodemonderzoek verricht. Hier zijn geen bijzonderheden aangetroffen. Voor de rest van het perceel is geen bodemonderzoek uitgevoerd omdat het plan niet voorziet in grote bouwactiviteiten of grondwerken.

4.2.4.8 Knijpslaan 45, Kolham

Het perceel van de timmerfabriek Kolham wordt gesplitst in twee delen. De bedrijfswoning en een deel van de loods krijgen de bestemming 'Gemengd-1'. De rest van het perceel houdt de bedrijfsbestemming. Ook blijft bij een deel van de bedrijfsbestemming detailhandel mogelijk. Het gaat dan om 'detailhandel non-food'.

Er vinden geen bouwactiviteiten of grondwerken plaats. Er is geen bodemonderzoek uitgevoerd omdat het plan nu niet voorziet in nieuwbouw en/of uitbreiding van woningen.

4.2.4.9 Hoofdweg 88, Slochteren

De bestemming van het perceel verandert van 'maatschappelijk' in 'gemengd 2'. Er vinden geen bouwactiviteiten of grondwerken plaats. Er is geen bodemonderzoek uitgevoerd omdat het plan nu niet voorziet in nieuwbouw en/of uitbreiding van woningen.

4.2.5 Plattelandswoning

Op 1 januari 2013 is de Wet plattelandswoningen in werking getreden. De wet behelst een wijziging van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en enkele andere wetten. De planologische status van gronden en opstallen wordt bepalend voor de mate van milieubescherming van de woning. Tot de invoering van de wet was het feitelijk gebruik bepalend. Dat gaf problemen als een bedrijfswoning van het bedrijf werd afgesplitst. Deze kreeg dan als burgerwoning meer bescherming en vormde een belemmering voor het bedrijf. Door zo'n woning expliciet als plattelandswoning te bestemmen gelden voor die woning dezelfde milieukwaliteitseisen voor een agrarische bedrijfswoning behorende bij de inrichting. Ook de positie van agrarische bedrijfswoningen is aangepast.

De nieuwe wet is alleen toepasbaar op (voormalige) agrarische bedrijfswoningen waarvan het agrarische bedrijf nog actief is. Voormalige agrarische bedrijven waarvan het agrarische bedrijf beëindigd is, dienen een “gewone” woonbestemming te krijgen.

De wet is in de Slochter bestemmingsplannen doorvertaald door het opnemen van afwijkingsregels. Daarmee kan in voorkomende gevallen worden afgeweken van het bestemmingsplan om het bewonen van een agrarische bedrijfswoning door een derde mogelijk te maken.

In dit plangebied zijn geen bestaande plattelandswoningen opgenomen.

4.2.6 Milieu Effect Rapportage

Wettelijk kader

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan (of omgevingsvergunning) planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Onderzoek en conclusies

In het plangebied zijn geen activiteiten meegenomen die voorkomen op de C en D-lijst en/of de drempelwaarden overschrijden.

4.3 Externe veiligheid

4.3.1 Wetgeving inrichtingen

Het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) is het wettelijk kader voor risicovolle inrichtingen als het gaat om afstanden tot risicogevoelige objecten. Uitgangspunt is dat personen die ergens langdurig of permanent verblijven geen onevenredig groot risico lopen als er ramp gebeurt.

Kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten

Het BEVI maakt onderscheid tussen twee categorieën risicogevoelige objecten: kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten.
Dit onderscheid is gebaseerd op maatschappelijke opvattingen over welke groepen mensen in het bijzonder moeten worden beschermd. Daarnaast spelen ook het aantal personen en de verblijfsduur een rol.

Het BEVI geeft geen harde definities van kwetsbaar of beperkt kwetsbaar. Het noemt enkele categorieën kwetsbare objecten, met daarbij voorbeelden. Er kan bijvoorbeeld worden gedacht aan woningen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, scholen, kinderopvang, grote kantoren, hotels en winkelcomplexen en grote kampeer- en recreatieterreinen. Beperkt kwetsbare objecten zijn volgens het besluit in ieder geval verspreid liggende woningen, dienstwoningen van derden, kleinere kantoren, hotels, winkels, bedrijfsgebouwen, sporthallen, zwembaden, overige sport- en kampeerterreinen en objecten van hoge infrastructurele waarde zoals elektriciteitscentrales.

Plaatsgebonden risico en groepsrisico

Het BEVI onderscheidt twee vormen van risico: het plaatsgebonden risico en het groepsgebonden risico.

  • 1. Het plaatsgebonden risico (PR) is een maat voor het overlijdensrisico van één persoon op een bepaalde plaats in de omgeving van een ongeval. Het maakt niet uit of daar echt personen aanwezig zijn.

Het plaatsgebonden risico is gedefinieerd als:
de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een bepaalde plaats in de omgeving van een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval met een gevaarlijke stof.

Het plaatsgebonden risico laat zich goed vertalen op een kaart. De verschillende punten in de omgeving met hetzelfde risico worden verbonden en zo ontstaat een contour. Zo wordt op de kaart een gebied met een bepaald risico aangegeven.

Voor kwetsbare objecten geldt een zogenaamde grenswaarde: een kans van 10-6 per jaar. Die mag niet worden overschreden.
Voor beperkt kwetsbare objecten is de kans van 10-6 een zogenoemde richtwaarde. Als het risico groter wordt, moet dat goed gemotiveerd worden.

  • 2. Het groepsrisico (GR) is de kans per jaar dat een groep van bijvoorbeeld 10, 100 of 1000 personen tegelijk slachtoffer wordt van een ongeval met gevaarlijke stoffen.

Het groepsrisico is niet een vast getal, maar wordt uitgezet in een grafiek. Die geeft een curve waarin de kans op een bepaald aantal doden is af te lezen: zoveel kans op één dode, zoveel kans op twee doden en zo verder.

Het groepsrisico geeft inzicht in de eventuele maatschappelijke ontwrichting. Daardoor kan er bewuster worden omgegaan met risico's.

Het groepsrisico kan op twee manieren toenemen:

  • door uitbreiding van risicovolle activiteiten: de kans op een ongeval neemt toe;
  • door het verhogen van de personendichtheid (bijvoorbeeld door woningbouw): het aantal mogelijke doden neemt toe.

In beide gevallen neemt het groepsrisico toe. Daarom wordt er bij het opstellen van ruimtelijke plannen naar het groepsrisico gekeken.

Voor het groepsrisico gelden geen harde normen, maar alleen oriënterende waarden. Als die waarden worden overschreden, moet het bestuur dat motiveren. De regels daarvoor staan in het BEVI en de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Wij moeten in ieder geval aandacht besteden aan:

  • het aantal personen in het invloedsgebied;
  • het groepsrisico;
  • de mogelijkheden om het risico te verminderen;
  • de alternatieven;
  • de mogelijkheden om de omvang van de ramp te beperken;
  • de mogelijkheden tot zelfredzaamheid.
4.3.2 Wetgeving buisleidingen

Sinds 1 januari 2011 geldt het Besluit externe veiligheid Buisleidingen (Bevb). Het Bevb regelt de taken en verantwoordelijkheden van de leidingexploitant en van de gemeente. De gemeente moet in bestemmingsplannen rekening houden met bepaalde risicovolle buisleidingen.

  • De gemeente moet een ruimtelijke reservering opnemen voor het plaatsgebonden risico (PR). Het bestemmingsplan mag binnen de PR 10-6 risicocontour geen kwetsbare objecten mogelijk maken. Ook risicoverhogende objecten mogen niet. Risicoverhogende objecten zijn bijvoorbeeld windmolens (afvallende wieken) en hoogspanningslijnen. Beperkt kwetsbare objecten moeten zoveel mogelijk worden voorkomen.
  • De gemeente moet het groepsrisico (GR) verantwoorden. Het verwachte aantal aanwezigen binnen het invloedsgebied van de buisleiding moet worden verantwoord. Het invloedsgebied bij brandbare vloeistoffen reikt tot net buiten de 10-6 contour. Voor leidingen met aardgas en chemicaliën moet het invloedsgebied per geval berekend worden.
  • De gemeente moet een ruimtelijke reservering opnemen voor belemmeringenstrook met aanleg vergunningstelsel: de voor onderhoud gereserveerde ruimte bedraagt ten minste 5 meter aan beide zijden van de leiding.

Formeel vallen de transportleidingen voor chemische stoffen (anders dan aardgas of aardolieproducten) nog niet onder het Bevb, maar onder de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. De Circulaire zal echter gaan vervallen. Deze types leidingen zullen op dat moment ook onder het Bevb gaan vallen. Als de ruimtelijke inpassing van deze leidingen echter voldoet aan het Bevb, wordt automatisch voldaan aan de huidige Circulaire.

4.3.3 Wetgeving transportroutes

Voor ruimtelijke plannen binnen het invloedsgebied (1% letaliteitsgebied) van de risicovolle transportassen (spoor, weg of water) is de circulaire "RisicoNormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen" (RNVGS) van toepassing. Deze circulaire wordt op 1 april 2015 vervangen door het Besluit externe veiligheid transportroutes (Betv) en het daaraan gekoppelde Basisnet.

Basisnet

Het Basisnet is bedoeld om de transportroutes vast te leggen. Het basisnet houdt rekening met de veiligheid, maar ook met de dynamiek van het transport en met toekomstige groei. In het basisnet is de grotere weg-, spoor- en waterinfrastructuur opgenomen.

Onder het landelijk basisnet vallen binnen de gemeente Slochteren de A7, de N33 en het Eemskanaal.

De provincie Groningen al een provinciaal basisnet vastgesteld, als onderdeel van de Provinciale Omgevingsverordening. Het basisnet geeft aan voor welke provinciale wegen aspecten van externe veiligheid aan de orde zijn. Het basisnet ziet op plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Provinciespecifiek is een extra regel voor de bescherming voor minder zelfredzame personen.

Voor Slochteren is de volgende infrastructuur opgenomen in het provinciaal basisnet: A7, N33, N387, N860, N865, N987 en het Eemskanaal. De A7, N33 en het Eemskanaal zijn zoals gezegd tevens opgenomen in het nationaal basisnet.

  • Binnen 30 meter van de rand van wegen en spoorwegen in het basisnet mogen wij geen nieuwe objecten of functies voor beperkt zelfredzame personen toestaan (scholen, zorgwoningen, zorgcentra et cetera).
  • In de toelichting van bestemmingsplannen moeten wij aandacht besteden aan het groepsrisico binnen 200 meter van een weg uit het basisnet. Met name de risico's van een plasbrand (een brandende plas) en een BLEVE (gasexplosie) moeten beschouwd worden.
  • In de toelichting moeten wij ook aandacht besteden aan het groepsrisico in gebieden binnen 1500 meter van de spoorweg Groningen-Zuidbroek. Een strook aan de zuidkant van de gemeente valt binnen de invloedsafstand voor toxisch gas. De invloedsafstanden voor een plasbrand en een BLEVE vallen buiten de gemeentegrens.
  • Er zijn geen wegvakken in of nabij de gemeente Slochteren waar de contour van het plaatsgebonden risico (PR 10-6) buiten de contour van de weg valt.


De gemeente Slochteren heeft geen gemeentelijk basisnet.

4.3.4 Externe veiligheid in het plangebied
4.3.4.1 Buisleidingen

Door en langs het plangebied lopen geen hogedrukgasleidingen of andere leidingen met een veiligheidsrisico. Er wordt ook voldoende afstand aangehouden tot leidingen buiten het plangebied.

4.3.4.2 Inrichtingen buiten het plangebied

Ter hoogte van de locaties bevinden zich geen risicovolle inrichtingen zoals genoemd in artikel 2, lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Onderhavig plan maakt de vestiging van dergelijke inrichtingen ook niet mogelijk. Uit beoordeling van het bestemmingsplan en verifiëring aan de risicokaart blijkt dat de meeste locaties buiten het invloedsgebied van risicobronnen liggen. Het aspect externe veiligheid is daarom voor deze locaties niet relevant.

Er zijn geen inrichtingen in of buiten het plangebied waar externe veiligheid in het plangebied in het geding is.

4.3.4.3 Transport gevaarlijke stoffen

Binnen het plangebied zijn de rijksweg A7 en provinciale weg N387 relevant.

Rijksweg A7 Groningen-Nieuweschans
De A7 is behalve onderdeel van het provinciale Basisnet, ook onderdeel van het nationaal Basisnet. De A7 kent geen plaatsgebonden risicocontour PR 10-6, omdat deze niet verder reikt dan de weg zelf.

  nationaal basisnet / provinciaal basisnet Groningen   PRmax   scenario's t.b.v. GR   geen nieuwe objecten t.b.v. minder zelfredzame personen  
A7   nationaal   n.v.t.   plasbrand (30 m.)
BLEVE (200 m.)  
30 m.  

Het plangebied (plandeel Knijpslaan 45, Kolham) ligt ongeveer 150 meter vanaf de rijksweg A7. De overige plandelen liggen niet binnen het invloedsgebied van het basisnet. Het aantal verblijvende personen binnen het invloedsgebied van de A7 neemt niet toe als gevolg de regels van dit bestemmingsplan. Het bestemmingsplan maakt alleen een wijziging van een deel van de bedrijfstemming mogelijk zonder dat het aantal woningen uitbreidt.

N387

Voor de N387 geldt een veiligheidszone van 30 meter, waarin geen nieuwe objecten ten behoeve van verminderd zelfredzame personen zijn toegestaan. Daarnaast geldt een invloedsgebied van 200 meter. Het perceel Hoofdweg 9 te Slochteren valt zowel (deels) binnen de veiligheidszone van 30 meter als binnen het invloedsgebied van 200 meter. Voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen is binnen dit gebied een verantwoording van het groepsrisico nodig. Omdat in 2011 al voor het plangebied Slochteren-Schildwolde een verantwoording is gegeven volstaat nu een 'beperkte verantwoording'. Hierbij zijn de mogelijkheden voor 'bestrijdbaarheid' en 'zelfredzaamheid', zoals opgenomen in paragraaf 4.3.4.4, betrokken.

4.3.4.4 Bestrijdbaarheid

Bij rampenbestrijding gaat het zowel om de voorbereiding op de bestrijding van een ramp of een zwaar ongeval, als om het beperken van de gevolgen van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om de gevolgen zoveel mogelijk te beperken, is het van belang dat de hulpverleningsdiensten niet worden belemmerd in de uitvoering van hun hulpverlenende taken. Om de rampenbestrijding te kunnen beoordelen, heeft Veiligheidsregio Groningen gekeken naar:

  • effecten van een incident met gevaarlijke stoffen;
  • bereikbaarheid van het perceel Hoofdweg 9 te Slochteren;
  • bluswatervoorzieningen ter plaatse van perceel Hoofdweg 9 en de omgeving.

Effecten

Het plangebied is beoordeeld op de effecten die hier kunnen optreden in geval van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Hierbij is gekeken welke stoffen dan wel stofcategorieën een gevaar opleveren en tot op welke afstand effecten kunnen optreden. Hieruit blijkt het volgende:

  • Bij het vervoer van gevaarlijke stoffen over de N387 zijn twee maatgevende ongevalscenario's mogelijk, namelijk een plasbrand en een explosie (BLEVE). Uit referentiescenario's' blijkt dat bij een plasbrand de 1% letaliteitsgrens op 60 meter ligt. Bij een explosie is dit 230 meter.
  • Perceel Hoofdweg 9 te Slochteren ligt volledig binnen het invloedsgebied van een mogelijke explosie en gedeeltelijk binnen de effecten van een plasbrand. Hierdoor zijn binnen het plangebied dodelijke effecten van zowel een plasbrand als een explosie mogelijk.
  • Hierbij dient te worden opgemerkt dat de N387 ter plaatse van perceel Hoofdweg 9 een verdiepte ligging kent. Hierdoor zullen de effecten van bovengenoemde scenario's worden afgezwakt.

Bereikbaarheid

Het plangebied is beoordeeld op de bereikbaarheid voor de hulpdiensten. Om te bepalen of de hulpdiensten tijdens een ramp of een zwaar ongeval voldoende snel kunnen optreden, is de opkomsttijd beoordeeld. Om te bepalen of het plangebied bovenwinds (met de windrichting mee) kan worden benaderd, is de tweezijdige bereikbaarheid beoordeeld. Hieruit blijkt het volgende:

  • Het perceel Hoofdweg 9 te Slochteren en de omgeving zijn voldoende snel en in voldoende mate tweezijdig bereikbaar via de Hoofdweg (vanuit de noord- of de zuidkant), zodat de brandweer eventueel optredende effecten kan bestrijden.

Bluswatervoorzieningen

Het plangebied is beoordeeld op de aanwezigheid en de beschikbaarheid van bluswater-voorzieningen. Om te bepalen of de brandweer snel kan beschikken over voldoende bluswater, is de beschikbaarheid van zowel primaire (brandkranen) als secundaire (open water) bluswatervoorzieningen beoordeeld. Hieruit blijkt het volgende:

  • In de nabije omgeving van het perceel Hoofdweg 9 te Slochteren zijn primaire bluswater-voorzieningen in de vorm van ondergrondse brandkranen aanwezig om snel te kunnen beschikken over bluswater voor kleine incidenten.
  • Open water dat kan dienen als secundaire bluswatervoorziening is niet aanwezig. Voor het bestrijden van grote incidenten is daarom extra ondersteuning (groot watertransport) benodigd. Mede afhankelijk van de melding, geldt hiervoor een opkomsttijd van minimaal een half uur.
  • Voor het bestrijden van incidenten op de provinciale weg N387 geldt dat hier geen primaire bluswatervoorzieningen aanwezig zijn. Voor het bestrijden van incidenten op deze weg is daarom extra ondersteuning (groot watertransport) benodigd. Verbetering van de bluswatervoorziening langs de provinciale weg is wenselijk, maar valt buiten het kader van onderhavig bestemmingsplan.

Samenvattend geeft het aspect bestrijdbaarheid geen reden tot treffen van aanvullende maatregelen, ondanks de afwezigheid van open water.

4.3.4.5 Zelfredzaamheid

Bij zelfredzaamheid gaat het om de mogelijkheden voor personen in het invloedsgebied van een risicobron, om zichzelf in veiligheid te brengen indien een ramp of een zwaar ongeval plaatsvindt. Belangrijk aspect hierbij is, dat zij zichzelf kunnen onttrekken aan een dreigend gevaar zonder daadwerkelijke hulp van de hulpverleningsdiensten, bijvoorbeeld door te vluchten of te schuilen. De mate van zelfredzaamheid in het rampgebied is bepalend voor de omvang van de hulpverlening tijdens een ramp of een zwaar ongeval. Om de zelfredzaamheid van de aanwezige personen te beoordelen, is gekeken naar de volgende aspecten:

  • zelfredzaam vermogen;
  • ontvluchtingsmogelijkheden;
  • alarmeringsmogelijkheden.

Zelfredzaam vermogen

Het plangebied is beoordeeld op de mate van zelfredzaamheid van personen. Hierbij is het fysieke vermogen beoordeeld, zoals geestelijke en/of lichamelijke beperkingen van groepen personen. Hieruit blijkt het volgende:

  • Volgens de wet- en regelgeving voor externe veiligheid gaat het bij de geplande ontwikkeling niet om de realisatie van objecten waarbij sprake is van langdurig verblijf van groepen verminderd zelfredzame personen (zoals kleine kinderen, zieken en ouderen). De toekomstige gebruikers van de locatie worden met betrekking tot het fysieke vermogen als zelfredzaam beschouwd.
  • De toekomstige activiteiten op het perceel betreffen culturele activiteiten zoals tentoonstellingen en markten. De toekomstige gebruikers zijn daarom voornamelijk bezoekers. Deze zijn in principe onbekend in het gebied. Daarom zijn zij zich vermoedelijk niet bewust van de externe risicobron in de directe omgeving en van de hiermee verbonden gevaren. Hierdoor weten zij mogelijk niet wat zij in het geval van een ramp moeten doen. Het is belangrijk dat de toekomstige gebruikers van het plangebied worden geïnformeerd over de aanwezige gevaren alsmede de bij een ramp te treffen maatregelen.
  • De veiligheidsregio adviseert om de initiatiefnemer Stichting 'Freylemaborg' voor te schrijven de toekomstige gebruikers te informeren over de aanwezige externe veiligheidsrisico's en hoe te handelen bij een ramp, bijvoorbeeld door het uitwerken van een noodplan en door vertaling van de 'Risicowijzer'. De gemeente neemt hiervoor contact op met de stichting.

Ontvluchtingsmogelijkheden

Het plangebied is beoordeeld op de mogelijkheden voor ontvluchten van het mogelijke rampgebied. Hierbij zijn de vluchtmogelijkheden loodrecht van de risicobronnen beoordeeld. Hieruit blijkt het volgende:

  • Het perceel Hoofdweg 9 en de directe omgeving daarvan bieden over het algemeen voldoende mogelijkheden voor het ontvluchten van het mogelijke rampgebied.

Alarmeringsmogelijkheden

Het plangebied is beoordeeld op de mogelijkheden voor alarmering. Hierbij is beoordeeld of de locatie in het sirenebereik van het bestaande Waarschuwing en Alarmering Systeem (WAS) ligt.

  • Het perceel Hoofdweg 9 te Slochteren ligt volledig in het sirenebereik van het bestaande WAS (WAS-paal 23-614).
  • Als aanvulling op de alarmering door de sirene is op 8 november 2012 NL-Alert geïntroduceerd. NL-Alert is het alarmmiddel van de overheid voor op de mobiele telefoon. Met het alarmmiddel NL-Alert kan de overheid mensen in de directe omgeving van een noodsituatie met een tekstbericht informeren via de eigen mobiele telefoon.
4.3.4.6 Verantwoording groepsrisico

Dit bestemmingsplan heeft slechts betrekking op een klein deel van het perceel Hoofdweg 9, Slochteren. De geplande ontwikkelingen op het terrein Hoofdweg 9 worden aanvaardbaar geacht gelet op de beoordeling zoals deze is opgenomen in de paragrafen over Bestrijdbaarheid en Zelfredzaamheid. De planologische mogelijkheden voor het (overige deel van het) perceel zijn in 2011 al beoordeeld inclusief verantwoording van het groepsrisico. Met de vaststelling van het voorliggende plan valt geen stijging van het groepsrisico te verwachten. Daarnaast neemt het aantal verblijvende personen in het invloedsgebied niet significant toe ten gevolge van de vaststelling van dit bestemmingsplan.

Gelet op het voorgaande wordt het groepsrisico voor de locatie Hoofdweg 9 in Slochteren binnen dit bestemmingsplan aanvaardbaar geacht.

4.3.5 Flexibiliteitsbepalingen

Ontwikkelingen die in dit bestemmingsplan met de flexibiliteitsbepaling 'afwijkingsbevoegdheid' mogelijk worden gemaakt dienen uitvoerbaar te zijn. In dit bestemmingsplan zijn deze flexibiliteitsbepalingen uitvoerbaar omdat die mogelijk zijn om toe te passen buiten de 10-6 PR- contour en zonder dat de ontwikkelingen een significante toename van het Groepsrisico met zich meebrengen. Bij de toepassing van andere flexibiliteitsbepalingen (wijzigingsbevoegdheid en uitwerkingsbevoegdheid) zal echter de externe veiligheidssituatie nader dienen te worden beschouwd op de dan geldende externe veiligheidssituatie in relatie met de voorgestane ruimtelijke ontwikkeling.

Om te voorkomen dat binnen het plasbrandaandachtsgebied langs het Basisnet door middel van een flexibiliteitsbepalingen een object mogelijk wordt gemaakt waarin beperkt zelfredzame personen verblijven is de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' toegepast.

4.4 Luchtkwaliteit

Uit een luchtkwaliteitsonderzoek van WMA in juni 2008 is gebleken dat de achtergrondconcentraties van alle onderzochte stoffen ruim onder de geldende normen liggen. Ook nabij drukke wegen in de gemeente voldoet de luchtkwaliteit op 5 en 10 meter van de wegkant aan de geldende normen. Ook bij de te verwachten ontwikkeling van het wegverkeer zal de luchtkwaliteit aan de normen blijven voldoen. De gevolgen van de ontwikkeling van Meerstad zijn daarin al verdisconteerd.

Het onderzoek heeft daarnaast ook al gekeken naar andere ontwikkelingen die zich mogelijkerwijs zouden kunnen voordoen. Dat is gebeurd door middel van scenario's, bijvoorbeeld de realisering van 1500 nieuwe woningen en de aanleg recreatiegebied. Ook bij de realisatie van nieuwe functies met een verkeersaantrekkende en/of genererende werking blijft de totale concentratie als gevolg van de toename beneden de normen. Alleen bij bestemmingsplannen met een nog grotere verkeersaantrekkende werking zal aanvullend onderzoek moeten plaatsvinden.

Dit betekent dat de luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor de vaststelling en realisering van nieuwe bestemmingsplannen. Nabij rijks-, provinciale of gemeentelijke wegen zijn er vanwege de luchtkwaliteit geen belemmeringen om gevoelige functies toe te staan. Omdat bij deze actualisering er slechts in beperkte mate nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt kan er ruimschoots worden voldaan aan de normen.

4.5 Civieltechnische aspecten

4.5.1 Kabels en leidingen
4.5.1.1 Ondergrondse leidingen

De hogedrukgasleidingen zijn al aan de orde gekomen in de paragraaf 4.3 Externe veiligheid. Daarnaast ligt binnen het plandeel 'Hoofdweg 9' een rioolpersleiding (dubbelbestemming 'Leiding- Riool'). De aanpassing in het bestemmingsplan heeft geen gevolgen voor de rioolpersleiding.

Voor het overige liggen in het plangebied geen ondergrondse kabels en leidingen waarvoor een specifieke planologische bescherming van belang is.

4.6 Water

4.6.1 Waterbeleid

Het opnemen van een waterparagraaf in een bestemmingsplan is wettelijk verankerd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en het overleg met het waterschap wordt gevoerd op basis van artikel 3.1.1 Bro. In die paragraaf dient te worden uiteengezet wat voor gevolgen het plan in kwestie heeft voor de waterhuishouding, dat wil zeggen het grondwater en het oppervlaktewater.

Het waterbeleid, zoals opgenomen in de nota Waterbeleid 21e eeuw, heeft twee principes voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd, te weten de tritsen:

  • vasthouden, bergen en afvoeren;
  • schoonhouden, scheiden en zuiveren.

De trits vasthouden, bergen en afvoeren houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Vervolgens wordt zo nodig het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen te weinig opleveren, wordt het water afgevoerd. Bij de trits schoonhouden, scheiden en zuiveren gaat het erom dat het water zoveel mogelijk wordt schoongehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste wanneer schoonhouden en scheiden niet mogelijk is, komt het zuiveren van verontreinigd water aan bod.

Op gemeentelijk niveau zijn drie beleidsdocumenten relevant: het Waterplan Slochteren – Watersysteemplan Duurswold (2008), het gemeentelijk rioleringsplan (GRP, 2008) en de voorloper van deze plannen, de visie 'Het water van Slochteren' (2007).

4.6.1.1 Het water van Slochteren

Vooruitlopend op het gemeentelijke waterplan is er een watervisie opgesteld 'Het water van Slochteren'. In het Waterplan wordt de visie van Slochteren t.a.v. de waterkwaliteit en ecologie en de visie t.a.v. water en ruimtelijke ordening verwoord in ambitieniveaus. Er is gekozen voor drie oplopende ambitieniveaus die voor het watersysteem van de bebouwde omgeving in Slochteren mogelijk zijn: basis ('eerlijk water'), midden ('heerlijk water') dat hogere ambities heeft dan basis water, en hoog ('begeerlijk'), het hoogste niveau. Voor elk niveau gelden maatstaven t.a.v. de waterkwaliteit, de waterbodem, natuur, inrichting, cultuur en gebruik.

De watervisie kent de volgende beleidsuitgangspunten:

  • Bestaande watergangen zo mogelijk benutten als drager voor de verbinding tussen natuur en cultuur.
  • Aantrekkelijkheid van de grotere wateren (onderdeel van de boezem) voor toervaart verbeteren.
  • Aantrekkelijkheid van de kleinere watergangen en sloten voor kanogebruik verhogen.
  • De visuele aantrekkelijkheid en verschillende gebruiksmogelijkheden van watergangen en waterpartijen benutten ten behoeve van de kwaliteit van de woonomgeving.
  • Water inpassen bij nieuwbouw en herstructurering van woonwijken en bedrijventerreinen.
  • Inrichtingsprincipes: vasthouden-bergen-afvoeren.
  • Géén verslechtering van watersysteem bij ruimtelijke ingrepen (stand-still principe), anders compensatiemaatregelen elders.
  • Géén verslechtering van waterkwaliteit bij ruimtelijke ingrepen (stand-still principe).
  • Watertoets bij elk ruimtelijk plan.
  • Aansluiten bij de gemeentelijke visies op dorpsniveau.
  • Versterken van de cultuurhistorische waarden in relatie met water.
  • Versterken van de recreatieve waarden in relatie met water.
4.6.1.2 Watersysteemplan Duurswold

De gehele gemeente Slochteren maakt onderdeel uit van het watersysteem Duurswold, dat een samenhangend watersysteem vormt binnen het gebied waar het waterschap Hunze en Aa's het waterbeheer voert.

Het waterschap heeft samen met Slochteren een watersysteemplan opgesteld (2008) voor het gebied Duurswold. Het grondgebied van Slochteren omvat ongeveer 75% van het watersysteem Duurswold.

Binnen het watersysteem worden drie componenten onderscheiden: het boezemgebied, het landelijk gebied en het bebouwd gebied.

Boezemsysteem

Het boezemsysteem bestaat in hoofdlijnen uit het Schildmeer, de Groeve het Afwateringskanaal Duurswold, Slochterdiep, Scharmer Ae en zijtakken van deze waterlopen. De boezem ligt grotendeels tussen kaden, verhoogd in het landschap. De boezem voert het overtollig water, dat uit de omliggende polders naar de boezem wordt gemalen, af naar zee. In perioden van watertekort voert de boezem water aan voor de polders. Daarnaast heeft de boezem ook een belangrijke ecologische functie en heeft een groot deel van de boezem ook een vaarweg functie en is het van belang voor diverse vormen van recreatie en beleving.

Om in de toekomst voldoende ruimte te hebben voor verbetering, versterking en eventuele verhoging van kaden streeft het waterschap er naar om langs de boezemkaden een vrijwaringszone langs boezemkaden te handhaven van ten minste 5 m breedte. De bedoeling is dat zich in deze vrijwaringszone geen ontwikkelingen voordoen die beperkingen zouden kunnen inhouden voor toekomstige kadeverbetering. Het streven is dat de vrijwaringszones ook als zodanig in bestemmingsplannen wordt opgenomen. Hoewel het ambitieniveau op bepaalde plaatsen hoger ligt, wordt vooralsnog uitgegaan van een beschermingszone van 5 meter vanuit de teen van de waterkering.

Landelijk gebied

Het systeem van watergangen en poldergemalen is in het landelijk gebied van Duurswold zodanig ingericht dat wateroverlast nu niet en naar verwachting in de komende jaren ook geen probleem vormt. Knelpunten die lokaal kunnen ontstaan door bodemdaling (onder invloed van veenoxidatie en gaswinning) kunnen naar verwachting worden opgelost door aanpassingen in het peilbeheer en eventueel aanpassingen in de detailontwatering.

In het kader van functieveranderingen in de landinrichtingen Midden-Groningen, Meerstad en Westerbroek zullen in delen van het landelijk gebied de komende jaren aanpassingen in de waterhuishouding worden doorgevoerd. Daarbij zal gezorgd worden dat hiervan geen negatieve effecten voor de rest van de waterhuishouding zal ontstaan.

Bebouwde gebieden

In de bebouwde gebieden is over het algemeen de waterhuishouding op orde. Een groot deel van het bebouwde gebied beschikt nog over een gemengd rioolstelsel. In nieuw te ontwikkelen gebieden wordt een gescheiden stelsel aangelegd, waarbij hemelwater apart wordt opgevangen en gescheiden van het afvalwater. Ook wordt bij de aanleg van nieuwe bebouwde gebieden als woonwijken en bedrijventerreinen extra waterberging aangelegd ter compensatie van de toename aan verharding/bebouwd oppervlak.

4.6.1.3 Gemeentelijk rioleringsplan

Gemeenten hebben op grond van artikel 10.33 Wm een zorgplicht voor de inzameling en het transport van stedelijk afvalwater. Onder stedelijk afvalwater wordt afvalwater verstaan dat bestaat uit huishoudelijk afvalwater of een mengsel daarvan met bedrijfsafvalwater, afvloeiend hemelwater, grondwater of ander afvalwater.

Deze zorgplicht wordt doorvertaald in een rioleringsplan. De speerpunten van het gemeentelijk rioleringsplan (2008) zijn:

  • zoveel mogelijk hemelwater van schoon oppervlak rechtstreeks naar oppervlaktewater afvoeren;
  • doelmatig reduceren van de vuilemissie via overstorten;
  • doelmatig beheren van de rioleringsobjecten;
  • tijdig inspelen op toekomstige ontwikkelingen.

Bij uitbreiding van de bebouwing moet worden afgekoppeld van het bestaande rioleringsstelsel. Bij rioolvervanging wordt een nieuw gescheiden rioolstelsel aangelegd.

In 2008 Is de bestaande RWZI in Slochteren gesloten. Door de aanleg van een rioolpersleiding richting de RWZI Foxhol, zijn de locaties in Slochteren en Siddeburen overbodig geworden.

4.6.2 Notitie stedelijk waterbeheer

In 2011 heeft het waterschap Hunze en Aas de notitie Stedelijk Waterbeheer vastgesteld. Deze notitie vervangt de notitie uit 2003. Hierin zijn doelstellingen en aandachtspunten geformuleerd inzake het stedelijk waterbeheer, waarbij alle betrokken partijen hun rol moeten pakken, waaronder de gemeenten in hun ruimtelijke plannen.
Dit gebeurt mede door de verplichte waterparagraaf in bestemmingsplannen, met als doelstelling: “Water wordt door overheden, stedenbouwkundigen en projectontwikkelaars geaccepteerd en gehanteerd als ordenend principe. Het waterschap is de vanzelfsprekende wateradviseur bij locatiekeuze en inrichting.“

4.6.3 Keur waterschap

Voor alle aanpassingen aan de waterhuishouding, zoals genoemd in de keur, is ook een watervergunning van het waterschap vereist.
In de keur van waterschap Hunze en Aa's (2010) is ook opgenomen dat binnen het beheersgebied zonder vergunning van het bestuur geen verhard oppervlak mag worden aangebracht, voor zover dit leidt tot een versnelde afvoer richting oppervlaktewaterlichamen. Hierbij geldt binnen de bebouwde kom een norm van 150 m² en daarbuiten 1500 m². Bij nieuwe verharding met een oppervlak boven deze normen zullen compenserende maatregelen moeten worden genomen.

4.6.4 Beheerplan 2010-2015

Het beheerplan geeft weer op welke wijze het waterschap Hunze en Aa's haar watertaken (waterkering en waterbeheer) op hoofdlijnen vormt geeft in deze periode. In het plan zijn ook de maatregelen in het kader van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) opgenomen die het waterschap tot en met 2015 zal uitvoeren. Daarnaast wordt er teruggekeken op het beheerplan 2003 - 2009, waarin samen met de omgeving binnen het proces ‘Waterdrager’ per deelgebied een toekomstperspectief is opgesteld voor Waterbeheer 21ste Eeuw (WB21) en KRW, met gekwantificeerde opgaven en oplossingen. In dit beheerplan is de uitkomst van het proces ‘Waterdrager’ samengevat en zijn de opgaven en maatregelen aangegeven.

4.6.5 Plangebied

In het bestemmingsplan worden geen nieuwe ingrijpende bebouwingsmogelijkheden opgenomen. De initiatieven hebben alleen betrekking op nieuwe gebruiksmogelijkheden of een gewijzigde situering van bestaande bouwmogelijkheden.

Er worden geen wezenlijke veranderingen in de waterhuishouding voorzien. Grootschalige ontwikkelingen zijn op grond van dit bestemmingsplan aldus niet mogelijk. Het plan biedt (zoals nagenoeg elk bestemmingsplan) voorts de mogelijkheid voor uitbreiding van hoofdgebouwen (woningen, bedrijven, maatschappelijke voorzieningen en dergelijke) en voor de realisering van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij woningen.

Nieuwe bouwpercelen voor woningen en/of bedrijven zijn niet voorzien. Zowel bij de ontwikkelingen bij recht als bij de ontwikkelingen na wijziging van het bestemmingsplan dienen de beleidsuitgangspunten van het Waterplan (waaronder afnemen watertoets) te worden nagekomen. Het toevoegen van nieuwe bebouwing of verharding in de bebouwde kom (met een grotere oppervlakte dan 150 m²) en in het buitengebied bij een oppervlakte groter dan 1500 m² zal dan ook gecompenseerd moeten worden met waterberging.

In het gebied bevinden zich geen grondwaterbeschermingsgebieden.

Vooroverleg

Het voorontwerpbestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg voorgelegd aan het waterschap Hunze en Aa's.

4.7 Archeologie

4.7.1 Archeologisch onderzoek

Nederlandse gemeenten zijn vanwege wetgeving op het gebied van archeologische monumentenzorg (Wet op de archeologische monumentenzorg) verplicht om archeologische waarden in de ruimtelijke planprocedures te betrekken en waardevolle resten te beschermen. Om deze wettelijke taak goed te kunnen uitvoeren en direct mee te kunnen nemen in de actualisering van bestemmingsplannen is gemeentelijk archeologiebeleid, bestaande uit een beleidsnota en beleidskaart, opgesteld. Op de archeologische beleidskaart is aangegeven welk archeologisch beleid van toepassing is in het bestemmingsplan.

Door het archeologisch onderzoek dat ten grondslag ligt aan dit beleid is duidelijk geworden waar (hoge) archeologische verwachtingswaarden zijn en waar deze laag zijn. Door deze kaart is nu vooraf duidelijk voor welke bouw- en graafwerkzaamheden wel en voor welke geen inventariserend archeologisch onderzoek vooraf meer nodig is om uit te sluiten dat archeologische waarden worden aangetast. Wanneer de beleidskaart aangeeft dat de verwachtingswaarden hoog zijn moet de aanvrager middels een onderzoek aantonen of er waarden aanwezig zijn. De kaart is gebruikt als input voor het bestemmingsplan.

4.7.2 Archeologische gebieden

  • Brinkslaan 16, Schildwolde

Op het voorste deel van het perceel ligt een archeologische dubbelbestemming omdat het perceel deel uit maakt van een historische bebouwingsstructuur. Het achterste deel valt ook onder een archeologische dubbelbestemming vanwege een hoge verwachtingswaarde. Met dit verzamelplan worden er geen extra bouwmogelijkheden/activiteiten mogelijk gemaakt ten opzichte van het huidige vigerende bestemmingsplan die van invloed kunnen zijn op de archeologie. Op het moment dat er een omgevingsvergunning voor bouwen wordt aangevraagd zal worden bekeken of er archeologisch onderzoek nodig is.

  • Hoofdweg 239 en 241, Slochteren

Op het voorste deel van het perceel ligt een archeologische dubbelbestemming omdat het perceel deel uit maakt van de historische bebouwingsstructuur van Slochteren. Het bouwvlak wordt verplaatst naar achteren waar een lage archeologische verwachtingswaarde geldt zonder onderzoeksverplichting.

  • Knijpslaan 45, Kolham

Achter het bedrijfsperceel ligt een voormalige (Joodse) begraafplaats. De begraafplaats heeft een hoge archeologische waarde. Aan het bedrijfsperceel zelf is een lage archeologische waarde toegekend.

  • Hoofdweg 9, Slochteren

Het perceel ligt in het beschermd dorpsgezicht en op het perceel ligt een agrarische dubbelbestemming. Op de 2 stukjes grond die deel uit maken van dit verzamelplan zijn geen bouwactiviteiten gepland. Op dit gedeelte is een parkeerplaats voorzien. Nader archeologisch onderzoek is daarom niet nodig. Voor de herinrichting van het gehele plein is reeds (nader) archeologisch onderzoek uitgevoerd. Hier zijn geen bijzonderheden uitgekomen.

  • Hoofdweg 88 Slochteren

Het perceel heeft een archeologische dubbelbestemming ('Waarde-Archeologie 2). Met dit verzamelplan worden er geen extra bouwmogelijkheden/activiteiten mogelijk gemaakt ten opzichte van het huidige vigerende bestemmingsplan die van invloed kunnen zijn op de archeologie. Op het moment dat er een omgevingsvergunning voor bouwen wordt aangevraagd zal worden bekeken of er archeologisch onderzoek nodig is.

4.7.3 Lage verwachtingswaarde

In de overige plandelen is sprake van een lage archeologische verwachtingswaarde (geen archeologische dubbelbestemming). Dit heeft te maken met de bodemverstorende activiteiten in het verleden (aanwezige woonbebouwing, aanleggen woonwijken en sportterreinen). Dit betekent dat bij het aanvragen van een omgevingsvergunning geen archeologisch onderzoek is vereist. In deze gebieden zijn is ook geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden nodig op grond van archeologie.

4.8 Cultuurhistorie

4.8.1 Plangebied

Het plangebied bestaat uit afzonderlijke percelen op afstand van elkaar. In algemene zin worden bestaande cultuurhistorische waarden in het plangebied, zover aanwezig, niet aangetast. De percelen waar de huidige cultuurhistorische waarden een rol van betekenis spelen en/of mogelijk veranderen worden hieronder benoemd.

4.8.2 Hoofdweg 9, Slochteren

Het pand is aangewezen als rijksmonument en gelegen in het beschermd dorpsgezicht van Slochteren. Met dit bestemmingsplan worden de bestaande (conserverende) bestemmingsregels overgenomen.

4.8.3 Hoofdweg 58, Slochteren

De bestaande boerderij heeft geen of beperkte cultuurhistorische waarden en maakt geen onderdeel uit de van de 'Lijst karakteristieke agrarische bebouwing' uit 2010.

Het bouwvlak is afgestemd op de bestaande boerderij. In het bestemmingsplan zijn geen regels opgenomen om de bestaande bebouwing te behouden. Vervangende nieuwbouw is mogelijk.

4.8.4 Hoofdweg 239 en 241, Slochteren

Het plan heeft betrekking op het verplaatsen van een bouwvlak om de bouw van een nieuwe woning toe te staan. Met het plan worden geen cultuurhistorische waarden aangetast. Door verplaatsing van het bouwvlak kan de huidige tuin naast de bestaande woning worden behouden. Behoud van deze groene ruimte past goed binnen de historische structuur van het lint.

4.8.5 Brinkslaan 16, Schildwolde

Het betreft hier vrijkomende agrarische bebouwing. Het perceel en de bebouwing worden zoveel mogelijk in stand gehouden. De wijziging van het bestemmingsplan heeft geen ingrijpende gevolgen voor het perceel en de omgeving.

4.8.6 Knijpslaan 45, Kolham

Het bestaande pand heeft geen specifieke cultuurhistorische waarde. Het bouwvlak is afgestemd op de bestaande bebouwing. Vervangende nieuwbouw is mogelijk.

4.8.7 Hoofdweg 88, Slochteren

Het pand is vroeger in gebruik geweest als middelbare school en is kenmerkend voor de bouwstijl uit de wederopbouwperiode. Behoud van het voormalige schoolgebouw wordt mogelijk gemaakt door de ruime bestemming 'Gemengd-2'. Hierdoor biedt het bestemmingsplan een ruime mate van flexibiliteit voor hergebruik. Het bouwvlak is afgestemd op de huidige bebouwing, met beperkte uitbreidingsruimte aan de achterzijde.

4.9 Flora en fauna

4.9.1 Algemeen

Bij (planologisch) nieuwe ontwikkelingen moet onderzocht en beoordeeld worden of deze een bedreiging kunnen vormen voor beschermde dier- en plantensoorten of voor een beschermd natuurgebied. Dat volgt uit de Flora- en faunawet (soortenbescherming) en de Natuurbeschermingswet (gebiedsbescherming). Deze wetten beschermen in het wild levende plant- en diersoorten, maar ook hun leefomgeving (habitat). Als in de directe nabijheid van de nieuwe ontwikkeling soorten voorkomen uit de zogenaamde 'strenge' categorieën (genoemd in de Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn of in één van de Rode Lijsten) kan dit een belemmering vormen voor het plan. Dit is het geval wanneer de mogelijkheden in het bestemmingsplan (significant) nadelige effecten hebben voor deze beschermde soorten of het beschermde gebied.

Indien nodig dient voor de ontwikkeling in het kader van de Flora en Faunawet ontheffing bij het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) te worden aangevraagd, of in het kader van de Natuurbeschermingswet een vergunning bij het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen. Overigens worden deze ontheffing en vergunning in relatie met een omgevingsvergunning op grond van de Wabo 'een verklaring van geen bedenkingen' genoemd. Voor algemene soorten heeft het Rijk via een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) een algemene vrijstelling verleend. Voor deze soorten hoeft in het kader van het bestemmingsplan dus niet meer afzonderlijk een ontheffing te worden aangevraagd.

4.9.2 Flora en fauna in het plangebied

In 2010 heeft Dillerop natuuradvies in onze opdracht de Ecologische basiskaart/leidraad Gemeente Slochteren opgesteld.
Daaruit blijkt dat in en rond her plangebied waarnemingen zijn gedaan van de gewone dwergvleermuis, de sperwer, de buizerd en van meer algemene soorten.

Ook in 2010 heeft Buro Bakker onderzoek gedaan, specifiek naar het Meerstadgebied (Flora en Fauna Plangebied Meerstad 2010, 6 mei 2011). Het ging om actualisatie van eerder onderzoek van Buro Bakker.

Binnen de grenzen van de gemeente Slochteren bevindt zich geen Natura 2000 gebied. De dichtstbijzijnde Speciale Beschermingszone in het kader van de EU-habitatrichtlijn, het Zuidlaardermeergebied, bevindt zich op ongeveer 1 km afstand van het plangebied. Dit bestemmingsplan zal waarschijnlijk geen negatieve effecten hebben op het Zuidlaardermeergebied, al was het maar omdat het plan geen wezenlijke ontwikkelingen mogelijk maakt.

Voor de afzonderlijke percelen in het plangebied is op dit moment geen flora en faunaonderzoek nodig. Als er (bouw)activiteiten gaan plaatsvinden zal op dat moment bekeken worden of er onderzoek nodig is.

Hoofdstuk 5 Planuitgangspunten

5.1 Inleiding

Dit hoofdstuk vormt een uiteenzetting van verschillende uitgangspunten die in het bestemmingsplan hun doorwerking vinden. Enerzijds heeft dit betrekking op beleidsregels die door het college zijn vastgesteld en anderzijds gaat het om aspecten die op grond van de provinciale omgevingsverordening (vastgesteld d.d. 17 juni 2009) onderdeel uitmaken van het bestemmingsplan.

5.2 Beleidsregels

5.2.1 Proces

Vooruitlopend op de actualisering zijn voor een aantal specifieke ruimtelijke thema's beleidsnotities en/of regels opgesteld die als afwegingskader voor het meewerken aan ruimtelijke plannen zullen worden gebracht en als input voor nieuwe bestemmingsplannen. Het gaat daarbij om de volgende beleidsregels:

  • aan-huis-verbonden beroepen,
  • recreatieve verblijfsaccommodaties,
  • (ho)reca en ondersteunende (ho)reca,
  • theetuinen & verbreding agrarische bedrijven,
  • biomassa- en mestvergisting,
  • paardenhouderijen en
  • paardenbakken.
  • vrijkomende agrarische bebouwing (VAB beleid)

Voorgaande beleidsregels hebben het inspraaktraject doorlopen en zijn vastgesteld op 7 april 2009. Een uitzondering hierop vormen de beleidsregel Kamperen (eerst vastgesteld op 10 juni 2008 en gewijzigd vastgesteld op 16 augustus 2011) en het VAB beleid (vastgesteld op 8 februari 2011).

5.2.2 Doorvertaling bestemmingsplan

De beleidsregels zijn waar mogelijk opgenomen in de planregels. De beleidsregels vormen daarbij het afwegingskader voor het verlenen van medewerking voor een omgevingsvergunning voor het (binnenplans) afwijken van de bestemmingsregels of een bestemmingswijziging. In de bestemmingsregels wordt volstaan met een verwijzing naar de relevante beleidsregels of eventueel een beperkte weergave van de inhoud. Per beleidsthema/ beleidsregel zijn een aantal kernpunten aangestipt.

Theetuinen en verbreding agrarische bedrijven

  • theetuinen (of theeschenkerij) onder voorwaarden bij recht bij agrarische bedrijven en ruime woonpercelen;
  • kleinschalige activiteiten van recreatieve, educatieve of verzorgende aard bij agrarische bedrijven ondergeschikt aan de agrarische functie (boerderijwinkel, zorg, recreatieve verhuur, rondleidingen etc).

Recreatieve verblijfsaccommodaties

  • onderscheid in bed en breakfast en groepsaccommodaties;
  • bed en breakfast onder voorwaarden bij woningen;
  • groepsaccommodaties als neventak bij woningen en agrarische bedrijven.

Horeca en ondersteunende horeca

  • onderscheid in verschillende horeca-categorieën en bijbehorende bestemmingsregels;
  • mogelijkheden voor ondersteunende horeca bij maatschappelijke voorzieningen en detailhandel (voorbeeld: koffiecorner in een winkel).

Paardenbakken

  • regels voor hobbymatige paardenbakken op (agrarische) gronden bij woningen;
  • voorwaarden omtrent omvang en afstand t.o.v. bijbehorende woning en omliggende woningen derden.

Paardenhouderijen

  • onderscheid in verschillende categorieën paardenhouderijen;
  • scheiding tussen agrarische paardenhouderij en niet-agrarische paardenhouderij (bijzondere paardenhouderij en manege);
  • mogelijkheden in vrijkomende agrarische bebouwing zowel bedrijfsmatig en als neventak bij woningen.

Aan-huis-verbonden beroepen

  • onderscheid vrije beroepen en overige aan-huis-verbonden beroepen;
  • woonfunctie blijft in alle gevallen in overwegende mate gehandhaafd;
  • limitatieve lijsten met beroepen en activiteiten.

De voor dit bestemmingsplan relevante beleidsregels zijn als bijlage bij de regels opgenomen.

VAB's (Vrijkomende agrarische bebouwing)

  • ruimere mogelijkheden voor gebruik van karakteristieke (woon)boerderijen;
  • wijzigingsregels voor omzetten agrarische bestemming in een woon- of een niet-agrarische bedrijfsmatige bestemming;
  • gebruiksmogelijkheden gekoppeld aan behoud karakteristieke bebouwing;
  • mogelijkheden voor sanering niet-karakteristieke bebouwing en vervangende nieuwbouw.

5.3 Ruimtelijke kwaliteit

5.3.1 Algemeen

In de nieuwe bestemmingsplannen bieden wij ruimere bouwmogelijkheden dan voorheen.
Wij zijn ons ervan bewust dat dat gevolgen kan hebben voor de ruimtelijke kwaliteit. Ongekanaliseerde bouwlust en creativiteit en beperkte middelen kunnen immers leiden tot bouwplannen die minder goed aansluiten bij de omgeving. Excessen geven al snel weer aanleiding tot nieuwe regeldrift. Het is echter een illusie dat strakke regels per definitie tot goede bouwplannen leiden; er blijven altijd mazen in de regels.

Het vroegere beperktere regime nodigde in zekere zin zelfs uit tot gekunstelde bouwplannen, onder meer vanwege de beperkte oppervlakte aan bijgebouwen. De aandacht ging bij het ontwerpen vooral uit naar het optimaal uitnutten van de beperkte ruimte, terwijl de vormgeving weinig aandacht kreeg.
Ook nodigt een te strak regime uit tot afwijken. Veel op zich aanvaardbare bouwplannen pasten niet binnen de regels. Dat leidde tot veel planologische procedures en daarmee extra werk en kosten voor de burger en de overheid.

Wie kiezen daarom voor een ruime basisregeling, met allereerst verantwoordelijkheid voor de burger, maar wel met een bruikbaar instrument om uitwassen te blokkeren. Dit instrument krijgt algemene werking, waardoor het ook vat heeft op de zogenaamde mazen in het bestemmingsplan en niet alles op slot gezet hoeft te worden.

5.4 Duurzaamheid

Met het bestemmingsplan 'Verzamelplan Gemeente Slochteren 2015' wordt naast een viertal verzoeken van particulieren/ondernemers een aantal (kleine) ambtshalve wijzigingen/correcties doorgevoerd. Omdat het plan, buiten reeds bebouwde percelen, niet voorziet in nieuwe ontwikkelingen in het buitengebied zijn er in het plan geen specifieke eisen met betrekking tot duurzaamheid opgenomen, waaronder sturende energieprincipes.

Bij het planonderdeel 'Hoofdweg 239 en 241' speelt duurzaamheid een belangrijke rol in het ontwerp van de nieuwe woning die kan worden gebouwd na verplaatsing van het bouwvlak van het toekomstige adres Hoofdweg 239. De woning wordt als 'passiefhuis' gebouwd met een zeer laag energieverbruik en ook aarbevingsbestendig. De duurzaamheidsprincipes zijn mede bepalend voor het ontwerp, wat leidt tot een pand dat contrasteert met de relatief traditionele bestaande woning.

Hoofdstuk 6 Juridische planbeschrijving

6.1 RO standaarden en regels 2012

6.1.1 Algemeen

Onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro) worden alle planologische visies, plannen, besluiten, verordeningen en algemene maatregelen van bestuur (Wro-instrumenten) digitaal vervaardigd en op elektronische wijze beschikbaar gesteld. Ten behoeve van de eenheid en de uitwisselbaarheid zijn er standaarden en regels ontwikkeld. Sinds 1 oktober 2012 gelden de RO standaarden en regels 2012 (ter vervanging van de RO Standaarden en regels 2008). Sinds 1 juli 2013 moeten deze verplicht worden toegepast. De RO standaarden en regels 2012 vervangen de RO standaarden 2008.

Volgens het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) wordt er naast een digitaal bestemmingsplan ook een volledige analoge verbeelding van het bestemmingsplan op papier vastgesteld (de vroegere plankaart). Als de digitale en de analoge verbeelding tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale verbeelding beslissend.

In het Bro zijn ook regels opgenomen over de inhoud van een bestemmingsplan. In par. 3.1 staan een aantal verplichte en facultatieve onderdelen voor de bestemmingsplanprocedure. Daarnaast staan in par. 3.2 een aantal verplichte standaardregels voor bestemmingsplannen.

Door de standaardisering en digitalisering is het bestemmingsplan duidelijker voor de gebruiker van het bestemmingsplan. Burgers en ondernemers kunnen snel een juist beeld krijgen van de planologische mogelijkheden en beperkingen op één of meer locatie(s). Daarnaast is de vergelijkbaarheid van ruimtelijke plannen sterk verbeterd en kunnen verschillende afzonderlijke plannen in grotere samenhang worden bezien. Dit is met name van belang voor partijen die betrokken zijn bij planvoorbereiding, planmonitoring en planbeoordeling.

In de onderstaande alinea's worden de onderdelen van de RO Standaarden en regels die voor bestemmingsplannen van belang zijn verder toegelicht.

6.1.2 IMRO 2012

Het Informatie Model Ruimtelijke Ordening IMRO 2012 is de codetabel voor de digitale Wro-instrumenten, die wordt gebruikt bij het opstellen en uitwisselen van digitale plannen tussen organisaties in het veld van de ruimtelijke ordening en ook naar andere werkvelden.

6.1.3 IMROPT 2012

IMROPT 2012 maakt het mogelijk om de teksten van ruimtelijke instrumenten objectgericht op te bouwen. IMROPT 2012 beschrijft de wijze waarop objectgerichte planteksten worden opgebouwd en uitgewisseld binnen de RO Standaarden 2012. Toepassing van IMROPT 2012 is verplicht wanneer de bronhouder ervoor kiest de planteksten in objectgerichte vorm (XML) beschikbaar te stellen.

6.1.4 SVBP 2012

De Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (hierna SVBP 2012) maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. Vergelijkbare bestemmingsplannen leiden tot een betere dienstverlening en tot een effectievere en efficiëntere overheid.
Het SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw van de digitale verbeelding van het bestemmingsplan. Dit om de gewenste vergelijkbaarheid zeker te stellen.
De standaarden hebben geen betrekking op de toelichting van het bestemmingsplan. De toelichting maakt immers geen deel uit van het bestemmingsplan. Wel dient het bestemmingsplan van een toelichting vergezeld te gaan.

Ten opzichte van de SVBP 2008 zijn de eisen voor de analoge verbeelding (de papieren plankaart) versoepeld, in paragraaf 6.1.7 wordt hier op ingegaan.

Met het oog op de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen is het belangrijk dat er eenheid is in de wijze waarop de diverse functies in bestemmingen worden ondergebracht. Eenduidigheid in de naamgeving van bestemmingen is daarbij een vereiste. Daarom is een lijst met mogelijke in een plangebied voorkomende functies opgesteld. Deze functies zijn gegroepeerd binnen zogeheten hoofdgroepen van bestemmingen. Deze hoofdgroepen van bestemmingen spelen een grote rol bij de naamgeving en de verbeelding van een bestemmingsplan. De naam van een in een bestemmingsplan op te nemen bestemming begint altijd met de naam van de hoofdgroep. De systematiek van hoofdgroepen laat het toe een bestemming te specificeren en slechts één of enkele functies van een hoofdgroep binnen een bestemming mogelijk te maken. Een bestemming hoeft dus niet alle bij een hoofdgroep aangegeven functies te bevatten.

6.1.5 STRI 2012

De STRI 2012 beschrijft hoe ruimtelijke plannen en besluiten beschikbaar gesteld moeten worden. Deze standaard is (eveneens) wettelijk verankerd in een Ministeriële regeling. Deze standaard is nodig om drie redenen:

1. waarborgen van de bruikbaarheid en interoperabiliteit van de Wro-instrumenten door middel van het vaststellen van technische vormvereisten;

2. waarborgen van de vindbaarheid en raadpleegbaarheid van de Wro-instrumenten door middel van het vaststellen van regels rondom de elektronische beschikbaarstelling;

3. waarborgen van de rechtszekerheid door middel van het vaststellen van vereisten rondom integriteit, authenticiteit en volledigheid van de Wro-instrumenten.

6.1.6 Praktijkrichtlijn bestemmingsplannen

IMRO 2012 is normstellend voor de codering van ruimtelijke instrumenten. IMRO 2012 is van belang voor applicatiebouwers en als referentie voor andere IMRO 2012-gerelateerde documenten. IMRO 2012 wordt beschreven zonder in te gaan op de praktische toepassing van het model voor het coderen van digitale ruimtelijke instrumenten. Alle voor dit toepassingsdoel benodigde informatie over bestemmingsplannen is opgenomen in toelichtingen, de Praktijkrichtlijn Bestemmingsplannen (PRBP 2012) en de Praktijkrichtlijn voor Planteksten (PRPT 2012).

Deze PRBP is naast toelichting op de IMRO 2012 ook een toelichting op de SVBP 2012.

6.1.7 Praktijkrichtlijn Analoge Bestemmingsplankaart

Er is ook een Praktijkrichtlijn Analoge Bestemmingsplankaart. Dit is een aanvullende, niet wettelijk bindende richtlijn naast de SVBP 2012 die gebruikt kan worden voor het maken van de analoge bestemmingsplankaart. De opmaak van de papieren verbeelding is vormvrij. Als de analoge verbeelding wordt gebruikt, wordt geadviseerd de voorschreven werkwijze te hanteren.

6.2 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)

Op 1 oktober 2010 is de Wabo in werking getreden, waarmee een groot aantal vergunningen en toestemmingen zijn samengevoegd tot één omgevingsvergunning. In het Besluit omgevingsrecht (Bor) is vastgelegd welke bouwwerken zonder omgevingsvergunning mogen worden gebouwd en onder welke voorwaarden. In artikel 3 van het Bor is uiteengezet welke bouwwerken mogen worden gebouwd zonder omgevingsvergunning, mits ze passen binnen de bepalingen van het bestemmingsplan. Vanwege deze verruiming van het vergunningvrij bouwen binnen de kaders van het bestemmingsplan zijn de bouwregels van de Slochter bestemmingsplannen aangepast en toegesneden op artikel 3 van het Bor.

6.3 Plantoelichting

Op basis van artikel 3.1.6 Bro gaat een bestemmingsplan vergezeld van een toelichting. De toelichting geeft een beeld van de wijze waarop het plan is ingericht en wat met het plan wordt beoogd. De toelichting geeft een onderbouwing van de in het plan gemaakte keuzes en bevat de resultaten van het onderzoek uit de inspraak en vooroverleg. De toelichting geeft alleen een toelichting op de regels en de verbeelding. De toelichting heeft geen bindende werking. Wel kan zij een functie kan hebben bij de interpretatie van de bedoelingen van onverhoopt onduidelijke regels. Aan een vermelding in de toelichting kunnen derhalve geen rechten worden ontleend.

6.4 Planregels

6.4.1 Inleidende regels
6.4.1.1 Begripsbepalingen

Dit artikel definieert de begrippen die in het bestemmingsplan worden gebruikt. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen. De begripsbepalingen zijn, met uitzondering van de begrippen plan en bestemmingsplan, in alfabetische volgorde opgenomen. Een aantal van deze begrippen zijn vastgelegd vanuit het Bro. Sommige van de omschreven begrippen zijn overigens nog nader toegelicht c.q. uitgewerkt in (vastgestelde) beleidsregels. Dit omdat sommige zaken zo complex zijn dat een verhandeling nodig zou zijn die niet past binnen het kader van de begripsbepalingen. Om de betekenis van de begrippen in de regels zo makkelijk mogelijk duidelijk te maken aan de lezer (van de digitaal geraadpleegde versie) is waar mogelijk gebruik gemaakt van hyperlinks naar de begrippen.

6.4.1.2 Wijze van meten

Dit artikel geeft aan hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte e.d. van gronden en bouwwerken wordt gemeten of berekend bij het beoordelen of de maatvoering in overeenstemming is met de regels. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard. Ter verduidelijking van het doel wordt de wijze van meten voor een aantal opgenomen aspecten toegelicht.

de breedte van een gebouw

Om te voorkomen dat vanaf de straat gezien een zeer uitgestrekte bouwmassa ontstaat door zijdelingse uitbreidingen aan het hoofdvolume wordt de grootste breedte van een gebouw in de regels gebruikt.

de horizontale diepte van een gebouw

De ten hoogste toegestane diepte van een gebouw moet hetzelfde bereiken als in het bovenstaande voor de breedte is beschreven, maar dan om zogenoemde pijpenlaantjes te voorkomen door aaneengeschakelde, achter elkaar geplaatste bebouwing op een bouwperceel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0040.bp00038-41vg_0010.jpg"

de goothoogte van een bouwwerk

De wijze van meten voor de goothoogte is overgenomen uit het SVBP 2008. Vanwege de definitie van 'goot, boeiboord of druiplijn', de laagste snijlijn van het dakvlak naar de gevel, wordt hiermee de hoogte bedoeld waar het dakvlak snijdt met het gevelvlak.

Met de goothoogte wordt zodoende beoogd de maximum hoogte van de basismassa te regelen. De te toetsen hoogte moet dan ook plaatsvinden aan de hand van de goothoogte die representatief kan worden geacht voor de hoofdmassa.

afbeelding "i_NL.IMRO.0040.bp00038-41vg_0011.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0040.bp00038-41vg_0012.jpg"

de overbouwde oppervlakte

Het begrip overbouwde oppervlakte wordt toegepast voor alle bouwwerken die boven het maaiveld zijn gelegen. Uitgangspunt is dat de neergeslagen oppervlakte van de ruimste omtrek van een bouwwerk meetelt, tenzij overstekken, balkons e.d. minder dan 0,50 meter uitsteken ten opzichte van het gedeelte dat met de grond is verbonden. Indien overstekken, balkons meer dan 0,50 meter uitsteken, wordt ook de eerste 0,50 meter meegenomen in de overbouwde oppervlakte.

6.4.2 Bestemmingsregels
6.4.2.1 Bestemmingsomschrijving

Hier worden de aan de gronden toegekende functie(s) omschreven, waar nodig onderverdeeld in hoofdfunctie(s) en daaraan ondergeschikte functies. De bestemmingsomschrijving bevat behalve functie(s) ook inrichtingsaspecten: de gebouwen en bouwwerken ten behoeve van de toegestane functies.

Daarnaast kan bij sommige bestemmingen het behoud van bepaalde karakteristieke waarden worden nagestreefd, zoals cultuurhistorische waarden. De gronden worden dan, naast bijvoorbeeld de woonfunctie, tevens bestemd voor het behoud en het herstel van de in het gebied voorkomende cultuurhistorische waarden. Hiervoor worden gebiedsaanduidingen en dubbelbestemmingen gebruikt.

6.4.2.2 Bouwregels

De bouwregels geven de bebouwingsbepalingen waaraan bouwwerken moeten voldoen. Dit kunnen zijn bepalingen ten aanzien van hoogte, horizontale diepte, breedte, oppervlakte, bouwgrenzen, afstanden tot perceelsgrenzen etcetera. Voor een deel gebeurt dit door middel van een verwijzing naar een aanduiding op de verbeelding.

Vergunningplichtige bouwactiviteiten worden aan deze bepalingen getoetst. Vergunningvrije bouwwerken behoeven niet aan de bouwregels te voldoen. Het gebruik van dergelijke bouwwerken is overigens wel weer onderworpen aan de bepalingen van het bestemmingsplan (zie gebruiksbepalingen).

6.4.2.3 Afwijken van de bouwregels

Hier wordt aangegeven van welke bouwregels het bevoegd gezag (in de meeste gevallen het college van burgemeester en wethouders) een omgevingsvergunning voor het afwijken van bepaalde regels in het bestemmingsplan kan verlenen. Deze afwijkingsbevoegdheid is gebaseerd op artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro).

De afwijkingsbepalingen kunnen worden opgenomen om een bepaalde flexibiliteit of verruiming van het bestemmingsplan mogelijk te maken, maar waarvoor om welke reden dan ook een nadere afweging per geval gewenst is. De criteria en afwegingskaders zijn opgenomen in dit artikel zelf en zijn zo objectief mogelijk geformuleerd. In ieder geval zijn de algemene afwijkingsvoorwaarden als opgenomen in Hoofdstuk 3 van toepassing.

6.4.2.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 2.1 van de Wabo regelt dat het verboden is gronden of bouwwerken te gebruiken in strijd met de bepalingen van -onder meer- een bestemmingsplan. In beginsel is uit de bestemmingsomschrijving af te leiden wat wel of niet is toegestaan. In aanvulling daarop geven de specifieke gebruiksregels voor bepaalde gevallen een nadere uitwerking of extra duidelijkheid wat wel of juist niet is toegestaan binnen de bestemming. In sommige gevallen zijn voorwaarden opgenomen waaronder een bepaalde activiteit is toegestaan. Soms wordt daarbij verwezen naar beleidsregels die als bijlage zijn toegevoegd en zodoende onderdeel van het bestemmingsplan zijn.

6.4.2.5 Afwijken van de gebruiksregels

Er kan ook een omgevingsvergunning voor het afwijken van het gebruik worden verleend ten behoeve van een concrete vorm van gebruik van gronden en of bouwwerken op basis van artikel 3.6 Wro.

Een dergelijke afwijkingsbepaling kan worden opgenomen om een bepaalde flexibiliteit of verruiming van het bestemmingsplan mogelijk te maken, maar waarvoor om welke reden dan ook een nadere afweging per geval gewenst is. De criteria en afwegingskaders zijn opgenomen in de regels van de betreffende bestemming en in ieder geval in de algemene regels en zijn zo objectief mogelijk geformuleerd. In een aantal gevallen wordt voor de criteria verwezen naar de beleidsregels die als bijlage van de regels zijn opgenomen.

6.4.2.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk

Een vergunningenstelsel, gebaseerd op artikel 3.3 van de Wet ruimtelijke ordening, maakt het mogelijk een omgevingsvergunning te eisen voor specifieke inrichtingsactiviteiten. Een dergelijke regeling kan worden opgenomen om bepaalde werkzaamheden binnen een bestemming te reguleren. Een vergunningenstelsel kan daarmee extra bescherming bieden aan specifieke waarden, zoals bijvoorbeeld archeologische waarden, landschappelijke of natuurlijke waarden, ecologische waarden of de groen- en/of waterstructuur. De criteria en afwegingskaders zijn opgenomen in de regels van de betreffende bestemming of in de algemene regels en zijn zo objectief mogelijk geformuleerd.

6.4.2.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Artikel 3.3 van de Wet ruimtelijke ordening biedt ook de mogelijkheid om de sloop van bepaalde bouwwerken te koppelen aan een omgevingsvergunning. Doel van dit vergunningstelsel is bouwwerken met architectonische, cultuurhistorische of archeologische waarden te beschermen en te voorkomen dat deze worden gesloopt zonder belangenafweging door het bevoegd gezag en daardoor voorgoed verdwijnen.

6.4.2.8 Wijzigingsbevoegdheid

De wijzigingsbevoegdheid is gebaseerd op artikel 3.6 van de Wro en geeft burgemeester en wethouders de bevoegdheid om de betreffende bestemming op de aangegeven punten te wijzigen. Soms wordt verwezen naar een reeds bestaande bestemming of naar een bestemming die nog niet in het plan voorkomt, maar al wel als bijlage bij de regels is opgenomen. Ook komt het voor dat nog geen verwijzing naar een specifieke bestemming is opgenomen, maar dat de bepalingen aanwijzingen en regels bevatten voor de wijziging.

6.4.3 Algemene regels

In dit onderdeel van de regels komen algemene regels aan de orde die gelden voor alle bestemmingen in het bestemmingsplan. De regels worden in onderstaande volgorde opgenomen. De algemene regels bestaan uit de volgende artikelen:

6.4.3.1 Antidubbeltelbepaling

Met de antidubbeltelregel wordt geregeld dat grond die reeds eerder bij een verleende omgevingsvergunning is meegenomen niet nog eens bij de verlening van een nieuwe omgevingsvergunning mag worden meegenomen. De antidubbeltelregel heeft uitsluitend betrekking op situaties die plaatsvinden onder het geldende bestemmingsplan. Het is dus niet zo dat gronden die zijn meegeteld bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten onder een vorig bestemmingsplan, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen onder het nieuwe bestemmingsplan ook buiten beschouwing moeten worden gelaten.

6.4.3.2 Algemene bouwregels

In dit artikel wordt aangegeven in welke mate de maximum bouwgrenzen van ondergeschikte onderdelen van bouwwerken zonder omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan mogen worden overschreden. Dit kan echter ook plaatsvinden in de betreffende bestemmingen zelf.

Daarnaast wordt aangegeven wanneer ondergronds bouwen wel en niet in de bouwregels is begrepen.

6.4.3.3 Algemene aanduidingsregels

In dit artikel kunnen eventuele regels worden opgenomen ten aanzien van de algemene bouw- en functieaanduidingen en gebiedsaanduidingen die niet toerekenbaar zijn aan één specifieke bestemming of juist identiek in verschillende bestemmingen worden toegepast waarbij toepassing middels de algemene aanduidingsregels bijdraagt aan uniformiteit van de regels.

6.4.3.4 Algemene afwijkingsregels

In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de gevallen waarvoor een omgevingsvergunning kan worden verleend voor het afwijken van bepaalde regels. Het gaat hierbij om de bevoegdheid om een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van regels die gelden voor alle bestemmingen in het plan, ten zij anders is aangegeven in de bepalingen.

6.4.3.5 Algemene wijzigingsregels

In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de gevallen waarmee door middel van een wijzigingsbevoegdheid het mogelijk is enige flexibiliteit in het plan aan te brengen. Het gaat hierbij om een bevoegdheid en houdt geen verplichting in. Deze bevoegdheid mag nadrukkelijk niet worden gebruikt om zodanig aanzienlijke wijzigingen van bestemmingen te bewerkstelligen, dat daarmee de essentie van het plan wezenlijk wordt veranderd.

6.4.4 Overgangs- en slotregels

In de overgangs- en slotregels zijn de overgangsbepalingen uit het Besluit ruimtelijke ordening overgenomen. In de slotregel is aangegeven op welke wijze de planregels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

6.5 Toelichting basisbestemmingen

In deze paragraaf wordt een toelichting gegeven over de bestemmingsregels die in het plangebied voorkomen.

6.5.1 Agrarisch - Opslag

De bestemming is bedoeld voor opslag en stalling voor een agrarisch bedrijf. Voor het perceel Hoofdweg 58 in Slochteren zijn de regels ten opzichte van de standaard aangepast, daarbij is rekening gehouden met de afspraken die met de eigenaar de heer H. H. Holtjer zijn gemaakt vanwege de gedeeltelijke bedrijfsverplaatsing (zoals beschreven in Hoofdstuk 1):

  • het bouwvlak is afgestemd op de bestaande bebouwing;
  • de maatvoering sluit aan bij de bestemming voor agrarische bedrijven;
  • het bedrijfsmatig houden van dieren is uitgesloten;
  • er is geen bedrijfswoning toegestaan;
  • er zijn 'persoonsgebonden' uitbreidingsmogelijkheden opgenomen.

De persoonsgebonden afwijkingsbevoegdheid is bedoeld voor de eigenaar en diens erfopvolgers en wordt uitsluitend gebruiks als de bedrijfseconomische noodzaak voor uitbreiding wordt aangetoond.

6.5.2 Agrarisch met waarden

Deze bestemmingsregeling is een verbijzondering van de bestemming Agrarisch - Cultuurgrond, waarbij ter plaatse voorkomende landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden zijn aangeduid. De waarde openheid is voor het plandeel Brinkslaan 16 in Schildwolde uit de regels gehaald. Het perceel is omsloten door bos en maakt geen onderdeel uit van het grootschalige open landschap. De bestemming sluit aan bij het behoud van de natuurlijke waarden van het perceel en het bijpassend beheer.

6.5.3 Bedrijf

Deze bestemming voorziet in een regeling voor (individuele) bedrijven die niet zijn gelegen op een bedrijventerrein. Branches die hierbinnen vallen worden geregeld in de Staat van Bedrijven die in de bijlage van het bestemmingsplan is opgenomen.

Bij recht zijn bedrijven tot en met milieucategorie 3.1 toegestaan. Bestaande bedrijven die niet passen binnen de bestemmingsregeling worden specifiek benoemd. Daarnaast is er een afwijkingsbevoegdheid opgenomen bedoeld voor bedrijven die niet genoemd worden binnen de Staat van Bedrijven maar naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden, al dan niet onder te stellen voorwaarden, voor wat betreft geur, stof, gevaar en geluid, gelijk kunnen worden gesteld met de bedrijven welke wel zijn genoemd.

Voor zover aanwezig is ook de bedrijfswoning opgenomen binnen de bestemming. Hierbij geldt dat niet meer dan 200 m² is toegestaan voor een bedrijfswoning met bijgebouwen.

Bedrijven die (op onderdelen) afwijken van de bestemmingsregeling zijn specifiek aangeduid.

In verband met de bestaande planologische mogelijkheden voor detailhandel in meubelen op het perceel Knijpslaan 45 in Kolham is in het nieuwe bestemmingsplan een bepaalde verkoopvloeroppervlakte voor detailhandel (non-food) opgenomen.

6.5.4 Gemengd - 1

In delen van de kernen/het lint waar sprake is van functiemenging en op percelen waar sprake is van woon-werkcombinaties, is de bestemming Gemengd toegepast om uitwisseling van bepaalde functies mogelijk te maken. De volgende functies maken onderdeel uit van de bestemming: wonen, dienstverlening, horeca-categorie 1, detailhandel en lichte bedrijven (milieucategorie 1 en 2).

Bij dienstverlening wordt onderscheid gemaakt tussen 'maatschappelijke' en 'zakelijke dienstverlening'. Bij beide vormen staat de uitoefening van dienstverlening in een kantoorachtige omgeving centraal. Maatschappelijke dienstverlening heeft betrekking op het verlenen van diensten in de medische, sociale, educatieve, culturele, religieuze en administratieve sfeer en andere vormen van dienstverlening, die een min of meer openbaar karakter hebben. Voorwaarde is wel dat deze functies worden uitgeoefend vanuit een praktijk of kantoorruimte al dan niet met baliefunctie. Hierdoor wordt er duidelijk onderscheid gemaakt met het begrip maatschappelijke voorzieningen, waartoe ook maatschappelijke functies zoals kinderopvang en (brede) scholen worden gerekend. Zakelijke dienstverlening heeft betrekking op het bedrijfsmatig verlenen van diensten in een kantoorachtige omgeving op administratief, financieel en juridisch gebied, op het gebied van de informatie- en communicatietechnologie en andere vergelijkbare vormen van dienstverlening.

De functie detailhandel wordt verdeeld in de categorieën food en non-food. Voor food wordt ten hoogste 250 m² vvo toegestaan, voor non-food is dit 500 m² vvo. Verkoop van auto's, boten en caravans is vanwege de ruimtelijke uitstraling die hiermee gepaard gaat uitgesloten, tenzij specifiek aangegeven.

Qua bouwregels wordt grotendeels aangesloten bij Wonen. Hierdoor blijft de uitstraling overeenkomen met die van de rest van het lint.

Er is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor:

  • Horeca, categorie 2;
  • het vergroten van de maatvoering van bouwwerken geen gebouwen zijnde.
6.5.5 Gemengd - 2

De bestemming 'Gemengd- 2' voorziet in een bestemmingsregeling waarbij uitwisseling en combineren van de volgende functies mogelijk is: wonen, dienstverlening en lichte bedrijven. De bestemming wordt toegekend aan bepaalde percelen in gebieden met een gemengd karakter.

Binnen de bestemming 'Gemengd - 2' is in principe geen detailhandel en/of horeca toegestaan, met uitzondering van ondersteunende horeca en tenzij detailhandel specifiek is toegestaan middels een aanduiding.

De bebouwingsmogelijkheden is afgestemd op de bestaande hoofdgebouwen (woning of indien sprake is van een boerderijvorm de boerderij met inpandige woning). Qua maatvoering wordt aangesloten bij de bestemming Wonen - 1B.

6.5.6 Gemengd - 3

Voor enkele percelen in het erfgoedkwartier, binnen het beschermd dorpsgezicht, is een aparte bestemming Gemengd - 3 toegepast. Deze bestemming gedeeltelijk in dezelfde mogelijkheden als de bestemming Gemengd - 1 en biedt daarnaast de mogelijkheid tot logies, horecabedrijf categorie 1, bedrijvigheid gericht op wellness en de mogelijkheid tot vestiging van museale functies. Vanwege het waardevolle karakter van de erven en bebouwing op de betreffende percelen is er naast de specifieke gebruiksregels ook een afwijkende bebouwingsregeling t.o.v. de andere bestemmingen Gemengd. Hiermee wordt de huidige uitstraling van de percelen beschermd en wordt gewaarborgd dat de functies zich vestigen in de bebouwing in min of meer dezelfde omvang, zodat geen afbreuk wordt gedaan aan het ruimtelijk karakter van het erfgoedkwartier.

Er is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor horeca, categorie 2.

6.5.7 Recreatie - Verblijfsrecreatie -1

De bestemming Recreatie - Verblijfsrecreatie is bedoeld voor kampeerterreinen met ruimte voor zowel mobiele als plaatsgebonden kampeermiddelen, waaronder chalets, stacaravans en trekkershutten. Recreatiewoningen zijn alleen toegestaan als dit specifiek is aangeduid.

Gebouwen zijn alleen toegestaan in een bouwvlak, met uitzondering van gebouwen van beperkte omvang, waaronder kiosken en opslagruimten met een gezamenlijke oppervlakte. Trekkershutten en kleinere gebouwen (waaronder sanitairvoorzieningen) zijn ook buiten het bouwvlak toegestaan. Het aantal kampeermiddelen dat is toegestaan is bewust niet geregeld, dit sluit aan bij de Beleidsregels Kamperen.

Er zijn wel regels opgenomen voor de aan te houden minimum afstanden tussen plaatsgebonden mobiele kampeermiddelen. Deze afstand bedraagt minimaal 5 meter, hierbij is aangesloten bij de Handleiding bereikbaarheid en bluswatervoorziening Regio Groningen, februari 2009.

Rondom een groot deel van het terrein ligt een groen bestemming om de landschappelijke inpassing en afscherming naar de agrarische cultuurgronden te waarborgen.

6.5.8 Wonen

Woningen en bijbehorende gronden (tuinen en erven) worden binnen deze bestemming begrepen. In het plan wordt indien nodig een verdeling gemaakt in woningtypen.

Wonen is in dit bestemmingsplan gesplitst in meerdere bestemmingen: 'Wonen - 1A' en 'Wonen - 1B'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0040.bp00038-41vg_0013.jpg"

6.5.8.1 Wonen - 1A

De bestemming 'Wonen - 1A' onderscheidt zich van andere woonbestemmingen doordat het traditionele onderscheid tussen hoofd- en aangebouwde bijgebouwen niet wordt gehanteerd. De regeling biedt meer flexibiliteit door het hanteren van het begrip 'woongebouw' zijnde een gebouw of een complex van aan elkaar verbonden gebouwen waarin tenminste één woning is gelegen. In voorliggend bestemmingsplan is woongebouw dus geen definitie voor een gebouw met daarin meerdere woningen die via één gemeenschappelijke toegang worden bereikt.

Deze bestemming wordt slechts toegepast op ruime, brede percelen waar de vrijstaande woning min of meer midden op het perceel is gesitueerd. De regeling is ontwikkeld om een oplossing te bieden bij uitbreidingsbehoefte bij met name de traditionele kleinere arbeiderswoningen op een groot perceel. Doel is om meer flexibiliteit te creëren en meer nadruk te leggen op concentratie van woonbebouwing op het bouwperceel zonder afbreuk te doen aan de ruimtelijke kwaliteit in het gebied.

De opgenomen regeling laat het onderscheid tussen het hoofdgebouw en ondergeschikte verbonden delen los, voorzover dit wordt ingevuld binnen het bouwvlak. Daarnaast wordt de spreiding van de aan de woning verbonden ruimten beperkt, waardoor de relatie met de hoofdvorm behouden blijft. De grootte van dat bouwvlak hangt af van de locatie, het overwegende bebouwingsbeeld, belendende percelen etcetera.

Met deze regeling wordt binnen het bebouwingsvlak geen onderscheid gemaakt in of gebouwtypen ondergeschikt of niet ondergeschikt zijn. Zo ontstaat meer ontwerpvrijheid bij uitbreiding van woningen. Wel worden eisen gesteld aan de vormgeving; zo geldt een maximum breedte en horizontale diepte van het woongebouw en moet tenminste 50% van het woongebouw door een kap worden afgedekt, waarbij tenminste de naar de weg gekeerde gevel door een kap wordt voorzien. Een plat afgedekte voorzijde van een woongebouw is dus niet toegestaan.

Verschil met de andere woonbestemmingen is dat vrijstaande bijgebouwen die net buiten het bouwvlak zijn gelegen niet meer kunnen worden verbonden aan het woongebouw door een tussenvolume.

Door de situering van bouwvlak en de bouwregels wordt geregeld dat de flanken van de voorzijde van het bouwperceel worden vrijgehouden van bebouwing en - voorzover wel bebouwing is toegestaan - dat de maatvoering beperkter is. Zo wordt sturing gegeven aan de concentratie van bebouwing en bovendien wordt bepaald waar geen hoge bebouwing (hoger dan bijgebouwen/ overkappingen) kan staan. Eén en ander in verband met privacy, bezonning e.d. voor aanliggende percelen.

Educatief centrum

Op het plandeel 'Brinkslaan 16' is de aanduiding 'educatief centrum' toegevoegd. De aanduiding maakt kleinschalige educatieve actviteiten mogelijk op het perceel in combinatie met een boerderijwinkel met een verkoopvloeroppervlakte van maximaal 60 m². De activiteiten hebben een hobbymatig karakter en zijn ondergeschikt aan de bestemming 'Wonen'. Uitbreiding van de bebouwing is niet toegestaan. Een uitgebreide beschrijving van de activiteiten is opgenomen in paragraaf 2.3.5 en Hoofdstuk 8.

6.5.8.2 Wonen -1B

De bestemming 'Wonen - 1B' gaat uit van een hoofdgebouw met daarbij behorende, al dan niet aangebouwde bijgebouwen. Het hoofdgebouw, dat gelet op de constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming het belangrijkste gebouw op het bouwperceel is, is slechts toegestaan binnen het bouwvlak en moet, uitgezonderd de aangebouwde zijde(n), op een afstand van tenminste 3 meter van de zijdelingse perceelsgrens zijn gesitueerd.

Deze regeling is voor vrijstaande woningen op percelen waar de regeling van Wonen - 1A gezien het overwegende straatbeeld of de perceelsgrootte niet kan worden toegepast;

6.5.8.3 Algemeen

Bouwregels

Bij alle woonbestemmingen wordt de situering van de bebouwing bepaald door 3 vlakken die op de verbeelding zijn aangegeven in combinatie met de bouwregels: het bestemmingsvlak;het bouwvlak waarbinnen het woongebouw c.q. hoofdgebouw moet zijn gesitueerd, zodoende wordt de bebouwing geconcentreerd;het bouwperceel waarbinnen alle bebouwing behorend bij het woongebouw c.q. hoofdgebouw is gesitueerd. Het bouwperceel is bedoeld om de schaal en intensiteit van de bebouwing in de hand te houden door een bebouwingspercentage van ten hoogste 50% voor alle bebouwing vast te stellen. De keuze voor een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing zorgt voor het onderscheid met het bestemmingsvlak. Hierdoor wordt namelijk geregeld dat binnen het bouwperceel slechts één hoofdgebouw c.q. woongebouw wordt toegestaan en dat bijgebouwen daaraan worden gekoppeld. Om in gevallen waarbij meerdere woningen op één kadastraal perceel staan een juiste benadering bij bijgebouwen te hanteren, wordt de koppeling met een woning gelegd. De relatie tussen de grond en één bestemmingsvlak moet duidelijkheid bieden dat slechts gronden binnen een bestemming worden meegerekend voor de bouwmogelijkheden; aankoop gronden bestemd als (openbaar) groen of agrarische grond biedt geen extra bebouwingsmaatregelen. Daarom geldt voor het bepalen van het bouwperceel de ondergrond behorende bij het voorliggende plan. Daarnaast kan nog een aanduiding binnen het bestemmingsvlak zijn opgenomen die specifiek regelt waar bebouwing wel en niet mag worden gesitueerd.

Voor het woon- en/of hoofdgebouw zijn verschillende specifieke regels opgenomen die de grootte en situering bepalen. Bij W-1A en W-1B is de maximum breedte gesteld op 10 meter. Er is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen tot een breedte van 15 meter als blijkt dat de bebouwing voldoet aan afwijkingsregels.

Bijgebouwen

Overkappingen worden onder hetzelfde regime geschaard als (vrijstaande) bijgebouwen. Dit omdat de ruimtelijke impact van overkappingen nauwelijks beperkter is dan die van (vrijstaande) bijgebouwen en onderlinge uitwisselbaarheid in toegestane oppervlakten op bouwpercelen te versimpelen. Bijgebouwen zijn toegestaan op een gedeelte van het bouwperceel. Vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen zijn toegestaan in het gebied tenminste 3 meter achter de voorgevel van het hoofd- of woongebouw en moeten binnen het bouwvlak, dan wel binnen 25 meter daar vandaan zijn gelegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0040.bp00038-41vg_0014.jpg"

Om de invloed van vrijstaande bijgebouwen (en vrijstaande overkappingen) op het straatbeeld te beperken geldt er in het gebied op minder dan 10 meter achter het voorerf een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 30 m². Om bij achter elkaar gelegen woningen langs laantjes of met de achtergevels naar elkaar gerichte woningen met ondiepe achtererven in woonwijken te voorkomen dat aangebouwde bijgebouwen te dicht op bebouwing op achtergelegen bouwpercelen wordt gebouwd, moet tenminste 7,50 meter afstand tot de achterliggende perceelsgrens worden gehouden. In hoeksituaties wordt daarnaast de voorwaarde gesteld dat bijgebouwen, die buiten het bouwvlak worden gesitueerd, op tenminste 5 meter van de kant van de weg staan en wanneer een andere woning om de hoek staat, het bijgebouw achter de voorgevel van die woning is gelegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0040.bp00038-41vg_0015.png"

Om uitbreidingsmogelijkheden aan de voorgevel te regelen worden erkers & entreeportalen met een diepte van ten hoogste 1,50 meter, dan wel 0,75 meter en een hoogte van ten hoogste 3 meter toegestaan. De toegestane diepte is afhankelijk van de bestemming, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  • daarna blijft tenminste 2 meter onbebouwd gebied tot bestemmingsgrens over, en
  • de uitbreiding betreft minder dan 50% van de breedte van het hoofdgebouw.

afbeelding "i_NL.IMRO.0040.bp00038-41vg_0016.jpg"

Afmetingen

De toegestane maatvoering van (vrijstaande) bijgebouwen en overkappingen is als volgt:

  Goothoogte   Bouwhoogte
 
Dakhelling  
Bijgebouw of overkapping
 
ten hoogste 3 m   ten hoogste 5,50 m   platte afdekking of meerzijdige kap van ten hoogste 60°
 

Om te voorkomen dat belendende percelen worden geconfronteerd met relatief lange wanden hoger dan 3 meter (topgevels) en bescherming van woon- en/of gebruiksgenot te geven is een voor bebouwing de zone op minder dan 3 meter van de zijdelingse perceelsgrens een specifieke regeling. Voor bijgebouwen hoger dan 3 meter geldt dat de nok min of meer evenwijdig aan de richting van die perceelsgrens moet liggen of, als dat niet zo is een wolfseind aan de zijde van de perceelsgrens moet worden toegepast. Uitzondering vormen bijgebouwen die zich uitstrekken over beide aan elkaar grenzende bouwpercelen. Hier zijn namelijk geen hinderlijke effecten voor de buren, als gevolg van de hoge topgevel, omdat die ook op hun eigen perceel staat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0040.bp00038-41vg_0017.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0040.bp00038-41vg_0018.jpg"

Oppervlaktes

De toegestane gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen is afhankelijk van de grootte van het bouwperceel. Mits het toegestane bebouwingspercentage niet wordt overschreden is 50 m² aan bijgebouwen en overkappingen toegestaan. Des te groter het bouwperceel is, des meer m² aan (vrijstaande) bijgebouwen en overkappingen wordt toegestaan, met een maximum van 150 m² op bouwperceel groter dan 1000 m².

Afwijken bouwregels

afwijking mits positief advies door stedebouwkundige commissie

Als gevolg van de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (Wabo) is het voor een aantal uitbreidingen of toevoeging van bijbehorende bouwwerken niet langer nodig om een omgevingsvergunning aan te vragen. Met name de categorie onder artikel 3 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) is relevant voor bestemmingsplannen. Deze categorie vergunningsvrij bouwen geldt voor het bouwen van bouwwerken, mits passend in het bestemmingsplan, gesitueerd op het achtererf of zijerf (mits 1 meter achter de voorgevel) en niet hoger dan 5 meter. Als het om een dergelijk geval gaat wordt een aanvraag niet meer vooraf getoetst worden door een ambtenaar of een welstandscommissie: de burger of ondernemer die een vergunningvrij bouwwerk wil bouwen moet er voortaan zelf voor zorgen dat het aan alle regels voldoet.

Slagboomconstructie

Vanwege de komst van de Wabo is er in nieuwe bestemmingsplannen vanaf 2010 bewust voor gekozen om bepaalde bouwmogelijkheden bij recht te beperken. Dit geldt voor wat betreft de breedte van het woongebouw of het hoofdgebouw inclusief aangebouwde bijgebouwen. De oppervlakte voor bijgebouwen op het zijerf is daardoor beperkt. Een deel van de bebouwingsruimte is 'achter de slagboom' gezet door binnenplanse afwijkingbevoegdheden op te nemen om af te wijken van bouwregels. De enige afwijkingsvoorwaarde om aan die gevallen mee te werken is dat het college advies bij een door haar aangewezen stedebouwkundige commissie heeft ingewonnen, dit om te ruimtelijke kwaliteit te borgen. Wanneer het verzoek om af te mogen wijken door de commissie positief is beoordeeld kan de omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan worden verleend, waarna de aanvrager alsnog vergunningvrij ten aanzien van bouwen de uitbreiding mag realiseren.

Relatie met vergunningsvrij bouwen

Per 1 november 2014 zijn de regels voor vergunningsvrij bouwen in bijlage II van het Bor verder verruimd. De mogelijkheden om op basis van artikel 2 van bijlage II zonder bestemmingsplantoets in het achterfgebied vergunningsvrij 'bijbehorende bouwwerken' te bouwen zijn aanzienlijk vergroot. Door deze verruiming is vrijwel de gehele bebouwingsruimte die in het bestemmingsplan bij recht voor bijgebouwen wordt geboden, vergunningvrij zonder bestemmingsplan toets. Dit geldt ook voor vrijwel alle bouwmogelijkheden die in het bestemmingsplan vanwege invoering van de Wabo 'achter de slagboom' zijn geplaatst.

In de nieuwe regels van het Bor worden in artikel 2, bij het bepalen van de maximale oppervlakte die aan 'bijbehorende bouwwerken' mogelijk is, alle bestaande (al dan niet vergunde) bouwwerken meegeteld. Deze aanpassing betekent dat op percelen waar de bouwmogelijkheden voor 'bijbehorende bouwwerken' op grond van het bestemmingsplan al zijn benut, geen ruimte meer is voor vergunningsvrije 'bijbehorende bouwwerken'.


Toegestaan gebruik

Binnen de bestemmingen in de hoofdgroep Wonen moet de woonfunctie de belangrijkste functie zijn, met dien verstande dat deze niet is toegestaan in vrijstaande bijgebouwen. Binnen de bestemming wonen zijn vrije beroepen bij recht toegestaan daarnaast kan een omgevingsvergunning voor het afwijken van de regels worden verleend voor bepaalde andere aan-huis-verbonden beroepen of bedrijfsactiviteiten. Deze zijn opgenomen in de bijlage op een limitatieve lijst. Bij de vrijstaande woningen is een bed & breakfast toegestaan, mits wordt voldaan aan hetgeen is gesteld in de beleidsregels recreatieve verblijfsaccommodaties. Om tegemoet te komen aan de opkomst van internetverkoop wordt het in de woonbestemmingen toegestaan om administratieve werkzaamheden met betrekking tot internetwinkels en telefonische verkoop van goederen uit te voeren onder enkele voorwaarden. Paardenbakken die hobbymatig worden gebruikt zijn ook toegestaan binnen de bestemming Wonen. Voor een situering op aangrenzende (cultuur)gronden kan onder voorwaarden een omgevingsvergunning worden verleend.

Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met van de woonbestemmingen wordt in ieder geval begrepen het gebruik ten behoeve van bewoning dan wel de mogelijkheid daartoe essentiële woonvoorzieningen als de al dan niet gecombineerde aanwezigheid van de een slaapkamer, toilet, badkamer en keuken, in vrijstaande bijgebouwen. Hiermee wordt voorkomen dat een zelfstandige woning op een oneigenlijke manier ontstaat.

6.6 Toelichting dubbelbestemmingen

Aan een dubbelbestemming bestaat de behoefte, wanneer een bestemming onvoldoende recht doet aan de functies/gebruiksdoeleinden die op de gronden toelaatbaar zijn of wanneer ruimtelijk relevante belangen veilig moeten worden gesteld die niet of onvoldoende met een bestemming kunnen worden gewaarborgd. Een dubbelbestemming heeft altijd betrekking op een geometrisch bepaald vlak.

In de SVBP is een drietal hoofdgroepen vastgelegd waarbij moet worden aangesloten voor het toekennen van een dubbelbestemming. Dit zijn de hoofdgroepen:

  • Leiding: waarbinnen beschermingszones van o.a. gasleidingen en hoogspanningsleidingen worden geregeld. Op en binnen de beheerszone van deze leidingen mag niet gebouwd worden en mag niet in de bodem worden gegraven, noch beplanting worden aangebracht.
  • Waarde: bijv. landschappelijke en/of archeologische waarden.
  • Waterstaat: bijv. waterbergingsgebieden of waterkeringen.

De bouw- c.q. gebruiksregels in de dubbelbestemming bepalen de verhouding van de basisbestemming ten opzichte van de dubbelbestemming.

6.6.1 Leiding - Riool

Deze dubbelbestemming regelt de bescherming van aanwezige rioolpersleidingen. Bouwen hierbinnen is alleen mogelijk na toepassing van de afwijkingsregels.

6.6.2 Waarde - Archeologie

Op grond van de Wet op de archeologische monumentenzorg, die onderdeel uitmaakt van de Monumentenwet, moeten archeologische (verwachtings)waarden worden gewaarborgd in het bestemmingsplan.

Op basis van het archeologiebeleid zijn ook planregels voor toepassing in het bestemmingsplan opgesteld. Er is onderscheid gemaakt in een drietal regelingen, elk specifiek van toepassing op bepaalde archeologische (verwachtings)waarden.

Waarde - Archeologie 1: van toepassing op Archeologische monumenten en cultuurhistorisch waardevolle terreinen. Bouwwerken met een oppervlakte groter dan 50 m² zijn verbonden aan een omgevingsvergunning om af te wijken van het bestemmingsplan. Daarnaast zijn bepaalde werken of werkzaamheden, zoals egaliseren, diepploegen en ontginnen, vergunningsplichtig.

Waarde - Archeologie 2: van toepassing op historische kernen en bebouwing. Bouwwerken en werken of bepaalde werkzaamheden met een oppervlakte groter dan 100 m² zijn verbonden aan een omgevingsvergunning om af te wijken van het bestemmingsplan.

Waarde - Archeologie 3: van toepassing op gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde. Bouwwerken en werken of bepaalde werkzaamheden met een oppervlakte groter dan 200 m² zijn verbonden aan een omgevingsvergunning om af te wijken van het bestemmingsplan.

6.6.3 Waarde - Cultuurhistorie - Beschermd dorpsgezicht

De bestemming “Waarde – Cultuurhistorie - Beschermd dorpsgezicht” is de inbedding van het beschermd dorpsgezicht Fraeylema in het bestemmingsplan. De bestemming gaat uit van het behoud, herstel en ontwikkeling van de met het beschermd dorpsgezicht verbonden cultuurhistorische en landschappelijke waarden. Het gebied rondom de Fraeylemaborg is met het besluit van 5 december 1990 aangewezen als 'beschermd dorpsgezicht'. Dit besluit is als Bijlage 1 Aanwijzingsbesluit beschermd dorpsgezicht Slochteren in de toelichting opgenomen.

In de bestemmingsregeling is een planologische vertaalslag opgenomen van de belangrijkste cultuurhistorische en landschappelijke waarden in het gebied.

Voor de bescherming van de bebouwing zijn een aantal specifieke bouwregels opgenomen, die gelden boven de regels van de basisbestemming. Deze hebben betrekking op de gevels (uitvoering in steen) en de dakbedekking (gebakken pannen). Bestaande afwijkingen zijn toegestaan. Daarnaast is op de verbeelding per pand de ruimtelijke situering (gevellijn) en de bouw- en goothoogte vastgelegd. Voor de kapvorm en –richting wordt verwezen naar Bijlage 12 Kapsymbolenkaart.

De regels sluiten af met een aanlegvergunningstelsel voor het aanbrengen van oppervlakteverharding en ingrepen in de groen- en waterstructuur en een sloopvergunningstelsel voor het slopen van gebouwen.

Alleen het plandeel 'Hoofdweg 9' valt binnen dit bestemmingsplan in het beschermd dorpsgezicht. Voor het overige deel blijft het bestemmingsplan 'Slochteren-Schildwolde' van toepassing.

6.7 Toelichting gebiedsaanduidingen

6.7.1 Algemeen

Indien een dubbelbestemming niet tot de mogelijkheden behoort en er - bijvoorbeeld op grond van sectorale regelgeving - toch aanleiding bestaat om extra mogelijkheden of beperkingen in het plan op te nemen, kan van gebiedsaanduidingen gebruik worden gemaakt. Een gebiedsaanduiding is een aanduiding die verwijst naar een gebied waarvoor bij de toepassing van het bestemmingsplan specifieke regels gelden of waar nadere afwegingen moeten worden gemaakt, hetzij ter beperking van de gebruiksmogelijkheden hetzij ter verruiming daarvan.

Gebiedsaanduidingen overlappen meestal meerdere bestemmingen. Bij gebiedsaanduidingen gaat het veelal om zones en (deel)gebieden die aan sectorale regelgeving zijn ontleend. In alle gevallen gaan gebiedsaanduidingen vergezeld van een daarop betrekking hebbende regeling (meestal in Hoofdstuk 3 - Algemene Regels, van de regels). Indien dit niet het geval is en de gebiedsaanduiding louter een informatief doel dient, dient gebruik van deze aanduiding achterwege te blijven. Met het oog hierop kunnen aan een gebiedsaanduiding specifieke bouw- of gebruiksregels worden gekoppeld. Om belangen nader te kunnen afwegen, kan een gebiedsaanduiding ook vergezeld gaan van een vergunningenstelsel of een afwijkings- of wijzigingsbevoegdheid.

In de SVBP 2012 is een limitatieve lijst met te gebruiken gebiedsaanduidingen opgenomen. onderstaande lijst zijn gegroepeerd naar hoofdgroepen de in een bestemmingsplan te hanteren gebiedsaanduidingen opgesomd. Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet voor zover van toepassing - van deze gebiedsaanduidingen gebruik worden gemaakt.

In het voorliggende bestemmingsplan wordt gebruik gemaakt van de volgende gebiedsaanduidingen:

6.7.2 Geluidzone- industrie

Over delen van het plangebied loopt de geluidzone van industrieterreinen. Daarvoor zijn eerder, conform de Wet geluidhinder, geluidzones vastgesteld. Deze geluidzone (de 48 c.q. 50 dB-contour) valt voor een deel binnen het plangebied en is op de plankaart aangegeven middels de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie'. Dit betekent dat vanuit de gebiedsaanduiding rekening is gehouden en afstemming is bereikt met de bepalingen uit de Wet geluidhinder.

6.7.3 Geluidzone - weg

Langs enkele wegen, te weten de A7, N387 en N33, is de gebiedsaanduiding 'geluidzone - weg' toegepast. De reikwijdte van de gebiedsaanduiding is gelijk aan de 48 dB-contour zoals deze blijkt uit de Nota Wegverkeerslawaai gemeente Slochteren.

Langs andere wegen is geen toepassing gegeven aan zulke geluidzones, omdat de eerstelijns bebouwing aldaar met de voorzijde is gericht op de betreffende wegen. In die gevallen kan door de bouwgrens parallel aan de weg te leggen worden voorkomen dat woningen en andere geluidgevoelige objecten dichter op de weg worden gebouwd dan in de huidige situatie. Met andere woorden: woningen mogen niet dichter op de weg worden gebouwd dan de kortste afstand tussen gevel en weg, tenzij de geluidbelasting lager is dan de voorkeurswaarde of de vastgestelde hogere waarde.

Indien de weg, waarvan de geluidzone tot de woningen of andere geluidgevoelige objecten reikt, aan de achterzijde ligt, is beperking van het bouwvlak een minder praktisch instrument om te voorkomen dat wordt uitgebreid in de richting van de betreffende weg. Daarom wordt daar een 'geluidzone - weg' toegepast, waardoor het mogelijk is om geluidgevoelige ruimten in/bij woningen of andere geluidgevoelige objecten uit te breiden mits blijkt dat:

  • de uitbreiding niet tot gevolg heeft dat de geluidbelasting door wegverkeerslawaai niet groter is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of;
  • de afstand van de woning tot de weg na uitbreiding niet afneemt of;
  • de uitbreiding niet tot gevolg heeft dat de geluidbelasting door wegverkeerslawaai niet groter is dan de vastgestelde hogere waarde.

Indien bovengenoemde 3 voorwaarden niet van toepassing zijn, kunnen burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning verlenen om de geluidgevoelige ruimten uit te breiden, mits hiervoor reeds een hogere waarde is vastgesteld.

6.7.4 Veiligheidszone- vervoer gevaarlijke stoffen

Langs de wegen N387 en N33 is de aanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' toegepast. De wegen zijn opgenomen in het Provinciaal Basisnet Groningen, waarin een borging van risico-afstanden als gevolg van transporten van gevaarlijke stoffen is vastgelegd. Op grond van het Basisnet geldt voor deze infrastructuur dat binnen een zone van 30 meter geen nieuwe kwetsbare objecten worden opgericht en tevens het vestigen van nieuwe functies (scholen, zorgwoningen, zorgcentra, etcetera) voor beperkt zelfredzame personen wordt uitgesloten. Ter plaatse van de aanduiding is het niet toegestaan objecten ten behoeve van minder zelfredzame personen te bouwen of in gebruik te nemen.

6.7.5 Wetgevingzone - afwijkingsgebied - detailhandel

In delen van het lint (binnen bestaand bebouwd gebied) waar sprake is van functiemenging is een aanduiding weergegeven om een omgevingsvergunning (voor het afwijken van de bestemmingsregels) te kunnen verlenen voor kleinschalige detailhandel bij woningen. De regeling sluit aan bij verschillende verzoeken van (aspirant) ondernemers in het lint. Door de strikte voorwaarden, waardoor de activiteit ondergeschikt blijft aan de woonfunctie, kan de kleinschaligheid worden gewaarborgd en wordt er geen afbreuk gedaan aan de bestaande detailhandelstructuur in de kernen.

De voorwaarden van de beleidsregels aan-huis-verbonden beroep zijn hierbij grotendeels van toepassing, met een aantal afwijkingen:

  • de maximum oppervlakte is vastgelegd op 30 m²;
  • het verbod op detailhandel is losgelaten;
  • de limitatieve lijst met activiteiten is niet van toepassing voor detailhandel.

De regel kan worden toegepast bij vrijstaande woningen langs het lint (bestemming Wonen - 1A en 1B), bedrijfswoningen (bestemming Bedrijf), agrarische bouwpercelen (bestemming Agrarisch) en gemengde percelen buiten het centrumgebied (bestemming Gemengd – 2).

6.8 Verbeelding

6.8.1 Algemeen

Het onderscheid tussen de digitale en de analoge verbeelding van het bestemmingsplan is een nieuw element sinds de invoering van digitale bestemmingsplannen in de Wro in 2008. Per wijze van verbeelding is steeds aangegeven hoe de inhoud van een bestemmingsplan moet worden weergegeven.

De analoge verbeelding van een bestemmingsplan leidt altijd tot een concreet en afgerond product, te weten een analoge oftewel papieren kaart. Bij de eisen die worden gesteld aan de digitale verbeelding, is dit niet het geval. Dit komt omdat er bij de digitale verbeelding - gebaseerd op een geometrische plaatsbepaling van plangebied en bestemmingen niet alleen sprake is van een standaard cartografische weergave door middel van kleuren en symbolen, maar ook van dynamiek en interactie met de digitale informatie. Aldus wordt de uiteindelijke digitale verbeelding mede bepaald door de functionaliteit van de interface/viewer die wordt gebruikt.

In het Bro wordt de verbeelding niet langer als onderdeel van het bestemmingsplan genoemd. Dit komt omdat in de nieuwe wettelijke regelingen wordt uitgegaan van het primaat van digitalisering. Wel wordt door het Bro een volledige verbeelding van het bestemmingsplan op papier verplicht gesteld. In dat verband blijft de analoge verbeelding van het bestemmingsplan van belang. Overigens bepaalt het Bro dat bestemmingen en hun aansluiting op aangrenzend gebied moeten worden vastgesteld met gebruikmaking van een duidelijke ondergrond.

De analoge verbeelding van het bestemmingsplan bevat naast verklaringen met een verhelderende functie (bijvoorbeeld topografische gegevens, kadastrale ondergrond, straatnamen en dergelijke) alleen normen die juridisch relevant zijn. De normatieve regelingen die op een analoge verbeelding van het bestemmingsplan vermeld staan, zijn daarom terug te vinden in de regels.

Als ondergrond voor de verbeelding van het bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de Grootschalige Basiskaart van Nederland (GBKN) aangevuld met kadastrale gegevens. Daardoor is snel en helder te zien waar percelen, bebouwing, wegen, waterlopen etc. zich bevinden. De GBKN geeft de situatie weer zoals deze was ten tijde van de vaststelling van het plan.

Op de verbeelding wordt de plangrens vermeld. Daarnaast worden de grenzen van de bestemmingen vermeld. De verschillende bestemmingen worden op de verbeelding in verschillende kleuren weergegeven, aangevuld met één of meer letters. Dubbelbestemmingen daarentegen worden weergegeven met een arcering.

Verder zijn, daar waar nodig, bouwvlakken opgenomen. Een bouwvlak betreft het gebied waarbinnen (hoofd- en woon)gebouwen gebouwd mogen worden. De begrenzing van een bouwvlak wordt aangegeven door middel van een bouwgrens.

Binnen een bestemmingsvlak of bouwvlak kan met een symbool of arcering een aanduiding op de plankaart een aanvullend kenmerk zijn aangegeven. De betekenis daarvan is terug te vinden in de planregels.

Op de verbeelding is een legenda opgenomen met de verklaring van de in het plan voorkomende bestemmingen, bouwvlakken, dubbelbestemmingen, lijnen, arceringen en aanduidingen, met de daarbij behorende artikelnummers.

Dwarsprofielen zijn in een afzonderlijke figuur opgenomen.

Op de verbeelding is tevens het transfer (of stempel) opgenomen. Hierin is de naam van het bestemmingsplan aangegeven, alsmede de status van het plan, met data van de tervisielegging en (afhankelijk van de fase in de procedure) het besluit tot vaststelling door de gemeenteraad.

De ligging van de bebouwingsgrenzen en dergelijke op de verbeelding of plankaart is bepaald aan de hand van onder meer:

  • ruimtelijke aspecten zoals gewenste rooilijnen, weg- en bebouwingsprofielen, zichtlijnen etc.;
  • overzichtelijkheid van hoek- en verkeerssituaties;
  • particuliere belangen samenhangend met uitzicht, toegankelijkheid e.d.;
  • ligging van kabels en leidingen;
  • ligging van hindercirkels en milieuzoneringen.

Als in het bestemmingsplan uitwerkings- of wijzigingsbevoegdheden zijn opgenomen, zijn deze met een arcering op de kaart aangegeven.

Omdat een aantal aanduidingen is opgenomen in de algemene regels wordt hier niet altijd naar verwezen in de bestemmingen. Daarom is het essentieel dat het bestemmingsplan door middel van de (digitale) verbeelding wordt geraadpleegd. Zodoende worden alle van toepassing zijnde regels uit zowel hoofdstuk 2 als hoofdstuk 3 zichtbaar gemaakt.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

7.1 Algemeen

Het betreft hier een verzamelbestemmingsplan waarin een aantal ambtshalve wijzigingen/ correcties en een aantal particuliere initiatieven worden geregeld.

Aan de particulier initiatieven zijn, afgezien van de kosten voor het ambtelijk apparaat voor de begeleiding en toetsing van aanvragen, in beginsel geen kosten voor de gemeente verbonden. Conform de Legesverordening 2014 worden de kosten voor het opstellen van het Verzamelbesctemmingsplan gedeeld met de particuliere initiatiefnemers.

De ambtshalve wijzigingen/correcties komen, conform de Legesverordening 2014, voor rekening van de gemeente.

7.2 Exploitatieplan

Op grond van artikel 6.12 van de Wro kan de raad bij de vaststelling van een bestemmingsplan ook een exploitatieplan vaststellen. Dit is niet noodzakelijk indien:

  • de kosten van de grondexploitatie voor de gronden in het plan op een andere manier zijn verzekerd;
  • het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is, en
  • het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is.

Een deel van het plangebied gaat om ambtshalve wijzigingen/correcties waarbij geen grote ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt. Daarnaast gaat het om drie particuliere initiatieven, waarvan de economische uitvoerbaarheid in handen ligt van de initiatiefnemers.

Daarom is het weergeven van de economische uitvoerbaarheid in de vorm van een exploitatieplan niet noodzakelijk.

7.3 Planschade

In artikel 6.1 Wro is bepaald dat burgemeester en wethouders een belanghebbende die als gevolg van een bepaling van een bestemmingsplan (of een ander ruimtelijk besluit) schade lijdt, in de vorm van inkomensderving of waardevermindering van een onroerende zaak, op zijn verzoek een tegemoetkoming in de schade toekennen. Daarbij geldt dat de schade redelijkerwijs niet voor rekening van de aanvrager behoort te blijven en dat een tegemoetkoming op een andere wijze niet is verzekerd. Binnen het normale maatschappelijke risico vallende schade blijft voor rekening van de aanvrager. Daarnaast wordt ook een waardevermindering van maximaal 2% ontstaan door een verandering in het planologisch regime binnen het normale maatschappelijke risico gerekend.

Met de particuliere initiatiefnemers zijn planschadeovereenkomsten gesloten, waarmee wordt geregeld dat de initiatiefnemer eventuele planschadekosten voor zijn rekening neemt.

 

Hoofdstuk 8 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

8.1 Vooroverleg

8.1.1 Vooroverlegpartners

Op grond van artikel 3.1.1 van het Bro wordt bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg gepleegd met het waterschap, diensten van het rijk en provincie die betrokken zijn bij de ruimtelijke ordening en eventueel andere gemeenten.

Gelet op de verschillende instanties die belangen hebben in het plangebied wordt voorgesteld het aantal vooroverlegpartners uit te breiden. De vooroverlegpartners hebben gedurende 8 weken de gelegenheid gehad te reageren op het plan.

Het plan is in het kader van het vooroverleg beschikbaar gesteld aan de volgende partners:

  • Provincie Groningen
  • Waterschap Hunze en Aa's
  • Veiligheidsregio (Brandweer Groningen)
  • Enexis B.V.
  • N.V. Waterbedrijf Groningen
  • NAM B.V.
  • N.V. Nederlandse Gasunie
  • Rijksdienst voor het cultureel erfgoed

De vooroverlegpartners hebben gedurende 8 weken de tijd gehad om te reageren op het voorontwerpbestemmingsplan.

8.2 Inspraak

8.2.1 Inspraakprocedure

De Wro verplicht niet om een voorontwerp bestemmingsplan ter inzage te leggen voor inspraak, niet anders dan de procedure op grond van de Awb. Om betrokkenen in een vroeg stadium bij de planvorming te betrekken en eventuele onjuistheden er uit te halen en specifieke wensen in te passen is er gekozen om op het voorontwerp bestemmingsplan inspraak toe te passen.

Het voorontwerp bestemmingsplan heeft gedurende 6 weken voor een ieder voor inspraak ter inzage gelegen in het gemeentehuis en is daarnaast beschikbaar gesteld via Ruimtelijke Plannen en op de gemeentelijke website.

8.3 Verwerken reacties

Er zijn tijdens de inspraakperiode een vooroverlegreactie en een (schriftelijke) inspraakreactie ingediend. Een weergave van de reacties, voorzien van commentaar en eventuele wijzigingen voor het plan die eruit voortkomen is in deze paragraaf opgenomen.

De inspraakreactie en de vooroverlegreactie zijn vervolgens verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan dat voor accordering aan het college wordt aangeboden. Op basis van dit besluit start de formele procedure waarbij het plan voor een ieder ter inzage wordt gelegd en op basis van het ontwerp zienswijzen kunnen worden ingebracht.

8.3.1 Vooroverlegreactie

Er is een vooroverlegreactie ingediend door de Veiligheidsregio Groningen (Brandweer) inzake Externe Veiligheid.

Het advies van de Veiligheidsregio heeft betrekking op de volgende aspecten:

  • Ingaan op de veiligheidsaspecten voor het plandeel Hoofdweg 9, Slochteren vanwege ligging in het invloedsgebied en veiligheidscontour (gedeeltelijk) van de N387. Een weg die deeluitmaakt van het basisnet voor vervoer van gevaarlijke stoffen;
  • Het verantwoorden van het groepsrisico vanwege ligging van het plandeel Hoofdweg 9, Slochteren in het invloedsgebied van de N387;
  • De beoordeling van de mogelijkheden voor bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid doorvertalen naar het bestemmingsplan en meewegen bij de verantwoording van het groepsrisico;
  • Initiatiefnemer (Stichting Fraeylemaborg) voor het plandeel Hoofdweg 9, Slochteren voorschrijven toekomstige gebruikers te informeren over de externe veiligheidsrisico's.

Bovenstaande aspecten zijn verwerkt in paragraaf 4.3 Externe veiligheid.

Het complete advies is als bijlage opgenomen.

8.3.2 Inspraakreactie

Er is een inspraakreactie ingediend met betrekking tot het perceel Brinkslaan 16 in Slochteren. De initiatiefnemer van de Brinkslaan 16 heeft per brief zijn plan nog eens extra toegelicht om de ongerustheid bij de insprekers weg te nemen. De inspraak reactie en de reactie van initiatiefnemer zijn geanonimiseerd weergegeven in bijlage 4 en 5 van de toelichting.

Hieronder volgt een weergave van de inspraakreactie en de reactie van het college hierop.

Inspraakreactie puntsgewijs samengevat

  • a. Een educatief centrum met recreatie is een ruim begrip.
  • b. Er worden mogelijk al werkzaamheden uitgevoerd voor het plan.
  • c. Men verwacht grote gevolgen voor het woongenot, door toegenomen verkeers,- en lawaaioverlast. Er wordt gevreesd voor waardevermindering van de woning. Er zal recht van overpad moeten worden verleend aan leveranciers en bezoekers. De Brinkslaan is niet ingericht voor meer verkeer, omdat deze maar 1 rijstrook heeft.
  • d. Hoe moet men elkaar passeren en wie zorgt voor onderhoud voor ons stuk weg? Men ziet het plan niet zitten.

Reactie puntsgewijs

  • a. De hoofdbestemming van het perceel blijft wonen. De andere percelen blijven agrarisch. Er komt een extra aanduiding voor het kleinschalig educatief centrum. Ook andere kleinschalige activiteiten als bed,- en breakfast, verkoop van een kopje thee of potje honing behoren tot de mogelijkheden. De voorgestelde verkoop van eigen producten is vergelijkbaar met een kraampje langs de weg. Van een zorgboerderij of iets dergelijks is geen sprake. Het gaat eerder om een hobby, waar af en toe mensen op afspraak kunnen komen kijken. Omdat wonen de hoofdbestemming blijft, kan de gemeente altijd ingrijpen wanneer het wel grootschalig zou worden. Vanaf dat moment is er immers sprake van strijdigheid met het bestemmingsplan.
  • b. De heer Broekema geeft aan dat hij de laatste maanden niet bezig is geweest in Schildwolde. Hij is een groot deel van de tijd werkzaam op zee. Wel zijn verschillende buren aan het verbouwen.
  • c. Het bezoek komt op afspraak. Het verkeer is vergelijkbaar met een groot huishouden. Het zal af en toe om een groepje fietsers gaan en wellicht enkele auto's. Het pand van de inspreker is gelegen op zeker 500 meter van de Brinkslaan 16. Van aantasting van het woongenot kan op deze afstand geen sprake zijn. Ook is waardevermindering, door de kleinschalige activiteiten op 500 meter afstand, onwaarschijnlijk.
  • d. Er komt geen grootschalig centrum waar vrachtwagens en bussen naar toe komen rijden. De heer Broekema is bezig met andere bewoners om via het leefbaarheidsfonds een betere weg aan te leggen. Ook wil hij een deel in zelfwerkzaamheid uitvoeren. Zou het weinige verkeer naar zijn perceel werkelijk de weg beschadigen, dan is de heer Broekema bereid om een extra bijdrage te leveren voor onderhoud van de weg.

Conclusie

De ingediende inspraakreactie is geen reden om het bestemmingsplan aan te passen. Het plan is kleinschalig van aard en past in een woonomgeving. Zou het wel grootschalig worden, kan de gemeente ingrijpen. De verkeersbewegingen die uit het plan voorkomen, zijn vergelijkbaar met een groot huishouden. Er wordt gewerkt aan verbetering van de weg. De heer Broekema wil een deel uitvoeren in zelfwerkzaamheid. Hij heeft één en ander bevestigd in een brief (bijlage 5).

8.4 Zienswijze ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 12 maart tot en met 22 april 2015 ter inzage gelegen. Er is tijdens de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan een zienswijze ingediend.

Zienswijze

De zienswijze is van een aanwonende van de Brinkslaan (hierna 'indiener') en is ingediend vanwege een subsidieaanvraag voor verbetering van het wegdek van de Brinkslaan. Indiener heeft via een handtekening ingestemd met deze aanvraag.

Deze subsidieaanvraag is gedaan door de initiatiefnemer van het plandeel 'Brinkslaan 16' (kleinschalig ecducatiefcentrum) in het verzamelbestemmingsplan. De aanwonende heeft de indruk gekregen dat de handtekening is gebruikt om aan te tonen dat men instemt met het educatief centrum aan de Brinkslaan. Dit is echter niet het geval. De verbetering van de weg staat helemaal los van het verzamelbestemmingsplan. Door de initiatiefnemer is nooit gesuggereerd dat de handtekeningen betrekking hebben op het educatief centrum. Hij heeft duidelijk bij de gemeente aangeven dat de verbetering van de weg en het educatief centrum los van elkaar staan.

Aanvulling zienswijze (mondeling)

Naar aanleiding van de zienswijze heeft de gemeente op 30 april contact opgenomen met indiener om aan te geven dat er geen verband is met de subsidie-aanvraag. Indiener heeft daarbij aangegeven in de toekomst mogelijk verkeershinder van bezoekers van het educatief centrum te verwachten. Omdat deze aanvulling niet tijdig is ingediend (buiten de termijn van terinzagelegging) kunnen wij deze niet als ontvankelijke zienswijze behandelen. Dit is ook meegedeeld aan indiener. Het aspect 'verkeershinder' is inhoudelijk ook beoordeeld bij de inspraak op het voorontwerp, zie paragraaf 8.3.

De zienswijze heeft dan ook niet geleid tot een aanpassing van het bestemmingsplan.