direct naar inhoud van 5.6 Cultuurhistorische waarden
Plan: Poldervlak 2011
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0034.BP3E02-vg01

5.6 Cultuurhistorische waarden

Er zijn geen cultuurhistorische waarden geïnventariseerd. Wat betreft cultuurhistorische waarden beperkt dit bestemmingsplan zich tot het archeologisch erfgoed.

Archeologische waarden

Binnen het bestemmingsplangebied Poldervlak (Almere Buiten) bevinden zich geen terreinen die op de Archeologische Monumenten Kaart (AMK herziening 2006) zijn aangegeven.

Zoals reeds vermeld in Hoofdstuk 3 zijn in het plangebied Poldervlak nog geen behoudenswaardige archeologische vindplaatsen vastgesteld. In het plangebied zijn geen restanten van schepen bekend. Het is altijd nog mogelijk dat in de bodem niet ontdekte scheepsresten, scheepsladingen, vliegtuigwrakken of andersoortige vindplaatsen aanwezig zijn. Indien dergelijke resten buiten het kader van het archeologisch onderzoek worden aangetroffen, moeten deze op grond van artikel 53 van de Monumentenwet 1988 per ommegaande worden gemeld aan de minister van OC en W (via de stadsarcheoloog).

In het plangebied Poldervlak (Almere Buiten) zijn op de Archeologische Beleidskaart Almere 2009(zie afbeelding 18) vier Selectiegebieden aangegeven, waarvan drie Selectiegebieden buiten het plangebied doorlopen en onderling verbonden zijn. Er zijn nog geen scheepswrakken bekend, maar die kunnen er wel liggen. In het plangebied Poldervlak (Almere Buiten) liggen geen wettelijk beschermde vindplaatsen.

In de Archeologieverordening worden regels gegeven die het bestuur hanteert in de omgang met bekende en verwachte archeologische waarden die zijn aangegeven op de Archeologische Beleidskaart Almere (zie Hoofdstuk 4, paragraaf 4.3.6).

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP3E02-vg01_0026.jpg"

Afbeelding 18: De begrenzing van het plangebied Poldervlak op de Archeologische Beleidskaart Almere.

Selectiegebieden

Voor selectiegebieden geldt een onderzoeksverplichting voorafgaand aan bodemverstorende werkzaamheden om zo eventuele behoudenswaardige vindplaatsen in kaart te brengen en deze vervolgens beleidsconform in te passen. Door strengere selectie is dit archeologisch vooronderzoek niet in alle delen van Almere vereist. Er is voor de Bestaande Stad, waarvan Poldervlak deel uitmaakt, gericht op gebieden waarin zich een naar verwachting grotere dichtheid bevindt aan resten op de hogere delen van dit landschap.

Om te zorgen dat het noodzakelijke onderzoek daadwerkelijk plaatsvindt en wordt uitgevoerd conform het beleid inzake de archeologische monumentenzorg van de gemeente Almere, worden selectiegebieden beschermd via het bestemmingsplan. Zij krijgen daartoe de bestemming `Waarde Archeologie 1`, die is gekoppeld aan een vergunningenstelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden ter bescherming van eventuele behoudenswaardige archeologische resten.

Behoudenswaardige archeologische vindplaatsen

Behoudenswaardige archeologische vindplaatsen staan net als de selectiegebieden aangegeven op de Archeologische Beleidskaart Almere. In het plangebied Poldervlak zijn nog geen behoudenswaardige archeologische vindplaatsen vastgesteld.

Voor de inpassing geldt dat op het terrein waarbinnen zich de kern van de vindplaats bevindt geen andere inrichting is toegestaan dan die het behoud, beheer, onderzoek en beleefbaarheid ten dienste staat. Om de kern van de vindplaats ligt een extra beschermingszone (de zogenaamde bufferzone). Deze extra beschermingszone vloeit voort uit de Provinciale Beleidsregel Archeologie en Ruimtelijke Ordening 2008. De extra beschermingszone is onderdeel van de behoudenswaardige vindplaats. Voor de extra beschermingszone geldt dat er, in bepaalde gevallen, wel kleinschalige ingrepen kunnen worden toegestaan, zolang deze ingrepen recht doen aan de archeologische betekenis van het terrein. Deze ingrepen mogen geen grotere oppervlakte beslaan dan 10% van de totale bufferzone. Voor de inrichting van de vindplaats (kern en extra beschermingszone) is een door de stadsarcheoloog goedgekeurd inrichtingsplan nodig, gecombineerd met een monitoring- en beheerplan. Als instrument voor het ontwerpen van een inrichtingsplan heeft Almere de visie op inrichting van steentijdvindplaatsen met bijbehorende toolbox ontwikkeld (in concept gereed). Voor het opstellen van een monitoringplan is het Almeerse Standaard Protocol Monitoring Archeologie (ASPMA) ontwikkeld.

Ten behoeve van het gewenste behoud in situ worden behoudenswaardige archeologische vindplaatsen planologisch beschermd via een vergunningenstelsel in het bestemmingsplan. De kern van de behoudenswaardige vindplaats krijgt de bestemming `Waarde Archeologie 3`. De extra beschermingszone krijgt de bestemming `Waarde archeologie 2`. Voor beide bestemmingen geldt een vergunningplicht voor bodemingrepen in de bodem of aan het maaiveld binnen het terrein met de vindplaats (inclusief extra beschermingszone).

Voor behoudenswaardige archeologische vindplaatsen die wettelijk zijn beschermd geldt een ander regime. Voor deze gevallen is een monumentenvergunning van de minister vereist op grond van artikel 11 van de Monumentenwet 1988. In het plangebied Poldervlak liggen nog geen wettelijk beschermde monumenten.

Veranderingen in inrichting van Selectiegebieden

Voordat bodemingrepen kunnen plaatsvinden in het Selectiegebied, moet archeologisch vooronderzoek worden uitgevoerd en inzicht te worden verkregen in de aan-/afwezigheid van 'behoudenswaardige vindplaatsen van nationaal belang', en de noodzakelijke omgang daarmee. Het onderzoek moet voldoen aan wat daarover is vastgelegd in het raadsbesluit inzake de Nota Archeologische Monumentenzorg 2009.

Om die reden heeft het Selectiegebied in het plangebied een bestemming gekregen van “Waarde-Archeologie 1”. Aan deze bestemming is een bouwverbod met afwijkingsbevoegdheid en een vergunningstelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, gekoppeld om de mogelijk aanwezige archeologische waarden te beschermen.

De bestemming is tevens gekoppeld aan een stelsel van wijzigingsbevoegdheden teneinde een bestemmingswijziging mogelijk te maken op basis van de resultaten van het archeologisch onderzoek. Voor gronden waar in het onderzoek geen behoudenswaardige archeologische vindplaatsen zijn vastgesteld, kan de bestemming 'Waarde-Archeologie 1' vervallen. Indien wel behoudenswaardige vindplaatsen worden aangetroffen, dan moet de bestemming 'Waarde-Archeologie 1' worden opgewaardeerd naar 'Waarde-Archeologie 2' en 'Waarde-Archeologie 3'.

Veranderingen in inrichting van Behoudenswaardige vindplaatsen

Voor behoudenswaardige archeologische vindplaatsen, geldt de bestemming “Waarde-Archeologie 2” (beschermingszone in de vorm van een buffer) of “Waarde-Archeologie 3” (voor de kern van de vindplaats). Aan deze bestemmingen is een vergunningen-stelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerkzijnde, of werkzaameheden, gekoppeld ter bescherming van de archeologische waarden. Tevens geldt in beide bestemmingen een verplichting tot inpassing van de vindplaats.

Toevalsvondsten

Buiten het plangebied is de aanwezigheid bekend van scheepswrakken. Het is denkbaar dat er zich binnen het plangebied onder het maaiveld nog onbekende scheepswrakken bevinden. Men dient er dan ook rekening mee te houden dat scheepsresten, evenals andersoortige archeologische resten, aangetroffen kunnen worden bij het uitvoeren van grondwerkzaamheden. Een dergelijk aantreffen dient conform artikel 53 lid 1 van de Monumentenwet 1988 gemeld te worden aan de stadsarcheoloog van de gemeente Almere.

Ter voorkoming van verdere beschadiging dienen de werkzaamheden ter plaatste direct gestaakt te worden. Na vaststelling van de waarde en het belang van de aangetroffen resten, zal in overleg met de stadsarcheoloog besloten worden welke maatregelen nodig zijn.