direct naar inhoud van 5.4 Water
Plan: Bestemmingsplan Buitengebied West
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0040.bp00024-41vg

5.4 Water

In het deze paragraaf wordt ingegaan op de maatregelen die gepland staan in het gebied, waarvoor (mogelijk) planologische ruimte en/of aanpassingen nodig zijn.

Beschrijving van de beïnvloeding van het systeem

Het systeem van watergangen en poldergemalen is in het landelijk gebied van Duurswold zodanig ingericht dat wateroverlast geen probleem vormt of gaat vormen. Knelpunten die lokaal kunnen ontstaan door bodemdaling onder invloed van veenoxidatie kunnen naar verwachting worden opgelost door aanpassingen in het peilbeheer en eventueel aanpassingen in de detailontwatering. De bodemdaling als gevolg van gaswinning leidt naar verwachting ook niet tot wateroverlast. De bodemdaling als gevolg van de gaswinning in Slochteren is het sterkst bij Overschild. Het tegengaan van verdroging van natuur wordt in Duurswold reeds aangepakt in de lopende projecten Westerbroek, Midden-Groningen en Meerstad.

Inpassen ruimte voor water

In het kader van functieveranderingen in de landinrichtingen Midden-Groningen, Meerstad en Westerbroek zullen in deze gebieden de komende jaren aanpassingen in de waterhuishouding worden doorgevoerd. Daarbij zal gezorgd worden dat hiervan geen negatieve effecten uitgaan voor bestaande gebiedsfuncties. Ook wordt door de Landinrichtingscommissie van Midden-Groningen de haalbaarheid nader bekeken om doorsnijding van de natuur in Midden-Groningen door de Grote Wijk te beëindigen en de peilen voor het aanliggende landbouwgebied te optimaliseren.

Slochteren streeft naar het verbinden van de natuur in Midden-Groningen met de natuurinrichting aan de dorpsranden. Watergangen in het landelijk gebied kunnen hiervoor als dragers functioneren. Verder wordt gestreefd naar verdere ontsluiting ten behoeve van recreatiemogelijkheden als kanoroutes.

Veiligheid (boezemwater en kaden)

Om het boezemsysteem te beschermen in de toekomst en voldoende ruimte te hebben voor verbetering, versterking en eventuele verhoging van kaden streeft het waterschap er naar om langs de boezemkaden een vrijwaringzone langs boezemkaden te handhaven van ten minste 15 meter breedte. De bedoeling is dat zich in deze vrijwaringzone geen ontwikkelingen voordoen die beperkingen zouden kunnen inhouden voor toekomstige kadeverbetering. Het streven is dat de vrijwaringzones ook als zodanig in bestemmingsplannen wordt opgenomen.

De boezemkaden verkrijgen in dit bestemmingsplan bescherming door het toekennen van een dubbelbestemming.

Afspraken over het dempen van sloten, toevoegen van oppervlakteverharding en compensatie

Het beleid van het waterschap ter zake houdt in, dat slootdemping in landbouwgebied en bebouwd gebied wordt toegestaan mits compenserende bergingsmaatregelen worden getroffen. Uitzondering vormen droge gebieden waar geen problemen ontstaan met de hogere grondwaterstanden die worden veroorzaakt door het dempen van sloten. Het beleid van het waterschap ziet slechts toe op het waterhuishoudkundig systeem, dempingen en compensatie dienen ook conform bepalingen uit dit bestemmingsplan te zijn.

Het waterschap staat het dempen van sloten in natuurgebieden toe mits na het dempen van sloten de maatgevende afvoer in de nieuwe situatie niet groter is dan de huidige maatgevende afvoer. Daarnaast mogen omliggende functies niet nadelig worden beïnvloed door de verhoging van grondwaterstanden ten gevolge van het dempen van sloten.

In de keur van waterschap Hunze en Aa's (2010) is opgenomen dat binnen het beheersgebied zonder vergunning van het bestuur geen verhard oppervlak mag worden aangebracht, voor zover dit leidt tot een versnelde afvoer richting oppervlaktewaterlichamen. Hierbij geldt binnen de bebouwde kom een norm van 150 m² en daarbuiten 1500 m². Bij nieuwe verharding met een oppervlak boven deze normen zullen compenserende maatregelen moeten worden genomen.

Benoemen knelpunten in het watersysteem

In het watersysteem zijn een aantal knelpunten gesignaleerd, waarvan de onvoldoende vaardiepte op een aantal plaatsen in de boezem een prominent punt is. Een andere opgave ligt in uitvoering van het Masterplan Kaden voor het op hoogte brengen van de boezemkaden. Daarnaast zijn er op een aantal andere terreinen, zoals de ecologische kwaliteiten van het watersysteem, aanvullende maatregelen nodig.

In de periode tot 2015 zullen boezemkaden op hoogte worden gebracht. De boezemkaden (langs kanalen en Schildmeer) moeten op orde worden voor zover ze nu niet aan de geldende normstellingen voldoen.

Aanvullend daarop zal nader onderzoek worden gedaan in hoeverre de hoogte van kaden langs de Borgsloot en het westelijk deel van het Slochterdiep en van de Woltersumer Ae op orde is. Waar nodig zullen aanvullende herstelmaatregelen worden genomen, in het geval van de Woltersumer Ae mogelijk in combinatie met herstel van cultuurhistorische waarden.

Naast kadeverhoging moet op sommige plekken worden gewerkt aan versterken van het kadeprofiel: Tot minimaal profiel: talud waterzijde 1:2 of minder stijl, kruinbreedte tenminste 4 m. Indien vereist vanuit stabiliteitseisen: verder versterken dan minimum profiel. Hierdoor zal het ruimtebeslag van de aan te passen kaden veelal ook toenemen. Dit kan plaatselijk oplopen tot meer dan 10 meter.

Waar sprake is van oeverafkalving is het aanpassen van de oeverinrichting, bij voorkeur door aanleg van een stabiele vooroever (plasberm oid), nodig. Dit kan leiden tot beperkte kadeverplaatsing (opschuiven met enige meters). Als dit niet mogelijk is wordt steenbestorting of een andere vorm van beschoeiing toegepast.

Om deze kadeverbetering te kunnen uitvoeren streeft het waterschap er naar om langs de boezemkaden een vrijwaringszone te handhaven van ten minste 15 meter breedte. De bedoeling is dat zich in deze vrijwaringszone geen ontwikkelingen voordoen die beperkingen zouden kunnen inhouden voor toekomstige kadeverbetering. Ter plaatse van Schaaphok zal ten behoeve van de kadeversteking de Woltersumer Ae mogelijk over een lengte van ca 100 m enigszins worden verlegd.

Voor de kanalen in Slochteren is het nodig om de inrichting van 6 kilometer oevers natuurvriendelijk te optimaliseren. Het betreft de inrichting van oeverstroken van tenminste 5 m breed met een talud van 1:5 dat oploopt van ca 0,8 m onder water tot ca 0,2 m boven water. Dit kan waarschijnlijk deels (ca 2 km) worden gerealiseerd op stroken die al aan de waterzijde van boezem kaden ligt (geen opschuiven van kaden). Voor het overige deel (ca 4 km binnen Slochteren) zullen, om de benodigde ruimte te verkrijgen, kaden moeten worden opgeschoven met ca 5-7 m.

Ten behoeve van de vergroting van het ecologisch potentieel is daarnaast gedacht om een voorziening voor vismigratie naar het natuurgebied Midden-Groningen aan te leggen bij gemaal Sans Souci.

Op een aantal plaatsen is voor de vaarwegen in het Schildmeer, de Groeve, het Slochterdiep en de Scharmer Ae geconstateerd dat de waterdiepte onvoldoende is voor de toegelaten diepgang van 1,20 meter Inmiddels zijn voorbereidingen in gang gezet om deze vaarwegen te baggeren.

Door de aanleg van Meerstad verandert de waterhuishouding in het gebied, in de eerste plaats door de aanleg van het Woldmeer. Een meer dat naast de recreatieve functie ook een belangrijke functie krijgt als waterberging. Om het Woldmeer aan te sluiten op het vaarcircuit van de provincie Groningen wordt een vaarverbinding in de vorm van een watergang aangelegd tussen het Woldmeer en het Slochterdiep. Ten behoeve van de vaarverbinding zal een extra sluis worden ingericht tussen het nieuwe meer en het Slochterdiep.

Om het gewenste ecologisch potentieel voor het Schildmeer te kunnen bereiken is een combinatie nodig van inrichting van brede natuurvriendelijke oeverzones en de toepassing van een natuurvriendelijker dynamisch peilbeheer, waarbij aandacht moet zijn voor veiligheid, vaardiepte, wateraanvoer/berging en effecten op de omgeving (zoals grondwaterniveaus/kwel, natuur binnen de boezemkaden). In het Schildmeer zal circa 5 ha nieuwe natuurvriendelijke oeverzone worden ontwikkeld. Dit zal gebeuren door vooroevers in te richten met daarachter ondiepe oeverzones met gevarieerde waterdiepte van 0 – 1,0 m en flauwe onderwatertaluds (1:5 of minder steil).

Bij nieuwe ontwikkelingen in het buitengebied zal per afzonderlijke ontwikkeling worden bekeken of er mogelijkheden zijn binnen de plannen kleinschalige bergingsmogelijkheden voor water te realiseren zijn.