direct naar inhoud van 5.3 Landschap
Plan: Bestemmingsplan Buitengebied West
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0040.bp00024-41vg

5.3 Landschap

5.3.1 Hoofdpunten
  • De landschapswaarden, waaronder landschappelijke inpassing van agrarische bedrijven, zijn mede bestemd in de verschillende agrarische bestemmingen, afhankelijk van de aard van de landschapswaarden.
  • Robuuste bossingels en andere landschapselementen groter dan 2 hectare zijn specifiek bestemd.
  • Rekening houden met de kernwaarden 'duisternis' en 'stilte'.
5.3.2 Landinrichting

Het grootste deel van de huidige inrichting van het landschap is bepaald door de ruilverkavelings- en herinrichtingsprojecten van de laatste decennia. De uitkomst en de mate waarin het landschap door deze projecten is veranderd, hangt samen met de tijd van uitvoering en het cultuurhistorische beleid dat daarbij werd verwerkt. Uitgangspunt bij de huidige landrichting van Midden-Groningen is dat de te behouden kavelpatronen, slootstructuren en ontsluitingstructuren zoals die in het landinrichtingsplan zijn opgenomen worden overgenomen. Zodoende kan uitvoering van kavelverbetering, zoals dat is toegestaan door de landinrichtingscommissie, doorgang vinden en blijft de identiteit van het landschap zoveel mogelijk behouden. Vanwege archeologische (verwachtings)waarden zijn in een deel van het gebied grondroerende activiteiten die van invloed zijn op het verkavelingspatroon verbonden aan een omgevingsvergunning. In aanvulling hierop zijn in gebieden met cultuurlandschappelijk waardevolle patronen of structuren bepaalde activiteiten verbonden aan een omgevingsvergunning.

5.3.3 Landschappelijke inpassing

In de bestemmingsregeling voor agrarische bedrijven is ook landschappelijke inpassing, bijvoorbeeld in de vorm van hoge beplanting ter afscherming van de bebouwing, opgenomen. Op deze wijze kan de landschappelijke inpassing, naast het vastleggen van de afspraken over de inrichting in een privaatrechtelijke overeenkomst, ook worden verankerd in het bestemmingsplan.

5.3.4 Open landschap

In een groot deel van het buitengebied van Slochteren is het landschappelijke kenmerk de openheid. Houtteelt of andere blijvende hoogopgaande teelten zijn hier niet toegestaan. Nu de bospercelen die her en der incidenteel liggen zijn gekapt of op korte termijn worden gekapt is het tijd voor een herijking. Gezien het oorspronkelijke landschap is ervoor gekozen het gebied met grootschalige openheid ruimer aan te geven dan in de provinciale verordening is gedaan en beslaat een groot deel van het noordwesten en oosten van het buitengebied.Het inzetten op de landbouw past goed bij het behoud van de openheid van deze gebieden. De schaalvergroting van de aanwezige agrarische bedrijven hoeft hier namelijk geen afbreuk aan te doen met toepassing van de maatwerkbenadering. Het behoud van het open landschap is ook een wens van de respondenten onder de agrariƫrs in het gebied. Activiteiten op cultuurgronden die de openheid aantasten, zoals houtteelt, boomteelt en fruitteelt en andere meerjarige teeltvormen is niet toegestaan. In het plangebied Buitengebied West zijn geen gebieden aangewezen ter bescherming van de openheid. Door eerdere ruilverkavelingen in de jaren zestig en zeventig, waarbij ook nieuwe boerderijen zijn gesticht en landschapselementen zijn aangebracht, is een deel van de oorspronkelijke openheid verdwenen. Het aanbrengen van beplanting voor houtteelt, boomteelt, fruitteelt en andere hoogopgaande beplanting bij een oppervlakte vanaf 2 hectare is in het plangebied verbonden aan een omgevingsvergunning.

5.3.5 Duisternis en stilte

De aspecten duisternis en stilte worden in het POP 3 en POV aangemerkt als belangrijke kenmerken van de provincie Groningen. Ook in het buitengebied van Slochteren zijn deze waarden nog grotendeels aanwezig. Een deel van de oeverzone van het Schildmeer is aangewezen als stiltegebied. Door de bestemming Natuur op deze gronden kan de stilte (en duisternis) hier worden gewaarborgd.

In het plangebied worden de bestaande stilte en duisternis-waarden niet onevenredig aangetast. Het bestemmingsplan voorziet naast de bestaande (agrarische) bedrijven en woningen niet in nieuwe bedrijven of woningen. In hoofdzaak beperkt de ontwikkelingsruimte zich tot uitbreidingsmogelijkheden van agrarische bedrijven en wijzigingsregels voor functieverandering van agrarische bedrijven. Bij het toepassen van de flexibiliteitsregels in het bestemmingsplan, bijvoorbeeld voor het uitbreiden van een bouwvlak of een functiewijziging, wordt altijd een omgevingstoets uitgevoerd. Hierbij kan waar nodig ook rekening worden gehouden met de aspecten duisternis of stilte.

Bij agrarische bedrijven mogen nieuwe ligboxenstallen uitsluitend worden gebouwd als de lichtsterkte binnen niet meer dan 150 lux bedraagt, tenzij die stal tussen 20.00 uur en 6.00 uur is voorzien van voorzieningen die de lichtuitstraling met tenminste 90% reduceren. Bij een uitbreiding van een bestaande ligboxenstallen hoeft niet aan deze regels te worden voldaan.