direct naar inhoud van 5.4 Natuurwaarden
Plan: Hippisch Recreatiepark
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0037.BP0902-vs01

5.4 Natuurwaarden

5.4.1 Beoordelingskader

De ecologische toets biedt een inschatting van de effecten die het initiatief zal hebben op de flora en fauna van de locatie zelf en de omgeving. De milieubelastende activiteiten betreffen het houden en tijdelijk huisvesten van paarden, de verkeersbewegingen, de buitenritten en een toename van licht en geluid. Onderdelen van het plan met (positieve) milieugevolgen zijn de aanleg van een grote waterpartij en het groen rond de woningen. Daarnaast wordt de bemesting minder en zal geen gebruik meer worden gemaakt van landbouwbestrijdingsmiddelen. In de rapportage zijn de effecten van bovengenoemde activiteiten op de natuur- en landschapswaarden beschreven en zoveel mogelijk gekwantificeerd in de hoedanigheid van dosis of emissies. Het onderzoek beschrijft voorts de effecten van het initiatief op de natuur.

De effecten laten zich als volgt samenvatten.

5.4.1.1 Flora

Aanlegfase
De floristische en vegetatiekundige waarde van het landbouwperceel is nul.
De bermen en sloten van de omringende wegen met hun soortenrijke vegetatie worden niet aangetast.

Er gaan in de aanlegfase geen floristische of vegetatiekundige waarden verloren.

Gebruikfase
De vermindering van de (kunst)mestgift heeft een positief effect op de bosstrook. Het aandeel nitrofiele soorten zal afnemen. De diversiteit neemt toe. In het groen en langs de waterpartij ontstaan vestigingsmogelijkheden voor ruigte-, bos- en moerasplanten. De natuurdoeltypen zijn zoom, mantel en droog struweel van de hogere gronden (ndt 3.52), eiken- en beukenbos van lemige zandgronden (ndt 3.65) en moeras (ndt 3.24). Het is daarbij wel belangrijk dat de humusrijke bovengrond wordt afgevoerd.

Het initiatief heeft door de verminderde mestgift een positief effect op de verzurings- en vermestingsgevoelige vegetatie van het plangebied zelf en de directe omgeving (bosstrook, Vledderbos). In en aan de waterplas en in het groen kan zich een (half)natuurlijke vegetatie ontwikkelingen. De natuurdoeltypen zijn moeras, zoom, mantel en bos van matig voedselrijke, vochtige omstandigheden.

5.4.1.2 Vogels

Aanlegfase
Bij de zandwinning en aanleg van het park gaat de geschiktheid van het gebied voor akkervogels verloren. Hoewel de dichtheid laag is betreft dit ook enige rode-lijstsoorten, t.w. Gele kwikstaart, Graspieper en Veldleeuwerik. Verder verdwijnt een deel van het territorium van een paartje Grauwe kiekendief. Deze soort broedt incidenteel in de omgeving van het plangebied.
De effecten van het project op vogels die in de bosstrook broeden en in de akkers, akkerranden en zomen foerageren zijn afhankelijk van de fasering van de werkzaamheden. Het betreft hier o.a. de bedreigde soorten Patrijs, Ransuil, Spotvogel, Zomertortel. Als er gedurende de aanlegperiode steeds voldoende ruigte met verspreide struiken aanwezig blijft zullen deze zich kunnen handhaven. Tijdens de aanleg is er geen effect op de bosvogels. Het plangebied wordt voor eenden, ganzen, zwanen en meeuwen in de winter minder geschikt als foerageer- maar meer geschikt als slaapplaats.

Het initiatief heeft bij de aanleg verlies van enkele territoria van bedreigde akkervogels tot gevolg.
Het project heeft bij een goede fasering van de werkzaamheden geen negatief effect op struweel- en bosrandsoorten. Zolang er geen bomen gekapt worden heeft het initiatief geen gevolgen voor bosvogels. Watervogels verliezen door het project foerageermogelijkheden, maar winnen een nieuwe slaapplek.

Gebruiksfase
Door de aanleg en ontwikkeling van water, moeras, bos, struweel en ruigte neemt de diversiteit aan broedvogelsoorten toe. In hoeverre ook kritische soorten deel zullen gaan uitmaken van de broedvogelgemeenschap is afhankelijk van rust. Het westelijk deel leent zich voor natuurontwikkeling. Het succes hiervan wordt bepaald door de intensiteit van het groenonderhoud en het dagrecreatief gebruik.
Omdat het dagrecreatieterrein in de winter nauwelijks bezocht zal worden, kan de plas een succes worden als slaapplaats van watervogels. Het is wel belangrijk dat er vanaf de andere zijde niet te veel verstoring komt. Dit wordt voorkomen door licht, geluid en bewegingen aan de oever zelf te beperken.

De broedvogeldiversiteit van het plangebied zal door het project toenemen. In hoeverre ook kritische moeras-, bos- en struweelvogels een habitat zullen vinden in het plangebied is sterk afhankelijk van het onderhoud en gebruik van het westelijk deel (dagrecreatie). In het recreatiepark is te veel verstoring door licht, geluid, bewegingen.
De plas is groot genoeg om, ondanks de aanwezigheid van verstoring op de oostelijke oever, te fungeren als slaapplaats van watervogels in de winter.

5.4.1.3 Zoogdieren

Het plangebied zelf heeft weinig waarde voor zoogdieren. Het project gaat slechts ten koste van de verblijfplaats (hol, leger) en het leefgebied van een enkele algemene soort als Haas, Mol of Veldmuis.

Het project heeft het verdwijnen van leefgebied en verblijfplaats van enkele algemene zoogdiersoorten tot gevolg.

De (arme) zoogdierfauna van Zuidoost-Groningen profiteert. Voor de meeste soorten zullen door de omvorming van structuurarm cultuurland naar water, groen en huizen de foerageer- en vestigingsmogelijkheden toenemen. Het initiatief is per saldo positief voor de diversiteit van de zoogdierfauna van het gebied. Alleen de haas zal achteruit gaan.

5.4.1.4 Herpetofauna en Vissen

Meer water en meer groen zijn gunstig voor gewone amfibieƫn en vissen. Het is wel belangrijk dat er aparte amfibiepoelen worden ingericht.

Het project is gunstig voor de herpetofauna, als er aparte poelen worden aangelegd.

5.4.1.5 Ongewervelden

Het project is vanwege de uitbreiding van het areaal water en moeras, bos en struweel positief voor dagvlinders, libellen en sprinkhanen (zie o.a. Praktisch Natuurbeheer: vlinders en libellen.

Het project is gunstig voor de diversiteit van de entemofauna. Dit betreft overigens alleen algemene soorten.

5.4.1.6 Ecologische infrastructuur

Op dit moment durven alleen grotere dieren als Vos en Ree het open landbouwgebied te doorkruisen. Voor kleinere dieren is de afstand te groot. Door de aanleg van groen en water komt er meer dekking en tijdelijke foerageermogelijkheid. Anderzijds heeft het initiatief meer verstoring tot gevolg. De balans tussen deze positieve en negatieve factoren wordt sterk bepaald door de drukte in het westelijk deel. Het recreatiepark is te druk.

Het project is gunstig voor de ecologische infrastructuur van Zuidoost-Groningen. Het nieuwe groengebied is een schakel in de verbinding tussen 2 natuurkerngebieden, t.w. het Vledderbos en de Vledderstukken.

5.4.1.7 Conclusie

Het initiatief heeft een negatief effect op een aantal bedreigde akkervogels, die in lage dichtheid in het plangebied broeden. Dit effect kan worden gemitigeerd door het noordelijk deel van het dagrecreatieve terrein en het deel voor de verblijfsrecreatie geschikt te maken als habitat voor Patrijs, Graspieper en Veldleeuwerik door de aanleg van ruigtes bij voorkeur aansluitend op de gronden die grenzen aan of gelegen zijn nabij de bestaande akkerranden buiten het plangebied. De grazige vegetatie alhier moet dan extensief (< 2x/jaar) gemaaid worden. Het maaisel dient te worden afgevoerd. Het voortbestaan van Grauwe kiekendief als broedvogel van het Groningse land wordt voor bijna 100% bepaald door de continuering van de braaklegging en het akkerrandenbeheer3 . De omvorming (van landbouw naar recreatie) van dit deel van Groningen heeft in dat licht bezien geen invloed.

Door de aanleg van water, doorgaande stroken met bij voorkeur hout- en kruidachtige vegetatie ontstaan er vestigingsmogelijkheden voor met name ruigte-/struweelvogels, amfibieƫn, kleine zoogdieren, dagvlinders en libellen. Het project is aldus positief voor de biodiversiteit van Zuidoost- Groningen. De huidige leefgemeenschap van het plangebied is (zeer) soortenarm.
Omdat het park vooral in de zomer en overdag bezocht zal gaan worden worden weinig verkeersslachtoffers verwacht.

Door de instelling van een brede bufferzone langs de Kettingwijk wordt de externe werking in de vorm van verstoring door licht, geluid en bewegingen op het Vledderbos geminimaliseerd.

De grote waterplas zal geschikt zijn als slaapplaats voor minder verstoringsgevoelige watervogels. Voor specifieke soorten overwinteraars zoals Toendra- en Taigarietgans is hier in dit deel van Groningen zeker behoefte aan.

De uitgevoerde ecologische toets is als Bijlage 9 aan dit bestemmingsplan toegevoegd.