direct naar inhoud van Ruimtelijke onderbouwing
Plan: Landelijk Gebied, Verbindingsweg 20
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.0037.OV1309-vs01

Ruimtelijke onderbouwing

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Bij de gemeente Stadskanaal is een aanvraag ingediend voor het wijzigen van gebruik van het perceel Verbindingsweg 20 in het buitengebied bij Musselkanaal. In het geldende bestemmingsplan “Landelijk gebied” heeft dit perceel de bestemming Wonen. De bewoners gebruiken de schuur op dit moment voor hun houtbewerkingsbedrijf. Dit gebruik is strijdig met de geldende woonbestemming. Inmiddels hebben de eigenaren een aanvraag ingediend om alsnog het houtbewerkingsbedrijf bestemd te krijgen. Deze ruimtelijke onderbouwing maakt deel uit van deze aanvraag.

De gemeente Stadskanaal staat positief tegenover het toekennen van nieuwe bedrijfsfuncties aan voormalige agrarische bedrijfsgebouwen. Daarom wil de gemeente medewerking verlenen aan de procedure om op het perceel een houtbewerkingsbedrijf binnen de bestemming Wonen mogelijk te maken onder de volgende voorwaarden:

  • De toegestane bedrijvigheid betreft houtbewerking.
  • De activiteit 'houtzagen' wordt slechts ondergeschikt toegestaan. Conform de uitgangspunten van het geluidonderzoek is een gebruik van de lintzaag gemiddeld 40 minuten per werkdag, waarvan 20 minuten werkelijk zagend,aanvaardbaar.
  • De werkzaamheden zijn naar aard en invloed vergelijkbaar met een bedrijf in de categorie
    'Bouwnijverheid, aannemersbedrijven met werkplaats: b.o.< 1000 m²'. Dit betekent dat een aanzienlijk deel van de werkzaamheden op locatie, bij opdrachtgevers, plaatsvindt.
  • Buitenopslag is uitsluitend toegestaan ten behoeve van de bestemming en vindt plaats op het achtererf.
  • De bedrijfsvloeroppervlakte is kleiner dan 1000 m2.

1.2 Plangebied

Het plangebied is gelegen in het buurtschap 1ste Oomsberg. Dit buurtschap bestaat uit een aantal woningen en agrarische bedrijven. Het plangebied ligt aan een doodlopende weg. Aan deze weg staan voornamelijk woningen. Het direct naastgelegen perceel, Verbindingsweg 22 heeft een agrarische bestemming. Op dit perceel is een intensieve veehouderij gevestigd. De schuren van dit bedrijf staan aan de overzijde van de Verbindingsweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0037.OV1309-vs01_0002.png"

Situering plangebied

1.3 Geldend bestemmingsplan

Het plangebied is gelegen in het bestemmingsplan Landelijk gebied. Dit bestemmingsplan is op 23 maart 2009 gewijzigd vastgesteld. Op 24 november 2009 hebben GS het bestemmingsplan gedeeltelijk goedgekeurd. Het bestemmingsplan Landelijk gebied is hiermee voor het plangebied het geldende bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0037.OV1309-vs01_0003.png"

Uitsnede bestemmingsplan

In het bestemmingsplan Landelijk Gebied heeft de voorzijde van het perceel de bestemming Wonen en de achterzijde de bestemming Agrarisch. De woonbestemming is bedoeld voor woningen en ondergeschikte beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis. Dit laatste betreffen activiteiten die door hun beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend.

In voorliggend geval betreft de strijdigheid met het bestemmingsplan de volgende punten:

  • Binnen de bestemming Wonen is een houtbewerkingsbedrijf niet toegestaan, aangezien dit een meldingsplichtige inrichting betreft. Tevens is de bedrijfsmatige activiteit geen bedrijfsmatige activiteit aan huis, omdat deze niet langer ondergeschikt is aan de woonfunctie.
  • De bestemming Agrarisch aan de achterzijde van het perceel blijft ongewijzigd.

1.4 Bevoegdheid

In principe beslissen burgemeester en wethouders op een aanvraag om omgevingsvergunning. Inhoudelijk zijn soms andere bestuursorganen mede verantwoordelijk voor de te verlenen omgevingsvergunning. Daarvoor is in artikel 2.27 van de Wabo een “verklaring van geen bedenking” (vvgb) opgenomen. Zonder een vvgb kan de omgevingsvergunning niet worden verleend. Bij het met ruimtelijke onderbouwing afwijken van het bestemmingsplan is een vvgb van de gemeenteraad nodig. In zijn vergadering van 18 oktober 2010 heeft de gemeenteraad van Stadskanaal echter besloten om alle activiteiten waarbij toepassing wordt gegeven aan artikel 2.12, lid 1, sub a, onder 3 aan te wijzen als categorie waarvoor geen verklaring van geen bedenking is vereist. Dit betekent dat burgemeester en wethouders zonder raadpleging van de gemeenteraad de omgevingsvergunning kunnen verlenen, mits daar op andere gronden geen bezwaren tegen zijn.

Hoofdstuk 2 Beleid

2.1 Provinciaal beleid

2.1.1 Provinciaal omgevingsplan

In het Provinciaal Omgevingsplan 2009-2013 (POP) worden de hoofdlijnen van het provinciaal omgevingsbeleid voor de lange termijn aangegeven. Daarnaast wordt per thema het beleid voor de periode 2009 - 2013 meer concreet aangegeven. Hoofddoelstelling in het POP is het behoud, herstel en ontwikkeling van de gewenste kwaliteit van het buitengebied. Kernwoorden in het POP zijn voorts leefbaarheid en kwaliteit. Daartoe dient in de plannen onder andere rekening te worden gehouden met water, infrastructuur, bodem en cultuurhistorie. op welke wijze met deze thema's rekening wordt gehouden, wordt in hoofdstuk 3 besproken.

2.1.2 Provinciale omgevingsverordening

De provinciale omgevingsverordening 2009 bevat regels voor de fysieke leefomgeving in de provincie Groningen. De omgevingsverordening is in haar oorspronkelijke vorm vastgesteld door Provinciale Staten op 17 juni 2009 en is vervolgens enkele malen (gedeeltelijk) gewijzigd. De nu geldende versie is laatstelijk gewijzigd op 20 maart 2013.

In de provinciale omgevingsverordening zijn regels opgenomen die beogen te voorkomen dat het buitengebied wordt gebruikt voor functies die niet in het buitengebied thuishoren. Daarmee wordt verdere verstening en versnippering van het buitengebied tegengegaan. Wat betreft hergebruik van bestaande vrijkomende gebouwen wordt zijn in artikel 4.27 lid 3 voorwaarden opgenomen die gemeenten moeten stellen aan functiewijzigingen.

De op deze omgevingsvergunning van toepassing zijnde bepalingen uit dit artikel is:

In afwijking van het eerste lid stelt het bestemmingsplan regels aan het gebruik van voormalige bedrijfsgebouwen en het daarbij behorende erf die ertoe strekken dat:

  • De bedrijvigheid wordt beperkt tot de milieucategorieën 1 en 2, alsmede behorend tot categorie 3 voor zover naar aard en invloed op de omgeving met categorieën 1 en 2 gelijk te stellen bedrijvigheid, van de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering, waarbij detailhandel wordt beperkt tot het aanbieden en verkopen van ambachtelijke, agrarische of aan de agrarische sector gelieerde producten op een vloeroppervlakte van maximaal 60 m2;

De bedrijfsactiviteit betreft houtbewerking waarbij de werkzaamheden hoofdzakelijk op locatie, bij de opdrachtgever, plaatsvinden. Houtbewerking in het plangebied, Verbindingsweg 20, vindt uitsluitend inpandig plaats. Onder deze voorwaarden zijn de bedrijfsactiviteiten wat betreft aard en invloed gelijk te stellen aan de activiteit 'Bouwnijverheid, aannemersbedrijven met werkplaats: b.o.< 1000 m²'. Een dergelijke activiteit behoort tot milieucategorie 2 van de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering. Een nadere onderbouwing van de aard en invloed van de inrichting is opgenomen in hoofdstuk 3.2.4 Bedrijven en milieuzonering.

De aanvraag voldoet aan de bepalingen uit de provinciale verordening. Er hoeft geen ontheffing aangevraagd te worden.

2.2 Gemeentelijk beleid

In het bestemmingsplan Landelijk gebied is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming Agrarisch te wijzigen in de bestemming Bedrijf. Onder voorwaarde kunnen burgemeester en wethouders deze wijziging verlenen. In de voorliggende aanvraag wordt een wijziging van de bestemming Wonen in de bestemming Bedrijf aangevraagd. Binnen de bestemming Wonen is geen wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de woonbestemming te wijzigen in een bedrijfsbestemming. Echter gelet op het voormalige agrarische gebruik van deze woning is de aanvraag vergelijkbaar met een verzoek tot wijzigen van Agrarisch naar Bedrijf. De aanvraag moet uiteraard wel voldoen aan dezelfde voorwaarde.

In het bestemmingsplan zijn de volgende voorwaarde opgenomen:

  • 1. Het aantal wooneenheden mag niet meer dan twee bedragen, met dien verstande dat de oppervlakte van het hoofdgebouw minimaal 180 m² bedraagt en een en ander past binnen het toegekende woningcontingent.
  • 2. Bij de maatvoering dient zoveel mogelijk te worden aangesloten bij de bestaande hoofdvorm.
  • 3. Er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheid van nabijgelegen (agrarische) bedrijven.
  • 4. Er dient zorg te worden gedragen voor een goede landschappelijke inpassing, met dien verstande dat een besluit tot wijziging niet wordt genomen indien dit leidt tot een onevenredige aantasting van de essentiële ruimtelijke kenmerken.
  • 5. Er mag geen onaanvaardbare verkeersaantrekkende werking ontstaan.

ad. 1 Aanvrager woont al in de bestaande woning. Deze woning wordt een bedrijfswoning.
ad. 2 Uitsluitend een wijziging van het gebruik is aangevraagd. Er is geen sprake van verbouwen, uitbouwen of aanbouwen.
ad. 3 Het naastgelegen agrarisch bedrijf wordt niet beperkt door de realisatie van het aanvraagde bedrijf. De bedrijfsactiviteiten van het aangevraagde bedrijf vinden gedeeltelijk op locatie plaats. Tevens is het aangevraagde bedrijf geen kwetsbaar object / geluidsgevoelig object.
ad. 4 Er is geen sprake van verbouwen, uitbouwen of aanbouwen, waardoor de ruimtelijke kenmerken in tact blijven.
ad. 5 Door de wijziging ontstaat er geen onaanvaardbare verkeersaantrekkende functie, aangezien een groot deel van de werkzaamheden op locatie plaats zal vinden en het bedrijf een éénmanbedrijf betreft. De toename van het aantal verkeersbeweging is hierdoor beperkt.

2.3 Conclusie

De aanvraag past niet binnen het geldende bestemming, maar voldoet wel aan de provinciale en gemeentelijke voorwaarde om af te kunnen wijken van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 3 Onderzoeken

3.1 Fysieke veiligheid

Vanuit een goede ruimtelijke ordening is het van belang te kijken naar gevaar leverende functies in of in de nabijheid van het plangebied. Ook is het van belang om te kijken naar bestrijdbaarheid van een eventuele brand en naar de zelfredzaamheid van de bewoners tijdens een eventuele brand. In deze paragraaf wordt op deze aspecten ingegaan.

3.1.1 Externe veiligheid

Op grond van de AMvB Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) is gekeken naar zogenaamde risicovolle inrichtingen. Daarnaast wordt gekeken naar het vervoer van gevaarlijke stoffen (Besluit transportroutes externe veiligheid Betv) en hoofdgasleidingen (Besluit externe veiligheid buisleidingen). Doel hiervan is om zowel individuele personen als groepen mensen een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Ten aanzien van de risicobronnen (inrichtingen, transport, buisleidingen) worden risico's beoordeeld op het aspect plaatsgebonden risico (voor individuen) en het groepsrisico (voor groepen mensen). In de directe omgeving van het plangebied bevinden zich geen risicovolle inrichten en hoofdbuisleidingen. Tevens geldt dat het aantal aanwezige personen niet toeneemt.

In de directe omgeving van het plangebied bevinden zich geen risicovolle inrichten. De dichtbijzijnde weg die opgenomen is in het provinciaal basisnet Groningen is de N366. Deze weg ligt op circa 400 meter van het plangebied en vormt daardoor geen risico voor het plangebied. Ook liggen er geen hoofdbuisleidingen nabij de voormalige boerderij. Het aspect externe veiligheid is geen belemmering voor de aangevraagde functiewijziging.

3.1.2 Bestrijdbaarheid

Uit de beoordeling van het aspect bestrijdbaarheid blijkt dat het plangebied in beperkte mate voor de hulpdiensten bereikbaar is. Dit gedeelte van de Verbindingsweg loopt dood, waardoor het plangebied niet van twee kanten bereikbaar is. Wat betreft de bluswatervoorzieningen bevindt zich in de omgeving geen brandkraan. Als primaire blusvoorziening bevindt zich op 60 meter een brandkraan. Omdat de bebouwing een bestaande situatie is, geeft het aspect bestrijdbaarheid geen aanleiding tot het treffen van maatregelen.

3.1.3 Zelfredzaamheid

Door het veranderen van de functie neemt het aantal personen die aanwezig zijn in de bebouwing niet toe. De bewoner van de woning wordt ook de gebruiker van het houtbewerkingsbedrijf. Uit de beoordeling van de aanwezige personen is gebleken dat er geen sprake is van verblijf van groepen verminderd zelfredzame personen. Gelet op de huidige functie blijkt dat er voldoende ontvluchtingswegen zijn. Het aspect zelfredzaamheid geeft geen aanleiding tot het treffen van maatregelen.

3.2 Milieu

3.2.1 Bodem

De aanvraagde gebruik is een niet bodembelastende activiteit. Een bodemonderzoek is dan ook niet noodzakelijk.

3.2.2 Geluid

In 2012 is door Adviesbureau Vrancken een Akoestisch onderzoek uitgevoerd.

Het bedrijf is alleen in de dagperiode (tussen 07 en 19 uur) actief. de geluidsuitstraling van de inrichting wordt met name bepaald door het geluid wat binnen wordt gemaakt door het gebruik van de verschillende houtbewerkingmachines. Doordat een persoon binnen werkt kan slechts een machine gebruikt worden. De geluidsisolatie van het pand op 19 juni 2012 is vastgesteld door meting. De geluidsisolatie van het pand is zo nodig eenvoudig te verbeteren. De uitstoot van het geluid door de gehele inrichting is bepaald.

Vastgesteld is dat bij de gebruikte werkwijze op 30 meter van de inrichting de geluidsbelasting niet meer is dan 50 dB(A). Daarmee wordt voldaan aan de grenswaarde volgens het Activiteitenbesluit.

De indirecte hinder is niet bepaald. De inrichting ligt aan een doodlopende weg. Voertuigen van en naar de inrichting komen op 70 meter van de inrichting langs de dichtsbijzijnde woning. Op die afstand zijn de voortuigen qua rijgedrag niet meer te onderscheiden van het overige verkeer.

3.2.3 Luchtkwaliteit

Een onderdeel van de Wet milieubeheer betreft de luchtkwaliteit. De wet is enerzijds bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkelingen, ondanks overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit.

De Wet milieubeheer voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de Wet milieubeheer geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen als:

  • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde of;
  • een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt of;
  • een project “niet in betekenende mate” bijdraagt aan de luchtverontreiniging.

Voor kleinere ruimtelijke en verkeersplannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit is in samenwerking met InfoMil een specifieke rekentool ontwikkeld. Daarmee kan op een eenvoudige en snelle manier worden bepaald of een plan “niet in betekenende mate” bijdraagt aan luchtverontreiniging. Door het extra aantal voertuigbewegingen en het aandeel vrachtverkeer in te vullen, wordt een worstcase scenario berekend.

Uit de ingevulde rekentool blijkt dat de voorgenomen ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Nader onderzoek is dan ook niet noodzakelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0037.OV1309-vs01_0004.png"

Rekentool 'Niet In Betekenende Mate'

3.2.4 Bedrijven en milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening zijn in de brochure “Bedrijven en Milieuzonering” van de VNG (uitgave 2009 ) aanbevolen afstanden aangegeven ten aanzien van diverse milieuaspecten. De brochure heeft een richtinggevend karakter en dient bij het opstellen van een bestemmingsplan als uitgangspunt.

Vanuit provinciaal beleid mag ter plaatse uitsluitend een categorie 2 bedrijf worden gevestigd. De afstanden die daarnaast zijn opgenomen in de VNG-bedrijvenlijst gelden daarnaast als richtinggevend voor de passendheid van de betreffende functie.

Vergelijkbaarheid met een categorie 2 bedrijf

Een provinciale voorwaarde is dat de ontwikkeling naar aard en invloed gelijk dient te zijn aan een categorie 2 bedrijf.

Met deze omgevingsvergunning worden de volgende bedrijfsactiviteiten vergund:

  • De toegestane bedrijvigheid betreft houtbewerking.
  • De activiteit 'houtzagen' wordt slechts ondergeschikt toegestaan. Conform de uitgangspunten van het geluidonderzoek is een gebruik van de lintzaag gemiddeld 40 minuten per werkdag, waarvan 20 minuten werkelijk zagend,aanvaardbaar.
  • Een aanzienlijk deel van de werkzaamheden vindt op locatie, bij opdrachtgevers, plaats.
  • Buitenopslag vindt plaats op het achtererf.
  • De bedrijfsvloeroppervlakte is kleiner dan 1000 m2.

Onder deze voorwaarden zijn de bedrijfsactiviteiten wat betreft aard gelijk te stellen aan de activiteit 'Bouwnijverheid, aannemersbedrijven met werkplaats: b.o.< 1000 m²'. Een dergelijke activiteit behoort tot milieucategorie 2 van de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering (Tabel 1 van de Brochure). 

Voor dergelijke activiteiten geldt een richtafstand van 30 meter. Aangezien geluid het meest bezwarende milieuaspect is voor een houtbewerkingsbedrijf, is getoetst in hoeverre op een afstand van 30 meter sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

Op basis van het akoestisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op een afstand van 30 meter:

  • De geluidsbelasting niet meer is dan 50 dB(A). waarmee voldaan wordt aan grenswaarden zoals gehanteerd in de VNG Brochure.
  • De piekgeluiden op 30 meter hoger zijn dan de voorkeurwaarden die gelden van 10 dB boven het gemiddelde niveau, maar lager zijn dan de grenswaarde van 70 dB (A) die geldt vanuit de VNG Brochure.
  • de indirecte hinder is niet bepaald. Voertuigen van en naar de inrichting komen op 70 meter van de inrichting langs de dichtstbijzijnde woning. Op die afstand zijn de voertuigen niet meer te onderscheiden van het overig verkeer.

Op basis van het type vergunde activiteiten en op basis van het akoestisch onderzoek, stelt de gemeente dat de bedrijfsactiviteiten wat betreft aard en invloed vergelijkbaar zijn met een categorie 2 bedrijf zoals Bouwnijverheid, aannemersbedrijven met werkplaats: b.o.< 1000 m²'.

Goede ruimtelijke ordening

De VNG-bedrijvenlijst geeft richtafstanden aan voor diverse bedrijfsactiviteiten. Voor een aannemersbedrijf gelden onderstaande richtafstanden. Hierbij geldt voor geluid de grootste richtafstand, zijnde 30 meter.

afbeelding "i_NL.IMRO.0037.OV1309-vs01_0005.png"

De Verbindingsweg 20 is gelegen in de nabijheid van een agrarisch bedrijf met bedrijfswoningen en twee burgerwoningen. Getoetst wordt in hoeverre voldaan wordt aan de richtafstanden tussen de gevoelige functies (woningen) en het houtbewerkingsbedrijf.

De agrarische bedrijfswoning is op een afstand van ca 25 meter vanaf de bebouwing aan de Verbindingsweg 20 gelegen. De beide percelen grenzen aan elkaar. Er wordt hiermee niet voldaan aan de richtafstanden van 30 meter. Echter, vanwege de functie als bedrijfswoning waarbij het eigen agrarisch bedrijf ook voor milieuinvloeden zorgt, wordt een afstand van 25 meter aanvaardbaar geacht.

De afstand van het bedrijfsperceel tot aan het dichtstbijzijnde woonperceel (burgerwoning) is 39 meter. De afstand tussen de bedrijfsgebouwen en het dichtsbijzijnde woongebouw is circa 70 meter. Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de voorkeursafstand van 30 meter. Op basis van het akoestisch onderzoek kan tevens gesteld worden dat de geluidbelasting (langtijdgemiddelde) op de burgerwoningen onder de grenswaarde van 50 dB(A) zal blijven. Ter plaatse van de burgerwoningen kan derhalve een goed woon- en leefklimaat voldoende geborgd worden.

3.3 Verkeer

Het bedrijf voor houtbewerking betreft een bedrijf waarbij hoofdzakelijk op locatie wordt gewerkt. Hierdoor is de toename van het aantal verkeersbewegingen zeer beperkt. Uitgegaan wordt van een 'worst-case' situatie van 10 extra verkeersbewegingen per dag, waarvan 20 % bestaande uit vrachtverkeer. De wegconstructie is toereikend. Tevens zal de beperkte toename van verkeersbewegingen niet leiden tot een overschrijding van wegverkeerslawaainormen.

3.4 Water

Nederland is groot geworden door het leven met en de strijd tegen het water. De afgelopen decennia is echter veel ruimte aan het water onttrokken voor woningbouw en bedrijven. Om bij de ruimtelijke planvorming het belang van water goed te borgen en te anticiperen op klimaatverandering is door de overheid de watertoets ontwikkeld. Het doel van de Watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen meer expliciet en op een evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten.

Het plangebied ligt in het beheersgebied van het waterschap Hunze en Aa's. Voor dit plan is de digitale watertoets van het waterschap ingevuld. Hieruit is gebleken dat er het ingediende plan geen belangen raakt van het waterschap, geen nieuwe invloeden op het watersysteem heeft en daarmee geen aanleiding geeft tot aanvullende wateradviezen. Deze Watertoets is in bijlage 2 opgenomen.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

4.1 Economische uitvoerbaarheid

Het gaat in casu om een particulier initiatief. De kosten voor de uitvoering van het plan worden door de initiatiefnemers gedragen. Nu de kosten anderszins zijn verzekerd acht de gemeente het plan economisch uitvoerbaar.

4.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

4.2.1 Overleg

In het Besluit omgevingsrecht (Bor) is in artikel 6.1.8. opgenomen dat gemeente overleg moeten voeren met het waterschap, provincie en rijk. De gemeente Stadskanaal pleegt daarnaast indien daartoe aanleiding is ook nog overleg met andere overlegpartners. In voorliggend geval is het plan voor vooroverleg verstuurd naar de Provincie Groningen, Waterschap Hunze en Aa's en de Brandweerorganisatie Zuid Groningen.

Provincie Groningen
Op 4 oktober 2013 heeft de gemeente het voorstel omgevingsvergunning verstuurd naar de Provincie Groningen.Op 14 oktober laat de provincie in een reactie weten dat het plan voldoet aan de Verordening, mits onderbouwd wordt dat de voorgenomen bedrijfsactiviteiten naar aard en schaal gelijk te stellen zijn aan milieucategorie 2.

De reactie van de provincie is verwerkt in voorliggende onderbouwing.

Waterschap Hunze en Aa's
Het waterschap heeft geen reactie gegeven op deze ruimtelijke onderbouwing.

Regeling Brandweerorganisatie Zuid-Groningen
De Brandweerorganisatie Zuid-Groningen geeft in een overlegreactie aan dat zij instemmen met de conclusies ten aanzien van het onderdeel 3.1.2 “Bestrijdbaarheid”.

4.2.2 Zienswijzen

De ontwerp omgevingsvergunning heeft gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen. Gedurende deze periode is één zienswijze naar voren gebracht. De beantwoording van de zienswijze is opgenomen in de bijlage 'Nota van beantwoording'. De zienswijze heeft niet geleid tot een aanpassing van de omgevingsvergunning.