direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Bedrijvenpark Stadskanaal
Status: vastgesteld
Plantype: beheersverordening
IMRO-idn: NL.IMRO.0037.BV1301-vs01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Stadskanaal is bezig met de actualisatie van de bestemmingsplannen voor haar grondgebied. Voor de meeste gebieden zijn inmiddels bestemmingsplannen vastgesteld. Voor het Bedrijvenpark is gekozen om het instrument beheersverordening toe te passen. Daarmee wordt, door middel van een korte procedure een juridisch kader verkregen. Daarin zijn de mogelijkheden van het oorspronkelijke bestemmingsplan en de doorgevoerde wijzigingen samengebracht.

De beheersverordening is van toepassing op een bepaald gebied, het verordeningsgebied genoemd. Het verordeningsgebied van deze verordening is het bedrijvenpark Bedrijvenpark Stadskanaal. Dit bedrijvenpark ligt aan de zuidwestzijde van de kern. Daarvoor geldt op dit moment het bestemmingsplan: "Bedrijvenpark Stadskanaal 2002". In 2006 is hiervoor de "Herziening 2006 bestemmingsplan Bedrijvenpark Stadskanaal" vastgesteld. Bovendien zijn in de loop van de tijd vrijstellings-, ontheffings- en wijzigingsprocedures gevoerd om (perceelsgebonden) ontwikkelingen mogelijk te maken.

Deze beheersverordening geeft in één keer een nieuwe en uniforme juridische regeling voor het hele verordeningsgebied. In figuur 1 is de ligging en begrenzing van het gebied aangegeven waarop deze beheersverordening van toepassing is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0037.BV1301-vs01_0001.jpg"

De ligging en begrenzing van het verordeningsgebied

De begrenzing van het verordeningsgebied wordt gevormd door de Nautilusweg aan de noordwestzijde, het A.G. Wildervanckkanaal aan de noordoostzijde, de Kijlsterweg aan de zuidoostzijde en de percelen en bebouwing langs de Oosterstraat aan de zuidwestzijde. Westelijk van het bedrijvenpark ligt meer bedrijventerrein, noordelijk is sprake van een woonwijk. Aan de zuidoost- en oostzijde grenst het bedrijvenpark aan het buitengebied.

1.2 Waarom een beheersverordening

Bij de actualisatie van een juridische ruimtelijke regeling kan gekozen worden voor een bestemmingsplan en een beheersverordening. In dit geval is gekozen voor een beheersverordening, omdat:

  • in het verordeningsgebied sprake is van een feitelijk bestaande situatie en;
  • in het verordeningsgebied alleen sprake is van perceelsgebonden 1) en;
  • een beheersverordening door middel van een snelle procedure kan worden vastgesteld en past in het beleid van verdergaande deregulering.

1) Een perceelsgebonden ontwikkeling is een kleinschalige ontwikkeling die op een perceel mogelijk wordt gemaakt.

1.2.1 Feitelijk bestaande situatie

De toepassing van de beheersverordening is voor dit verordeningsgebied mogelijk, omdat daarin sprake is van een feitelijk bestaande situatie. De bestaande situatie wordt in dit geval bepaald door de al gerealiseerde bebouwing en het openbare gebied. De bedrijvenlijst waarin de bedrijven die op het bedrijvenpark aanwezig zijn opgenomen in bijlage 1 . De bestaande situatie wordt nader beschreven in hoofdstuk 2. Illegale bouwwerken horen niet bij de feitelijk bestaande situatie en worden in de beheersverordening niet zonder meer gelegaliseerd.

1.2.2 Ontwikkelingen

In het verordeningsgebied worden geen ontwikkelingen meer mogelijk gemaakt die nog niet zijn toegestaan op grond van het geldende bestemmingsplan. Daarnaast gaat het om perceelsgebonden ontwikkelingen. Bij de perceelsgebonden ontwikkelingen gaat het om (kleinschalige) ontwikkelingen die in de geldende bestemmingsplannen al mogelijk waren gemaakt. Dit houdt in dat bijvoorbeeld een bestaand bedrijfsgebouw mag worden uitgebreid tot een bepaalde oppervlakte.

1.2.3 Procedure

Een beheersverordening is een goed middel om binnen korte termijn een actuele juridische regeling voor het grond gebied te hebben. Een beheersverordening heeft een relatief korte procedure om te komen tot de vaststelling. De procedure wordt besproken in 4.2.

1.3 Waaruit bestaat deze beheersverordening

Kort gezegd bestaat een beheersverordening uit een verbeelding van het verordeningsgebied en regels. Meer concreet gaat het om:

  • een object dat bestaat uit het gebied waarop de verordening betrekking heeft (het verordeningsgebied);
  • een of meer objecten binnen het gebied (besluit(sub)vakken);
  • regels die gekoppeld zijn aan het gebied en/of de objecten binnen het gebied en die gericht zijn op het beheer van het gebied;
  • regels die gaan over gebruiken, bouwen, aanleggen en slopen, afwijken met een omgevingsvergunning en overgangsrecht.

De beheersverordening gaat vergezeld van deze toelichting. Deze motiveert in ieder geval de keuze voor het instrument, waarom er in principe geen ruimtelijke ontwikkelingen worden voorzien, welke onderzoeken hebben plaatsgevonden, etc. De toelichting bevat ook een uitleg van de regeling.

1.4 Wat regelt deze beheersverordening

Het belangrijkste uitgangspunt voor deze beheersverordening is dat deze de bestaande situatie vastlegt. De feitelijk bestaande situatie en het geldende bestemmingsplan zijn daarbij het uitgangspunt. Een beheersverordening mag in principe geen “ruimtelijke ontwikkelingen” bevatten.

Dit betekent echter niet dat de situatie volledig op slot gaat. De feitelijke situatie is in deze verordening aangevuld met onbenutte mogelijkheden uit het geldende bestemmingsplan voor het verordeningsgebied. In deze beheersverordening gaat het om:

  • 1. uitbreidingsmogelijkheden voor bedrijfsgebouwen;
  • 2. mogelijkheid voor nieuwe bedrijfswoningen;
  • 3. mogelijkheid voor bedrijven van hogere categorieën;
  • 4. algemene afwijkingsregels.

Daarmee is geen sprake van “ruimtelijke ontwikkelingen”. De ruimte die de beheersverordening biedt voor de bouw van nieuwe bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen en de uitbreidingsmogelijkheden voor bedrijfsgebouwen, is gebaseerd op de bestaande mogelijkheden uit het hiervoor geldende bestemmingsplan.

Het kan voorkomen dat een ontwikkeling gewenst is die niet binnen de in deze beheersverordening opgenomen (perceelsgebonden) ontwikkelingsmogelijkheden past. In zo een geval is een nieuwe juridisch-planologische regeling nodig, bijvoorbeeld een bestemmingsplan of een omgevingsvergunning waarbij wordt afgeweken van deze beheersverordening.

De beheersverordening legt dus de feitelijke situatie vast door middel van een algemene regeling, waardoor een eenvoudige regeling mogelijk is. Er zijn echter aandachtspunten die invloed kunnen hebben op de systematiek van de verordening. Het kan nodig zijn om meer te specificeren en/of detailleren door middel van besluit(sub)vlakken op de verbeelding of specifieke bepalingen in de regels. Uit de inventarisatie van het verordeningsgebied blijkt dat inderdaad sprake is van enkele gebieden met specifieke regelingen. Hier over wordt in hoofdstuk 4 meer informatie gegeven.

1.5 Hoe werkt de verordening

De beheersverordening moet digitaal worden gemaakt volgens de Praktijkrichtlijn Gebiedsgerichte Besluiten. De verordening wordt door de gebruiker daarom via een digitaal platform (meestal de website RO-online, www.ruimtelijkeplannen.nl) benaderd. Digitaal gezien zijn er verschillende vlakken zichtbaar, namelijk het besluitgebied, de besluitvlakken en (eventueel) de besluitsubvlakken. Hierna volgt een korte omschrijving van wat deze vlakken regelen:

  • Besluitgebied. Het besluitgebied is het gebied waarvoor de beheersverordening van toepassing is. De regelingen die niet specifiek gekoppeld zijn aan een besluitvlak of een besluitsubvlak zijn altijd van toepassing op het hele besluitgebied. De regels zijn gericht op het behouden van de bestaande situatie.  
  • Besluitvlak. Op het hele besluitgebied, of een bepaald deel daarvan, kan een besluitvlak zijn gelegd. In deze beheersverordening heeft het hele besluitgebied het besluitvlak 'Bestaand'. Dit omdat de regels, die bij dit besluitvlak horen, gericht zijn op het behoud van de bestaande situatie. Deze regels zijn (digitaal) direct gekoppeld aan het besluitvlak. In een andere situatie, bijvoorbeeld het besluitvlak 'gasleiding', worden aanvullende regels gegeven die gericht zijn op de bescherming van de aanwezige gasleiding.
  • Besluitsubvlak. Binnen het besluitvlak is in deze verordening sprake van meerdere besluitsubvlakken. De besluitsubvlakken zijn bedoeld om in een bepaald deel van het besluitvlak aanvullende regelingen te geven, gebaseerd op de geldende bestemmingsplannen. Eén daarvan in deze verordening is bijvoorbeeld 'bedrijventerrein 2'. De regels van dit besluitsubvlak bieden meer mogelijkheden voor zwaardere categorieën bedrijven dan bij het besluitsubvlak 'bedrijventerrein 1'. Ook bouwmaatvoeringen zijn in een besluitsubvlak opgenomen, waarbij meer of minder ruimte wordt gegeven dan de bestaande situatie.
  • Overige. Naast de regelingen zoals hiervoor omschreven kan ook sprake zijn van afwijkingsregels. Ook deze kunnen zijn gekoppeld aan een besluit(sub)vlak.

1.6 Leeswijzer

De beheersverordening is als volgt opgebouwd. In het volgende hoofdstuk wordt allereerst een beschrijving gegeven van de bestaande situatie in het verordeningsgebied aan de hand van de voorkomende functies en voorzieningen. De bestaande situatie is immers het uitgangspunt voor deze beheersverordening en daarom van belang.

Daarna wordt in hoofdstuk 3 het beleid en de milieu- en omgevingsaspecten uiteengezet. Deze kunnen extra uitgangspunten voor deze beheersverordening geven.

Hoofdstuk 4 geeft een juridische toelichting op de beheersverordening. In dit hoofdstuk staat dus de toelichting op de regeling in deze beheersverordening en staat een korte uitleg van de procedure die de beheersverordening doorloopt om rechtskracht te krijgen.

In hoofdstuk 5 wordt tot slot ingegaan op de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Bestaande situatie

Bijlage 1 geeft inzicht in de bestaande functies in het verordeningsgebied. De bestaande situatie wordt onderscheiden in perceelsgebonden functies 1 (te verdelen in bedrijven en overige functies) en functies in de openbare ruimte. Bij de ruimtelijke verschijningsvorm van de bebouwing en openbare ruimte is de bestaande situatie het uitgangspunt. Dit hoofdstuk gaat daarom alleen in op de bestaande functies.

2.1 Historische ontwikkeling

In 1765 nemen de burgemeester en de raad van de stad Groningen het besluit om het Stadskanaal te graven. De naam betekent dus letterlijk "kanaal van de Stad (Groningen)". Halverwege de 19de eeuw bereikte het kanaal Ter Apel. Langs het kanaal kwam steeds meer bebouwing en zodoende ontstond er een lintdorp. Dit lintdorp loopt langs het Stadskanaal vanaf de gemeente Veendam naar de gemeente Vlagtwedde (bij Musselkanaal) over een lengte van 16 kilometer. De bebouwing langs de Oosterstraat, langs de westgrens van het verordeningsgebied, maakt deel uit van dit lintdorp.

Door de komst van het kanaal en het lintdorp, kreeg het dorp ook industrie waaronder twee aardappelmeelfabrieken, de coöperatieve "De Twee Provinciën" en een fabriek van W.A. Scholten aan het Stadskanaal ten noorden van het Pekelderdiep. Deze laatste draaide voor het laatste een campagne in 1930-1931. Langs het Stadskanaal waren diverse scheepswerven te vinden. Na de Tweede Wereldoorlog groeide Stadskanaal sterk. Voornaamste oorzaak hiervan was de komst van Philips naar het dorp.

Het bedrijvenpark is vanaf het gedeelte nabij de Velddermond in noordelijke richting langs de Veenstraat en in een later stadium in oostelijke richting ontwikkeld. Het terrein is nog niet volledig volgebouwd, een verdere ontwikkeling is daarom niet uitgesloten. Hierna is een luchtfoto van het verordeningsgebied en directe omgeving te zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0037.BV1301-vs01_0002.jpg"

Luchtfoto verordeningsgebied

2.2 Perceelsgebonden functies

Het verordeningsgebied is al jaren hoofdzakelijk in gebruik als bedrijvenpark. De functionele mogelijkheden uit de (voorheen) geldende bestemmingsplannen waren daar dan ook op gericht. Een beschrijving van de aanwezig functies en mogelijkheden daarin is weergegeven in deze paragraaf.

2.2.1 Bedrijven

Het bedrijvenpark is een gezoneerd bedrijventerrein. Dit heeft te maken met de aanwezigheid van de grotere lawaaimakers op het terrein. In het verordeningsgebied zijn dit bedrijven in de categorieën 3.2 tot en met 5. De grote lawaaimakers bevinden zich vooral aan de zuidrand en meer oostelijk in het verordeningsgebied.

Maar ook bedrijven met lagere milieucategorieën zijn te vinden op het terrein. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om aannemersbedrijven.

Risicovolle bedrijven zijn op enkele plaatsen op het bedrijvenpark aanwezig. Deze worden verder beschreven in de paragraaf 3.2.3.

De bedrijven die aanwezig zijn op het bedrijventerrein zijn opgenomen in bijlage 1.

2.2.2 Bedrijfswoningen

In een klein deel van het bedrijvenpark zijn bij de bedrijven bedrijfswoningen aanwezig. Dit betreft het gebied langs de Veenstraat, de Tinnegieter en de Glasblazer. Hier is sprake van een bewuste beleidskeuze, waardoor een woon-werkgebied is ontstaan.

2.2.3 Detail- en groothandel

Het bedrijvenpark kent op enkele plaatsen detail- en groothandelsbedrijven. Bij de detailhandel gaat het om verschillende vormen van perifere detailhandel. Voorbeelden van detailhandelsvestigingen zijn een bouwmarkt, tuincentrum, maar ook autohandels. Groothandel vindt bijvoorbeeld plaats in de vorm van de verkoop van natuursteen.

2.2.4 Ambulante handel / standplaatsen

Het standplaatsenbeleid wordt geregeld in de Algemene Plaatselijke Verordening. In de beheersverordening zijn geen belemmeringen opgenomen om op de daarvoor in aanmerking komende locaties het innemen van standplaats toe te staan.

2.2.5 Horeca

Op één plaats is op het bedrijvenpark een horecabedrijf aanwezig. Het gaat om het restaurant De Rode Loper aan de Tinnegieter aan de noordzijde van het verordeningsgebied.

2.2.6 Agrarische gronden

Een deel van de gronden van het bedrijvenpark zijn (nog) niet in gebruik als bedrijventerrein. In het gebied bevindt zich ook een perceel met een agrarische bestemming ter plaatse van de voormalige vuilstortplaats en aan de Kijlsterweg. Hier is nog het agrarische gebruik nog van toepassing. Daarbij gaat het om akkerbouwgronden en weilanden.

2.3 Functies openbare ruimte

Naast de perceelgebonden functies maakt de openbare ruimte ook een belangrijk deel uit van het bedrijvenpark. Bij deze beheersverordening gaat het om wegen, water, groen en leidingen.

2.3.1 Wegen

In het verordeningsgebied zijn meerdere wegen aanwezig. Het gaat daarbij om wegen met een erfontsluitingsfunctie en wegen met een gebiedsontsluitende functie. De wegen van deze laatste groep zijn de Veenstraat aan de zuidwestzijde en de Gedempte Vleddermond zuidelijk in het gebied. De ontsluiting van de noordwestzijde vindt plaats vanaf de buiten het verordeningsgebied liggende Nautilusweg. Deze weg heeft een directe aansluiting op de A.G. Wildervanckweg, de provinciale weg N366 tussen Veendam en Ter Apel.

De Veenstraat, Tinnegieter en Stelmaker maken deel uit van de structuurbepalende infrastructuur en hoofdontsluitingen van het terrein. De overige wegen in het verordeningsgebied zijn bedoeld als erfontsluitingswegen.

2.3.2 Water

Water is voor Stadskanaal en ook voor het ontstaan van het verordeningsgebied van belang geweest. In en om het verordeningsgebied zijn waterlopen aanwezig die daar nog van getuigen en van belang zijn voor het bedrijvenpark. Zoals aangegeven in 2.1 loopt het Stadskanaal langs de Oosterstraat, westelijk langs het bedrijvenpark. Het Stadskanaal sluit zuidwestelijk van het bedrijvenpark aan op de het verbindingskanaal met het A.G. Wildervanckkanaal. Het kanaal loopt door het zuidelijke deel van het bedrijvenpark, het A.G. Wildervanckkanaal loopt oostelijk langs het park.

Alle waterlopen in en rond het verordeningsgebied zijn van belang voor de waterhuishouding van Stadskanaal en haar omgeving. Het Stadskanaal heeft naast de waterhuishoudkundige functie ook een functies voor de waterrecreatie (pleziervaart). De waterlopen zijn volgens het CEMT niet aangewezen voor de binnenvaart; van beroepsvaart is geen sprake.

2.3.3 Groen

Langs de Nautilusweg en de Gedempte Vleddermond is geleidend groen in de vorm van een singelbeplanting met bomen aanwezig. De overige groenstructuren in het gebied worden gevormd door groen op erven bij bedrijven, tuinen bij bedrijfswoningen en nog niet bebouwde bedrijfspercelen.

2.3.4 Leidingen

Verschillende leidingen zijn in het verordeningsgebied van belang. In eerste instantie loopt door het plangebied een bovengrondse elektriciteitsleiding. Deze leiding takt aan op eenzelfde leiding die oostelijk van het bedrijvenpark loopt. Het gaat daarbij in alle om een laagspanningsverbinding van 110 kV.

Daarnaast lopen zuidwestelijk en zuidelijkoostelijk in en langs het plangebied gasleidingen van de Gasunie. Het betreft een leiding met een diameter van 100 mm en een leiding met een diameter van 200 mm. Beiden met een druk van 40 bar. Rond dergelijke leidingen zijn veiligheidszones van toepassing. Deze worden verder beschreven in paragraaf 3.2.3.

Hoofdstuk 3 Beleid en omgevingsaspecten

3.1 Beleid

Op verschillende niveaus gelden beleidsnota's die betrekking hebben op het verordeningsgebied. Op rijks- en provinciaal niveau zijn dit onder andere de “Structuurvisie Ruimte en Infrastructuur", het "Provinciaal Omgevingsplan" en de "Omgevingsverordening Groningen". Deze geven geen specifieke uitgangspunten voor het verordeningsgebied. Wel is het behoud van enkele aspecten in de verschillende beleidsplannen aangegeven, voorbeelden die betrekking hebben op het verordeningsgebied zijn waterlopen, electriciteitsverbindingen en regionale stroomwegen. De beheersverordening is gericht op het beheer van de bestaande situatie, waardoor voldaan wordt aan de uitgangspunten van het beleid.

Op gemeentelijk niveau zijn dit onder andere het document “De hoofdstad van de Veenkoloniën, pionieren in de proeftuin - Actualisering Toekomstvisie Stadskanaal 2025”. Concreet geven de gemeentelijke beleidsstukken geen ontwikkelingen aan die voor de beheersverordening van belang zijn. De beheersverordening is daarom een instrument dat goed toegepast kan worden voor het verordeningsgebied. Wanneer wel sprake is van ontwikkelingen, zijn deze buiten het verordeningsgebied gehouden.

3.2 Omgevingsaspecten

Het uitgangspunt is dat - ook in de toekomst - een goede omgevingssituatie voor de aanwezige functies in en rond het verordeningsgebied behouden blijft. In de volgende paragrafen worden de omgevingsaspecten behandeld.

3.2.1 Milieuzonering

Voor de milieuzonering is door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) het systeem “Bedrijven en milieuzonering” ontwikkeld. Het systeem heeft de vorm van een bedrijvenlijst, waarin de bedrijven zijn gecategoriseerd op hun milieueffecten. Afhankelijk van de mate waarin de in deze lijst opgenomen bedrijven milieuhinder (uitgaande van de gemiddelde bedrijfssituatie) kunnen veroorzaken, kent de lijst aan de bedrijven een milieucategorie toe. Naarmate de milieuhinder toeneemt, loopt de milieucategorie op van 1 t/m 6. Per categorie zijn richtlijnafstanden tot een “rustige woonwijk / rustig buitengebied” of een “gemengd gebied” aangegeven.

Het verordeningsgebied kent bedrijven in verschillende categorieën, zoals ook in 2.2.1 aangegeven. Het gaat om lichtere bedrijven in de milieucategorie 1 (kringloopwinkel) tot zware bedrijven in de milieucategorie 3.2 (autodemontagebedrijf). Het betreft een gezoneerd industrieterrein, waardoor niet alle categorieën bedrijven overal op het terrein zijn toegestaan. In de beheersverordening is daarom een zonering voor de milieucategorieën opgenomen door middel van besluitsubvlakken.

3.2.2 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen met betrekking tot de geluidbelasting van geluidgevoelige gebouwen en terreinen door drie verschillende geluidsbronnen: wegverkeer, spoorwegverkeer en industrie. Van spoorweglawaai is in dit verordeningsgebied geen sprake. Bedrijfswoningen die in het gebied aanwezig zijn worden aangemerkt als geluidsgevoelige functies. Deze woningen kunnen hinder ondervinden van wegverkeerslawaai en industrielawaai. De normen zijn voor bedrijfswoningen echter minder streng dan reguliere woningen.

Voor wegverkeerslawaai is in de Wgh bepaald dat elke weg in principe een zone heeft, waarbij aandacht aan geluidhinder moet worden besteed. Wegen waar deze zone in principe niet geldt, zijn onder andere wegen waarvoor een maximumsnelheid geldt van 30 km/uur. In het verordeningsgebied zijn verschillende snelheidsregimes van toepassing. Zo is op de Nautilusweg deels maximaal 80 km/uur, 70 km/uur en 50 km/uur toegestaan. Op de Gedempte Vleddermond is deels maximaal 80 km/uur en deels 50 km/uur toegestaan. Het bedrijvenpark heeft verder een maximumsnelheid van 50 km/uur. Alle wegen in het verordeningsgebied hebben een wettelijke geluidszone waarmee rekening moet worden gehouden bij de ontwikkeling van nieuwe geluidgevoelige objecten. De beheersverordening maakt echter de ontwikkeling van nieuwe geluidgevoelige objecten niet mogelijk. Dit aspect geeft geen uitgangspunten en belemmeringen voor deze verordening.

Zoals eerder aangegeven is het bedrijvenpark een geluidgezoneerd bedrijventerrein. De maximale geluidsniveaus die bedrijven op het park naar de omgeving ervan mogen produceren zijn daarmee vastgelegd. Zoals aangegeven in 3.2.1 wordt voor deze geluidzonering een passende regeling opgenomen in deze beheersverordening. Het industrielawaai is in de Wgh geregeld. Daarbij is opgenomen dat het geluidniveau op geluidgevoelige bebouwing niet te groot mag zijn. In het geval van de bedrijfswoningen op het bedrijvenpark is sprake van een bestaande situatie. Nieuwe geluidgevoelige bebouwing wordt niet mogelijk gemaakt. Dit aspect geeft geen uitgangspunten en belemmeringen voor deze verordening. De geluidzone die rondom het bedrijvenpark ligt is opgenomen in de omliggende bestemmingsplan.

3.2.3 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van risico's. Deze risico's kunnen ontstaan door de aanwezigheid van risicovolle inrichtingen en transportroutes voor gevaarlijke stoffen (ondergronds en bovengronds).

Risicovolle inrichtingen

In het verordeningsgebied zijn enkele risicovolle inrichtingen aanwezig, zoals ook te zien is in onderstaande figuur. Het gaat daarbij om Vulstation Boiten Techniek (Steenhouwer 28), Middel LPG tankstation (Steenhouwer 33) en Gasopslagstation (GOS) Stadskanaal, voorheen inrichting EGD Midden- en oost Groningen (Veenstraat 26 T). De eerste twee zijn inrichtingen volgens het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het GOS Stadskanaal valt onder een Ministeriële regeling.

Rond de aanwezig inrichtingen zijn veiligheidzones aanwezig. Deze zones zijn aangegeven in onderstaande afbeelding. Het gaat daarbij om de contouren van het plaatsgebonden risico 10-6. Dit geeft de kans aan van het aantal sterfgevallen bij een ongeluk bij een dergelijke inrichting. De contouren zijn in onderstaande afbeelding aangegeven en liggen vast. De beheersverordening legt deze situatie vast, een wijziging daarvan wordt niet mogelijk gemaakt. De veiligheidssituatie voor de omgeving wijzigt daarom niet. Een nader onderzoek hiernaar is niet nodig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0037.BV1301-vs01_0003.png"

Fragment Risicokaart.nl

Transportroutes gevaarlijke stoffen

Het transport van gevaarlijke stoffen vindt langs het verordeningsgebied plaats over de weg (N366) en via buisleidingen.

Over de N366 (provinciale weg Veendam - Ter Apel / Duitse grens) vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats. Het gaat daarbij om onder meer het vervoer van gas voor LPG-tankstations. Rond een dergelijke transportroute is een PR10-6-risicocontour van toepassing. In dit geval ligt deze op de rand van de weg. Bovendien worden in deze beheersverordening geen (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk gemaakt. Deze transportroute geeft daarom geen uitgangspunten voor de regeling in deze verordening.

Het gaat bij de buisleidingen om gastransport voor de Gasunie. Net als bij de Bevi-inrichtingen is ook bij de buisleidingen sprake van een risicocontour PR 10-6. In het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) is echter ook sprake van een belemmeringenstrook rond de buisleidingen. Daarbij gaat het om 4 meter aan weerszijden van een buis bij een maximale gasdruk tot 40 bar en 5 meter bij een gasdruk van 40 bar of meer. Binnen de belemmeringenstrook en de risicocontour 10-6 zijn (beperkt) kwetsbare objecten niet toegestaan. Is de risicocontour groter dan de belemmeringenstrook, dan is de risicocontour maatgevend. Andersom is de belemmeringenstrook bepalend. De bestaande situatie van de leidingen en de daarom liggende strook zijn in de verordening vastgelegd. Hierdoor wijzigt de veiligheidssituatie rond de leiding niet. De ontwerpbeheersverordening is ook naar de Gasunie gestuurd. In bijlage 2 is de reactie van de Gasunie opgenomen. De aanbevelingen die de Gasunie doet zijn grotendeels in de beheersverordening verwerkt. Het gasontvangstation heeft niet een aparte regeling gekregen, maar de leidingen die daarbij zijn gelegen en de bijbehorende veiligheidszone zijn wel op de verbeelding weergegeven.

Groepsrisico

Rond risicovolle inrichtingen, bijvoorbeeld een LPG-tankstation, en transportroutes voor gevaarlijke stoffen kan sprake zijn van een invloedsgebied voor groepsrisico. Bij LPG-tankstations is dit 150 meter rond de risicovolle inrichting. Wanneer binnen dit invloedsgebied nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk worden gemaakt is een verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk. Een verantwoording van het groepsrisico is bij deze beheersverordening niet nodig. In het grootste deel van het verordeningsgebied is immers sprake van een bestaande situatie, waarin wijzigingen niet voorkomen. Dit is het gebied het meest nabij de risicovolle inrichtingen en transportroutes voor gevaarlijke stoffen. Wanneer sprake is nieuwe (perceelsgebonden) ontwikkelingen, is het van belang om het groepsrisico te verantwoorden. 

Notitie externe veiligheid beheersverordening Bedrijvenpark Stadskanaal

Voor de vaststelling van deze beheersverordening heeft de gemeente de notitie Externe veiligheid beheersverordening Bedrijvenpark Stadskanaal op laten stellen door het Steunpunt externe veiligheid Groningen. Het betreft een een veiligheidsstudie. Het onderzoek bestaat uit de volgende onderdelen:

  • inventarisatie van de risicobronnen in en nabij de locatie;
  • analyse van de invloed van risicobronnen op de veiligheid;
  • toetsing van de veiligheidssituatie aan de geldende veiligheidsnormen;
  • uitvoering van een kwantitatieve risicoanalyse;
  • beoordeling van de noodzaak voor een verantwoording van het groepsrisico.

Daarnaast heeft de Brandweer Groningen een advies uitgebracht over de beheersverordening. Dit advies is integraal opgenomen in de notitie van het Steunpunt.

Uit het onderzoek (opgenomen in bijlage 3) blijkt het volgende.

De beheersverordening beschrijft de huidige situatie en biedt niet meer mogelijkheden tot uitbreiding dan het vigerende bestemmingplan. Daarom is er geen aanleiding om alternatieven te beschrijven ten aanzien van vestiging van risicovolle inrichtingen of kwetsbare objecten. Daar waar een groepsrisico is berekend, ligt deze beneden de oriënterende waarde. Er is geen aanleiding om aanvullende maatregelen te treffen of te verlangen om het groepsrisico te verlagen. De brandweer geeft aan dat er geen aanleiding is om maatregelen te treffen ten aanzien van het aspect bestrijdbaarheid. De brandweer adviseert om naast het WAS en NL-Alert ook andere middelen in te zetten wanneer er zich een ramp voor doet.

Gelet op het bovenstaande wordt het groepsrisico acceptabel bevonden.

3.2.4 Luchtkwaliteit

De Wet luchtkwaliteit is een deel van de Wet milieubeheer. In de wet zijn normen opgenomen voor de luchtkwaliteit. De luchtkwaliteitseisen vormen onder meer geen belemmering voor een ruimtelijke ontwikkeling wanneer sprake is van (1) een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde of (2) wanneer een project, al dan niet per saldo, niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. Op dit moment is in het verordeningsgebied geen sprake van een overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen.

In het verordeningsgebied is geen sprake van een verslechtering van de luchtkwaliteit. Het betreft immers een bestaande situatie waar op dit moment geen overschrijding van de wettelijke luchtkwaliteitsnormen plaatsvindt. Nieuwe ontwikkelingen worden niet mogelijk gemaakt, zodat de situatie niet kan verslechteren.

3.2.5 Bodem

Voor het aspect bodem is onder meer de Wet bodembeheer van toepassing. Vooral bij nieuwe (woningbouw)ontwikkelingen moet aangetoond worden dat woningen op een bodem van voldoende kwaliteit worden gebouwd. In het verordeningsgebied worden geen nieuwe (grootschalige) ontwikkelingen toegestaan waarvoor op voorhand bodemonderzoek noodzakelijk is. Vanuit het aspect bodem bestaan dan ook geen belemmeringen voor het verordeningsgebied.

3.2.6 Water

Het verordeningsgebied valt onder het beheer van het waterschap Hunze en Aa's. Dat waterschap zorgt voor de kwaliteit van het oppervlaktewater in het gebied en beheert de grotere boezemwateren en sloten, zoals geregeld in de Waterwet. Ook is het waterschap belast met het peilbeheer in het verordeningsgebied.

Voor het verordeningsgebied is via www.dewatertoets.nl een watertoets aangevraagd. Daaruit blijkt dat de watergangen en bijbehorende kaden en duikers belangrijk zijn voor de waterhuishouding in en in de omgeving van het verordeningsgebied. Het verordeningsgebied valt onder het beheer van het Waterschap Hunze en Aa's. Uit de watertoets blijkt dat deze beheersverordening geen waterschapsbelang raakt. De beheersverordening legt de bestaande situatie vast en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die invloed kunnen hebben.

3.2.7 Archeologie en cultuurhistorie

In wet- en regelgeving, onder andere de Monumentenwet, is aangegeven dat rekening gehouden moet worden met bestaande archeologische en cultuurhistorische waarden.

Archeologie

In Stadskanaal zijn meerdere terreinen aangeduid archeologisch monument. Deze monumenten worden aangeduid als AMK-terrein; kortweg een terrein dat op de Archeologische MonumentenKaart is weergegeven. Dit zijn terreinen die behouden moeten worden en beschermd worden via de Monumentenwet. In het verordeningsgebied zijn geen AMK-terreinen meer aanwezig. In het voorheen geldende bestemmingsplan was wel een AMK-terrein aangegeven, dit is ten behoeve van een bedrijfsuitbreiding onderzocht en is daarna afgevoerd van de monumentenlijst. Hiervoor is een specifieke regeling in deze verordening niet nodig.

Cultuurhistorie

In het verordeningsgebied zijn geen cultuurhistorische elementen aanwezig die een beschermende regeling in deze verordening behoeven.

3.2.8 Ecologie

Het verordeningsgebied is getoetst aan de ecologische aspecten. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming (Natuurbeschermingswet) en soortenbescherming (Flora- en faunawet).

Gebiedsbescherming

In en in de directe omgeving van het verordeningsgebied zijn geen aangewezen Natura 2000-gebieden aanwezig. Langs de oostrand van het bedrijvenpark is in de Provinciale Verordening een gebied aangewezen als "Overige bos- en natuurgebieden". Het beleid is in deze gebieden gericht op het behoud en de bescherming van deze waarden. Zoals eerder aangegeven worden in het verordeningsgebied geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. De situatie voor de aanwezige natuurgebieden wijzigt daarom niet. Een specifieke regeling is hiervoor niet nodig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0037.BV1301-vs01_0004.jpg"

Fragment provinciaal beleid Natuur

Soortenbescherming

Voor het verordeningsgebied wordt gesteld dat het om een bestaande situatie gaat waarin geen nieuwe (grootschalige) ontwikkelingen worden toegestaan. Het is en blijft voornamelijk in gebruik als bedrijventerrein. Wat betreft de soortenbescherming, zijn er daarom geen belemmeringen te verwachten.

Hoofdstuk 4 Juridische toelichting

In dit hoofdstuk vind een toelichting op de juridische regeling en de procedure van deze beheersverordening plaats.

4.1 Juridische regeling

In de beheersverordening is de bestaande situatie vastgelegd door middel van een besluitgebied. De bestaande situatie is weergegeven in hoofdstuk 2 en Bijlage 1 . Deze vormen de basis voor de gebruiks- en de bouwregels. Onder de feitelijke bestaande situatie wordt het bestaande gebruik en de bestaande bouwwerken verstaan:

  • het gebruik van de gronden en bouwwerken zoals aanwezig op het moment van de inwerkingtreding van deze beheersverordening;
  • bouwwerken die op het tijdstip van de inwerkingtreding van deze beheersverordening aanwezig zijn, dan wel gebouwd kunnen worden krachtens een (al verleende) omgevingsvergunning voor het bouwen.

In deze beheersverordening zijn de bestaande functies en bebouwing geregeld, door middel van gebruik- en bouwregels. Deze regelen de functies die beschreven zijn in hoofdstuk 2 en het gebruik en de bebouwing die is opgenomen in de bijlagen. De regeling is in enkele gevallen aangevuld met regelingen uit het bestemmingsplan zoals die tot vaststelling van deze verordening geldt.

4.1.1 Gebruiksregels

De gebruiksregels beschrijven het toegestane bestaande gebruik van bebouwing en openbare ruimte. De basis hiervoor is het bestaande gebruik zoals aangegeven in de bijlagen. Algemeen worden daarmee de bestaande functies mogelijk gemaakt op de plaats waar deze nu aanwezig zijn. In het geval van een aanvullend of specifiek gebruik, bijvoorbeeld bedrijven in bepaalde toegestane milieucategorieën of met een aanvullende functie, is een besluitsubvlak opgenomen. Dit geeft een aanvullende regeling op die voor het bestaand gebruik. Binnen de besluitsubvlakken voor bedrijventerrein is qua milieucategorie bij recht het volgende mogelijk:

besluitsubvlak   bestaand   aanvullend gebruik  
  gebruik   cat. 1.   cat. 2.   cat. 3.1.   cat. 3.2  
Bedrijventerrein 1   x   x   x      
Bedrijventerrein 2   x   x   x   x   x  
Bedrijventerrein 3   x   x   x      

Op verschillende locaties op het bedrijvenpark is detailhandel aanwezig. Het gaat hier om perifere detailhandel, vanwege de aard en grootte van de goederen die verkocht worden is het toegestaan om zich te vestigen op het bedrijvenpark. Daarbij is een onderscheid gemaakt in perifere detailhandelsbedrijven waarbij de activiteiten zowel in gebouwen als op het bijbehorende terrein plaatsvindt ongeacht de onderlinge verdeling (zoals bij bestaande tuincentra en bouwmarkten) en in perifere detailhandelsbedrijven waarbij de buitenopslag minimaal 80% van de bedrijfskavel beslaat.

Groothandels zijn in de bedrijvenlijst opgenomen en zijn dus toegestaan. Omdat een groothandel niet levert aan particulieren is er geen sprake van detailhandel. E-commerce is toegestaan, webwinkels niet. Het onderscheid tussen beide is dat bij e-commerce geen sprake is van afhaal ter plaatse. De verzending van producten gaat overwegend via de post.

Ook is er ruimte voor productiegebonden en productiegerelateerde detailhandel. Detailhandel in voedings- en genotmiddelen, zoals een supermarkt is hiervan uitgesloten.

Een meer specifiek vorm van detailhandel is de perifere detailhandel. Deze is (inclusief bijbehorende buitenopslag met een minimum oppervlak van 750 m2) in het besluitsubvlak “perifere detailhandel” bij recht toegestaan. Binnen het besluitsubvak “buitenopslag” kan bij omgevingsvergunning eveneens grootschalige detailhandel worden toegestaan maar dan alleen wanneer de buitenopslag minimaal 80% van de oppervlakte in beslag neemt.

Anders dan in de voorheen geldende bestemmingsplannen is het toestaan van sportactiviteiten in een beperkt gebied en het mogelijk maken van bedrijfswoningen (woonwerklocatie) met een afwijking van het bestemmingsplan. In deze beheersverordening zijn grootschalige sportvoorzieningen in een groter gebied bij recht mogelijk. Dit zijn accommodaties die door hun omvang, bijzondere karakter en/of de hoeveelheid publiek en deelnemers niet passend zijn in het en rond het centrum. Zoals een kartcentrum, skicentrum, klimwand en/of grootschalige bowlingcentra, overdekte (kinder)speelcentra.

In het verordeningsgebied wordt ruimte gegeven aan aan de hoofdfunctie verwante activiteiten. Dit in aansluiting op de maatschappelijke ontwikkeling, waarbij hiervoor bij bedrijven ruimte wordt gegeven. Voorwaarde daarbij is dat er geen sprake mag zijn van een zelfstandige vestiging zonder een relatie met het ter plaatse gevestigde bedrijf. De activiteit moet bovendien ondergeschikt blijven aan de hoofdactiviteit. Bij de regel is aansluiting gezocht bij de voorwaarden die gelden voor de uitoefening van die beroepsactiviteit als onderdeel van de woonfunctie.

Bij de gebruiksregels zijn afwijkingsregels opgenomen. In deze beheersverordening geven deze bijvoorbeeld de mogelijkheid om na afwijking een zwaardere milieucategorie toe te staan op een plaats waar dit in de bestaande situatie niet aanwezig is. Hieraan zijn voorwaarden verbonden, deze zijn opgenomen in de regels. De afwijkingen zijn gebaseerd op de regels van het geldende bestemmingsplan en waar nodig geactualiseerd als gevolg van nieuwe (beleids)inzichten.

4.1.2 Bouwregels

De bouwregels van deze beheersverordening geven in eerste instantie aan dat bestaande bouwwerken toegestaan zijn. De feitelijk bestaande situatie is daarbij het uitgangspunt. Er is echter gekozen om vergroting van bestaande bouwwerken en nieuwe bouwwerken (in beperkte mate) toe te staan. Aan deze vergroting en/of nieuwbouw zijn voorwaarden gekoppeld, die ook opgenomen zijn in de bouwregels. Het gaat daarbij om voorwaarden over de afmeting van de gebouwen, maar ook over de plaats. Bepaalde bebouwing is alleen toegestaan binnen een bepaald besluitsubvlak, bijvoorbeeld bedrijfswoningen.

In de bouwregels is een onderscheid gemaakt tussen bedrijfsgebouwen, bedrijfswoningen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en reclame-uitingen.

De regeling die opgenomen is, is gericht op het handhaven van de bestaande situatie, maar ook op het mogelijk maken van perceelsgebonden ontwikkelingen. Het bestemmingsplan dat tot voor vaststelling van deze verordening gelden, is hiervoor de basis.

4.1.3 Specifieke regels

Voor verschillende aspecten, opgenomen in de hoofdstukken 2 en 3, zijn in deze beheersverordening specifieke regels opgenomen. Het gaat daarbij om: Gasleiding, Hoogspanningsverbinding en Veiligheidszone. In de gevallen van deze specifieke aspecten is de regeling vooral gericht op het behoud en de opgenomen en gelden als toetsingskader voor een omgevingsvergunning op het moment dat deze voor een perceelsgebonden ontwikkeling nodig is. Bij de regels zijn hiervoor toetsingscriteria opgenomen waaraan voldaan moet worden voordat een vergunning verleend kan worden.

4.1.4 De verbeelding van de verordening

In deze ruimtelijke verbeelding van de verordening overlappen diverse besluitsubvlakken voor bedrijfscategorieën en gebruiksmogelijkheden elkaar. Voor een extra verduidelijking daarvan zijn een aantal kaarten voor deze onderwerpen opgenomen als bijlagen bij deze toelichting. Op de verschillende kaarten is het volgende aangegeven:

  • : de gebieden waar categorie 1 en 2 bedrijven bij recht zijn toegestaan volgens artikel 3.2 lid a onder 1 en bedrijven via een afwijking zijn toegestaan volgens artikel 3.4 lid a.
  • : de gebieden waar categorie 1, 2, 3.1 en 3.2. bedrijven bij recht zijn toegestaan volgens artikel 3.2 lid a onder 2 en bedrijven via een afwijking zijn toegestaan volgens art. 3.4 lid b.
  • : de gebieden waar via een afwijking bedrijven in de bedrijfscategorieën 1, 2, 3.1, 3.2, 4.1 en 4.2 zijn toegestaan volgens art. 3.4 lid c.
  • : de gebieden waar via een afwijking bedrijven in de bedrijfscategorieën 1, 2, 3.1, 3.2, 4.1 en 4.2, 5.1 en 5.2 zijn toegestaan volgens art. 3.4 lid d.
  • : de gebieden waar perifere detailhandel is toegestaan volgens art. 3.2 onder b.
  • : de gebieden waar via een afwijking perifere detailhandel, met minimaal 80% buitenopslag, is toegestaan volgens art. 3.4 lid e.
  • : de gebieden waar grootschalige sportactiviteiten zijn toegestaan volgens art. 3.4 lid c.
  • : de gebieden waar zakelijke dienstverlening is toegestaan volgens art. 3.4 lid d.
  • : de gebieden waar bedrijfswoningen zijn toegestaan volgens art. 3.4 lid f.

4.2 Procedure beheersverordening

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) kent geen voorbereidingsprocedure voor de beheersverordening. Volgens de gemeentelijke inspraakverordening wordt gelegenheid geboden tot inspraak. De inspraak is niet verplicht, de gemeente heeft gekozen om dit voor deze beheersverordening wel te doen. In dit kader is de verordening voorgelegd aan de Stichting Parkmanagement Bedrijvenpark Stadskanaal Industriële Vereniging en is een inloopbijeenkomst voor belanghebbenden georganiseerd. Na de inspraakperiode zijn de binnengekomen reacties voorzien van een gemeentelijke reactie en is daarbij aangegeven of de reactie aanleiding geeft tot aanpassing van de beheersverordening. De reactienota is toegevoegd in de bijlagen bij deze verordening.

Om rechtsgeldigheid te verkrijgen wordt de beheersverordening door de gemeenteraad vastgesteld. Hierop is hoofdstuk 3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing. Tegen het vaststellingsbesluit van een beheersverordening kan geen bezwaar of beroep worden aangetekend.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

De veranderingen die de beheersverordening mogelijk maakt zijn perceelsgebonden en kleinschalig van aard. De beheersverordening voorziet niet in ingrijpende veranderingen waarbij particuliere belangen geschaad kunnen worden. De bestaande situatie en mogelijke situatie uit de (voor deze beheersverordening) geldende juridische regelingen worden voortgezet.

De maatschappelijke uitvoerbaarheid is hiermee gewaarborgd.

5.2 Economische uitvoerbaarheid

De economische uitvoerbaarheid van een ruimtelijke regeling wordt bepaald door de financiële haalbaarheid van daarin mogelijk gemaakte ontwikkelingen en de grondexploitatie.

Door middel van de grondexploitatieregeling in de Wro en het Bro beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten.

De vaststelling van een exploitatieplan is bij een beheersverordening niet nodig. De Wet ruimtelijke ordening geeft namelijk aan dat een exploitatieplan alleen van toepassing is bij een bestemmingsplan, een wijzigingsplan en een omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan of de beheersverordening.