direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Centrum Almere Buiten
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0034.BP3AD01-vg01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Een bestemmingsplan

Een bestemmingsplan regelt de bestemming en het gebruik van de gronden voor een bepaald gebied. Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridische plan. De regels omvatten de omschrijvingen van de in het plan vervatte bestemmingen, waarbij per bestemming het doel of de doeleinden worden aangegeven. In de toelichting worden de achtergronden en beweegredenen aangegeven die hebben geleid tot de bestemmingen. De plantoelichting heeft geen rechtskracht.

Een bestemmingsplan wordt tijdens de verschillende procedurestappen langs elektronische (digitale) en analoge weg beschikbaar gesteld. Wanneer de inhoud van het digitale en analoge bestemmingsplan verschillend zijn, is de inhoud van het digitale bestemmingsplan beslissend.

1.2 Aanleiding voor dit bestemmingsplan

De Wet ruimtelijke ordening schrijft voor dat de geldigheidsduur van bestemmingsplannen 10 jaar bedraagt. Na afloop van deze periode dient een nieuw bestemmingsplan te worden vastgesteld of een verlengingsbesluit te worden genomen.

In het kader van de actualiseringslag van alle bestemmingsplannen heeft dit bestemmingsplan prioriteit gekregen vanwege het feit dat het om een plan gaat van voor de inwerkingtreding van de Wro (1 juli 2008). Het te actualiseren bestemmingsplan is op 14 augustus 2007 in werking getreden. Voor gebieden waarvoor een WRO-bestemmingsplan tussen 1 juli 2003 en 1 juli 2008 onherroepelijk is geworden, dient binnen tien jaar na die datum een Wro-bestemmingsplan te worden vastgesteld. Het is dus noodzakelijk een nieuw, actueel plan te laten vaststellen door de gemeenteraad, zodat de legesheffing van aanvragen om omgevingsvergunningen gewaarborgd is.

1.3 Begrenzing van het plangebied

Het plangebied wordt begrensd door:


Het plangebied voor het nieuwe plan Centrum Almere Buiten ligt in Almere Buiten en wordt begrensd door:

  • watergang en de daarachter liggende Molenbuurt aan de noordwestelijke zijde;
  • een park en de daarachter liggende Seizoenenbuurt aan de noordoostelijke kant;
  • aan de oostzijde het Meridiaanpark;
  • de Evenaar en de Bloemenbuurt erachter aan de zuidoostelijke zijde;
  • de achtertuinen van de huizen aan de Bleyenbeekstraat, het Geuzenpad en de Polderdreef aan de zuidwestelijke en westelijke kant.


In onderstaande figuur is de begrenzing van het nieuwe bestemmingsplan weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP3AD01-vg01_0002.jpg"
 

Het plangebied wordt doorsneden door de Flevospoorlijn. Omdat voor de Flevolijn als geheel recent een beheersverordening is vastgesteld, ligt deze spoorlijn en het station buiten het plangebied.

1.4 Vigerende bestemmingsplannen

In het plangebied gelden momenteel één bestemmingsplan en een herziening op dit plan. De plannen vervallen geheel.

  Bestemmingsplan   Belangrijkste bestemming(en)   In werking getreden   Vervalt na inwerkingtreding nieuw bp  
1   Centrum Almere Buiten   Centrumdoeleinden, Kantoren, Maatschappelijke doeleinden, bedrijfsdoeleinden, openbare parkeergarages, recreatie en uit te werken doeleinden   05-06-07   gedeeltelijk  
2   Centrum Almere Buiten 1e partiële herziening   centrumdoeleinden   08-12-2009   ja  
3   Meridiaanpark, Bosrandpark en Oostrandpark   Gemengde doeleinden     gedeeltelijk  

1.5 Leeswijzer

Om de digitale raadpleegbaarheid van het bestemmingsplan te vergroten, is de toelichting opgezet rondom de in het plan gebruikte Bestemmingen. Na een beschrijving van het plangebied en de nieuwe ontwikkelingen (hoofdstuk 2) worden de Bestemmingen beschreven (hoofdstuk 3). Vanuit dit hoofdstuk worden koppelingen gemaakt naar het achterliggende Beleidskader ( hoofdstuk 1 Beleidskader en de Omgevingstoets (hoofdstuk 5). In het hoofdstuk Implementatie (hoofdstuk 6) wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Karakteristieken plangebied

Het plangebied ligt centraal in Almere Buiten, tussen de woonbuurten en rondom het treinstation. In het midden van het plangebied ligt het winkelcentrum Buitenmere dat door het spoor wordt verdeeld, in een noordelijk en een zuidelijk winkelgebied. In het zuidelijke winkelgebied is ook vrijetijdscentrum 'De Vrijbuiter' gelegen. In het winkelcentrum zijn veelal woningen boven de winkels gerealiseerd. In het noordelijke deel van het winkelgebied zijn een kerk en een gezondheidscentrum gesitueerd.

Ten westen van het winkelcentrum ligt het themacentrum DoeMere. In DoeMere is hoofdzakelijk perifere detailhandel aanwezig.
Aan de oostzijde grenst het winkelcentrum aan de Hoofdstedenbuurt, bestaande uit aaneengebouwde- en gestapelde woningen. Aan het Atheneplantsoen, in de Hoofdstedenbuurt, is een verzorgingstehuis met aanleunwoningen gevestigd.
Het regionaal opleidingscentrum (ROC) en parkeerterrein met manifestatieterrein liggen aan de zuidzijde van het plangebied. Evenals de groenzone langs de Evenaar.

Het gebied wordt doorsneden door de Flevospoorlijn. Omdat voor de Flevolijn als geheel recent een beheersverordening is vastgesteld, liggen deze spoorlijn en het station buiten het plangebied.


Winkelcentra Buitenmere en DoeMere zijn de afgelopen jaren vernieuwd en uitgebreid om zo de aantrekkelijkheid te vergroten. Daarvoor zijn de belangrijkste stedelijke functies centraal en dichtbij elkaar gevestigd, duidelijke randen gerealiseerd, pleinen verbeterd en winkelroutes aangepast. Aan de overige functies is weinig veranderd.

2.2 Nieuwe ontwikkelingen

Met dit bestemmingsplan wordt het planologisch regime geactualiseerd naar huidig beleid en het huidige gebruik. Daarom wordt voorgesteld om een bestemmingsplan op te stellen met een conserverend karakter, maar met voldoende globaliteit en flexibiliteit. Dat betekent dat in principe bestemd wordt wat er nu is, met een verruiming waar dat op basis van vastgesteld beleid mogelijk is. Hieronder volgt een opsomming van nieuw beleid wat is vertaald in dit bestemmingsplan.

Archeologie

Het is verplicht op grond van de Erfgoedwet en de Wet ruimtelijke ordening om (te verwachten) behoudenswaardige archeologische waarden te beschermen via het bestemmingsplan en daarin integraal op te nemen. Dit is vastgelegd in gemeentelijk beleid (zie bijlage 1, paragraaf Sociale structuur, onderwijs en cultuur). Deze verplichting op grond van de Erfgoedwet en de Wet ruimtelijke ordening gold nog niet zo ten tijde van het vorige bestemmingsplan.

Vestigingsvisie Horeca Almere

Ten aanzien van horeca is een nieuw beleidskader vastgesteld. Voor centrumgebieden wordt gewerkt met de functiemengingslijst. Het nieuwe beleid is verwerkt in dit bestemmingsplan. Zie ook paragraaf 3 Centrum-1 en paragraaf 3.2 Werk in de stad.

Gemeentelijke visie Werklocaties in Almere

De nieuwe Gemeentelijke visie Werklocaties in Almere geeft een kader voor het vestigen van economische activiteiten. Voor centrummilieus, zoals centrum Almere Buiten, geldt dat vele functies naast elkaar kunnen bestaan. Het nieuwe beleid is verwerkt in dit bestemmingsplan. Zie ook paragraaf 3.2 Werk in de stad.

Detailhandel
Uit de Detailhandelsvisie 2014 komt naar voren dat Almere ruimte wil bieden aan ondernemers. Een vraaggericht locatieaanbod is het streven. Wat de gemeente wil, is voorzien in vestigingsmogelijkheden en het faciliteren van kansrijke ontwikkelingen. Dit beleid is verwerkt in het plan.

Onbebouwde gronden

Centrum Almere Buiten is nagenoeg gerealiseerd. Er zijn nog een aantal blokken die (nu nog) onbebouwd zijn. Het gaat om de blokken 5, 9, 16, 17 en 18.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP3AD01-vg01_0003.jpg"

Hierna wordt omschreven hoe de onbebouwde blokken zijn meegenomen in dit actualisatieplan.

Blok 5 en 9

Blok 5 en 9 zijn gelegen rondom het Baltimoreplein. De bouwvlakken uit het voormalige plan zijn overgenomen. Daarnaast is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor blok 5. De bestemming Verkeer - Verblijfsgebied kan, onder voorwaarden, gewijzigd worden in Centrum-1.

Blok 16

Het nog onbebouwde gedeelte van blok 16, aan de zuidzijde van het plangebied, wordt ingevuld met woningen. Beoogd wordt op deze plek 2 en 3 kamerappartementen in de sociale huursector te realiseren. De behoefte aan commerciële ruimtes is kleiner dan oorspronkelijk in het Ontwikkelingsplan is aangenomen. Omdat blok 16 aan de rand van het stadsdeelcentrum ligt is een commerciële plint voor het functioneren van het winkelcentrum niet direct noodzakelijk. Er is wel een grote behoefte aan woningen. Daarom wordt wonen op de begane grond toegestaan.

De toegestane bouwhoogtes in dit blok zijn aangepast, waardoor het blok in ruimtelijke zin beter aansluit bij de rest van het stadsdeelcentrum en er tegelijkertijd meer ruimte ontstaat voor het realiseren van woonappartementen. Op de hoek busbaan - Evenaar wordt de bouwhoogte verhoogd naar 35 meter waardoor hier een woontoren gebouwd kan worden. Hiermee wordt deze belangrijke hoek beter gemarkeerd. Tegelijkertijd wordt de bouwhoogte aan het Zuideinde verlaagd naar 14 meter. Hierdoor zal deze bebouwing beter aansluiten bij de bestaande woningen aan het Zuideinde.

Blok 17

Op de hoek Rio de Janeirostraat en Evenaar (blok 17) is met een omgevingsvergunning medewerking verleend aan de bouw van appartementen. Deze omgevngsvergunning is meegenomen in dit plan.

Blok 18

In het voorgaande bestemmingsplan zat een uit te werken bestemming voor de locatie Bogotastraat (blok 18). Voor deze locatie bestond een woningbouwprogramma. Dit bouwplan is meegenomen in het bestemmingsplan Meridiaanpark, Bosrandpark en Oostrandpark en wordt nu weer opgenomen in dit bestemingsplan. De bestemmingsomschrijving uit het plan Meridiaanpark, Bosrandpark en Oostrandpark voor dit perceel is toegeschreven op een specifiek bouwplan. Dit bouwplan wordt niet meer uitgevoerd. In dit bestemmingsplan is voor deze locatie een bouwvlak met een maximale hoogte opgenomen. Het bestemmingsplan is voor deze locatie flexibeler geworden dan het voormalige plan.

Hoofdstuk 3 Bestemmingen

In dit hoofdstuk zijn de bestemmingen omschreven en zijn de planuitgangspunten voor de bestemmingen benoemd. Als de uitgangspunten voortkomen uit een beleidskader of een onderzoek uit de omgevingstoets dan is een koppeling opgenomen naar deze informatie.

3.1 Toelichting op de juridische regeling

Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen

Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het bijbehorende Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Met de invoering van de Wro is de vormgeving van bestemmingen en planregels gestandaardiseerd. De standaarden zijn vastgelegd in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro). Het voorliggende bestemmingsplan is opgesteld volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012) en voldoet aan de vereisten op het gebied van digitalisering. Het bestemmingsplan voldoet tevens aan de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) die per 1 oktober 2010 in werking is getreden.


Opzet van de planregels

De planregels van dit bestemmingsplan zijn als volgt opgezet:

  • in hoofdstuk 1 zijn de begrippen gedefinieerd en is de wijze van meten bepaald;
  • hoofdstuk 2 bevat de regels voor de verschillende bestemmingen;
  • in hoofdstuk 3 zijn algemene regels opgenomen, die gelden voor meerdere of alle bestemmingen;
  • hoofdstuk 4 bevat de overgangs- en slotbepalingen.

Flexibiliteitsbepalingen

In het bestemmingsplan zijn diverse regels opgenomen waarmee flexibiliteit ten opzichte van de hoofdbestemming wordt ingebouwd.

Afwijkingsregels zijn bedoeld voor afwijkingen binnen de bestemming zelf. Op basis van de afwijkingsregels kan een omgevingsvergunning worden verleend. Met wijzigingsbevoegdheden kan het college van burgemeester en wethouders wijzigingen aanbrengen binnen een bestemming of een bestemming wijzigen in een andere bestemming.

Afwijkings- en wijzigingsregels kunnen worden gekoppeld aan een enkele bestemming, maar kunnen ook gelden voor meerdere bestemmingen (algemene afwijkingsregels of algemene wijzigingsregels). Bij afwijkings- en wijzigingsregels worden verschillende voorwaarden opgenomen die in acht moeten worden genomen. Het gaat bijvoorbeeld om een maximum oppervlakte of het uitgangspunt dat er geen sprake mag zijn van onevenredige afbreuk van de woon- of werksituatie.

3.2 Bestemmingen

In dit hoofdstuk worden de bestemmingen omschreven en de planuitgangspunten voor de bestemmingen benoemd. Voor zover de uitgangspunten voortvloeien uit een beleidsuitspraak of de omgevingsaspecten, is een koppeling naar de bijbehorende paragraaf opgenomen. Via de koppeling onderaan de paragraaf kan worden doorgeklikt naar de planregels. In het bestemmingsplan zijn de volgende bestemmingen opgenomen:

3.2.1 Centrum-1

Algemeen

Op Buitenmere en Doemere is het beleid van toepassing uit de Gemeentelijke visie Werklocaties in Almere (hierna: GvW), de Detailhandelsvisie Almere 2014 en de Vestigingsvisie Horeca Almere 2016.

Centrum Almere Buiten is in de GvW aangewezen als centrummilieu. Dit houdt in dat de functies onderling uitwisselbaar zijn en er flexibiliteit wordt geboden bij zowel de invulling van het centrumgebied als binnen één gebouw. Voor de functies is een tabel opgenomen in de regels waarin wordt aangegeven of deze functies op de eerste bouwlaag (inclusief kelders en onderbouw) en op tweede bouwlaag en hoger zijn toegestaan. Sommige functies zijn alleen toegestaan op plaatsen waar een specifieke aanduiding is opgenomen. Ook zijn er functies die alleen onder bepaalde voorwaarden zijn toegestaan. Voor de leesbaarheid van het plan heeft Buitenmere de bestemming 'Centrum-1' en DoeMere de bestemming 'Centrum-2' gekregen. Ook omdat de invulling van Buitenmere en DoeMere sterk van elkaar verschilt.


Functionele mogelijkheden

De volgende functies zijn binnen de bestemming 'Centrum-1' toegestaan:

 Bestemmingen   1e bouwlaag   2e bouwlaag  
Bedrijven tot en met categorie B van bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging   ja   nee  
Cultuur en ontspanning, tot en met categorie B van bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging   ja   ja  
Detailhandel, waaronder begrepen ondergeschikte horeca   ja   ja  
Dienstverlening   ja   ja  
Kantoor, inclusief vergader- en congresfaciliteiten en ondergeschikte workshops   ja   ja  
Maatschappelijk   ja   ja  
Horeca tot en met categorie A van bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging met uitzondering van hotels en pensions   ja   ja  
Horeca tot en met categorie B van bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging met uitzondering van hotels en pensions   ter plaatse van de aanduiding   ter plaatse van de aanduiding  
Sport, tot en met categorie B van bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging   ja   ja  
Wonen , al dan niet in combinatie met ruimte voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroep dan wel bedrijfsmatige activiteiten aan huis   ter plaatse van de aanduiding   2e bouwlaag en hoger  
webwinkel, internetwinkel, afhaalpunt   ja   ja  
Opslag, herverpakking of verkoop van consumentenvuurwerk   ja   ja  
bij de toegestane doeleinden behorende werkplaats, atelier, kantoor expositieruimte en opslagruimte
 
ja   ja  
ondergeschikte workshops   ja   ja  

Uitgangspunt is dat deze functies zowel op de eerste als tweede bouwlaag zijn toegestaan. Daar waar deze functies niet zijn toegestaan op de tweede bouwlaag is de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - Gemengd' opgenomen. Wonen is alleen toegestaan vanaf de 2e bouwlaag, tenzij anders op de verbeelding staat aangegeven.


Bedrijven
Bedrijven zijn binnen de bestemming toegestaan tot en met categorie B van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging. Aanpandig aan woningen zijn uitsluitend bedrijfsactiviteiten toegestaan van categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging.

Cultuur en ontspanning
Cultuur en ontspanning toegestaan die genoemd staan onder categorie A en B van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging. Het gaat bijvoorbeeld om een dansschool, bowlingbaan, muziekschool of atelier. Binnen het plangebied is een casino gelegen. Deze is met aanduiding op de verbeelding weergegeven. In het zuidelijke gedeelte van blok 5 is ook cultuur en ontspanning mogelijk tot en met categorie C van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging. Dit is in overeenstemming met het oude plan.


Detailhandel
Voor detailhandel is het beleid van toepassing uit de Detailhandelsvisie 2014. In Buitenmere is zowel dagelijkse als niet-dagelijkse detailhandel mogelijk. Dagelijkse detailhandel zijn winkels gericht op verkoop van voeding-en genotsmiddelen en drogisterijen. Niet-dagelijks aanbod zijn alle overige soorten winkels. Hieronder vallen ook grootschalige- en perifere detailhandel. Ook een kringloopwinkel is toegestaan.

De blokken 16, 17 en 18 worden ingevuld met woningen. In de plint was het mogelijk om ook voorzieningen te realiseren zoals detailhandel. In dit plan is de mogelijkheid van detailhandel in de plint niet langer mogelijk. De blokken 16, 17 en 18 liggen buiten het winkelgebied. Uitbreiding van het bestaande winkelgebied is niet wenselijk.

Voor supermarkten in een stadsdeelcentra gelden geen omvangbeperkingen. Ook zijn afhaalpunten en web-en internetwinkels mogelijk (E-commerce).

Ondergeschikte horeca is toegestaan.


Dienstverlening

Onder de functie dienstverlening vallen bedrijfsfuncties waarbij het publiek rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen. Daarbij kan een balie aanwezig zijn, maar dat hoeft niet. Het gaat bijvoorbeeld om een kapsalon, reisbureau, accountantskantoor of reclamebureau.


Horeca

In de Vestigingsvisie Horeca Almere 2016 is Centrum Almere Buiten aangewezen als stadsdeelcentrum. In een stadsdeelcentrum wordt de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging toegepast. Voor de centra kan in beginsel horeca van categorie A en categorie B worden toegestaan. De menging van horecafuncties, met andere functies, binnen één pand is ook toegestaan.

Binnen de centra kunnen accenten gelegd worden. Voor Buitenmere geldt dat het Baltimoreplein zich leent voor horeca tot en met categorie B van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging. Rondom het Baltimoreplein is namelijk zwaardere horeca aanwezig, zoals een muziekcafé. Voor het overige gedeelte van Buitenmere is horeca toegestaan tot en met categorie A. De functiemengingslijst noemt o.a. de activiteiten: restaurant, cafetaria, snackbar, ijssalon, viskramen e.d.

In Buitenmere is bij recht geen hotel of pension toegestaan. Een initiatief voor een hotel of pension is alleen mogelijk met een omgevingsvergunning. Hiervoor is een ruimtelijk-economische onderbouwing vereist. Qua ruimtelijke onderbouwing zullen initiatiefnemers moeten voldoen aan ruimtelijke-fysieke eisen met betrekking tot de haalbaarheid van een hotelconcept per locatie (naast het aantonen van de behoefte). Zie hiervoor ook de toelichting, bijlage 3.2 Werk in de stad, vestigingsvisie Horeca Almere 2016.


Kantoor
Op grond van de GvW zijn zelfstandige kantoren toelaatbaar in centrummilieus zoals Buitenmere.


Maatschappelijke voorzieningen
Maatschappelijke voorzieningen zijn ook geluidsgevoelige objecten op grond van de Wet geluidhinder. De bestaande maatschappelijke voorzieningen zijn direct toegestaan. Nieuwe geluidsgevoelige objecten zijn alleen toegestaan, indien de geluidsbelasting van de gevel voldoet aan de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder of een vastgestelde hogere waarde. Maatschappelijke voorzieningen zijn zowel op de begane grond als de eerste verdieping toegestaan, tenzij anders op de verbeelding staat aangegeven.


Sportvoorzieningen
Op basis van de GvW zijn ook voorzieningen op het gebied van sport toegestaan die genoemd staan onder categorie A en B van de functiemenginglijst. Het gaat bijvoorbeeld om een sportschool.

Kiosk

Aan het Rio de Janeiroplein zijn twee kiosken mogelijk. De kiosken zijn met een aanduiding en bouwvlak op de verbeelding opgenomen. Een kiosk mag gebruikt worden voor de functies: detailhandel en horeca tot en met categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging, uitgezonderd hotels en pensions.


Vuurwerk
Op grond van het gemeentelijk beleid (zie Hoofdstuk 3 Beleidskader, Vuurwerknota) is binnen de bestemmingen 'Centrum-1' en 'Centrum-2' de opslag, herverpakking of verkoop van consumentenvuurwerk en theatervuurwerk toegestaan tot maximaal 10.000 kg per vestiging. Dit is alleen toegestaan indien de veiligheidsafstanden uit het Vuurwerkbesluit worden aangehouden ten opzichte van een beperkt kwetsbaar of kwetsbaar object of geprojecteerd beperkt kwetsbaar of kwetsbaar object en deze veiligheidsafstanden op het eigen terrein worden gerealiseerd.

De opslag, herverpakking en verkoop van vuurwerk is niet toegestaan in een woning, bedrijfswoning of bijbehorende bouwwerken.


Wonen

Vanaf de 2e bouwlaag zijn woningen toegestaan. Op een aantal plaatsen is wonen op de begane grond toegestaan. Deze locaties staan op de verbeelding aangegeven met een aanduiding. Woningen zijn geluidsgevoelige objecten op grond van de Wet geluidhinder. De bestaande woningen in het gebied zijn direct toegestaan. Nieuwe geluidsgevoelige objecten zijn alleen toegestaan indien de geluidsbelasting van de gevel voldoet aan de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder of een vastgestelde hogere waarde. Zonder deze bepaling zou het namelijk mogelijk zijn om een nieuwe geluidsgevoelige functie toe te voegen zonder dat er akoestisch onderzoek heeft plaatsgevonden. Indien de voorkeurswaarde wordt overschreden, moet worden nagegaan of een hogere waarde is verleend of geluidsmaatregelen kunnen worden getroffen. Indien dit niet het geval is dan is vestiging van de functie wonen op grond van dit bestemmingsplan niet mogelijk. Zie verder de toelichting bij 'Wonen'.

Parkeren

Parkeren vindt plaats in het openbaargebied en in de (openbare)parkeergarages. Een omgevingsvergunning voor bouwwerken en gronden wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de parkeernormen, als bedoeld in Bijlage 3 Lijst van parkeernormen èn in voldoende laad- en losruimte.


Overige voorzieningen
Ook zijn bij deze bestemming behorende voorzieningen toegestaan zoals tuinen, erven, straatmeubilair, standplaatsen, uitstallingen en openbare toiletten. Verder zijn functies uit de openbare ruimte toegestaan zoals groenvoorzieningen, kunstwerken en water.


Bebouwing
Gebouwen mogen alleen binnen het bouwvlak worden gebouwd. De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' op de verbeelding. Voor de bouwhoogten is zoveel mogelijk aangesloten bij de bestaande bouwhoogten in het gebied of de bestaande mogelijkheden in de geldende bestemmingsplannen.


In de bouwregels zijn regels opgenomen voor een 'overkapping'.
Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals erfafscheidingen, antennes en masten voor telecommunicatie en reclameobjecten is een maximum maatvoering opgenomen.

Afwijken

Met een afwijkingsbevoegdheid kunnen bedrijven en voorzieningen (= cultuur en ontspanning, horeca, sport, dienstverlening en maatschappelijk), worden toegestaan die niet genoemd staan in de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging of bedrijven en voorzieningen die een hogere categorie hebben dan is toegestaan. Daarnaast is het mogelijk met een omgevingsvergunning bedrijven en voorzieningen toe te staan die voorkomen in een categorie hoger dan op basis van de bestemmingsomschrijving is toegestaan. Bijvoorbeeld van categorie A naar B. Voor het verlenen van de omgevingsvergunning dient getoetst te worden of het bedrijf/voorziening naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met een bedrijf/voorziening tot de toegestane categorie. Hierbij wordt gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm en de maatgevende milieuaspecten. Voor horeca wordt gelet op de aspecten verkeersaantrekkende werking, bedrijfsvloeroppervlak en openingstijden.

Er is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om af te kunnen wijken van de parkeernormen en van de afmetingen van een parkeerplaats.

Wijzigingsbevoegdheid

In het Ontwikkelingsplan voor het centrum van Almere Buiten is er tussen de blokken 5, 6, 7 en 9 een groot plein (het Baltimoreplein) gedacht aan weerszijden van de busbaan. Nu dit plan gedeeltelijk is uitgevoerd zijn de ideeën omtrent dit gebied deels gewijzigd. Het Baltimoreplein dreigt een te grote openbare ruimte worden met een onherbergzaam karakter. Bovendien ligt het deel aan de kant van blok 5 in de schaduw en is dit gebied daarom ook niet aantrekkelijk. Het zou beter zijn om het Baltimoreplein kleiner te maken. Dit kan worden bereikt door de rooilijn van blok 5 aan de busbaanzijde in lijn met de rooilijn van blok 3 te leggen. Het bouwblok wordt daardoor groter. De precieze vorm en functie van blok 5 moeten nog verder onderzocht worden. Daarom wordt deze vergroting van het bouwblok niet direct bestemd, maar als wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Te zijner tijd zal over het uitgewerkte plan nog een aparte procedure gevoerd moeten worden. De maximale hoogte van de uitwerking is 32 meter, gelijk aan de maximale hoogte van de rest van het blok. Het is niet de bedoeling dat het blok over de volledige oppervlakte deze hoogte krijgt. Dat zal in de volgende fase verder worden uitgewerkt (op eenzelfde wijze is in het verleden blok 3 gerealiseerd). De zuidoosthoek van het blok is afgeschuind, zodat er een goede aansluiting is op blok 7. Ook dit moet in het vervolg nog verder worden uitgewerkt. Hetzelfde geldt voor het maken van een doorsteek door dit blok in de richting van Doemere. Voor blok 5 is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Onder voorwaarden kan de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' gewijzigd worden in 'Centrum-1'.


In artikel 3 zijn de planregels van de bestemming 'Centrum-1' opgenomen.

3.2.2 Centrum-2

Functionele mogelijkheden

De volgende functies zijn binnen de bestemming toegestaan:

Bedrijf

Bedrijven zijn niet toegestaan met uitzondering van de aanwezige wasstraat en één vestiging ten behoeve van verkoop/reparatie in auto's/motoren, maximaal categorie B van bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging.

Cultuur & ontspanning en sport

Op basis van de GvW en het voorgaande bestemmingsplan zijn ook voorzieningen op het gebied van cultuur & ontspanning en sport toegestaan. Het gaat om voorzieningen die genoemd staan onder categorie A en B van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging. Dat zijn bijvoorbeeld een bibliotheek, dans- of sportschool.

Detailhandel

In themawinkelcentrum DoeMere is uitsluitend perifere detailhandel toegestaan. Onder perifere detailhandel wordt verstaan: een detailhandelsbedrijf te onderscheiden in de volgende categorieën:

  • a. detailhandel in volumineuze goederen, zoals auto's, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen, grove bouwmaterialen, bruin- en witgoed, keukens, sanitair/badkamers en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderdelen en onderhoudsmiddelen;
  • b. meubelbedrijven, woninginrichting en -stoffering;
  • c. tuincentra;
  • d. bouwmarkten;
  • e. vrije tijd (sport/camping, creativiteit/hobby).

Maximaal één tuincentrum is toegestaan.

De detailhandelsvisie geeft DoeMere experimenteer mogelijkheid. Een initiatief dat niet past binnen de bestemmingsomschrijving, maar wel een kwalitatieve aanvulling geeft voor het gebied, kan met een omgevingsvergunning mogelijk gemaakt worden. Bij de toetsing of met een omgevingsvergunning medewerking kan worden verleend aan het initiatief, wordt gekeken of een nieuwe markt wordt aangeboord, het initiatief een kwalitatieve aanvulling is en of het initiatief een bovenlokale functie vervult.

E-commerce

Electronic commerce (ook wel e-commerce genoemd) is de verzamelnaam van alle manieren waarop via computernetwerken (bijvoorbeeld het internet of een extranet) handel bedreven kan worden. Vormen van E-commerce worden gefaciliteerd. Het gaat om webwinkel en afhaalpunt.

Horeca

In de Vestigingsvisie Horeca Almere 2016 is Centrum Almere Buiten en daarmee DoeMere aangewezen als stadsdeelcentrum. In een stadsdeelcentrum wordt de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging toegepast. Voor de centra kan in beginsel horeca van categorie A en categorie B worden toegestaan. De menging van horecafuncties, met andere functies, binnen één pand is ook toegestaan.

Voor DoeMere geldt dat horeca tot en met categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging is toegestaan. Uitgezonderd zijn hotels en pensions. Omdat het niet de bedoeling is dat er een nieuwe concentratie komt van horeca, is het aantal horeca vestigingen gemaximaliseerd tot en met vijf vestigingen.

Vuurwerk
Op grond van het gemeentelijk beleid (zie Hoofdstuk 3 Beleidskader, Vuurwerknota) is binnen de bestemmingen 'Centrum-1' en 'Centrum-2' de opslag, herverpakking of verkoop van consumentenvuurwerk en theatervuurwerk toegestaan tot maximaal 10.000 kg per vestiging. Dit is alleen toegestaan indien de veiligheidsafstanden uit het Vuurwerkbesluit worden aangehouden ten opzichte van een beperkt kwetsbaar of kwetsbaar object en een geprojecteerd beperkt kwetsbaar of kwetsbaar object en deze veiligheidsafstanden op het eigen terrein worden gerealiseerd.

De opslag, herverpakking en verkoop van vuurwerk is niet toegestaan in een woning, bedrijfswoning of bijbehorende bouwwerken.

Parkeren

Parkeren vindt plaats in het openbaargebied en in de (openbare)parkeergarages. Een omgevingsvergunning voor bouwwerken en gronden wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de parkeernormen, als bedoeld in Bijlage 3 Lijst van parkeernormen èn in voldoende laad- en losruimte.

Bebouwing

De maximale bouwhoogten zijn conform de huidige en/ of vergunde situatie. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' op de verbeelding. Overkappingen zijn toegestaan.

Afwijken

Met een afwijkingsbevoegdheid kunnen bedrijven en voorzieningen (= cultuur en ontspanning, horeca en sport), worden toegestaan die niet genoemd staan in bijlage 3 Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging of bedrijven en voorzieningen die een hogere categorie hebben dan is toegestaan. Daarnaast is het mogelijk met een omgevingsvergunning bedrijven en voorzieningen toe te staan die voorkomen in een categorie hoger dan op basis van de bestemmingsomschrijving is toegestaan. Voor het verlenen van de omgevingsvergunning dient getoetst te worden of het bedrijf/voorziening naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met een bedrijf/voorziening tot de toegestane categorie. Hierbij wordt gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm en de maatgevende milieuaspecten. Voor horeca wordt gelet op de aspecten verkeersaantrekkende werking, bedrijfsvloeroppervlak en openingstijden.

Er is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om af te kunnen wijken van de parkeernormen en van de afmetingen van een parkeerplaats.

In artikel 4 zijn de planregels van de bestemming 'Centrum-2' opgenomen.

3.2.3 Gemengd

Functionele mogelijkheden

In het pand aan de Staalstraat 1 is gezondheidscentrum 'De Molenwiek' en aan het Atheneplantsoen is zorgcentrum 'Buitenhaeghe' gevestigd. Op basis van het vigerende bestemmingsplan zijn hier de functies maatschappelijk en wonen (al dan niet gestapeld) toegestaan. Deze functies worden in het nieuwe plan gecontinueerd. De gronden krijgen de bestemming 'Gemengd'.

In het plangebied zijn twee bedrijfsunits aanwezig. Deze bedrijfsunits hebben de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd -1' gekregen. Op basis van het beleid zijn in deze units diverse functies toegestaan.

Parkeren vindt plaats in het openbaargebied en in de (openbare)parkeergarages. Een omgevingsvergunning voor bouwwerken en gronden wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de parkeernormen, als bedoeld in Bijlage 3 Lijst van parkeernormen èn in voldoende laad- en losruimte.


Bebouwing

De maximale bouwhoogten en bebouwingspercentages zijn conform de huidige en/ of vergunde situatie.

In artikel 5 zijn de planregels van de bestemming 'Gemengd' opgenomen.

3.2.4 Groen

Functionele mogelijkheden

De bestemming 'Groen' is alleen toegewezen aan de structurele groengebieden in dit plan. Dit zijn de randen van het plangebied, structurele groene gebieden in de wijk en groengebieden langs de Evenaar. Binnen deze bestemming zijn ten behoeve van de openbare inrichting meerdere bouwwerken toegestaan, zoals bruggen, sluizen, kunstobjecten, nutsvoorzieningen, maar ook verhardingen, ruiter-, voet- en fietspaden. Het is belangrijk dat gronden met een groenbestemming ook indien nodig voor waterberging gebruikt kunnen worden. Daarom is deze functie aan de bestemming toegevoegd. Verder is het mede op grond van de gemeentelijke Sportnota (zie bijlage 1 beleidskader, paragraaf 3.6) wenselijk dat bewoners dichtbij huis laagdrempelige sportmogelijkheden hebben. In de bestemmingsomschrijving is dan ook opgenomen dat het plaatsen van sport- en speelvoorzieningen (alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde) is toegestaan.

Paviljoens

In de groene strook tussen de Evenaar is het toegestaan om maximaal drie paviljoens te realiseren. In de paviljoens zijn maatschappelijke voorzieningen (geen geluidgevoelige objecten) en horeca in de categorie 1 en 3 van bijlage 2 Staat van Horeca-activiteiten toegestaan. Het gaat om vormen van ondergeschikte en lichte horeca. Bijvoorbeeld een lunchroom.

Jongerenontmoetingsplaats
Artikel 6.3 bevat een afwijkingsbevoegdheid onder voorwaarden om een jongerenontmoetingsplaats (= JOP) te kunnen realiseren. Voorwaarde is bijvoorbeeld dat de afstand van de JOP (bouwwerk) tot aan de woonbestemming (grens van het bestemmingsvlak) minimaal 50m bedraagt.

Tuinvergroting

In artikel 6.4 is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, waarmee in geval van grondverkoop in verband met tuinvergroting de bestemming 'Groen' gewijzigd kan worden in de bestemming 'Wonen' of 'Tuin'.

In artikel 6 zijn de planregels van de bestemming 'Groen' opgenomen.

3.2.5 Kantoor

Functionele mogelijkheden

Aan Westeinde is een kantorenlocatie aanwezig en de gronden worden bestemd als 'Kantoor'. Binnen deze bestemming zijn kantoren en dienstverlening toegelaten. Ook vergader- en congres faciliteiten zijn toegestaan binnen deze bestemming. Bij de bestemming behorende ondergeschikte horeca en ondergeschikte workshops zijn ook toegestaan.

Parkeren vindt plaats in het openbaargebied en in de (openbare)parkeergarages. Een omgevingsvergunning voor bouwwerken en gronden wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de parkeernormen, als bedoeld in Bijlage 3 Lijst van parkeernormen èn in voldoende laad- en losruimte.

In artikel 7 zijn de planregels van de bestemming Kantoor opgenomen.

3.2.6 Maatschappelijk

Functionele mogelijkheden

Het plangebied bevat een aantal maatschappelijke voorzieningen die uitsluitend voor maatschappelijke doeleinden zijn bestemd. Het gaat om:

  • wijkkerkcentrum De Drieklank;
  • kinderdagverblijf Buitelaar;
  • ROC.


Deze voorzieningen zijn als gezegd bestemd voor 'Maatschappelijk'. Deze bestemming is ruim, in die zin dat alle soorten maatschappelijke voorzieningen zijn toegestaan. Hierdoor is een zo groot mogelijke vorm van flexibiliteit mogelijk. Andere functies zijn niet rechtstreeks toegestaan, ondergeschikte detailhandel, ondergeschikte workshops en ondergeschikte horeca zijn wel toegestaan.

Parkeren vindt plaats in het openbaargebied en in de (openbare)parkeergarages. Een omgevingsvergunning voor bouwwerken en gronden wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de parkeernormen, als bedoeld in Bijlage 3 Lijst van parkeernormen èn in voldoende laad- en losruimte.

Bebouwing

Qua bouwmogelijkheden zijn een maximaal bebouwingspercentage of een bouwvlak en een maximale bouwhoogte opgenomen.

In artikel 8 zijn de planregels van de bestemming 'Maatschappelijk' opgenomen.

3.2.7 Sport

Functionele mogelijkheden

Zwembad De Vrijbuiter heeft de bestemming Sport gekregen. Ondergeschikte detailhandel, ondergeschikte workshops en ondergeschikte horeca zijn eveneens toegestaan.

Parkeren vindt plaats in het openbaargebied en in de (openbare)parkeergarages. Een omgevingsvergunning voor bouwwerken en gronden wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de parkeernormen, als bedoeld in Bijlage 3 Lijst van parkeernormen èn in voldoende laad- en losruimte.

Bebouwing

Bebouwing is mogelijk binnen het bouwvak. Er is een maximale bouwhoogte opgenomen.

In artikel 9 zijn de planregels van de bestemming 'Sport' opgenomen.

3.2.8 Tuin

Functionele mogelijkheden

De voortuinen van woningen krijgen de bestemming 'Tuin'. Deze gronden mogen niet bebouwd worden. Een uitzondering wordt gemaakt voor een erker en erfafscheidingen tot 1 m hoog.

In artikel 10 zijn de planregels van de bestemming 'Tuin' opgenomen.

3.2.9 Verkeer

Functionele mogelijkheden

Voor wegen die primair bedoeld zijn voor de afwikkeling van het (auto)verkeer is de bestemming Verkeer opgenomen. Binnen deze bestemming is de aanleg van wegen, busbanen, fiets- en voetpaden en bermen toegestaan. Deze globale bestemming biedt flexibiliteit ten aanzien van de inrichting van de verkeersgebieden. Ook zijn bij deze bestemming behorende voorzieningen toegestaan zoals (ondergrondse) parkeervoorzieningen, haltevoorzieningen, fietsenstallingen en geluidwerende voorzieningen. Verder zijn functies uit de openbare ruimte toegestaan zoals groenvoorzieningen, kunstobjecten en water.

Bebouwing

In de bouwregels zijn mogelijkheden opgenomen voor het oprichten van nutsvoorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 3,5 meter een een oppervlakte van maximaal 25 m².

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals erfafscheidingen, kunstobjecten en geluidwerende voorzieningen is een maximum maatvoering opgenomen.

Voor de realisatie van een groter nutsgebouw is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Nutsgebouwen mogen een maximum bouwhoogte van 5 meter en een maximum oppervlakte van 50 m² hebben.

In artikel 11 zijn de planregels van de bestemming 'Verkeer' opgenomen.

3.2.10 Verkeer-Verblijfsgebied

Functionele mogelijkheden

Voor straten die naast een verkeersfunctie ook een verblijfsfunctie hebben, is de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied opgenomen. Binnen deze bestemming is de aanleg van wegen, fiets- en voetpaden en bermen toegestaan. Ook zijn bij deze bestemming behorende voorzieningen toegestaan zoals groenvoorzieningen, (ondergrondse) parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en fietsenstallingen. Verder zijn functies uit de openbare ruimte toegestaan zoals straatmeubilair, voorzieningen voor (ondergrondse) afvalinzameling, geluidwerende voorzieningen, reclameobjecten en water.

Almere wil zoals beschreven in de Sportnota (Bijlage 1 Beleidskader bij paragraaf 3.6) laagdrempelige sportmogelijkheden dichtbij huis. Daartoe is in de bestemmingsomschrijving de mogelijkheid voor sport- en speelvoorzieningen (uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde) opgenomen.

In artikel 14.4 is verder een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee in geval van grondverkoop in verband met tuinvergroting de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' gewijzigd kan worden in de bestemmingen 'Wonen' of 'Tuin'.


Deze globale bestemming biedt flexibiliteit ten aanzien van de inrichting van de verkeers- en verblijfsgebieden.

Evenementen

Op grond van het gemeentelijk beleid (zie Hoofdstuk 3 Beleidskader, onder andere Nota Evenementen in Almere) zijn ook evenementen toegestaan binnen de bestemming 'Verkeer-Verblijfsgebied'.


Bebouwing

Op de gronden met de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' mogen geen gebouwen worden gebouwd, behalve ten behoeve van nutsvoorzieningen een kiosk. Via een afwijkingsmogelijkheid is ook een jongerenontmoetingsplaats (JOP) mogelijk. Voor het toepassen van de afwijkingsmogelijkheid moet aan een aantal voorwaarden zijn voldoen. De afstand van de JOP (bouwwerk) tot aan de woonbestemming (grens van het bestemmingsvlak) moet bijvoorbeeld minimaal 50 m bedragen. Binnen de bestemming zijn gebouwen voor nutsvoorzieningen toegestaan tot een maximum bouwhoogte van 3,5 meter en een oppervlakte van maximaal 25 m². Voor de realisatie van een groter nutsgebouw is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Nutsgebouwen mogen een maximum bouwhoogte van 5 meter en een maximum oppervlakte van 50 m² hebben. Overige bouwwerken zoals terras-, erf- en terreinafscheidingen, kunstobjecten, licht- en vlaggenmasten zijn ook toegestaan, maar zijn wel gebonden aan een maximum maatvoering.

In artikel 12 zijn de planregels van de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' opgenomen.

3.2.11 Water

Functionele mogelijkheden

Al het water heeft de gelijknamige bestemming gekregen. In de Waterparagraaf wordt nader ingegaan op de aspecten ten aanzien van waterhuishouding (onder andere de kwaliteit en kwantiteit).

Bebouwing

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals kunstwerken, straatmeubilair en en kunstobjecten is een maximum maatvoering opgenomen.

In artikel 13 zijn de planregels van de bestemming 'Water' opgenomen.

3.2.12 Wonen

Functionele mogelijkheden

In het plangebied zijn aaneengebouwde- en gestapelde woningen aanwezig. Vrijstaande woningen komen niet voor. De woningen krijgen de bestemming 'Wonen' en de gronden zijn bestemd het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen dan wel bedrijfsmatige activiteiten aan huis. Ook de bij woningen behorende erven, toegangspaden, in- en uitritten, parkeervoorzieningen e.d. zijn toegestaan op deze bestemming.

Parkeren vindt plaats in het openbaargebied of in een van de vijf openbare parkeergarages. Een omgevingsvergunning voor bouwwerken en gronden wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de parkeernormen, als bedoeld in bijlage 3 Lijst van parkeernormen èn in voldoende laad- en losruimte.

Vrije beroepen

Het uitoefenen van vrije beroepen in huis is in overeenstemming met de bestemming 'Wonen', tenminste voor zover het vrije beroep vanuit het gebouw waarin wordt gewoond, wordt uitgeoefend. Kenmerk van deze beroepen is een sterke verwevenheid tussen wonen en werken. De in de bestemming 'Wonen' opgenomen bebouwingsmogelijkheden zijn ook van kracht bij het bouwen ten behoeve van een vrij beroep. Traditionele vrije beroepen, zoals een notaris, een huisarts, een tandarts, een accountant e.a. zijn binnen de woonbestemming altijd toegestaan, mits de woonfunctie in overwegende mate intact blijft en het beroepsmatig gebruik zich beperkt tot een vloeroppervlak van maximaal 50%.

Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten

Bij de aan-huis-verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten aan huis moet aan de volgende beroepen en bedrijven worden gedacht, zoals opgesomd in de onderstaande lijst. Deze lijst is niet limitatief en is bedoeld als voorbeeld.

Omschrijving   Voorwaarden/toelichting  
Vrije beroepen   bijv. Notaris, huisarts, tandarts, accountant  
Uitgeverijen   Kantoren  
Grafische afwerking    
Reproductiebedrijven opgenomen media    
Vervaardiging van sieraden e.d.    
Reparatie t.b.v. particulieren   bijv. fietsen, maar reparaties van auto's en motorfietsen vallen hier niet onder  
Reisorganisaties    
Verzekeringsbedrijf/kantoor    
Verhuur van en handel in onroerend goed    
Computerservice- en informatietechnologiebureaus e.d.    
Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek    
Hoveniersbedrijven   Bedoeld wordt een eenmanszaak die zijn auto thuis parkeert, kantoor aan huis heeft en eventueel spullen opslaat. Het mag geen kwekerij zijn  
Meubel- en woningstoffeerderijen    
Cursussen    
Workshops    
Internetbedrijven / e-commerce   Max 25 m2 w.v.o. verkoop aan huis c.q. afhaalpunt  
Kantoor algemeen    
Schoonheidsspecialisten, pedicures en manicures    
Bed&breakfast   Het gaat om het laten gebruiken van normale slaapkamers in een woning door reizigers/vakantiegangers, waarbij eventueel ook ontbijt mogelijk is. De woning moet wel een woning blijven. Er mag geen complete verbouwing plaatsvinden tot een hotel. De eigenaar/exploitant moet er ook blijven wonen.  
Gastouderschap, niet zijnde kinderdagverblijven   Opvang binnen de eigen woning, geen verbouwingen, geen professionele organisatie.  
Wassalons en wasserettes   Geen wasmachines/drogers, alleen inzameling en afleverenc van kleding  
Kappers    
Detailhandel   Maximaal 25 m2 w.v.o.  
Buiten de hierboven genoemde gevallen   Activiteiten die naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de bovengenoemde activiteiten  

Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten in een woning zijn onder voorwaarden toegestaan. Deze voorwaarden zijn opgenomen in de specifieke gebruiksregels van de bestemming 'Wonen'. Het gebruik dient zich te beperken tot maximaal 50% van het vloeroppervlak van de woning. Hierdoor blijft het kleinschalig en leidt een aan-huis-verbonden beroep of bedrijfsmatige activiteit in een woning niet tot ernstige hinder voor het woonmilieu en/of doet het afbreuk aan het woonkarakter van de wijk c.q. buurt. Horeca is niet toegestaan, met uitzondering van een bed & breakfast..

Detailhandel in de woning

In paragraaf 3.2 Werk in de stad wordt ingegaan op de Nota detailhandel 2012. Op grond van dit beleid is detailhandel in een woning mogelijk met een maximum van 25 m2 wvo. Deze 25 m2 wvo maakt onderdeel uit van de 50% regeling.

Tuinvergrotingen

Mogelijk wordt er de komende jaren openbaregronden verkocht aan bewoners. In artikel 14.4 is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee in geval van grondverkoop in verband met tuinvergroting de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' gewijzigd kan worden in de bestemmingen 'Wonen' of 'Tuin'.

Bebouwing

Verruiming van de bouwmogelijkheden

De woonbestemming is ruimer bestemd dan in de vorige bestemmingsplannen. In die plannen waren goot- en bouwhoogten gedetailleerd geregeld. In dit nieuwe plan is niet meer met goothoogten gewerkt behalve bij vrijstaande erfbebouwing. Van iedere woning is alleen de bouwhoogte geregeld, waardoor er meer ruimte komt voor dakopbouwen en dakkapellen. Voor de begane grondlaag wordt doorgaans vier meter bouwhoogte aangehouden, voor twee bouwlagen zeven meter en voor drie bouwlagen tien meter. Voor veel bouwblokken is een hoogtemaat genomen, waarbij het hoogste deel bepalend is. Ook zijn bij woningrijen, waar in het verleden meerdere vergunningen zijn verleend voor een extra bouwlaag, dit nu bij recht voor de hele rij toegestaan. Dat betekent dat voor een flink aantal woningen nog een extra laag/dakopbouw mogelijk is. Er is ook minder met aanduidingen gewerkt en meer met rechtstreekse bouwmogelijkheden. Het nieuwe bestemmingsplan Centrum Almere Buiten is dus globaler en flexibeler van opzet dan de oude plannen.

Bebouwing in voortuinen
In de voortuinen is de grens van het bouwvlak van het hoofdgebouw in principe strak om de aanwezige bebouwing, waardoor er geen uitbreiding aan de voorzijde mogelijk is. Uitbouwen aan de voorzijde van de woningen vallen qua hoogte niet onder de basisregel van één bouwhoogte per bouwblok. Uitbouwen aan de voorzijde van de woning zijn qua hoogte bestemd zoals ze zijn.


Bebouwingsmogelijkheden aan de achterzijde van woningen
Bij het bepalen van het bouwvlak van het hoofdgebouw is aan de achterzijde van de hoofdgebouwen in principe een rechte lijn getrokken langs de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw. Later gebouwde uitbouwen vallen daardoor onder de erfbebouwingsregeling. Dit is om iedereen gelijke bouwrechten te geven. Als de achtergevel van het hoofdgebouw geen rechte lijn is (dus zonder eventuele uitbouwen) is het bouwvlak van het hoofdgebouw in principe wel recht getekend, waardoor er dus uitbreidingsruimte in het bouwvlak ontstaat. Waar dit tot hinder van de buren zou kunnen leiden (schaduw of verminderde lichttoetreding) is de oorspronkelijke achtergevel gevolgd. Voor de erfbebouwings- mogelijkheden is aangesloten bij de regeling uit de Nota Kleine Bouw 2008. Deze regeling is van toepassing op bijvoorbeeld schuurtjes en garages. Om te voorkomen dat het erf wordt volgebouwd is een maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken toegestaan (60 m²) en mag maximaal 50% van het erf worden bebouwd. Qua maatvoering en positionering moet de erfbebouwing ondergeschikt zijn aan de hoofdbebouwing. De diepte van aan het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter. De maximale bouwhoogte van aanbouwen is 0,30 meter boven de vloer van de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw, tot een maximum van 5 meter. Vrijstaande erfbebouwing heeft een goothoogte van maximaal 3 meter. Boven op de aanbouwen mag een dakterras worden gebouwd.


Bebouwingsmogelijkheden aan de zijkant van woningen
Aan de zijkant van woningen is in principe uitbreidingsgelegenheid geboden tot op de grens van het bouwperceel. Wel moet minimaal 1 meter achter de voorgevel worden gebouwd. Het bouwvlak van het hoofdgebouw is hier dus doorgetrokken tot de zijdelingse perceelsgrens. Uitbreidingsgelegenheid is niet geboden, waar dit leidt tot parkeerproblemen, tot verminderd zicht in bochten voor langsrijdend verkeer of als omwonenden hier last van hebben doordat de zijgevel van de woning dan dichter bij hun perceel komt te liggen. Overigens zijn hierbij zoveel mogelijk de rechten uit de nog geldende bestemmingsplannen aangehouden.

Garagebox
Garageboxen en bergingen die niet aan de naastgelegen woningen gekoppeld zijn, zijn aangeduid op de verbeelding met 'garagebox'.


In artikel 14 zijn de planregels van de bestemming 'Wonen' opgenomen.

3.3 Dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen

Daar waar meerdere functies aanwezig zijn of verbijzondering van de juridische regeling noodzakelijk is, wordt (overeenkomstig de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012) gewerkt met dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen. In het bestemmingsplan zijn de volgende dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen opgenomen:

3.3.1 Waarde-Archeologie 1

Binnen het plangebied zijn gebieden aanwezig die mogelijk archeologisch waardevol zijn. Ook is door middel van onderzoek een aantal behoudenswaardige vindplaatsen opgespoord die zeker archeologisch waardevol zijn. Ter bescherming van deze gebieden zijn zogenaamde dubbelbestemmingen opgenomen. Dit betekent dat er behalve de basisbestemming voor bijvoorbeeld groen of water, ook een bestemming voor archeologie geldt.


Gebieden, zoals aangeduid op de Archeologische Beleidskaart Almere 2016, met mogelijke archeologische waarden op een diepte vanaf 150 cm onder maaiveld (op dekzand en Oude Getijden-afzettingen), hebben in het plangebied een bestemmingswaarde gekregen van 'Waarde - Archeologie 1'. Aan deze bestemming is een bouwverbod met ontheffingsmogelijkheid en een omgevingsvergunningstelsel voor de activiteit 'aanleggen' gekoppeld om de mogelijk aanwezige archeologische waarden te beschermen.


De bestemming is tevens gekoppeld aan een stelsel van wijzigingsbevoegdheden teneinde een bestemmingswijziging mogelijk te maken op basis van de resultaten van het archeologisch onderzoek. Voor gronden waar in het onderzoek geen behoudenswaardige archeologische vindplaatsen zijn vastgesteld, kan de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' vervallen. Indien wel behoudenswaardige vindplaatsen worden aangetroffen, dan moet de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' worden opgewaardeerd naar 'Waarde - Archeologie 5'.

In artikel 15 zijn de planregels van de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' opgenomen.

3.3.2 Waarde - Archeologie 4

Gebieden, zoals aangeduid op de Archeologische Beleidskaart Almere 2016, met mogelijke archeologische waarden op een diepte vanaf 50 cm onder maaiveld (op oeverwallen), hebben in het plangebied een bestemmingswaarde gekregen van 'Waarde - Archeologie 4'. Aan deze bestemming is een bouwverbod met ontheffingsmogelijkheid en een omgevingsvergunningstelsel voor de activiteit 'aanleggen' gekoppeld om de mogelijk aanwezige archeologische waarden te beschermen.

In artikel 'Waarde - Archeologie 4' zijn de planregels van de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' opgenomen.

3.3.3 veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen 2

Volgens het Basisnet Spoor geldt voor de Flevolijn een plasbrandaandachtsgebied (PAG) van 30 meter aan weerszijden van de spoorbaan, gemeten vanaf de buitenste spoorstaaf. In het PAG dient rekening te worden gehouden met de effecten van een incident met brandbare vloeistoffen. Bij een incident kan de stof uit de ketelwagen vrijkomen en ontbranden (plasbrand). Dit kan in een gebied tot circa 30 meter langs de spoorbaan tot slachtoffers leiden. Voor het PAG geldt volgens artikel 8 van het Besluit transport routes externe veiligheid een bijzondere verantwoordingsplicht voor nieuwe bouwwerken (aanvullend op de verantwoordingsplicht groepsrisico) speciaal gericht op het effect van een eventuele plasbrand. Verder worden in dit gebied via het Bouwbesluit 2012 en daarbij behorende ministeriële regeling aanvullende bouweisen opgelegd met het oog op het veilig kunnen vluchten bij een brand, ontploffing of een drukgolf in een dergelijk gebied.


Het PAG heeft de aanduiding 'Veiligheidszone vervoer gevaarlijke stoffen' gekregen. De vestiging van een nieuw kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object is hier toegestaan via een afwijkingsbevoegdheid, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • er geen sprake is van functies voor verminderd zelfredzame personen;
  • er is sprake van een aantoonbare behoefte vanuit de in de bestemming toegelaten functies om de bouw of vestiging van een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object mogelijk te maken binnen een plasbrandaandachtsgebied;
  • er is rekening gehouden met de mogelijkheden om het object buiten het plasbrandaandachtsgebied te vestigen;
  • de bestrijdbaarheid van een plasbrand is voldoende gemotiveerd (hulpverlening en zelfredzaamheid mede in relatie tot effectreducerende maatregelen of brandvertragende maatregelen aan het gebouw).


Voor deze nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten gelden aanvullende bouweisen (via Bouwbesluit 2012 en daarbij behorende ministeriële regeling). In dit besluit zijn in artikel 2.132 en 2.133 voorschriften opgenomen voor het bouwen in zogenoemde veiligheidszones en plasbrandaandachtsgebieden.

In artikel 20.1.1 zijn de planregels van de gebiedsaanduiding 'Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen 2' opgenomen.

3.4 Overige regels

3.4.1 Inleidende regels

Begripsbepalingen

In artikel 1 zijn de begripsbepalingen opgenomen van de regels. In dit artikel wordt uitgelegd wat onder bepaalde begrippen moet worden verstaan, die in de regels worden gebruikt. Bijvoorbeeld wat met maatschappelijke voorzieningen wordt bedoeld.

Wijze van meten

In artikel 2 is de wijze van meten opgenomen van de regels. In dit artikel staat hoe bij de toepassing van de regels moet worden gemeten. Bijvoorbeeld hoe de bouwhoogte van een bouwwwerk moet worden gemeten.

3.4.2 Algemene regels

Anti-dubbeltelregel

In artikel 17 is de anti-dubbeltelregel opgenomen. Deze regel is opgenomen om te voorkomen dat van ruimte die in een bestemmingsplan voor de realisering van een bepaald gebruik of functie mogelijk is gemaakt, na realisatie daarvan, door feitelijke functie- of gebruiksverandering opnieuw (voor een tweede keer) gebruik zou kunnen worden gemaakt. Grond die één keer in beschouwing is genomen voor het toestaan van een bouwplan, mag niet een tweede maal meetellen voor de toelaatbaarheid van andere bouwplannen. De anti-dubbeltelregel is een standaardregel, die is voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening.

Overschrijding grenzen

In artikel 18.1 is een regel opgenomen, dat bestemmings- en bouwgrenzen door bepaalde (ondergeschikte) onderdelen van een gebouw (zoals overstekken en afdaken) mogen worden overschreden. De regel biedt flexibiliteit ten aanzien van de situering van ondergeschikte onderdelen aan gebouwen.

Ondergeschikte bouwonderdelen op daken

In artikel 18.2 is een regel opgenomen, dat bepaalde (ondergeschikte) onderdelen van een gebouw (zoals installatiecontainers en liftschachten) niet worden meegerekend bij het bepalen van de hoogte van een gebouw. De regel biedt flexibiliteit ten aanzien van de situering van ondergeschikte onderdelen op gebouwen.

Algemene gebruiksregels (parkeren)

Parkeren vindt plaats in het openbaargebied en in de (openbare)parkeergarages.

Bij de algemene gebruiksregels is een artikel opgenomen over parkeren. Bij het (wijzigen van het) gebruik van gronden of bouwwerken en het bouwen of uitbreiden van bouwwerken moet zijn voorzien in voldoende parkeergelegenheid. De parkeernormen zijn in bijlage 3 Lijst van parkeernormen van de regels opgenomen. Ook moet er voldoende ruimte zijn om te laden en te lossen, indien dat aan de orde is. Een omgevingsvergunning is dan ook gekoppeld aan de voorwaardelijke verplichting dat er voldoende parkeergelegenheid of laad- en losruimte moet zijn. Afwijken is mogelijk, bijvoorbeeld met een parkeerbalans.


Afwijkingsregels

In artikel 21 zijn vier afwijkingsregels opgenomen. Er kan worden afgeweken van de regels voor:

  • het afwijken van maten (maximaal 10 %);
  • het overschrijden van bouwgrenzen (maximaal 3 meter en het bouwvlak maximaal 10% groter);
  • het oprichten van ondergrondse pompgemalen voor riooltransportleidingen;
  • kleine windmolens.

Kleine windmolens
Via een afwijkingsbevoegdheid mogen kleine windmolens op een hoofdgebouw of aan de gevel ervan gebouwd worden, op voorwaarde dat de maximum bouwhoogte van het hoofdgebouw met maximaal 3 m wordt overschreden en de rotordiameter maximaal 2 m bedraagt. Voor horizontale as windturbines (HAT) en verticale as windturbines (VAT) is in onderstaande figuur weergegeven hoe de rotordiameter wordt gemeten.


afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP3AD01-vg01_0004.png"

HAT VAT

Voorwaarden afwijkingsregel

De afwijkingsregels mogen niet worden gebruikt indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de (op grond van de bestemming gegeven) gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Wijzigingsregels

In artikel 22 is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor burgmeester en wethouders om een bestemmingsvlak met maximaal 10% te vergroten. Dit mag indien dit nodig is voor een (steden)bouwkundig betere realisering van bestemmingen of bouwwerken of in verband met de werkelijke toestand van een terrein.

Verder kan de Lijst van parkeernormen worden gewijzigd indien ontwikkelingen op parkeergebied daartoe aanleiding geven.

Tevens zijn burgemeester en wethouders bevoegd:

  • de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging te wijzigen in die zin dat de categorie-indeling van bedrijven kan worden gewijzigd, indien en voor zover een wijziging van de milieubelasting van de desbetreffende typen van bedrijven daartoe aanleiding geeft.
  • de Staat van Horeca-activiteiten te wijzigen in die zin dat de categorie-indeling van horeca kan worden gewijzigd. het is denkbaar dat het algemeen beeld van de in de Staat van Horeca-activiteiten genoemde horeca-activiteiten zich als gevolg van bepaalde ontwikkelingen wijzigt. Om hierop adequaat te kunnen reageren, kan burgemeester en wethouders met een wijzigingsplan de categorie-indeling van de bedrijven in de Staat van Horeca-activiteiten aan passen.

Overige regelingen

In artikel 23.1 is aangegeven dat indien in de regels wordt verwezen naar regelingen of verordeningen, dat het dan gaat om de regelingen of verordeningen die gelden op het moment dat het ontwerp bestemmingsplan ter inzage is gelegd.

3.4.3 Overgangs- en slotregels

In artikel 24 is het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik opgenomen. In het overgangsrecht wordt bepaald op welke manier met situaties wordt omgegaan die op basis van het vorige bestemmingsplan wel waren toegestaan, maar niet in het nieuwe bestemmingsplan zijn opgenomen. Het overgangsrecht zijn standaardregels, die zijn voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening.

In artikel 25 is de slotregel opgenomen. Hierin staat onder welke naam de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 4 Relevante beleidskaders

Het ruimtelijk beleid van rijk, provincie en gemeente werkt door in de manier van bestemmen van gronden en bouwwerken. In de onderstaande tabel staat op welke manier de verschillende beleidsdocumenten doorwerken in het bestemmingsplan. In bijlage 1 Beleidskader is een uitgebreide beschrijving opgenomen van het beleidskader.

Beleidsdocument   Beleidsuitgangspunt   Vertaling in het bestemmingsplan  
Rijksbeleid  
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)
 
Ontwikkelingen motiveren op grond van de Ladder voor duurzame verstedelijking   Nieuwe ontwikkelingen vinden plaats binnen het bestaand stedelijk gebied of op percelen waar al een bebouwingsmogelijkheid was opgenomen.  
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2012)   Radarverstoringsgebieden   Geen mogelijkheid opnemen voor de bouw van windturbines.  
Provinciaal en regionaal beleid  
Omgevingsplan Flevoland (2006)   Het gebied is aangeduid als 'stedelijk- en speerpuntgebied'.   Als stedelijk en speerpunt gebied biedt het gebied ruimte voor evenwichtige ontwikkeling van wonen en werken.  
Beleidsregel archeologie en ruimtelijke ordening (2008)   Bescherming van archeologische waarden.   Opnemen van een dubbelbestemming voor gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde, die nog niet rechtstreeks via de Monumentenwet worden beschermd.  
Beleidsregel locatiebeleid stedelijk gebied (2011)   Het gebied valt onder 'centrummilieu'.   Het bestemmingsplan biedt ruimte voor werken, kantoren en voorzieningen.  
Gemeentelijk beleid  
Ruimtelijke ontwikkeling  
Structuurplan Almere 2010 (2003)   Hoofdlijnen van de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van Almere: uitbreiding en verdieping voorzieningenaanbod, meer verscheidenheid qua woningen, ruimte bieden aan ondernemers.   Het gebied is onderdeel van bestaand stedelijk gebied en leent zich goed voor functiemenging.  
Concept structuurvisie Almere 2.0 (2010)   Uitwerking van het IAK: Integraal richtinggevend beleidskader voor de schaalsprong Almere (60.000 inwoners extra en 100.000 arbeidsplaatsen).: meerkernige opzet benutten, verkleuren naar diverse samenleving, sterke en gedifferentieerde economie.   Het bestemmingsplan voorziet in de mogelijkheid tot functiemenging. Dit draagt bij aan versterking van de bestaande stad en een sterkere economie. Dit was al in het vorige bestemmingsplan.  
Programmaplan Wijkgericht Werken 2015-2019 (2015)   Doorontwikkeling tot attractief stadsdeelcentrum   De genoemde ambities uit het programmaplan kunnen binnen de bestemmingsplanregels uitgevoerd worden.  
Beleidsnota kleine bouw
(2010)  
Beleidsuitgangspunten voor kleine
bouwplannen en uitbreidingen. Regeling
voor aan-huis-verbonden beroepen of
bedrijfsmatige activiteiten aan huis  
Toetsingskader uit de nota
overnemen in de woonbestemming.  
Werk in de stad  
Gemeentelijke visie Werklocaties (2016)   Een gunstig vestigingsklimaat bieden voor bestaande en nieuwe bedrijven en het bieden van voldoende werkgelegenheid.   Uitgangspunt is zoveel mogelijk functiemenging toestaan in het gebied.  
Detailhandelsvisie Almere (2014)   Uitgangspunten detailhandelsstructuur:
- Fijnmazigheid winkelvoorzieningen
- Positie van het stadscentrum als hèt centrale (winkel)centrum van Almere
- Ruimte bieden aan ondernemers
- E-commerce faciliteren
 
In Buitenmere en Doemere detailhandel mogelijk. Doemere is specifiek bestemd voor perifere detailhandel. Ook e-commerce is mogelijk.  
Werken in de wijk (2005)   Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten aan huis mogen maximaal 50% van het woonoppervlak in beslag nemen. Mogelijkheid tot aanwijzen van kansenzones waarin woningen volledig kunnen worden omgezet in bedrijfsruimten.   Opnemen criteria uit de nota in woonbestemming. Geen nieuwe kansenzones aanwijzen.  
Afhaalpunten (2014)   Afhaalpunten toestaan op alle bedrijventerreinen met uitzondering van De Vaart en Buitenvaart   Afhaalpunten zijn toegestaan in Buitenmere.  
Kringloopwinkels (2014)   Kringloopwinkels toestaan op binnenstedelijke en modern gemengde bedrijventerreinen   Een kringloopwinkel valt onder de bestemming detailhandel.  
Horecavisie Almere (2016)   De nota is een weergave van de situatie op moment van vaststelling ervan , geeft uitgangspunten maar biedt ruimte voor uitzonderingen. Voor centrumgebieden geldt dat de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging wordt toegepast.   Horeca in de categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging is toegestaan binnen de bestemmingen Centrum-1 en Centrum-2. VRondom het Baltimoreplein is ook categorie B van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging toegestaan.  
Groene stad  
Kleur aan Groen (2014)   Spelregels voor een zorgvuldige inpassing van initiatieven in het groenblauwe raamwerk van Almere   Van toepassing op de Evenaar: dit is voorzieningenpark en een recreatieve verbinding. Mogelijke voorzieningen zijn sport, evenementen binnen een groene omgeving, fiets- en wandelpaden en ondersteunende functies als eten&drinken, kunst en cultuur. In de groene middenzone zijn nog geen paviljoens gebouwd , maar die mogelijkheid biedt het plan wel. Dit past in de Nota Kleur aan groen.  
Waterplan Almere (2005)
 
De gemeente en het waterschap dragen de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het water in de stad. Het waterplan biedt een kader voor deze samenwerking. Het waterplan is opgesteld om zowel de huidige knelpunten in het watersysteem op te lossen als te anticiperen op toekomstige veranderingen en kansen.   In overleg met het Waterschap een watertoets uitvoeren.  
Energie werkt! (2015)   Energieneutraliteit in Almere in 2022 door middel van 5 werklijnen   Binnen het plangebied zijn zonnepanelen, zonnecollectoren en via afwijking kleine windmolens op of aan gebouwen mogelijk.  
Veiligheid  
Vuurwerknota 2005, ruimtelijke implementatie Vuurwerkbesluit (2005)   Vuurwerkopslag en -verkoop kan uitsluitend plaatsvinden in winkelcentra (zonder woningen erboven) en op bedrijventerreinen.   Verkoop en opslag van vuurwerk is mogelijk in het plangebied.  
Sociale structuur, onderwijs en cultuur  
Archeologienota (2016)   Beschermen van archeologische waarden   Opnemen van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 1' en 'Waarde - Archeologie 4'.  
Archeologieverordening
(2016)  
Archeologisch waardevolle terreinen op de ABA moeten overeenkomstig de verordening worden beschermd   Opnemen van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 1' en 'Waarde - Archeologie 4'.  
Sportnota 2013   Almere: sportieve stad!   Sportvoorzieningen die dichtbij huis liggen zijn in het plangebied gevestigd (speel- en sportvoorzieningen in de openbare ruimte).  
Inrichting schoolpleinen (1999)   Schoolpleinen dienen zowel een wijkvoorziening als een voorziening
voor de school te zijn.  
Het begrip speelterrein wordt expliciet toegevoegd aan de bestemmingsomschrijving van de bestemming Maatschappelijk.  

Hoofdstuk 5 Omgevingstoets

Om aan te kunnen tonen dat een bestemmingsplan uitvoerbaar is, moet bij de vaststelling van een bestemmingsplan worden bekeken of de ontwikkelingen binnen het plan voldoen aan de regelgeving op het gebied van milieu, ecologie, archeologie en water.

5.1 Milieu-effectrapportage

Voor plannen en besluiten die ontwikkelingen bevatten die (mogelijk) belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben, geldt de verplichting om de procedure voor milieueffectrapportage te doorlopen of te beoordelen of het doorlopen van een dergelijke procedure noodzakelijk is (een mer-beoordeling). Op die manier krijgt milieu een volwaardige rol in de afweging van belangen. De categorieën van activiteiten waarbij deze verplichting aan de orde is, zijn vastgelegd in het Besluit milieueffectrapportage (Besluit mer).


De activiteiten die belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben staan genoemd in het Besluit milieueffectrapportage in de bijlagen. Het gaat om de C-lijst en de D-lijst waarin alle activiteiten staan genoemd waarvoor mer-verplichtingen kunnen gelden. De aard en omvang van de activiteit bepaalt in belangrijke mate welke verplichtingen gelden ten aanzien van de rapportages. Er is sprake van een vormvrije mer-beoordeling, een mer-beoordeling of een mer-plicht.


De gevallen waarvoor een milieueffectrapportage verplicht is, staan in onderdeel C. De gevallen waarvoor een mer-beoordeling verplicht is, staan in onderdeel D. De gevallen in onderdeel D zijn overigens indicatief. De verplichting voor een mer-beoordeling geldt ook wanneer op grond van de selectiecriteria in bijlage III bij de EEG-richtlijn milieu-effectbeoordeling niet kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. Deze omstandigheden zijn:
1. de kenmerken van de projecten (omvang project, gebruik van natuurlijke hulpbronnen, productie van afvalstoffen, verontreiniging en hinder, risico en ongevallen en de cumulatie met andere projecten);
2. de plaats van de projecten (bijzondere gebieden, bestaand grondgebruik, rijkdom/kwaliteit/regeneratievermogen van natuurlijke hulpbronnen van het gebied, het opnamevermogen van het natuurlijk milieu);
3. de kenmerken van de potentiële effecten (in samenhang met de eerste twee criteria: bereik, grensoverschrijdende karakter van het effect, orde/grootte/complexiteit effect, waarschijnlijkheid effect, duur/frequentie/onomkeerbaarheid van het effect).


Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Gelet op het conserverende karakter van het bestemmingsplan en het feit dat het plangebied niet in of nabij bijzondere gebieden ligt, kan worden uitgesloten dat het bestemmingsplan belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. Een mer-beoordelingsbesluit voor het bestemmingsplan is daarom niet nodig.

5.2 Geluid

Geschiedenis

Bij de vorige bestemmingsplannen is, omdat toen de woningen in het plangebied grotendeels nog gebouwd moesten worden, akoestisch onderzoek uitgevoerd. Voor een aantal geluidgevoelige bestemmingen, met name woningen, zijn in het verleden door de provincie hogere grenswaarden verleend.

Op 15 december 2011 is het Tracébesluit Spooruitbreiding Schiphol, Amsterdam, Almere, Lelystad vastgesteld. Dit is 'vertaald' in de beheersverordening 'Flevolijn (Tracébesluit)', die op 5 september 2013 is vastgesteld door de gemeenteraad van Almere. Voor het Tracébesluit is akoestisch onderzoek gedaan. Daaruit bleek dat er hogere geluidschermen geplaatst dienen te worden bij de in 2007 aanwezige woningen en scholen. Bij een aantal woningen en scholen kan echter de toename van de geluidsbelasting niet geheel worden weggenomen. Daar zijn dus hogere waarden voor nodig. Omdat echter met het treffen van maatregelen wordt bewerkstelligd dat de toekomstige akoestische situatie gelijk is aan de situatie van het bestemmingsplan uit 2009, blijven de eerder vastgestelde hogere grenswaarden in stand. De geluidswaarden zijn wel omgezet naar de actuele maat 'Lden'.

Voor de volgende locaties zijn hogere grenswaarden verleend:
afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP3AD01-vg01_0005.jpg"

Wettelijk kader

Voor nieuwe situaties bedraagt ingevolge het wegverkeerslawaai de voorkeursgrenswaarde 48 dB en voor railverkeerslawaai 55 dB. Is de geluidsbelasting lager, dan gelden er volgens de Wgh geen beperkingen. Is deze hoger, dan kan een hogere waarde van maximaal 58 dB (weg) en 68 dB (rail) door het college van Almere worden vastgesteld. Ontheffing is alleen mogelijk als maatregelen gericht op het terugbrengen van de geluidsbelasting tot 48 of 55 dB onvoldoende doeltreffend zijn of stuiten op stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke of financiële bezwaren. Ten allen tijde dient een geluidsniveau van maximaal 33 dB binnenin de woning gewaarborgd zijn. Wettelijk is er aftrek mogelijk met maximaal 5 dB. Verder dient rekening te worden gehouden met cumulatie van verschillende geluidsbronnen, waarvan de geluidsbelasting de voorkeursgrenswaarde overschrijdt. Als akoestisch relevant jaar voor het onderzoek inzake wegverkeer zijn de cijfers voor 2030 gebruikt. Almere zal de komende jaren namelijk groeien (groeiopgave RRAAM) met 60.000 woningen en 100.000 arbeidsplaatsen. In de cijfers van 2030 is daar rekening mee gehouden (worst-case scenario). Voor het railverkeer is gebruik gemaakt van het model van het Tracébesluit OVSAAL met als prognosejaar 2020.

Akoestisch onderzoek

In en rondom het plangebied zijn wegen en een spoorlijn aanwezig met een zone op grond van de Wet geluidhinder, te weten de Evenaar, de busbaan en de Flevospoorlijn. Voor het bestemmingsplan is een akoestisch onderzoek uitgevoerd (zie bijlage 8 Akoestisch onderzoek). In het plangebied zijn vele kavels bebouwd, maar nog niet alle (zie kopje nieuwbouwprojecten in paragraaf 2.2 Nieuwe ontwikkelingen. Op grond van de Wet geluidhinder dient opnieuw akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd voor de locaties waar geluidsgevoelige objecten worden mogelijk gemaakt. Het nog te realiseren programma en de reële inschatting voor de kavels waar nog geen concreet initiatief is, is als volgt:

kavel   huidige situatie   plan  
kavel 5   kavel onbebouwd   initiatieffase  
kavel 9   kavel onbebouwd   initiatieffase  
kavel 16   kavel onbebouwd   woningbouw, ca 75 appartementen  
kavel 17   kavel onbebouwd   woningbouw, via omgevingsvergunning  
kavel 18   kavel onbebouwd   woningbouw, ca 175 appartementen  

Resultaten onderzoek

Uit het onderzoek blijkt dat de busbaan, de Evenaar en de Flevospoorlijn op de nog in te vullen kavels een geluidsbelasting veroorzaken die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde. Op basis van het programma is een berekening gemaakt van het aantal woningen die een hogere waarde nodig hebben. Daarbij is geen rekening gehouden met compenserende maatregelen; dit kan pas als het ontwerp duidelijk is. Voor het wegverkeerslawaai en het railverkeerslawaai zijn de volgende hogere waarden nodig (zie paragrafen 4.1-4.3 uit het Akoestisch onderzoek:

  • 1. Wegverkeer
  • vanwege de Evenaar in de klasse 48 tot 53 dB 14 woningen;
  • vanwege de Evenaar in de klasse 54-58 dB 49 woningen;
  • vanwege de busbaan in de klasse 48-53 dB 11 woningen.
  • 1. Railverkeer

Vanwege de Flevolijn zijn in de klasse 56-58 dB 125 woningen, in de klasse 59-63 dB 31 woningen en in de klasse 64-68 dB 49 woningen voorzien met een hogere waarde.

Hogere waarden

Nu vaststaat dat de voorkeurswaarden voor zowel weg- en railverkeerslawaai op meerdere woningen worden overschreden, moet worden beoordeeld of deze vastgesteld mogen worden. Hogere waarden mogen wettelijk gezien namelijk alleen worden vastgesteld, indien maatregelen gericht op het terugbrengen van de geluidsbelasting op overwegende bezwaren stuiten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke of financiële aard.

Het geluidscherm langs de Flevolijn wordt vanwege het Tracébesluit deels vervangen door een hoger scherm. Het is ondoelmatig om de schermen verder te verhogen. Om het geluid vanwege de busbaan en de Evenaar te reduceren is de enige optie het vervangen van het huidige asfalt door een geluidsreducerend type asfalt. Vanuit financieel oogpunt is dit echter niet doelmatig. Een deel van de Evenaar was in het verleden van dergelijk asfalt voorzien, maar dit had een zeer korte levensduur door het grote aantal kruisingsvlakken, oversteken en snelheidsremmers. Het nemen van bronmaatregelen in de vorm van geluidsreducerend asfalt of in de overdracht zijn als niet doelmatig beschouwd.

Vanwege de soms hoge geluidsbelasting moet per bouwblok/ kavel worden gezocht naar een effectieve verdeling van geluidgevoelige en geluidongevoelige functies, waarbij de geluidonvoelige functies afscherming bieden voor de geluidgevoelige functies. Net als in het voorheen geldende bestemmingsplan wordt gestreefd naar een zo laag mogelijk geluidsniveau. Bij de bouwplanontwikkeling dient met behulp van maatregelen een voldoende aanvaardbaar woon- en leefklimaat te worden gewaarborgd. Daarom gelden de volgende compenserende randvoorwaarden:

  • 1. laagbouwwoningen t/m drie bouwlagen:
      • één geluidsluwe gevel/ buitenruimte;
      • afschermende functie.
  • 2. woningen vanaf vier bouwlagen en hoger:
      • één geluidsluwe gevel;
      • zo mogelijk balkon aan de geluidsluwe zijde;
      • akoestisch gunstige woningindeling;
      • zo mogelijk afscherming door niet-geluidsgevoelige functies;
      • zoveel mogelijk creatief omgaan met geluidsafschermende elementen in het ontwerp.

Wanneer het onderzoek plaatsvindt op grond van de Wet geluidhinder en de bronsoort wegverkeer betreft, moet bovendien worden bedacht dat in de bijdrage(n) van de wegverkeersbron(nen) aan het cumulatieve niveau geen rekening is gehouden met de aftrek op grond van artikel 110g van de Wet geluidhinder. Uit tabel 4.1 van het akoestisch onderzoek blijkt dat alleen bij Blok 16 sprake kan zijn van cumulatie.
Cumulatie is alleen relevant als de geluidsbelasting van de afzonderlijke bronnen hoger is dan de voorkeurswaarde. Voor Blok 16 is dit alleen relevant voor de westgevel. De geluidsbelasting op deze gevel bedraagt van zowel de busbaan als de Evenaar maximaal 51 dB. De gecumuleerde geluidsbelasting
is daarmee maximaal 54 dB en licht daarmee ruimschoots onder de maximaal vast te stellen hogere waarde van 58 dB vanwege wegverkeer. De gecumuleerde geluidsbelasting wordt als aanvaardbaar
beoordeeld.

De benodigde hogere waarden zullen in een apart besluit, waarvan de procedure parallel loopt aan de bestemmingsplanprocedure, worden vastgesteld (zie bijlage 9 ontwerp besluit hogere waarden).

Conclusie
Het plan voldoet aan de Wet geluidhinder.

5.3 Luchtkwaliteit

Binnen Almere zijn er op dit moment geen locaties waar luchtkwaliteitsnormen worden overschreden. Voor het plangebied zijn wat dat betreft geen problemen te verwachten, omdat er geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt.

5.4 Externe veiligheid

Algemeen
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die burgers lopen vanwege gebruik, opslag en
transport (weg, water, spoor en buisleidingen) van gevaarlijke grondstoffen zoals vuurwerk, LPG en
benzine. De term externe veiligheid wordt gehanteerd, omdat het risico van derden (de omgeving) hierin centraal staat. Om individuele burgers tegen de risico's van het gebruik en het transport van gevaarlijke
stoffen te beschermen geldt er een wettelijk basisbeschermingsniveau. Deze is weergegeven in het
plaatsgebonden risico (PR), waarbij als grenswaarde geldt dat de kans dat iemand op een bepaalde plek overlijdt door een ongeval met een gevaarlijke stof niet groter mag zijn dan één op de miljoen per jaar.
Naast de bescherming van het individu moet de kans op een groot ongeluk met veel slachtoffers worden afgewogen en verantwoord; het groepsrisico (GR). Deze verantwoordingsplicht houdt in, dat de wijziging van het GR ten gevolge van een ruimtelijk plan moet worden onderbouwd én verantwoord inclusief de
mogelijkheden voor rampenbestrijding en zelfredzaamheid van personen. Hierbij is de oriëntatiewaarde
van belang voor (het bepalen van) de omvang van het GR.

Inhoudelijk

Ten behoeve van dit bestemmingsplan zijn onderstaande documenten opgesteld:
1. Memo 'Onderzoek externe veiligheid bestemmingsplan Centrum Almere Buiten', augustus 2016 (bijlage 3 quick scan externe veiligheid);


2. Rapport 'Verantwoording hulpverlening en plasbrandaandachtsgebied bestemmingsplan, Centrum Almere Buiten', augustus 2016 (bijlage 2 groepsrisico).

De conclusies zijn als volgt:

Het spoortransport is de enige voor het plangebied relevante risicobron met mogelijke ruimtelijke consequenties voor externe veiligheid.


Plaatsgebonden risico

De wettelijke vereiste basisbescherming wordt geboden, er worden met dit bestemmingsplan geen nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare functies mogelijk gemaakt binnen de wettelijke milieukwaliteitseisen voor het plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar van het spoor.


Verantwoordingselementen groepsrisico, hulpverlening en plasbrandaandachtsgebied

Voor andere onderwerpen die verband houden met externe veiligheid gelden geen wettelijke eisen, maar een verantwoordingsplicht voor het bevoegd gezag. De in het rapport 'Verantwoording hulpverlening en plasbrandaandachtsgebied spoor' augustus 2016, opgenomen informatie bevat de overwegingen, die hebben geleid tot onderhavige invulling van deze verantwoordingsplicht.

Door middel van deze toelichting en de bijbehorende onderliggende documenten, verantwoord het college van burgemeester en wethouders de bij deze ontwikkeling vastgestelde groepsrisiconiveaus (= kleine-kans-groot-effect risico's). Door middel van de hieronder genoemde ruimtelijke maatregelen wordt het groepsrisico en de potentiële effecten verkleind en de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid verhoogd.

De gemeente acht het totale te bereiken externe veiligheidsniveau aanvaardbaar. Zowel qua hoogte van de toekomstige relatief lage groepsrisico's, als ten aanzien van de bestrijdbaarheid van een calamiteit bij de betreffende risicobronnen en de zelfredzaamheid van de personen in het plangebied op gebiedsniveau.

Incidenten kunnen nu eenmaal gebeuren. Echter, de kans hierop is klein en de effecten voor het plangebied zijn beheersbaar. Dit mede gelet op de in het kader van het Tracébesluit getroffen calamiteitenvoorzieningen.

Tot slot:

Risico- en veiligheidsinformatie wordt gekenmerkt door onzekerheden; rekenpartijen geven geen resultaten die de werkelijkheid nauwkeurig zullen beschrijven. Er is dus een zekere speelruimte voor afwijkende uitkomsten.


Onderbouwing
Plaatsgebonden risico:
De wettelijke vereiste basisbescherming wordt geboden, er worden met dit bestemmingsplan geen nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare functies mogelijk gemaakt binnen de wettelijke milieukwaliteitseisen voor het plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar van het spoor.


Groepsrisico:
Het groepsrisico van de Flevolijn voor het planbesluit bedraagt ca. 0,11 maal de oriëntatiewaarde. Na het planbesluit neemt het groepsrisico toe tot ca. 0,12 maal de oriëntatiewaarde. De bepalende kilometer voor het groepsrisico en de locatie met het hoogste groepsrisico blijven ongeveer op dezelfde locatie.


Verantwoording groepsrisico:
Het groepsrisico van het spoor hoeft niet te worden verantwoord, omdat het groepsrisico niet meer dan 10% toeneemt ten opzichte van de situatie vóór vaststelling van het ruimtelijk besluit en het groepsrisico na vaststelling van het besluit onder de oriëntatiewaarde blijft.

Verantwoording hulpverlening:
De zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid is als voldoende beoordeeld. Derhalve worden geen ruimtelijke maatregelen in dit bestemmingsplan getroffen om de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid te verhogen.

Om de omvang van de effecten van een eventuele plasbrand te beperken, wordt de vestiging van een nieuw kwetsbaar of beperkt kwetsbaar in het plasbrandaandachtsgebied alleen toegestaan via een afwijkingsbevoegdheid met omgevingsvergunning indien aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.


Verantwoording plasbrandaandachtsgebied:

Voor de vestiging van nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten in dit gebied, geldt de verantwoording plasbrandaandachtsgebied (inclusief de extra bouwbesluit eisen). Daarom wordt onderstaande aanduiding op de plankaart opgenomen.


Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen 2

Het plasbrandaandachtsgebied heeft de aanduiding 'veiligheidszone-vervoer gevaarlijke stoffen 2' gekregen. De vestiging van een nieuw kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object is hier toegestaan via een afwijkingsbevoegdheid met omgevingsvergunning, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • er geen sprake is van functies voor verminderd zelfredzame personen;
  • er is sprake van een aantoonbare behoefte vanuit de in de bestemming toegelaten functies om de bouw of vestiging van een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object mogelijk te maken binnen een plasbrandaandachtsgebied;
  • er is rekening gehouden met de mogelijkheden om het object buiten het plasbrandaandachtsgebied te vestigen;
  • de keuze om de bouw, vestiging of aanleg van een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object mogelijk te maken wordt beargumenteerd gelet op de effecten van een mogelijk ongeval met brandbare vloeistoffen en in samenhang met deze afweging aandacht wordt besteed aan de bestrijdbaarheid van een plasbrand. Het gaat hierbij om de mogelijkheden voor hulpverlening en zelfredzaamheid mede in relatie tot effectreducerende maatregelen of brandvertragende maatregelen aan het gebouw.


Voor deze nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten gelden verder aanvullende bouweisen (via Bouwbesluit 2012 en de Regeling Bouwbesluit 2012). In dit besluit zijn voorschriften opgenomen voor het bouwen in zogenoemde veiligheidszones en plasbrandaandachtsgebieden.


Vuurwerk
Buitenmere is een stadsdeelwinkelcentrum en Doemere een themacentrum in perifere detailhandel. Conform het vuurwerkbeleid van de gemeente Almere (zie Bijlage 1, 3.4 Veiligheid) is opslag en verkoop van consumentenvuurwerk hier toegestaan, mits het gaat om minder dan 10.000 kg. Dit is alleen toegestaan, indien de veiligheidsafstanden uit het Vuurwerkbesluit worden aangehouden ten opzichte van een beperkt kwetsbaar of kwetsbaar object of geprojecteerd beperkt kwetsbaar of kwetsbaar object en deze veiligheidsafstanden op het eigen terrein worden gerealiseerd. De opslag, herverpakking en verkoop van vuurwerk is niet toegestaan in een woning, bedrijfswoning of bijbehorende bouwwerken. Deze voorwaarden zijn verwerkt in de regels.

5.5 Bedrijven en milieuzonering

Algemeen
Volgens vaste jurisprudentie dient de toelaatbaarheid van 'milieubelastende activiteiten' (= bedrijven en overige milieubelastende functies zoals cultuur, sport, recreatie, detailhandel, horeca, dienstverlening en openbare instellingen) in bestemmingsplannen te worden afgestemd op de aanwezigheid van 'milieugevoelige functies' (woningen, ziekenhuizen, scholen, kinderdagverblijf en verblijfsrecreatie) in de omgeving hiervan. De in dit bestemmingsplan aangebrachte functiemenging is gebaseerd op de publicatie ''Bedrijven en milieuzonering'' van de VNG [Bedrijven en milieuzonering, handreiking voor maatwerk in de gemeentelijke ruimtelijke ordeningspraktijk, VNG, editie 2009].

In de VNG Staat van Bedrijfsactiviteiten-Functiemenging wordt een onderscheid gemaakt in drie categorieen: A, B en C. Hierna worden deze activiteiten omschreven en wordt aangegeven hoe de gemeente hier mee omgaat:
Categorie A: Activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn, dat deze
aanpandig of onder aan woningen of andere gevoelige functies kunnen worden uitgevoerd. De eisen
uit het Bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend.
Categorie B: Activiteiten die in gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige
milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere
gevoelige functies dienen plaats te vinden. Onder bouwkundig afgescheiden wordt begrepen dat de
panden los van elkaar dienen te staan of dat er andere bouwkundige voorzieningen zijn getroffen
waardoor milieubelasting voorkomen wordt op vergelijkbare wijze als bij bouwkundige afscheiding.
Categorie C: Activiteiten zoals genoemd onder B, waarbij vanwege de relatief grote verkeersaantrekkende werking een ontsluiting op de hoofdinfrastructuur is aangewezen.


Uitgangspunten

In de Gemeentelijke visie Werklocaties (GvW) is centrum Almere buiten aangewezen als centrummilieu. In een centrummilieu is functiemenging mogelijk en ook wenselijk. Functiemenging tot en met categorie A is mogelijk in combinatie met aan-/inpandig wonen. Indien wonen bouwkundig is gescheiden van de bedrijfsactiviteit of voorziening dan is categorie B mogelijk. Als de bedrijfsactiviteit/voorzieningen bouwkundig is gescheiden en aangesloten op hoofdinfrastructuur dan is categorie C toegestaan.

In dit geval is sprake van de actualisatie van een bestemmingsplan voor een combinatie van een bestaand gebied en een gebied met nog onbebouwde kavels (blok 5, 9, 16, 17 en 18). Het plangebied bestaat deels uit centrumgebied en deels uit woongebied. Hieronder staat de in dit bestemmingsplan gemotiveerde toepassing van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging.

Bedrijven en voorzieningen

DoeMere is een retailcentrum uitsluitend bedoelt voor perifere detailhandel. Met uitzondering van 1 bedrijf voor de verkoop/reparatie van auto's en/of motoren en 1 bedrijf voor een autowasstraat, zijn hier geen bedrijven toegestaan. Wel zijn de voorzieningen sport en cultuur en ontspanning tot en met categorie B van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging toegestaan.

In BuitenMere zijn vanwege de aanwezigheid van de functie wonen bedrijfsactiviteiten en voorzieningen toegestaan tot en met categorie B en in de 2 bedrijfsunits zijn bedrijven en voorzieningen tot en met categorie A zoals bedoeld in de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging toegestaan. Het gaat om de bestemmingen 'Centrum-1' en 'Gemengd'. In de planregel is opgenomen dat aanpandig aan woningen uitsluitend categorie A bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan.

Op basis van de voorgaande bestemmingsplannen en met toepassing van de GvW zijn de volgende voorzieningen, maximaal tot en met categorie B van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging, toegestaan voor Buitenmere: Cultuur en ontspanning, dienstverlening, maatschappelijk en Sport.

Vanwege de aard en omvang van categorie C bedrijven en voorzieningen zijn deze niet bij recht in dit plan toegestaan.

Conclusie
In dit bestemmingsplan wordt door toepassing van de hiervoor gemotiveerde functiemenging zorg gedragen voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen en andere milieugevoelige functies en worden de milieubelastende activiteiten niet onaanvaardbaar in hun functioneren belemmerd.

5.6 Kabels en leidingen

Kabels

Bestaande situatie
Alle nutsvoorzieningen voor bebouwing op uitgegeven kavels worden geleverd via kabels en leidingen (K&L), gelegen in gemeentelijke ondergrond. Een uitzondering hierop zijn draadloze telecommunicatie verbindingen. De ligging in gemeentelijke ondergrond is voor de nutsbedrijven belangrijk omdat deze ligging duurzaam is; er is een gegarandeerde toegang en daarmee zijn capaciteit aanpassing en onderhoud gewaarborgd. Evenwijdig en langs de Evenaar ligt hoofdinfrastructuur voor de nutsvoorzieningen voor naastliggende gebieden en het plangebied. Evenwijdig aan de busbaan-tracés ligt zoals gebruikelijk in Almere, hoofdinfrastructuur voor de nutsvoorzieningen voor een gedeelte van het plangebied.


In het plangebied ligt geen leidingenstraat met de status als die langs de Hogering. In dit gebied is geen hoogspanningslijn aanwezig.

Riolering

Er wordt een gescheiden rioolstelsel gehanteerd. Vuilwater wordt afgevoerd via het droogweerafvoerstelsel en het regenwaterafvoerstelsel.

Toekomstige ontwikkelingen
Door aan de kabel- en leidingenbeheerder de ligging in de kabel- en leidingenzone voor te schrijven worden aanpassingen van- en ruimteclaims in de bestaande en nog te ontwikkelen plannen binnen het gebied zoveel mogelijk voorkomen.

Laserstraalvrijegebied Luchthavenbesluit Lelystad

Naast de grenswaarden en gebruiksregels bevat het luchthavenbesluit de aanduiding van het luchthavengebied en de bestemmingen die daarin gelden. De regels binnen het luchthavengebied beperken zich tot het aanwijzen van de gronden bestemd voor de start- en landingsbanen. Ook bevat het luchthavenbesluit de beperkingengebieden buiten het luchthavengebied met de daarin geldende ruimtelijke regels in verband met de geluidbelasting en het externe veiligheidsrisico van het luchthavenlucht-verkeer en in verband met de vliegveiligheid. De regels in de beperkingen-gebieden kennen verschillende regimes. Zo gelden in de beperkingengebieden in verband met de geluidbelasting en het externe veiligheidsrisico van het luchthavenluchtverkeer regels omtrent de toelaatbaarheid van gebouwen. Er zijn gebieden waar voor bepaalde gebouwen geldt dat ze moeten worden gesloopt en gebieden waar bepaalde nieuwe gebouwen verboden zijn. In de gebieden in verband met de vliegveiligheid leiden de regels onder andere tot hoogtebeperkingen van bestaande objecten (zoals bomen) en nieuwe gebouwen of bouwwerken (zoals windmolens) en daarnaast tot beperking van vogelaantrekkende bestemmingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP3AD01-vg01_0006.png"

Op het plangebied is het laserstraalvrije gebied van toepassing. In dit gebied is het gebruik van laserstralen die een verstorend effect kunnen hebben op de vliegveiligheid verboden. Een reeds bestaand gebruik of een bestemming, overeenkomstig artikel 13, derde lid luchthavenbesluit Lelystad, is toegestaan indien het gebruik of die bestemming rechtmatig was vóór het moment van inwerkingtreding van dit luchthavenbesluit. In artikel Laserstraalvrij gebied is deze regel verankerd.

5.7 Ecologie

Natuurbeschermingswet

De Natuurbeschermingswet regelt onder meer de bescherming van Natura 2000-gebieden (internationaal belangrijke natuurgebieden). De Natura 2000-gebieden van en rond Flevoland zijn op zo'n grote afstand
van het plangebied dat - mede gelet op de met dit bestemmingsplan beoogde ontwikkelingen - een
negatief effect op de 'instandhoudingsdoelen' op voorhand kan worden uitgesloten.

Naar verwachting zal in de loop van 2016 de Nieuwe Wet Natuurbescherming van kracht worden. In deze nieuwe wet zullen de bepalingen van de Boswet, Flora- en faunawet, Natuurbeschermingswet en de Ecologische hoofdstructuur (deze laatste zal dan het Nationaal Natuur Netwerk gaan heten) opgenomen en vereenvoudigd worden. Op basis van de nu beschikbare concept-wetteksten kan geoordeeld worden dat ook de Nieuwe Wet Natuurbescherming de vaststelling van dit bestemmingsplan niet in de weg staat.

Natuurnetwerk Nederland

Het Nationaal Natuurnetwerk werd vroeger de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) genoemd. Het Natuurnetwerk is een Nederlands netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing en de ontwikkeling van dit natuurnetwerk.

Het plangebied maakt geen onderdeel uit van natuurnetwerk, zoals aangewezen door de provincie Flevoland. Het dichtstbijzijnde EHS-gebied is de noordelijke groenzone van Almere. Hier liggen de lepelaarsplassen, Vaartsluisbos, Wilgeneiland en Wilgenbos en Oostvaardersbos. Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk, zoals grootschalige woningbouw of nieuwe bedrijfsvestigingen. De kleinschalige ontwikkelingen die op perceelsniveau mogelijk worden gemaakt, leiden tot de conclusie dat effecten of externe werking op het Natuurnetwerk kunnen worden uitgesloten.

Flora- en faunawet
In 2011 is het plangebied geïnventariseerd op onder de Flora- en faunawet beschermde plant- en
diersoorten. Deze inventarisatie vindt plaats in het kader van de cyclus waarbij de gehele bestaande stad iedere vijf jaar onderzocht wordt. Uit de inventarisatie blijkt dat in het plangebied een aantal beschermde soorten voorkomt. Bij ruimtelijke ontwikkelingen geldt voor een aantal van deze beschermde soorten een vrijstelling (al dan niet op basis van een door het ministerie van Economische zaken goedgekeurde gedragscode). Dit zijn het ruig klokje, de wilde kievietsbloem, daslook, de boerenzwaluw en de boomkruiper. Daarnaast komt de Gewone dwergvleermuis en de ruige dwergvleermuis in het plangebied voor. Voor deze soort geldt dat deze zwaar beschermd is (tabel 3 soort). Deze soort is algemeen in het stedelijk gebied van Almere, waar zij vaak onderdak vindt in spouwmuren, achter daklijsten en in andere kleine ruimten. De functionaliteit van het leefgebied staat daarom niet onder druk. Bovendien zijn met dit bestemmingsplan geen ontwikkelingen voorzien waarbij de gunstige staat van instandhouding in het gedrang komt.

Boswet
Houtopstanden die buiten de bebouwde kom (volgens de Boswet) liggen, vallen -behalve een paar
uitzonderingen - onder de werkingssfeer van deze wet. Dit betekent dat melding gedaan moet worden van voorgenomen vellingen en dat herplant van de houtopstanden vereist is. Het plangebied valt echter binnen de vastgestelde komgrens inzake de Boswet. Herplanting op grond van de Boswet door gevelde houtopstanden is niet aan de orde.

Ecologisch Masterplan
In het Ecologisch Masterplan is de ecologische structuur van Almere vastgelegd maar ook welke nog aan te leggen ecologische verbindingen wenselijk zijn in de toekomst. Het plangebied behoort niet tot de in het Ecologisch Masterplan benoemde brongebieden of bestaande ecologische verbindingszones, maar grenst wel aan een bestaande ecologische verbindingszone aan de oostzijde van het plangebied namelijk het Meridiaan park. Omdat dit bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen zal mogelijk maken, heeft dit daarop geen invloed.


5.8 Waterparagraaf

De watertoets is een procesinstrument dat is verankerd in de Wro. De bedoeling van het instrument is om wateraspecten van meet af aan mee te nemen bij ruimtelijke plannen en besluiten. Het gaat hierbij om vijf thema's: waterkwantiteit, waterkwaliteit, waterkeringen, afvalwaterketen en beheer & onderhoud van nieuw oppervlaktewater.

Het onderhavige plangebied ligt in het beheersgebied van Waterschap Zuiderzeeland. Het conceptontwerpbestemmingsplan is aan het waterschap Zuiderzeeland voorgelegd voor advies en een reactie. Daarmee is water op een goede wijze in het plan vastgelegd. Zie bijlage 6 voor de watertoets.


Onderstaand wordt ingegaan op de vijf waterthema's.

Waterkwantiteit

Het plangebied watert af op de grachten van Almere Buiten. Deze grachten, aan de rand van het plangebied hebben een waterpeil van 5,8 -NAP. Deze grachten wateren op hun beurt af op de Lage Vaart met een bemalen peil van 6,2 -NAP. De streefpeilen zijn aan schommeling onderhevig. Maatgevend voor de inrichting van het openbaar gebied en de vloerpeilen van de woningen is een maximale peilstijging van de lage Vaart met 1,20m tot een peil van 5,0 -NAP. De ontwerpdiepte van de waterpartijen bedraagt 1,2 m.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP3AD01-vg01_0007.png"

Water in plangebied (bron: Almere in kaart)

Door watersystemen goed in te richten, wordt regionale wateroverlast geminimaliseerd. De waterlopen die een waterhuishoudkundige functie hebben, zijn specifiek bestemd als 'Water'.


Waterkwaliteit

De Kaderrichtlijn Water (KRW) is een Europese wet met als doel dat alle lidstaten in alle wateren in Europa uiteindelijk een goede chemische en ecologische waterkwaliteit weten te bereiken. Een goede ecologische kwaliteit betekent dat plant- en diersoorten die ‘van nature' in bepaalde wateren voorkomen daar ook daadwerkelijk in (kunnen) leven en zich voortplanten. Daar wordt naar gestreefd in alle wateren.

Natuurvriendelijke oevers zijn oevers waarlangs planten en dieren zich meer thuis voelen dan langs traditionele oevers. Ze hebben ook een positieve invloed op de waterkwaliteit doordat ze van het land afstromend regen en grondwater filteren.

Waterkeringen

In de Legger primaire, secundaire en regionale waterkeringen (hierna: Legger) zijn de eisen vastgelegd waaraan de waterkeringen volgens de wettelijke veiligheidsnorm moeten voldoen naar richting, vorm, afmeting en constructie. In de Legger van de primaire waterkering zijn ook de juridische begrenzingen opgenomen. Dit zijn het waterstaatswerk, de binnen-, tussen- en buitenbeschermingszones, het profiel van vrije ruimte en de ruimtelijke reserveringszone in verband met dijkversterking. In het plangebied zijn geen waterkeringen aanwezig.

Afvalwaterketen

In het plangebied is een gescheiden stelsel aangelegd. Dit betekent dat al het regenwater naar het oppervlaktewater wordt afgevoerd. Dus ook het verontreinigde regenwater stroomt in het oppervlaktewater uit.

Het vuilwater wordt afgevoerd via het droogweerafvoerstelsel (DWA) en het regenwaterafvoerstelsel (RWA) is bedoeld voor de afvoer van neerslagwater. Het vuilwater voert onder vrij verval naar gemalen en wordt vervolgens naar de zuiveringsinstallatie getransporteerd. Het RWA-stelsel voert het neerslagwater van daken, straatkolken en drainage af naar het oppervlaktewater.

Beheer & onderhoud van nieuw oppervlaktewater

In het plangebied wordt geen nieuw oppervlaktewater mogelijk gemaakt.

5.9 Bodemkwaliteit

Historie

De bodem van het plangebied ligt op de bodem van de voormalige Zuiderzee. In de ondergrond komen voornamelijk pleistocene dekzanden voor die tijdens de laatste ijstijd (Weichsellen) zijn afgezet als gevolg van verstuivingen en rivierafzettingen. Na de laatste ijstijd is tijdens het Holoceen (ca. 10.000 jaar geleden) een pakket slappe klei-, zavel- en veenlagen op het pleistoceen zandpakket afgezet. Hierna ontstond een zoetwatermeer dat eerst 'Flevo' heette maar in de Romeinse tijd de naam 'Aelmere' kreeg.

Vanaf het begin van onze jaartelling veranderde het zoetwatermeer langzaam in de zoute 'Sudersee' waardoor lokale afzettingen nog steeds veel zout bevatten. Na de aanleg van de afsluitdijk in 1932 veranderde de Zuiderzee in het 'IJsselmeer'. In 1968 is de zuidelijke IJsselmeerpolder drooggemaakt, waarmee de voormalige zeebodem een landbodem (polder) werd. Voordat met de bouw van woningen werd begonnen, is de grond met circa 1 meter zand uit het Markermeer opgehoogd.

Bodemkwaliteit

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, dient in geval van ruimtelijke ontwikkelingen te worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste een verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd.

In het centrum van Almere-Buiten zijn in het verleden een groot aantal bodemonderzoeken uitgevoerd.

Het algemene beeld in het centrum van Almere-Buiten laat zien dat de bodem weinig verontreinigingen bevat. Op een groot aantal plaatsen is er echter in de bovengrond een laag aanwezig waarin licht tot sterke hoeveelheden gebroken puin wordt aangetroffen. In de bovengrond zijn plaatselijk licht verhoogde gehalten aan barium, koper, kobalt, minerale olie, PCB en PAK aangetroffen. In de ondergrond zijn plaatselijk licht verhoogde gehalten aan chroom, koper, zink en EOX aangetroffen. In het grondwater zijn plaatselijk licht verhoogde gehalten aan zink, arseen, barium, kwik, xylenen, fenolen, trichloormethaan, trichlooretheen en perchlooretheen aangetroffen.

Geschiktheidsverklaring

Op grond van de Woningwet moet elke aanvraag voor een omgevingsvergunning vergezeld gaan van de resultaten van bodemonderzoek. Als hieruit blijkt dat de bodem geschikt is of wordt gemaakt voor woningbouw wordt door de Omgevingsdienst Flevoland Gooi- en Vechtstreek een geschiktheidsverklaring afgegeven. Ook bij uitgifte is een bodemonderzoek vereist om de juridische aansprakelijkheid van eventueel aanwezige verontreinigde grond te regelen. Indien er aanwijzingen zijn voor mogelijke aanwezigheid van explosieven, moet onderzoek (explosievenonderzoek) hierover uitsluitsel geven. Ten aanzien van de geldigheid van bodemonderzoeken wordt door de Omgevingsdienst Flevoland Gool- en Vechtstreek een termijn aangehouden van vijf jaar, tenzij een vermoeden bestaat van bodembedreigende activiteiten.

Besluit bodemkwaliteit

Het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) stelt regels voor het gebruik van steenachtige bouwstoffen, grond en baggerspecie die in contact kunnen komen met regenwater, grondwater of oppervlaktewater. Het gaat om onder meer asfalt, bitumineuzedakbedekkingen, baggerspecie, ophoogzand, grond, dakpannen, tegels, nieuwe bakstenen, heipalen, straatstenen, beton- en menggranulaat.

In sommige gevallen moet de gebruiker die een bouwstof gebruikt dit melden aan het bevoegd gezag. Het bevoegde gezag beoordeelt de meldingen van eigenaren en opdrachtgevers van een werk over de toepassing van bouwstoffen. Ook ziet het bevoegd gezag toe op de naleving van het Besluit bodemkwaliteit.

Vanwege het grote aantal gevallen waarin gebroken puin in de bovengrond wordt aangetroffen kan de bodemkwaliteitskaart van Almere niet zonder meer gebruikt worden als bewijsmiddel voor de kwaliteit van de grond. Van grond die vrijkomt in dit gebied dient dan ook voor toepassing elders de kwaliteit bepaald te worden. Over de hergebruiksmogelijkheden en voor informatie over het Besluit bodemkwaliteit, de bodemkwaliteitskaart en het bodembeheerplan moet contact worden opgenomen met de Omgevingsdienst Flevoland Gooi- en Vechtstreek.

Grondwater

De grondwaterstand in het plangebied wordt sterk beïnvloed door de regulatie van het oppervlaktewaterpeil en wordt in Almere op ca 1,0 tot 1,5 meter onder het maaiveld gehouden. Door handhaving van vaste polderpeilen zijn de fluctuaties in de grondwaterstand gering. Als gevolg van de kweldruk van het grondwater zou in een ongereguleerde situatie het grondwater net boven of net onder het maaiveld staan. Het plangebied ligt niet in een grondwaterbeschermingsgebied waardoor er geen belemmeringen zijn voor mogelijkheden voor warmte- en koudeopslag in de bodem.

5.10 Archeologie en cultuurhistorie

Historische-geografische en (Steden)bouwkundige waarden


Historisch-geografische waarden zijn elementen in het landschap die door menselijk handelen zijn ontstaan. Bouwkundige waarden betreft bouwwerken bedoeld voor bewoning, huisvesting of bedrijvigheden. Stedenbouwkundige waarden betreft ingerichte gebieden in het stedelijk gebied, inclusief de openbare ruimte.

Veel groen en een overzichtelijke, heldere stedelijke structuur zijn kenmerken van Almere-Buiten. In het plangebied 3AD Centrum Almere Buiten zijn geen historisch-geografische waarden, beschermde bouwkundige monumenten of stads- of dorpsgezichten aangewezen. Op basis van de inventarisatie 'Iconen van Almere' (2016) zijn er wel potentieel te beschermden waarden aanwezig. Dit betreft met name het zeer herkenbare gebied van DoeMere. Andere architectonisch opvallende elementen zijn Kerkcentrum De Drieklank met de vrijstaande klokkentoren (G.E. van de Veen, 1984) en de "Kaboutergarage" aan de Straat van Florida (Mei architects and planners, 2010).

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP3AD01-vg01_0008.jpg"

Doemere. Locatie: New Yorkweg. Architect: Chiel Verhoef. Bouwjaar: 1988.

Archeologische waarden


Algemeen
Aan het einde van het Paleolithicum (de Oude Steentijd), 11.500 jaar geleden, was Almere al bewoond. Het gebied van Almere bestond toen uit een glooiend zandlandschap waar de rivier de Eem doorheen stroomde. Door het alsmaar natter en warmer wordende klimaat, gepaard gaand met oprukkend veen en een oostwaartse verplaatsing van de kust, was het gebied van Almere rond 3800 voor Chr. veranderd in een uitgestrekt moerasgebied onder invloed van de zee. Wonen werd hier wordt steeds moeilijker en was uiteindelijk niet langer mogelijk. Maar voor die tijd was het goed toeven hier. Een landschap met allerhande voedselbronnen, groot en klein wild, vis, planten en vruchten. Hiervan hebben de mensen destijds gebruik van gemaakt. Zij woonden overal in het landschap en leefden als jagers en verzamelaars. Tijdens de Midden Steentijd en het vroege Jonge Steentijd is men langzaam aan overgegaan op een combinatie van jacht en akkerbouw.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP3AD01-vg01_0009.jpg"
Uitsnede Archeologische Beleidskaart met (benaderde) begrenzing van het plangebied (blauw) en uitgevoerde onderzoeken (rood gearceerd).


Rond het jaar nul was in het moeras een reeks meren gevormd. In de Romeinse tijd is door aaneensluiting van deze wateren één groot meer ontstaan, dat het Lacus Flevum genoemd werd. Hieruit ontstond later het Aelmere, dat rond 850 na Chr. een feit was en vanaf 1340 Zuiderzee genoemd werd. De Zuiderzee was lange tijd het economisch hart van Nederland. Er in en na de Middeleeuwen druk gevaren, getuige de scheepswrakken die ook in Almere (maar nog niet in dit plangebied) zijn gevonden.


Uit de onderzoeken blijkt dat dekzandkoppen van het oude landschap en de bij de Eem behorende oeverwallen in de Steentijd zeer geschikte locaties voor bewoning vormden. In het plangebied zijn in het verleden enkele archeologische onderzoeken uitgevoerd. Daarbij zijn geen behoudenswaardige vindplaatsen uit de prehistorie aangetroffen.


Binnen de bestemmingsplangrenzen zijn op de Archeologische Beleidskaart Almere (hierna: ABA) verschillende terreinen vrijgesteld van archeologische verplichtingen. Deze terreinen zijn vrijgesteld omdat ze als onderzocht of bebouwd zijn, of anderszins verstoord zijn. Deze terreinen zijn op de ABA aangeduid met een donker grijze kleur. De overige gebieden zijn aangeduid met 'Waarde - Archeologie 1' of 4. Waarde-Archeologie 4 betreft een klein oppervlak dat alleen in het noordelijkste puntje van het plangebied voorkomt. In deze gebieden moet in het kader van ruimtelijke ontwikkelingen rekening worden gehouden met mogelijk aanwezige archeologische vindplaatsen uit de steentijd. Dergelijke vindplaatsen kunnen worden aangetroffen in de top van het pleistocene zand en in de daarboven gelegen Oude Getijdenafzettingen.


Binnen de bestemmingsplangrenzen zijn drie onderzoeken uitgevoerd naar het voorkomen van archeologische waarden. Daarbij zijn geen behoudenswaardige vindplaatsen aangetroffen. Er zijn in het plangebied geen prehistorische vindplaatsen bekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP3AD01-vg01_0010.jpg"

Overzicht met uitgevoerde onderzoeken

Er zijn in het plangebied geen scheepswraklocaties bekend, en de aanwezigheid van verdere scheepswrakken en -restanten in de ondergrond is niet uit te sluiten.


In het plangebied liggen /geen wettelijk beschermde vindplaatsen.


Veranderingen in inrichting van vergunningsplichtige gebieden
Voor zover dat bodemingrepen niet in aanmerking komen voor een vrijstelling, moet archeologisch vooronderzoek worden uitgevoerd en inzicht te worden verkregen in de aan-/afwezigheid van 'behoudenswaardige vindplaatsen van nationaal belang', en de noodzakelijke omgang daarmee. Het onderzoek moet voldoen aan wat daarover is vastgelegd in de Nota Archeologische Monumentenzorg 2016.


Veranderingen in inrichting van behoudenswaardige vindplaatsen
Overeenkomstig de vastgestelde beleidsuitgangspunten, moeten vastgestelde behoudenswaardige archeologische vindplaatsen beleidsconform worden ingepast, dat wil zeggen, de vindplaats moet herkenbaar, beleefbaar en recht doend aan de aangetroffen archeologische waarden worden ingericht. Inrichtingsplannen, gecombineerd met monitoring- en beheerplannen, moeten ter goedkeuring aan de stadsarcheoloog worden voorgelegd. Binnen terreinen met behoudenswaardige vindplaatsen zijn bodemingrepen zonder vergunning niet toegestaan.

Voor ingrepen op het beschermde rijksmonumenten is op grond van de Erfgoedwet altijd een monumentenvergunning van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed nodig.


Toevalsvondsten
Het is denkbaar dat er zich binnen het plangebied onder het maaiveld nog onbekende scheepswrakken bevinden. Men dient er dan ook rekening mee te houden dat scheepsresten, evenals andersoortige archeologische resten, aangetroffen kunnen worden bij het uitvoeren van grondwerkzaamheden. Een dergelijk aantreffen dient conform de Erfgoedwet gemeld te worden aan de stadsarcheoloog van de gemeente Almere.

Ter voorkoming van verdere beschadiging dienen de werkzaamheden ter plaatste direct gestaakt te worden. Na vaststelling van de waarde en het belang van de aangetroffen resten, zal in overleg met de stadsarcheoloog besloten worden welke maatregelen nodig zijn.


 

5.11 Radarverstoringsgebied

Radars voor militaire luchtvaart

Zoals bij de beschrijving van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening is aangegeven (zie Beleidskader, Rijksbeleid) is op het plangebied het ruimtelijke regime van radars voor militaire luchtvaart van toepassing. Het plangebied valt niet in een radarverstoringsgebied waarin een maximale hoogte voor bouwwerken geldt. Het plangebied ligt wel in twee radarverstoringsgebieden (AOCS Nieuw Milligen en Soesterberg) waarbinnen maximale hoogten gelden voor de tippen van de wieken van windturbines. Voor het radarverstoringsgebied AOCS Nieuw Milligen geldt een maximale bouwhoogte van 118 meter t.o.v. NAP en voor radarverstoringsgebied Soesterberg geldt een maximale bouwhoogte van 128 meter t.o.v. NAP. Het onderhavige bestemmingsplan maakt de bouw van windturbines niet mogelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP3AD01-vg01_0011.png"

figuur radarstations

Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL)

LVNL beheert technische installaties en systemen ten behoeve van de luchtverkeersbeveiliging. Een belangrijk deel hiervan betreft de apparatuur voor communicatie-, navigatie-, en surveillance infrastructuur (cns). CNS apparatuur wordt gebruikt om het radiocontact tussen de verkeersleiding en de piloten te onderhouden, navigatie in het naderingsgebied en en-route mogelijk te maken en de plaatsbepaling van vliegtuigen zeker te stellen. LVNL is verplicht haar taken te verrichten overeenkomstig het bepaalde in Nederland verbindende verdragen (artikel 5.23, lid 7 Wet luchtvaart), zoals het verdrag van Chicago. Op basis van het verdrag van Chicago, dat Nederland heeft geratificeerd, is de International Civil Aviation Organisation (ICAO) opgericht. ICAO vaardigt internationale burgerluchtvaartcriteria uit die de Nederlandse Staat dient te implementeren. LVNL dient aldus te handelen conform ICAO. Voor het veilig afwikkelen van vliegverkeer gelden rondom de technische systemen van LVNL maximaal toelaatbare hoogtes voor objecten: de zogenaamde toetsingsvlakken. In dit kader beoordeelt LVNL of de uitvoering van voorgenomen (bouw)plannen inderdaad van invloed zijn op de correcte werking van cns apparatuur. De afmetingen van de toetsingsvlakken is gebaseerd op berekeningsvoorschriften in de internationale burgerluchtvaartcriteria (ICAO EUR DOC 015).

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP3AD01-vg01_0012.jpg"
Figuur hoogteradialen luchtvaartverkeer

Voor Almere is het toetsingsvlak behorend bij de VOR/DME Muiden relevant. Het toetsingsvlak kent een 600 meter vrije straal gemeten vanaf de basis van de antenne op maaiveldhoogte. Vanaf het 0-meter vlak loopt het toetsingsvlak trechtervormig omhoog tot een hoogte van 51,56 m ten opzichte van NAP op een afstand van 3 km. Vanaf de straal van 3 km geldt een apart windturbinevlak met een toetsingshoogte vanaf de genoemde 51,56m tot een straal van 15 km gemeten vanaf de basis van de antenne. Dit deel van het toetsingsvlak (vanaf 3 km tot 15 km) is enkel van toepassing op windturbines. Voor het plangebied zou dit toetsingsvlak alleen gelden voor windturbines met een hoogte vanaf 51,56 m. Dit plan maakt geen windturbines mogelijk (alleen kleinschalige windturbines op gebouwen).

5.12 Overig

Een aantal aspecten is niet van toepassing in het plangebied. Er spelen geen zaken op dit gebied. Het betreft de volgende aspecten:

  • verkeer;
  • trillingen
  • geurhinder
  • ammoniak en veehouderij
  • energie
  • windhinder
  • bezonning
  • uitzicht.


Daar wordt in deze toelichting dan ook niet verder op ingegaan.


Hoofdstuk 6 Implementatie

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Het exploitatieplan


Op grond van artikel 6.12 Wro, lid 1 (afdeling 6.4 grondexploitatie) stelt de gemeenteraad bij de vaststelling van (onder meer) een bestemmingsplan een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen, indien het kostenverhaal niet op een andere wijze is verzekerd.


Het moet gaan om een bouwplan, omdat de effectuering van het kostenverhaal op grond van het exploitatieplan altijd gekoppeld is aan de verlening van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen. In het Besluit ruimtelijke ordening is aangegeven wat onder een bouwplan moet worden verstaan (Art. 6.2.1 Bro):

  • de bouw van een of meer woningen;
  • de bouw van een of meer hoofdgebouwen;
  • de uitbreiding van een hoofdgebouw met tenminste 1000m2 of met een of meer woningen;
  • de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits tenminste 10 woningen worden gerealiseerd;
  • de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor kantoor- of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1500 m2 (was 1000 m2) bedraagt;'
  • de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1000 m2.


Op grond van artikel 6.12, tweede lid van de wet kan worden afgezien van het vaststellen van een exploitatieplan indien:

  • a. het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of de vergunning begrepen gronden anderszins verzekerd is;
  • b. het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is, en
  • c. het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels, als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is,

of

bij algemene maatregel van bestuur aangegeven gevallen (artikel 6.2.1a van het Bro):

  • d. het totaal der exploitatiebijdragen dat met toepassing van artikel 6.19 van de wet kan worden verhaald, minder bedraagt dan €10.000,-;
  • e. er geen verhaalbare kosten zijn als bedoeld in artikel 6.2.4, onderdelen b tot en met f Bro;
  • f. de verhaalbare kosten, bedoeld onder b., uitsluitend de aansluiting van een bouwperceel op de openbare ruimte of de aansluiting op nutsvoorzieningen betreffen.


Een exploitatieplan is niet vereist, indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld via gronduitgifte, precarioverordening of (exploitatie)overeenkomsten. Uiteraard is een exploitatieplan ook niet noodzakelijk, als realisering van het bouwplan geen kosten vergt van de overheid. Het begrip bouwplan moet bovendien zo worden uitgelegd, dat niet sprake hoeft te zijn van een concrete bouwaanvraag. Het feit dat het nieuwe bestemmingsplan een directe bouwtitel geeft voor een of meer van bovengenoemde bouwplannen, leidt in principe tot verplichting voor de gemeente om zo'n exploitatieplan op te stellen. Echter, indien het voorgaande bestemmingsplan dezelfde mogelijkheid ook al bood, maar die rechten in de voorgaande planperiode niet zijn benut, hoeft geen exploitatieplan te worden gemaakt. Een plan is economisch uitvoerbaar, indien de te verwachten investeringen die voortvloeien uit het vast te stellen bestemmingsplan worden gedekt uit bijvoorbeeld de verkoop van grond, exploitatiebijdragen van derden (ontwikkelende partijen) dan wel uit overige middelen, zoals subsidie.

Toets of bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is

Met het bestemmingsplan Centrum Almere Buiten is het niet noodzakelijk om een exploitatieplan vast te stellen. Het betreft een actualiseringsplan, waarin ten opzichte van het vorige bestemmingsplan geen nieuwe, andere ontwikkelingen zijn meegenomen. Echter een deel van het gebied is nog niet ontwikkeld c.q. gerealiseerd. De gemeente is zelf eigenaar van de nog niet bebouwde gronden in het plangebied. Bij uitgifte van deze gronden zijn de kosten van de grondexploitatie in de grondprijs verdisconteerd. Het kostenverhaal is daarmee anderszins verzekerd. Verder is het niet nodig om een tijdvak of fasering op te nemen of eisen en/of regels voor het bouwrijp maken te stellen (zie artikel 6.13, lid 1 onder c respectievelijk artikel 6.13 lid 2 onder b, c of d Wet ruimtelijke ordening). Voor de gronden van het plangebied die niet (meer) in eigendom van de gemeente zijn geen verhaalbare kosten aanwezig (voor zover het voorliggend bestemmingsplan een aangewezen bouwplan behelst als bedoeld in artikel 6.2.1. van het Besluit ruimtelijke ordening). Deze terreinen zijn al ingericht en de kosten daarvan zijn in het verleden bij de gronduitgifte verhaald. Voor de nog onbebouwde delen van het plangebied zijn of worden anterieure overeenkomsten gesloten voor het verhaal van de kosten.

Conclusie is dat het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is.

Planschade

Het vaststellen van een bestemmingsplan is op grond van afdeling 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening een aangewezen handeling die in aanmerking kan komen voor een tegemoetkoming in de planschade. De inschatting is dat met het vaststellen van voorliggend bestemmingsplan niet of slechts beperkt tot een tegemoetkoming in de planschade leidt aangezien het voorliggend bestemmingsplan voornamelijk een actualisatie en voortzetting van het vigerend planologisch regime betreft.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.2.1 Vooroverleg

In het kader van het vooroverleg op grond van artikel 3.1.1 Bro zijn onderstaande instanties gevraagd om een reactie te geven op het concept ontwerp bestemmingsplan:

Vooroverlegpartner   inspraakreactie   reactie gemeente  

Brandweer Flevoland  
advies ontvangen   advies is opgenomen in de toelichting onder 5.4 Externe veiligheid  
Gasunie   Geen reactie ontvangen    
KvK   Geen reactie ontvangen    
Liander   Geen reactie ontvangen    
KPN   Geen reactie ontvangen    
Min van defensie   Geen reactie ontvangen    
Prov Flevoland   Geen reactie ontvangen    
Rijkswaterstaat   Geen reactie ontvangen.    
Tennet   Geen reactie ontvangen    
Vereniging Bedrijfskring Almere   Geen reactie ontvangen    
Vitens   Geen reactie ontvangen    
Waterschap Zuiderzeeland   Graag de uitgangspunten van het Waterbeheerplan 2016-2021 (WBP3) in de toelichting op het plan overnemen.   In de toelichting op het plan stond nog het oude Waterbeheerplan genoemd. De toelichting (bijlage 2 Provinciaal en regionaal beleid) is aangepast op het nieuwe Waterbeheerplan 2016-2021.  
Winkeliersvereniging Buitenmere   geen reactie ontvangen    
Ondernemersvereniging Doemere   geen reactie ontvangen    
Urban Interest   Ten aanzien van Doemere:    
Tuincentrum (1 vestiging)   Op grond van artikel 6 lid 1 sub c en sub d. van het vigerende bestemmingsplan is het toegestaan om één tuincentrum te vestigen. In artikel 5 van het concept bestemmingsplan is die bestemming niet meer opgenomen.
Dit zien wij graag ongewijzigd conform vigerend plan.  
In de planregels is toegevoegd dat er maximaal 1 tuincentrum binnen de bestemming centrum-2 is toegestaan.  
Auto/motorrijwielbedrijf (1 vestiging)   Op grond van artikel 6 lid 1 sub e. van het vigerende bestemmingsplan is het toegestaan om één auto/motorrijwielbedrijf (maximaal categorie III) te vestigen. In artikel 5 van het concept bestemmingsplan is die bestemming niet meer opgenomen.
Dit zien wij graag ongewijzigd conform vigerend plan.  
In de planregels is toegevoegd dat er 1 bedrijf is toegestaan voor de verkoop van auto's en/ of motoren.  
Wijzigingsbevoegdheid   Zowel in het vigerende bestemmingsplan als in het concept bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor de "Staat van Horeca-activiteiten". De tekst in het concept bestemmingsplan (artikel 5.5) wijkt echter af van de tekst in het vigerend bestemminsplan (artikel 6 lid 5). Wij willen de vigerende tekst van artikel 6 lid 5 handhaven aangezien dat lid positiever is geformuleerd. Artikel 5.5 van het concept bestemmingsplan lijkt namelijk te impliceren dat ook een "negatieve" wijziging mogelijk is, in die zin dat bepaalde activiteiten van de lijst af kunnen worden gehaald. Artikel 6 lid 5 van het vigerend bestemmingsplan spreekt slechts over het toelaten van bedrijven die (nog) niet worden genoemd.   De standaard almeerse wijzigingsbevoegdheid is opgenomen voor het wijzigingen van de staat van bedrijfsactiviteiten-functiemenging. De categorie-indeling van bedrijven kan worden gewijzigd, indien en voor zover een wijziging van de milieubelasting van de desbetreffende typen van bedrijven daartoe aanleiding geeft.

Met een afwijkingsbevoegdheid is het mogelijk, onder voorwaarden, dat bedrijven die niet staan genoemd of een categorie hoger dan toegestaan gerealiseerd kunnen worden.
   
  T.a.v. Buitenmere    
Bovenkant blok 5   Het navolgende gebouw op de navolgende linker afbeelding (concept plankaart) hebben we vergeleken met de bovenste helft van "blok 5" op de navolgende rechter afbeelding (vigerende plankaart).
Het gebouw op de concept plankaart heeft de bestemming "Centrum 1" (artikel 4 concept bestemmingsplan). De bovenste helft van "blok 5" heeft in het vigerend bestemmingsplan de bestemming "Centrum III" (artikel 5 vigerend bestemmingsplan).  
 
aanduiding parkeergarage   In artikel 4 van het concept bestemmingsplan staat dat uitsluitend ter plaatse van de aanduiding parkeergarage een (ondergrondse) parkeergarage is toegestaan. Die aanduiding zien we echter niet terug op het concept plankaart. Dat zien we graag behouden   (ondergrondse) parkeergarages zijn binnen de bestemming centrum-1 toegestaan. Conform het voorgaande plan zijn ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' uitsluitend parkeergarages toegestaan. Het niet opnemen van deze aanduiding beteknt een aanzienelijke uitbreiding van functies langs het spoor.  
Dakterras/daktuin   In artikel 5 lid 3 sub b. van het vigerend bestemmingsplan staat expliciet genoemd dat dakterrassen en daktuinen zijn toegestaan alsmede bijbehorende toegangen met een oppervlakte van 10m2 en een bouwhoogte van maximaal 3 meter ten opzichte van het dakvlak. Dit zie ik in het concept bestemmingsplan niet terug komen. Dit zien we graag behouden   is toegevoegd aan de planregels.  
Afwijkingsbevoegdheden / wijzigingsbevoegdheden   Over het algemeen ruimer geworden. Echter, voor wat betreft de wijzigingsbevoegdheid voor de "Staat van Horeca-activiteiten" adviseer ik de tekst uit het vigerend bestemmingsplan te hanteren (zie onze opmerking bij Doe Mere).   zie reactie bij Doemere.
 
onderkant blok 5   De onderkant van het op de navolgende afbeelding aangeduide "blok 5" heeft in het vigerend bestemmingsplan de bestemming "Centrum 3" (artikel 5) en is het concept bestemmingsplan de bestemming "Centrum-Centrumgebied" (artikel 3).    
Grootschalige detailhandel   In het vigerend bestemmingsplan is grootschalige detailhandel toegestaan. In het concept bestemmingsplan is grootschalige detailhandel eveneens toegestaan, maar geldt een maximum van 2.800 m2.

Hier verlangen wij de mogelijkheid om maximaal 5.000 m2 grootschalig te kunnen realiseren.
 
In het bestemmingsplan Centrum Almere Buiten (2007) en 1e partiële herziening (2009) geldt voor blok 3 en 5 dat detailhandel is toegestaan met een max van 5600m2 bvo. In het nieuwe bestemmingsplan worden geen m2 voor GDV opgenomen. De aanduiding voor blok 5 is verwijderd uit de verbeelding en planregels.  
Nadere eisen   In artikel 3.3 staat dat het college van burgemeester en wethouders diverse nadere eisen mogen stellen aan de situering van een bouwwerk. Dat recht staat als zodanig niet in artikel 5 van het vigerend bestemmingsplan.

Voor ons derhalve niet akkoord.  
Is verwijderd uit de planregels.  
Dakterras / daktuin   In artikel 4 lid 3 sub c. van het vigerend bestemmingsplan staat expliciet genoemd dat dakterrassen en daktuinen zijn toegestaan alsmede bijbehorende toegangen met een oppervlakte van 10m2 en een bouwhoogte van maximaal 3 meter ten opzichte van het dakvlak. Dit zien we in het concept bestemmingsplan niet terug komen en is niet akkoord voor ons.   Is toegevoegd aan de planregels.  
Afwijkingsbevoegdheden / wijzigingsbevoegdheden   In tegenstelling tot het vigerend bestemmingsplan, is in artikel 3 van het concept bestemmingsplan geen wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor "Staat van Horeca-activiteiten".   wijzigingbevoegdheid is opgenomen en onder artikel 23 geplaats 'algemene wijzigingsregels'. Daarnaast is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor bedrijven die niet staan genoemd op de functiemengingslijst of voor bedrijven uit een categorie hoger dan is toegestaan.  
Algemeen   Wij kunnen ons niet geheel vinden in de mogelijkheden die "Centrum-Centrumgebied" (artikel 3) biedt. "blok 5" moet immers nog ontwikkeld worden. Wij verlangen in ieder geval de navolgende aanvullende bestemmingen (wat is op grond van de concept tekst niet mogelijk is):
- Bioscoop/theater, max 4.000 m2 bvo;
- Supermarkt, max 2.000 m2 bvo;
- Horeca, categorie 2a (groter dan 250 m2).  
Een bioscoop/theater valt onder cultuur en ontspanning. Cultuur en ontspanning is alleen mogelijk tot en met categorie B van de functiemengingslijst. Een bioscoop/theater is categorie C. Met een afwijkingsmogelijkheid kunnen bedrijven toegelaten worden uit een hogere categorie.

Een supermarkt is toegestaan en er geldt geen maximaal bvo.

Horeca is toegestaan tot en met categorie 3. Er geldt geen omvangbeperking.  
Blok 9   Het op de navolgende afbeeldingen aangeduide "Blok 9" heeft in het vigerend bestemmingsplan de bestemming "Centrum 2" (artikel 4) en is het concept bestemmingsplan de bestemming "Centrum-Centrumgebied, kantoren" (artikel 3).    
Nadere eisen   In artikel 3.3 staat dat het college van burgemeester en wethouders diverse nadere eisen mogen stellen aan de situering van een bouwwerk. Dat recht staat als zodanig niet in artikel 4 van het vigerend bestemmingsplan en is voor ons derhalve niet akkoord.
 
is verwijderd uit de planregels.  
Dakterras / daktuin   In artikel 4 lid 3 sub c. van het vigerend bestemmingsplan staat expliciet genoemd dat dakterrassen en daktuinen zijn toegestaan alsmede bijbehorende toegangen met een oppervlakte van 10m2 en een bouwhoogte van maximaal 3 meter ten opzichte van het dakvlak. Dit zien we in het concept bestemmingsplan niet terug komen.   is toegevoegd aan de planregels.  
Afwijkingsbevoegdheden / wijzigingsbevoegdheden   In tegenstelling tot het vigerend bestemmingsplan, is in het concept bestemmingsplan geen wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor "Staat van Horeca-activiteiten" in artikel 3.   Een afwijkiungs- en wijzigingbevoegdheid is opgenomen.  
Algemeen   Los van het voorgaande, is het van belang dat jullie je in algemene zin kunnen vinden in de mogelijkheden die "Centrum-Centrumgebied, kantoren" (artikel 3) biedt. "Blok 9" moet immers nog ontwikkeld worden.

Wij verlangen in ieder geval de navolgende aanvullende bestemmingen (dat is op grond van de concept tekst niet mogelijk):
- Hotel.  
Op basis van huidige bestemmingsplannen en de concept vestigingsvisie Horeca zijn hotels/pensions niet bij recht toegestaan. Nieuwe initiatieven worden eventueel alleen toegestaan via een buitenplanse afwijkingsprocedure met een ruimtelijk-economische onderbouwing.  
Blok 6   Het op de navolgende afbeeldingen aangeduide "Blok 6" heeft in het vigerend bestemmingsplan de bestemming "Centrum 3" (artikel 5) en is het concept bestemmingsplan de bestemming "Centrum 1" (artikel 4).    
Aanduiding parkeergarage   In artikel 4 van het concept bestemmingsplan staat dat uitsluitend ter plaatse van de aanduiding parkeergarage een (ondergrondse) parkeergarage is toegestaan. Die aanduiding zien we echter niet terug op het concept plankaart.   is verwijderd uit de planregels.  
Dakterras / daktuin   In artikel 5 lid 3 sub b. van het vigerend bestemmingsplan staat expliciet genoemd dat dakterrassen en daktuinen zijn toegestaan alsmede bijbehorende toegangen met een oppervlakte van 10m2 en een bouwhoogte van maximaal 3 meter ten opzichte van het dakvlak. Dit zien we ik in het concept bestemmingsplan niet terug komen.   is toegevoegd aan de planregels.  
Afwijkingsbevoegdheden / wijzigingsbevoegdheden   Over het algemeen ruimer geworden. Echter, voor wat betreft de wijzigingsbevoegdheid voor de "Staat van Horeca-activiteiten" willen wij de tekst uit het vigerend bestemmingsplan hanteren (zie mijn opmerkingen bij Doe Mere).
 
zie reactie onder Doemere.  
CBRE   Het door u aangeleverde concept geeft ons op dit moment geen aanleiding voor op-of aanmerkingen.   voor kennisgeving aangenomen.  
Achmea vastgoed   geen reactie ontvangen    

6.2.2 Zienswijzen & ambtshalve wijzigingen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 29 december 2016 tot en met 8 februari 2017 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn er twee zienswijzen ingediend. De beantwoording van de zienswijzen en de ambtshalve wijzigingen zijn opgenomen in bijlage 10 nota 'ontwerpbestemmingsplan Centrum Almere Buiten'.

Bijlagen

Bijlage 1 Beleidskader

Hoofdstuk 1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van het Rijk is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. Ze schetst de ontwikkelingen en ambities voor Nederland in 2040. Ingezet wordt op het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Het Rijk kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen en laat meer over aan gemeenten en provincies. Deze nationale belangen zijn:

  • 1. Een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren;
  • 2. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie;
  • 3. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
  • 4. Efficiënt gebruik van de ondergrond;
  • 5. Een robuust hoofdnetwerk van wegen, spoorwegen en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen;
  • 6. Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem;
  • 7. Het instandhouden van het hoofdnetwerk van wegen, spoorwegen en vaarwegen om het functioneren van de mobiliteitssysteem te waarborgen;
  • 8. Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
  • 9. Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her) ontwikkeling;
  • 10. Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
  • 11. Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten;
  • 12. Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten;
  • 13. Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele plannen.

Daarnaast blijft het Rijk betrokken bij gebiedsontwikkelingen van nationaal belang, waaronder Schaalsprong Almere, de Zuidas en Rotterdam-Zuid.


In de SVIR is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Het doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Het Rijk wil met de introductie van de ladder vraaggerichte programmering bevorderen. De ladder beoogt een zorgvuldige en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. De ladder is als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

Op grond van artikel 3.1.6 lid 2 Bro moet de toelichting bij een bestemmingsplan, dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • indien uit de beschrijving blijkt dat er sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • indien uit de beschrijving blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

In het onderhavige bestemmingsplan zijn geen 'nieuwe stedelijke ontwikkelingen' opgenomen. Binnen het plangebied zijn geen nieuwe locaties opgenomen voor stedelijke ontwikkelingen. De locaties in Centrum Almere buiten waar nog gebouwd zou kunnen worden, zijn al mogelijk op grond van het voorgaande bestemmingsplan. Het onderhavige bestemmingsplan biedt vooral flexibiliteit bij de invulling van bestaande stedelijke ontwikkelingen. Hiermee wordt een optimale benutting van de ruimte in het bestaande stedelijk gebied nagestreefd. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de ladder voor duurzame verstedelijking.

Het bestemmingsplan is ook in overeenstemming met de nationale belangen in de SVIR.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)

In de SVIR is aangegeven dat voor een aantal onderwerpen algemene regels door het Rijk moeten worden gesteld. Deze regels zijn concreet normstellend bedoeld en worden geacht direct of indirect (door tussenkomst van de provincie) door te werken in de ruimtelijke besluitvorming van provincies en gemeenten. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is deze algemene maatregel van bestuur waarin de nationale belangen uit de SVIR juridisch zijn geborgd. De ministeriële regeling die bij het Barro hoort (Regeling algemene regels ruimtelijke ordening) is gelijk met het Barro in werking getreden.

De onderwerpen waar het Rijk in het Barro ruimte voor vraagt zijn:

  • Mainportontwikkeling Rotterdam
  • Bescherming van de waterveiligheid in het Kustfundament
  • Bescherming van de waterveiligheid in en rond de grote rivieren
  • Bescherming en behoud van de Waddenzee en waddengebied
  • Bescherming en behoud van erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde
  • Uitoefening van defensietaken

Op 1 oktober 2012 is het Barro aangevuld met de ruimtevraag voor de volgende onderwerpen (Barro, eerste aanvulling):

  • Veiligheid rond rijksvaarwegen
  • Toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet
  • Elektriciteitsvoorziening
  • Ecologische hoofdstructuur
  • Bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament
  • Verstedelijking in het IJsselmeer
  • Toekomstige rivierverruiming van de Maastakken

De wijziging van het Barro ging vergezeld van een wijziging van de Rarro. Ook deze wijziging trad op 1 oktober 2012 in werking. De Rarro bevat een uitwerking van het al eerder in het Barro gepubliceerde ruimtelijke regime rond radars voor militaire luchtvaart.

Voor het plangebied zijn de nieuwe regels voor radarverstoringsgebieden van belang. Kern hiervan is dat tot 15 km horizontaal ten opzichte van het waarnemingspunt van de radar een hoogtebeperking voor gebouwen en windturbines geldt. De hoogtebeperking wordt mede bepaald door de hoogte van de waarnemingsradar ten opzichte van NAP. De hoogtebeperking voor windturbines geldt tot een afstand van 60 km van de radar. Voor Almere zijn de radars te Soesterberg en Nieuw Milligen van belang. Deze liggen op meer dan 15 km afstand van Almere, zodat in Almere geen beperkingen van bouwhoogten aan de orde zijn. Omdat Almere wel valt binnen de genoemde 60 km, geldt voor windturbines een maximumhoogte van 118 meter +NAP. Het plan maakt de bouw van windturbines niet mogelijk. Naast de primaire radars is er apparatuur die de luchtverkeersleiding en de luchtvaartnavigatie ondersteunen, zoals secundaire radars, bakens en landingsinstrumenten. In de omgeving van deze apparatuur gelden bouwbeperkingen. Deze apparatuur en de bouwbeperkingen zijn geen onderdeel van de regeling voor primaire radars in het Barro en Rarro. In paragraaf 5.11 Radarverstoringsgebied is dit nader toegelicht.

Voor het overige is op het plangebied geen van de onderwerpen of gebieden van toepassing waarvoor in het Barro en Rarro ruimte voor wordt gevraagd.

Europese Kaderrichtlijn Water (2000)

De Europese Kaderrichtlijn Water is vastgesteld in 2000. De kaderrichtlijn heeft als doelstellingen:

  • een goede ecologische toestand van de oppervlaktewateren (zoete, kust- en overgangswateren);
  • het tot nul terugbrengen van de lozing van gevaarlijke stoffen;
  • een goede toestand van het grondwater;
  • een duurzaam gebruik van water;
  • afzwakking van de negatieve gevolgen van overstromingen en perioden van droogte.

Sinds 1 november 2003 is er een wettelijke verplichting om een watertoets uit te voeren bij ruimtelijke plannen, waaronder bestemmingsplannen. Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet inzichtelijk worden gemaakt wat de gevolgen zijn van een ruimtelijke ontwikkeling voor het waterbeheerssysteem en op welke wijze de ruimtelijke ontwikkeling en het waterbeheer op elkaar worden afgestemd.

Het aspect water wordt in dit bestemmingsplan uitvoerig behandeld. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Kaderrichtlijn Water.

Rijksbeleid en wetgeving cultuurhistorische waarden

Het nationaal beleid voor de archeologische monumentenzorg staat in het teken van het behoud en beheer van het erfgoed. Op gelijke voet staat het streven naar herkenbaarheid van het archeologisch erfgoed voor het publiek door het te gebruiken als inspiratiebron voor de ruimtelijke inrichting van Nederland. Dit beleid geldt voor alle cultuurhistorische waarden, dat wil zeggen voor zowel archeologische, historisch-geografische als bouwkundige waarden. Het beginpunt van dit beleid is gelegen in de Nota Belvedère uit 1999. In deze nota geeft het Rijk te kennen dat de cultuurhistorische identiteit van gebieden sterker richtinggevend moet worden voor de ruimtelijke inrichting. Het Rijk streeft naar het ontwikkelingsgericht inzetten van bestaande cultuurhistorische kwaliteiten, waarbij vervlechting van cultuurhistorie in het ruimtelijke ordeningsbeleid uitgangspunt vormt.

Het beleid is onder meer geworteld in de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz). Via de Wamz is het Verdrag van Malta geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving. Daartoe zijn behalve de Monumentenwet 1988 ook de Woningwet, de wet Milieubeheer en de Ontgrondingenwet gewijzigd. Het beleid is daarnaast geworteld in de Nota Belvedère uit 1999 en de Notitie 'Kunst van leven' hoofdlijnen Cultuurbeleid uit 2007. In 2008 is de Monumentenwet 1988 opnieuw gewijzigd waardoor onder andere de rol van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE) in het adviestraject voor vergunningverlening is beperkt. In 2007 is het Project Modernisering Monumentenstelsel (MoMo) van start gegaan. Doel hiervan is ondermeer een integrale modernisering van de Monumentenwet 1988. Sinds december 2008 heeft de minister van OC en W drie beleidstukken uitgebracht: De discussienotitie 'Een lust geen last' (2008), de Beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg (eind 2009) en de Visie Cultureel Erfgoed 'Kiezen voor karakter' (juni 2011).

Als consequentie van de Beleidsbrief is de Monumentenwet 1988 gewijzigd. Per 1 januari 2012 is de 50-jaren termijn voor wettelijk beschermde monumenten uit de wet gehaald. Ook is op 1 januari 2012 een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Op grond van artikel 3.1.6 Bro moeten naast archeologische waarden nu ook bovengrondse cultuurhistorische waarden bij de vaststelling van het bestemmingsplan worden meegewogen.

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is voor het onderwerp 'cultureel erfgoed' aangegeven dat het Rijk verantwoordelijk blijft voor cultureel en natuurlijk UNESCO Werelderfgoed (inclusief voorlopige lijst), kenmerkende stads- en dorpsgezichten, rijksmonumenten en het maritieme erfgoed. Het beleid ten aanzien van het landschap is geen rijksverantwoordelijkheid meer, maar laat zij over aan de provincies.

Op 1 september 2007 is de Monumentenwet 1988 (herziening 2007) van kracht geworden. Uitgangspunten van de wet zijn onder meer:

  • behoud in situ van waardevolle archeologische resten;
  • de verstoorder betaalt;
  • vooronderzoek, zo ver mogelijk voorafgaande aan de planontwikkelingen;
  • het is in de ruimtelijke ordening (bestemmingsplannen) verplicht om rekening te houden met (mogelijke) archeologische waarden;
  • gemeenten worden verantwoordelijk voor de archeologie en de archeologische monumentenzorg;
  • liberalisering van de opgravingsmarkt.

De notitie 'Kunst van Leven, hoofdlijnen cultuurbeleid' (juli 2007) is de agenda voor het cultuurbeleid in de komende jaren. Het kabinetsbeleid is in deze notitie uitgewerkt langs de thema's excellentie, innovatie en e-cultuur, participatie, mooier Nederland en een sterke cultuursector.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het rijksbeleid en de wetgeving voor cultuurhistorische waarden.

Hoofdstuk 2 Provinciaal en regionaal beleid

Omgevingsplan Flevoland (2006)

In het Omgevingsplan Flevoland 2006 (Omgevingsplan) is het integrale omgevingsbeleid van de provincie Flevoland voor de periode 2006-2015 neergelegd, met een doorkijk naar 2030. Het Omgevingsplan is een samenbundeling van de vier wettelijke plannen op provinciaal niveau: Streekplan (onder de Wet ruimtelijke ordening nu een Structuurvisie), Milieubeleidsplan, Waterhuishoudingsplan en Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan. Het Omgevingsplan bevat tevens de hoofdlijnen van het economische, sociale en culturele beleid. Hoofddoel is het creëren van een goede woon-, werk- en leefomgeving in Flevoland, waarbij de verstedelijking is ingepast in een hoogwaardige landelijke omgeving en past bij de huidige en toekomstige infrastructuur. Creatie van aantrekkelijke woongebieden in een groen-blauwe omgeving maakt Flevoland onderscheidend van andere provincies.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP3AD01-vg01_0013.png"

Het plangebied valt op grond van het Omgevingsplan binnen de aanduiding 'Stedelijk gebied 2015',

Stedelijk gebied

Almere is onderdeel van het stedelijk netwerk van de Noordvleugel en de Randstad. Het biedt dus ruimte aan functies vanuit de Randstad. In Almere kunnen groene woonmilieus worden gerealiseerd in samenhang met ecologische functies. Tot 2030 zullen daarom 60.000 woningen in Almere worden gebouwd (afspraak Rijk en Noordvleugelpartners). Het stedelijk gebied omvat zowel huidig en toekomstig bebouwd als onbebouwd gebied en biedt voldoende ruimte aan woongebieden, werklocaties, infrastructuur, (recreatieve) voorzieningen, water, groengebieden en ecologische verbindingen. Het doel van het verstedelijkingsbeleid is de ontwikkeling van vitale steden en dorpen en gericht op behoud en versterking van de kwaliteit van de fysieke omgeving via efficiënt ruimtegebruik, kwaliteitsverbetering en herstructurering van het stedelijk gebied. Het provinciale bundelingsbeleid is gebaseerd op een aantal algemene uitgangspunten, waaronder:

  • De specifieke ruimtelijke kenmerken van steden en dorpen worden benut door behoud en versterking van de kwaliteit van die kenmerken.
  • De omvang van nieuwe ruimte voor wonen, werken en voorzieningen moet in verhouding staan tot de grootte van de kern en de positie ervan in de stedelijke en groen-blauwe hoofdstructuur.

De uitgangspunten zijn vertaald in stedelijke profielen. Van de gemeenten wordt verwacht dat zij het provinciale bundelingsbeleid vertalen in lokaal beleid en in concrete (ruimtelijke) plannen. De gemeenten dienen bij de uitwerking van het bundelingsbeleid een evenwichtige ontwikkeling van het stedelijk gebied mogelijk te maken, waarbij tijdig voldoende ruimte voor wonen, bedrijven, voorzieningen en overige stedelijke functies wordt geboden. Daarbij dient optimaal gebruik te worden gemaakt van het bestaande bebouwd gebied. Volgens het stedelijk profiel van Almere is de stedenbouwkundige ontwikkeling binnen Almere in hoofdzaak een gemeentelijke aangelegenheid. De gemeente neemt dus het initiatief. De provincie rekent het tot haar taak te zorgen voor een goede regionale inbedding van de groei van Almere in al haar facetten, zowel in Flevoland zelf als op bovenregionaal niveau. Meerzijdige ontwikkeling blijft het uitgangspunt en is ook noodzakelijk voor de voorziene opvangtaak van Almere.


Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de uitgangspunten van het Omgevingsplan Flevoland.

Beleidsregel locatiebeleid stedelijk gebied (2011)

In deze beleidsregel hebben Gedeputeerde Staten criteria genoemd die worden gebruikt bij het beoordelen van gemeentelijke ruimtelijke plannen. De provincie streeft naar een zodanige vestiging van bedrijven, kantoren en voorzieningen, dat een optimale bijdrage wordt geleverd aan de vitaliteit van steden en dorpen. De provincie geeft in deze beleidsregel aan welke typen werklocaties worden onderscheiden en welke vestigingsvoorwaarden (kantorenomvang, ruimtelijke kwaliteit, bereikbaarheid en leefbaarheid) daaraan worden verbonden.

Op grond van de beleidsregel kan Centrum Almere buiten worden aangemerkt als centrummilieu. De locaties zijn geschikt voor kleine tot middelgrote kantoren (waarbij indicatief gedacht wordt aan maximaal 1.500 m2 bvo) en lokale of regionale (afhankelijk van de positie in de stedelijke hoofdstructuur) voorzieningen. Daarnaast geldt ten aanzien van de bereikbaarheid het volgende:
a. dat er sprake is van een zodanige ontsluiting met het openbaar vervoer, dat de locaties in de directe nabijheid van een openbaar vervoer knooppunt zijn gelegen (m.u.v. het centrum van Urk) en dat het in de spits gaat om minimaal 2 busverbindingen per uur per hoofdrichting;

b. dat de gemeente motiveert hoe de potenties voor openbaar vervoer optimaal benut worden;

c. dat er een goede fietsontsluiting is, die de woongebieden en de werkgebieden rechtstreeks met elkaar verbindt;

d. dat inzichtelijk gemaakt wordt dat in het centrumgebied en de directe omgeving hiervan, de parkeercapaciteit voldoende is.

e. dat een mobiliteitstoets wordt uitgevoerd zoals bedoeld in de regionale Nota Mobiliteit.

Ten aanzien van leefbaarheid geldt: dat er sprake is van een zodanige kwalitatieve inrichting en architectonische vormgeving waardoor zowel gevoelsmatig als daadwerkelijk een veilige omgeving bereikt wordt.

Dit bestemmingsplan is in overeenstemming met het locatiebeleid.

Beleidsregel Windmolens 2008 (2008)

Het windmolenbeleid is neergelegd in het Omgevingsplan Flevoland 2006. Het voorziet in opschaling en sanering van de huidige situatie gericht op het bereiken van een grotere ruimtelijke kwaliteit van het landschap. Door middel van opschaling kan met minder windmolens meer vermogen gerealiseerd worden en tevens een kwaliteitsverbetering in ruimtelijke en landschappelijke zin gehaald worden. Daarmee kunnen de nadelen van de huidige situatie worden weggenomen en kan ingespeeld worden op ontwikkelingen in de markt. Om de bestaande situatie geleidelijk over te laten gaan in een nieuwe situatie met meer ruimtelijke kwaliteit, is het nodig sanering en ontwikkeling bij het nemen van planologische besluiten aan elkaar te koppelen en gericht ontwikkelingsplanologie te bedrijven. Met het instellen van de tijdelijke stop op de plaatsing van windmolens is de huidige situatie geconsolideerd. De voortzetting van de exploitatie van de windmolens betekent (op termijn) meegaan in de schaalvergroting die de marktontwikkeling oplegt aan de windenergiebranche. Dit bepaalt tegelijkertijd het kader voor de bedrijfsvoering, de herinvesteringen en de acceptatie van de gewenste sanering. In de praktijk zullen de huidige eigenaren hun belangen en verkregen rechten dienen samen te brengen in nieuwe exploitatievormen waarmee minder maar grotere windmolenopstellingen in Flevoland ontstaan. Alleen op deze manier kan de gewenste landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitsverbetering worden bereikt. Ook dient aandacht besteed te worden aan uniformering qua type en grootte van de windmolens.


Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe opstellingen windmolens mogelijk. De realisatie van kleine windmolens op gebouwen wordt wel mogelijk gemaakt met een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid. Zie nadere uitwerking in paragraaf 3.4.2 Algemene regels. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de beleidsregel windmolens.

Noodverordening wind (2015)
De provincie Flevoland heeft beleid voor opschalen en saneren van windmolens. Doel van dit beleid is dat met minder windmolens meer elektriciteit wordt opgewekt. Dit beleid is neergelegd in het Omgevingsplan Flevoland 2006 (inclusief aanpassingen ervan) en de Beleidsregel windmolens 2008. Daarnaast heeft het Rijk beleid voor windenergie opgenomen in de Rijksstructuurvisie Wind op land. Hierin zijn binnen Flevoland zoekgebieden voor nieuwe windmolens aangegeven. Verder geldt voor het windmolenbeleid in Flevoland de 5e tranche en de 7e tranche van de Crisis- en herstelwet. De 5e tranche bepaalt dat in Flevoland omgevingsvergunningen kunnen worden afgegeven die voor een termijn van maximaal 25 jaar gelden. De 7e tranche bepaalt dat in Flevoland gebruik kan worden gemaakt van het moderniseringsartikel van de Wro waarbij dat artikel meer is toegesneden op het beleid voor opschalen en saneren van windmolens.

Het beleid voor wind wordt in samenspraak met het werkveld uitgewerkt wat mogelijk ook tot aanpassing van dit beleid en regels leidt. De bedoeling van het proces is tevens dat hieruit projecten voortkomen die passen binnen het (nieuwe) beleid voor opschalen en saneren. Voor realisatie van het beleid en die projecten zullen de bestaande bestemmingsplannen moeten worden aangepast. Tot die tijd is het echter gewenst dat er geen nieuwe molens worden opgericht, waaronder ook wordt verstaan gehele vervanging van windmolens en/of vergroting van de bestaande capaciteit van de windmolen. Tot die tijd kunnen gemeenten te maken krijgen met aanvragen om een omgevingsvergunning die mogelijk passen binnen het geldende bestemmingsplan.

De combinatie provinciale Noodverordening wind met daaraan voorafgaand een voorbereidingsbesluit biedt daartegen bescherming. Provinciale Staten hebben op 29 oktober 2014 het voorbereidingsbesluit wind vastgesteld dat op 31 oktober 2014 in werking is getreden. De Noodverordening wind is op 12 maart 2015 in werking getreden.

Een windmolen is in de Noodverordening wind omschreven als: een turbine voorzien van wieken, geplaatst op een hoge mast, waarmee de bewegingsenergie van de lucht (wind) wordt omgezet in rotatie-energie voor het opwekken van elektriciteit, inclusief de bij dit bouwwerk behorende (infrastructurele) voorzieningen. Het gaat om turbines voorzien van wieken, geplaatst op een hoge mast. Kleine windmolens - veelal in de vorm van een turby - die op gebouwen gangbaar zijn worden hier niet onder begrepen.

Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe opstellingen mogelijk van turbines voorzien van wieken op een hoge mast. De realisatie van kleine windmolens op gebouwen is, met een afwijkingsbevoegdheid, wel mogelijk. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Noodverordening wind.


Beleidsregel archeologie en ruimtelijke ordening (2008)

In deze beleidsregel hebben GS aangegeven op welke wijze zij omgaan met de uitgangspunten in het Omgevingsplan met betrekking tot archeologie. Hierbij maken GS onderscheid tussen behoudenswaardige en niet-behoudenswaardige archeologische waarden. Voor zover in een plangebied behoudenswaardige archeologische waarden en/of hoge archeologische verwachtingen liggen, mogen deze in principe niet als gevolg van de uitvoering van het ruimtelijk plan worden beschadigd of vernietigd. Met dien verstande dat een archeologische verwachting vervalt op het moment dat de archeologische waarden hierbinnen zijn gelokaliseerd en begrensd.

In het bestemmingsplan zijn de te verwachten behoudenswaardige archeologische waarden beschermd. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de beleidsregel archeologie en ruimtelijke ordening.

Waterbeheerplan 2016-2021

De Wet op de waterhuishouding verplicht waterbeheerders eens in de vier jaar een waterbeheerplan op te stellen. In dit plan geven zij aan hoe zij het rijks- en provinciebeleid op het gebied van water vertalen naar concrete doelen en maatregelen voor hun beheergebieden. Momenteel is het Waterbeheerplan 2016-2021 van het Waterschap Zuiderzeeland van kracht. Het Waterbeheerplan beschrijft welke doelen het waterschap zichzelf stelt en welke maatregelen worden genomen om die doelen te bereiken in de periode 2010-2015. Voor het waterschap is het Waterbeheerplan een belangrijk strategisch document dat een leidraad voor de organisatie is. Waterschap Zuiderzeeland streeft ernaar om samen te werken aan integraal waterbeheer voor een veilige, kwalitatief goede en aantrekkelijke leefomgeving op een open en verantwoorde werkwijze. Deze missie is vertaald naar vier belangrijke doelen: waterveiligheid, schoon water, voldoende water en water en ruimte.

Waterveiligheid

Hoog water is een reële bedreiging voor de veiligheid in Flevoland. De primaire keringen beschermen
Flevoland tegen deze bedreiging. In 2017 komen er nieuwe wettelijke veiligheidsnormen voor primaire waterkeringen. Die houden rekening met de kans op overstromingen en met de schade die daardoor kan ontstaan. Het waterschap wil ook in de toekomst de veiligheid blijven waarborgen door zich voor te bereiden op sociale, ruimtelijke, economische en klimatologische ontwikkelingen. Ook worden de primaire waterkeringen getoetst aan de nieuwe normen en zonodig versterkt. De veiligheid van Flevoland tegen overstromingen wordt binnendijks ondersteund door een compartimenteringsdijk (de Knardijk). Ook de Knardijk wordt onderzocht om te kijken of versterking nodig is. De buitendijkse gebieden worden door middel van regionale keringen beschermd tegen de dreiging van hoog water. Maatschappelijk is er vraag naar bebouwing van of op de waterkeringen aan de randen van de polder. Technisch kan het en daarom werkt het waterschap aan ruimtelijke oplossingen mits de veiligheid gewaarborgd kan worden.

Schoon water

Samen met gebiedspartners wordt gewerkt aan een ecologisch gezond watersysteem in het stedelijk en landelijk gebied. Goede leef, verblijf- en voortplantingsmogelijkheden (structuurdiversiteit) voor de aquatische flora en fauna in het beheergebied zijn noodzakelijk. Zo worden natuurvriendelijke oevers en vispassages aangelegd. Tegelijk wordt vestiging en verspreiding van exoten tegengegaan. Het Waterschap streeft naar een goede oppervlaktewaterkwaliteit waarbij de aanwezigheid van schadelijke stoffen in het water en de waterbodems geen probleem is. Veel menselijke activiteiten hebben een negatief effect op de kwaliteit van het water doordat water wordt verontreinigd. Door goed om te gaan met afvalwater zorgt het Waterschap ervoor dat zo veel mogelijk van deze effecten teniet worden gedaan. Het waterschap zet de 1e stappen naar een duurzaam afvalwatersysteem: door energie en grondstoffen terug te winnen uit afvalwater wordt de uitstoot van broeikasgassen verminderd en wordt zuinig omgegaan met schaarse nutriënten.

Voldoende water

Het Waterschap wil een robuust watersysteem dat voorbereid is op de effecten van toekomstige
klimaatveranderingen. Dit betekent dat het watersysteem zo is ingericht dat wateroverlast wordt
voorkomen tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten. De andere kant van de verwachte
klimaatveranderingen is dat ook extreem droge periodes vaker voor zullen komen. Het robuuste
watersysteem dat het Waterschap nastreeft zal dan ook in staat moeten zijn om te anticiperen op
watertekort tijdens extreme droogte. Daarbij is de feitelijke situatie van het watersysteem ook
daadwerkelijk zoals in de legger is beschreven. Het beheer en onderhoud richt zich op het goed
functioneren van het watersysteem, daarnaast is het ook afgestemd op het ter plekke gewenste ecologische functioneren van de watergang. Grondwaterbeheer (uitgezonderd drinkwaterwinning, grote industriële onttrekkingen van meer dan 500.000 m³ per jaar en koude-warmte opslag) ligt vanaf 2009 bij het Waterschap. De verschillende eisen die gebruiksfuncties stellen aan het peil, de voorraad en de kwaliteit van het grondwater zullen goed moeten worden afgestemd.

Water en ruimte

Samen met gemeenten gaat het waterschap op zoek naar nieuwe maatregelen om overlast van hevige neerslag of extreme droogte te voorkomen. De ruimtelijke ambities zijn groot (uitbreiding in Almere met 60.000 woningen) en het watersysteem biedt prachtige kansen. Daarom wil het waterschap vroeg bij nieuwe ontwikkelingen worden betrokken.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Waterbeheerplan.

Waterkader (2013)

Om aan te geven wat er voor het waterbeheer in, maar ook ná het watertoetsproces belangrijk is, heeft Waterschap Zuiderzeeland dit Waterkader opgesteld. Het Waterkader geeft richting en houvast voor waterzaken binnen ruimtelijke plannen.

Voor het bestemmingsplan is de watertoets doorlopen en is het waterkader toegepast. In bijlage 6 is de watertoets voor het bestemmingsplan opgenomen. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Waterkader.

Hoofdstuk 3 Gemeentelijk beleid
3.1 Ruimtelijke ontwikkeling

Almere Principles (2009)

Almere wil in 2030 de meest duurzame stad van Nederland zijn. In 2007 zijn op basis van de Cradle to cradle uitgangspunten zeven Almere Principles ontwikkeld. De principes dienen als leidraad bij de verdere ontwikkeling van de stad.

Almere kent een goede uitgangspositie om de schaalsprong vanuit duurzaamheids principes te benaderen. De keuze is ook niet los te zien van de historie van de stad. Almere is vanaf het begin bedacht en opgebouwd vanuit duurzaamheid. Dat bewijzen de blauwgroene structuur, het meerkernige stadsconcept, het gescheiden verkeerssysteem en de doordachte afvalstructuur. Omdat Almere daarnaast een jonge stad is, is de basiskwaliteit van gebouwen en omgeving hoog. Almere stelt duurzaamheideisen aan zowel de bestaande stad als aan de nieuw te bouwen stadsdelen. Het gaat niet alleen om de gebouwde omgeving, maar ook om de openbare ruimte, om beheer en om duurzame sociale en economische processen.

In bestemmingsplannen is duurzaamheid geen apart benoemd thema. Ruimtelijke oplossingen voor structurerende duurzaamheidsthema's zoals water, ecologie en verkeer worden in de betreffende delen uitgewerkt. Omdat een bestemmingsplan niet het meest geëigende middel is, worden niet tot weinig ruimtelijke thema's als energiebesparing, materiaalkeuze en gezondheidsaspecten hier niet in uitgewerkt. Deze aspecten krijgen in andere stadia van projectontwikkeling voldoende aandacht. Voor opwekking van elektriciteit op duurzame wijze worden in de woonwijken op vrijwel alle bestemmingen kleinschalige windmolens mogelijk gemaakt. Formeel conflicteert dit met de beleidsregel windmolens van de provincie, maar de provincie staat uitzonderingen op perceelsniveau toe. Plaatsing van grootschalige windmolens is niet mogelijk met dit bestemmingsplan. Zie een nadere uitwerking in paragraaf 3.2.12 Wonen.

Structuurplan Almere 2010 (2003)

Met dit structuurplan zijn de hoofdlijnen van de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van Almere tot 2010 weergegeven. Tevens wordt een doorkijk geboden tot 2030.

Centraal staat de afronding van de oorspronkelijke opgave van Almere als een volwaardige en evenwichtige stad met 250.000 inwoners (met nieuwe stadsdelen zoals Almere Poort, Almere Hout en Almere Pampus (binnendijks, inclusief kustzone). De kwaliteitsimpuls voor de oorspronkelijke opgave leidt tot vier extra opgaven die betrekking hebben op de verbetering van het raamwerk van groen en water, en van infrastructuur. Dit zijn:

  • 1. kwaliteitsverbetering groenstructuur;
  • 2. betere benutting water;
  • 3. inhaalslag externe bereikbaarheid;
  • 4. verbetering interne bereikbaarheid;

Verder zijn er de vijf extra opgaven die de verschillende stedelijke milieus betreffen:

  • 5. verdere uitbreiding en verdieping voorzieningenaanbod;
  • 6. meer verscheidenheid in woningen en woonmilieus;
  • 7. actief beheer bestaand stedelijk gebied;
  • 8. kwalitatieve werkgelegenheidsimpuls;
  • 9. ruimte voor startende en groeiende ondernemingen.


Het structuurplan gaat uit van een westelijke oriëntatie voor Almere. Opgenomen is dat er wordt gewerkt aan de ontwikkeling van Almere Poort en aan het planvormingsproces voor het binnendijkse deel van Almere Pampus (inclusief kustzone). Tevens wordt er gewerkt aan Overgooi. Voor Almere Hout is er in het structuurplan in de periode tot 2010 een rol weggelegd in het kader van de kwaliteitsverbetering van de stad als geheel. De ontwikkeling van het westelijke deel van Almere Hout wordt hierbij voor de periode tot 2010 opgevoerd in het kader van de extra opgaven om in Almere meer verscheidenheid in woon- en werkmilieus te bewerkstelligen. Hier komen, naast suburbane wijken, zogenaamde woon- werklandschappen.

Voor het plangebied zijn de volgende opgaven van belang:

opgave 5 Verdere uitbreiding en verdieping voorzieningenaanbod

Voor de verdeling van de voorzieningen over Almere geldt een mix tussen de ‘traditionele’ hiërarchische centra (stadscentrum, stadsdeelcentra en wijkcentra) en meer thematische centra, die zich op
diverse goed ontsloten plekken in de stad bevinden. Het gaat daarbij niet alleen om een thematische inkleuring van het stadscentrum en de stadsdeelcentra, maar ook om toeristisch-recreatieve concentratiepunten binnen het groenblauwe raamwerk. Almere Stad moet zich ontwikkelen tot het centrale stadshart met stedelijke allure, in Almere Poort zet sport en leisure de toon, in Almere Buiten bevindt zich het themacentrum Doemere (doe-hetzelf, wonen en vrije tijd) en in Almere Haven is een ontwikkeling ingezet als nautisch centrum in combinatie met kleinschalige kunst en cultuur.Voorbeelden van toeristisch-recreatieve concentratiepunten zijn de waterfronten in Almere Poort en Almere Haven, De Kemphaan en Zuidoever Weerwater.

Binnen de bestemmingen Centrum-1 en Centrum-2 zijn diverse functies toegestaan. Dit komt ten goede aan de mogelijkheid tot verbetering en verdieping van het voorzieningenaanbod.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het structuurplan.

Concept structuurvisie Almere 2.0 (2010)

De Concept Structuurvisie Almere 2.0 is vastgesteld als richtinggevend integraal beleidskader (ecologie, sociaal, economie, ruimtelijk) voor de uitwerking van het Integraal Afspraken Kader (IAK), waarbij de belangrijkste richtinggevende inhoudelijke kaders betreffen:De Concept Structuurvisie Almere 2.0 is vastgesteld als richtinggevend integraal beleidskader (ecologie, sociaal, economie, ruimtelijk) voor de uitwerking van het Integraal Afspraken Kader (IAK), waarbij de belangrijkste richtinggevende inhoudelijke kaders betreffen:

  • 1. Almere benut en versterkt de oorspronkelijke suburbane meerkernige opzet van Almere
  • 2. De groenblauwe structuur is de drager van de huidige stad en de toekomstige ontwikkelingen
  • 3. Almere verkleurt van gezinsstad naar een diverse samenleving
  • 4. In Almere ontwikkelt een sterke en gedifferentieerde economie
  • 5. De primaire westelijke groei van Almere versterkt de Noordelijke Randstad met de IJmeerlijn als nieuwe drager van de metropoolvorming
  • 6. De grootschalige gebiedsontwikkelingen vinden plaats langs de schaalsprongas met dicht stedelijke ontwikkelingen aan de westzijde (Almere Pampus, eventueel Almere IJland), een nieuwe centrumontwikkeling (Almere Centrum Weerwater) en ruimte voor organische groei aan de oostkant (Almere Oosterwold)
  • 7. Almere loopt voorop bij innovaties op het gebied van duurzame gebiedsontwikkeling

De omvang van de schaalsprong biedt kansen om tot fundamentele systeemkeuzes bij de opzet van een stad te komen, namelijk systemen voor energie, mobiliteit, water en grondstoffen. Almere moet de (inter)nationale duurzame stad van de 21e eeuw worden.


Het structuurplan `Almere 2010´ wordt vooralsnog gehandhaafd als ruimtelijke ordeningskader.


Het bestemmingsplan voorziet in regels, die de verbetering en uitbreiding van bestaande woningen, voorzieningen en bedrijven mogelijk maakt. Hiermee draagt het plan bij aan de versterking van de bestaande stad en een sterkere economie.

Woonvisie Almere 2.0 op weg naar 2030 (2009)

Deze visie geeft het beleid van de gemeente ten aanzien van het wonen weer. De Woonvisie zet in op vijf ambities:

  • 1. Almere wordt de proeftuin van cradle-to-cradle bouwen: duurzaamheid wordt (nog meer dan voorheen) een leidend principe bij de ontwikkeling en het beheer van de bestaande en de nieuwe stad. Het blauwgroene casco blijft een sturend element.
  • 2. Almere wordt een gedifferentieerde stad: door toe- en invoeging van nieuwe woon- en werkmilieus wordt Almere een complete stad en wordt aantrekkelijk voor 'nieuwe' doelgroepen (bijvoorbeeld studenten, creatievelingen en startende ondernemers). Hierbij denken we onder meer aan woonmilieus 'centrum-stedelijk', 'centrumrand', 'villawijk' en 'landelijk'. Het woningbouwprogramma is gedifferentieerd naar prijs, type en eigendomsverhoudingen. Bovenstaande geldt voor de nieuwe en bestaande stadsdelen. Differentiatie in bestaande stadsdelen heeft tot doel het doorbreken van de eenzijdigheid, het versterken van de concurrentiekracht en het faciliteren van wooncarrières.
  • 3. Wonen is betaalbaar en toegankelijk voor iedereen: Almere blijft functioneren als een emancipatiemachine en biedt dus voldoende betaalbare woningen (koop en huur) aan, goed verspreid over de verschillende stadsdelen. Uitgangspunt is een kernvoorraad van 30% sociale woningbouw per stadsdeel. Van alle nieuwbouw is 35% sociaal, waarvan 25% huur en 10% koop. Deze sociale woningbouw moet ook duurzaam sociaal blijven (bijvoorbeeld door middel van erfpacht). Dit thema wordt nog nader uitgewerkt. Daarnaast is het nieuwe beleid dat elke wijk voor tenminste 35% uit sociale woningbouw moet bestaan. Hoe we hierbij een wijk moeten definiëren is nog niet helemaal duidelijk. Daarnaast moet elke wijk bestaan uit tenminste 30% huurwoningen.
  • 4. Almere is een zorgzame en leefbare stad: mensen de mogelijkheid bieden om zo lang mogelijk zelfstandig te wonen (voldoende rolstoelgeschikte, aanpasbare en gelijkvloerse woningen). Als dat niet meer lukt, zorgen voor voldoende, op de behoefte toegesneden woonzorgvoorzieningen.
  • 5. De eindgebruiker staat centraal: mensen moeten directe zeggenschap krijgen over de bouw van hun eigen woning. Doelstelling is 30% van de woningbouw in de vorm van particulier opdrachtgeverschap. Daarnaast moeten bewoners meer te zeggen krijgen over de woonomgeving. De gemeente Almere wil corporaties en beleggers nog meer bij de stad betrekken (zowel fysiek, sociaal-maatschappelijk als economisch).

De geformuleerde ambities kunnen in principe in de bestaande bestemmingen en binnen de planregels worden gerealiseerd.

Programmaplan Wijkgericht Werken 2015-2019 (2015)

Om de attractiviteit van het stadsdeelcentrum te versterken zal in het bijzonder ingezet worden op het versterken van beleving en ontmoeting, het versterken van het organiserend vermogen (waaronder centrummanagement), de herontwikkeling van Doemere, het afronden van het Masterplan Centrum
Almere Buiten en het aanpakken van de Hoofdstedenbuurt (met bijzondere aandacht voor veiligheid en het stimuleren van initiatieven).

Ruimtelijke ontwikkeling en vastgoedontwikkeling
• Twee van de niet ontwikkelde winkelpanden (in bouwtermen blokken 5 en 9) liggen in het beoogde leisurehart van het stadsdeelcentrum aan het Baltimoreplein. Doel is om hier verblijfskwaliteit te realiseren en te starten met een (tijdelijke) ontmoetingskas (2015-2016).
• Het economisch profiel van het stadsdeelcentrum versterken, keuzes durven maken bij uitbreidings- en tijdelijke vestigingsvragen (2015-2018).
• Door stagnerende ontwikkelingen is het winkelgebied vanaf de Evenaar niet zichtbaar. Realisatie van groene entrees en groen vanuit de aanrijdroutes als ook in de profilering van winkelgebied Buiten Thuis (2016).
• Ruimte voor her- of doorontwikkeling Doemere en benutten experimenteerstatus. Hierin is tempo afhankelijk van de keuzes van de eigenaar (2015-2018).


Sociaal Domein
• Groot onderhoud van de Hoofdstedenbuurt biedt kansen voor initiatieven van bewoners. Bewoners stimuleren tot deelname aan activiteiten in het winkelcentrum (2015-2016).


Beheer
• De beheercomponent voor de definitieve (en tijdelijke) inrichting van Centrum Buiten is in de afronding van het masterplan nog onderbelicht. Dit heeft financiële consequenties die verder moeten worden uitgezocht. Interne afstemming en afspraken maken met partners over het beheer (2015-2018).
• Parkeergarages zijn belangrijke toegangspoorten tot Almere Buiten centrum, Buiten Thuis zichtbaar maken in de garages (2015-2018).
• De weekmarkt heeft het moeilijk in Centrum Buiten en conflicteert op het Globeplein met gewenste terrassen. Toekomstvisie op de markt ontwikkelen samen met de marktcommissie (2015-2016).
• Introduceren van speelelement(en) en versterken van groenbeleving op de pleinen (2015-2018).
• Met groot onderhoud de verbinding van het centrum met de woonwijken versterken. Aandacht voor achterkanten winkels en looproutes (2015-2016).


Samenwerking
• Vergroten van organiserend vermogen van VABC en gemeente waaronder het centrummanagement. De vereniging Almere Buiten Centrum, die bestaat uit winkeliers van Buitenmere, ondernemers van Doemere en commerciële eigenaren is in oprichting (2015-2018).
• Benutten van Dreamteam en redactie Buiten Thuis als klankbord en (pro) motor voor ontwikkelingen in het Centrum (2015-2018).
• Ondernemers werken met de politie en Kabinet van de gemeente aan het Keurmerk Veilig Ondernemen (3e ster) en zetten samen met horeca ondernemers het Keurmerk Veilig Uitgaan op (2015-2018).

De geformuleerde ambities kunnen in principe in de bestaande bestemmingen en binnen de planregels worden gerealiseerd.

Welstandsnota Almere   (2015)

In de nieuwe Welstandsnota (geldend vanaf maart 2015) maakt Almere een radicale ommezwaai in het tot nu gevoerde welstandsbeleid. Was eerst vrijwel geheel Almere gebonden aan welstandsregels, nu is het
uitgangspunt gekozen dat nieuwe en bestaande woongebieden en bedrijventerreinen in principe welstandsvrij zijn. De kwaliteit van bebouwing is bij de bewoners in goede handen en het stadsbeeld van
Almere kan daarmee levendiger en verrassender worden. Overigens blijft Almere sturen op kwaliteit en
actief blijven om een aantrekkelijk en eigen stadsbeeld te ontwikkelen. Instrumenten daarvoor zijn de
kwaliteitsteams die planontwikkelingen begeleiden of afspraken met corporaties en ontwikkelende partijen.

De welstandstoets blijft voor sommige gebieden en thema's gehandhaafd: groenblauwe raamwerk,
(bebouwing langs) hoofdinfrastructuur, centrumgebieden, bijzondere gebieden en reclame.

Almere Buiten centrum (start bouw in 1983) maakt een eerste revitalisatie door, waarbij het centrum
wordt uitgebreid met woningen, winkels en voorzieningen. Het naastgelegen DoeMere wordt bij het
winkelgebied betrokken. Thema van dit centrum is Extra Vert. De grote daken van de winkels en de
voorzieningen worden beplant. Wandelend publiek ziet dat er planten, struiken en bomen op de
daken groeien. Het aanzicht vanuit de trein is met dit thema vernieuwend.

Voor het plangebied betekent dit dat bouwwerken en gebouwen voldoen aan redelijke eisen van welstand indien:

  • plaatsing en uiterlijk is afgestemd op het bestaande beeld in de directe omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan. Dat heeft betrekking op zowel de architectonische kenmerken (maat, schaal, kleur en materiaalgebruik) als op de openbare omgeving van wegen, groen en water;
  • prake is van een (nieuwe) evenwichtige hoofdvorm en samenhang met de (bestaande) detaillering, kleur-en materiaalgebruik dan wel daar een helder contrast mee vormen;
  • het representatieve deel zich keert naar de weg/ openbare ruimte, en de zijgevel, indien zichtbaar vanuit de openbare ruimte wordt behandeld als representatieve gevel;
  • aan- en uitbouwen en overkappingen en bijgebouwen in de directe nabijheid van het hoofdgebouw in vormgeving en materialisering afgestemd zijn op het hoofdgebouw;
  • rekening is gehouden met het zicht vanuit de bovengelegen verdiepingen;
  • platte daken krijgen bij voorkeur een inrichting met vegetatie.


Voor Almere Buiten geldt bovendien dat:

  • torens en accenten een alzijdige en markante uitstraling krijgen / behouden;
  • toegangen van garages bij voorkeur in de bebouwing worden opgenomen;
  • garages een goede daglichttoetreding dienen te hebben.

Voor reclame gelden de volgende voorwaarden:

Algemeen reclame:

  • voor zover niet geplaatst in de openbare ruimte, is object en activiteit gebonden;
  • reclame in of aan een daartoe specifiek in het ontwerp van een
    bouwwerk aangebrachte voorziening is toegestaan.

Reclames voldoen aan redelijke eisen van welstand indien:

  • reclame object- en activiteitgebonden is;
  • het gevelontwerp, het stedenbouwkundig of landschappelijk ontwerp uitgangspunt is voor de afmeting en plaatsing van reclameobjecten;
  • specifieke in het ontwerp aangebrachte voorzieningen worden benut;
  • vrijstaande reclameobjecten voldoende vrij in de ruimte staan;
  • reclameobjecten binnen de contour per pand of bouwwerk verzelfstandigd zijn;
  • reclameobjecten elkaar niet visueel beconcurreren;
  • verlichte reclame in harmonie met de omgeving is;
  • de reclameboodschap belangrijker is dan de drager.

Het bestemmingsplan voldoet aan de welstandsnota.

Beleidsnota kleine bouw 2008 (2009 & 2010)

In deze nota worden kaders benoemd voor de uitbreiding van woningen, het gebruik van woningen voor beroepen en bedrijven aan huis, bouwwerken nabij woningen en bedrijven, de oprichting van antennemasten e.d. Als een bouwplan aan de voorwaarden uit de nota voldoet, dan wordt medewerking verleend aan een bouwaanvraag, ook als deze niet past in het bestemmingsplan. Voor nieuwe bestemmingsplannen is het uitgangspunt dat de regeling uit de Nota hierin wordt overgenomen. Deze kaders scheppen duidelijkheid voor inwoners en bedrijven.

Samengevat regelt de nota de volgende bouw- en gebruiksmogelijkheden:

  • a. uitbreiding van of een bijgebouw bij woongebouwen;
  • b. uitbreiding van of een bijgebouw bij niet-woongebouwen (bijvoorbeeld winkels, scholen, bedrijfsgebouwen);
  • c. realiseren van gebouwen voor openbaar nut, openbaar vervoer of wegverkeer;
  • d. oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde (bijvoorbeeld schuttingen, kunstobjecten, overkappingen);
  • e. realiseren van een kas of bedrijfsgebouw van lichte constructie;
  • f. regeling met betrekking tot aan-huis-gebonden beroepen of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in huis;
  • g. oprichten van antenne-installaties.

Voor dit plangebied betekent dit dat de uitgangspunten van de nota zijn verwerkt in de regels en op de verbeelding.

Beleidslijn tuinvergrotingen 2012 (2013)

Daar waar mogelijk zal tegemoet worden gekomen aan de wensen van bewoners om (kleine stukjes) gemeentegrond grenzend aan tuinen te verkopen aan de eigenaren van de tuinen. Anderzijds moeten stukken grond die ten onrechte door bewoners in gebruik zijn genomen, weer in gebruik komen als gemeentegrond. Het gaat hierbij immers om publiekbezit, dat de gemeenschap toekomt.

Er worden twee aanpakken gehanteerd: de projectmatige en de niet projectmatige aanpak.

Bij de projectmatige aanpak neemt de gemeente het initiatief om voor een hele wijk of buurt de mogelijkheden voor tuinvergrotingen te onderzoeken. Dit gaat vrijwel altijd in combinatie met een (groot)onderhoudsproject in hetzelfde gebied.De niet projectmatige aanpak wordt toegepast als een bewoner of een groep bewoners een verzoek tot tuinvergroting indient en er niet binnen een jaar gestart gaat worden met het voorbereiden van een projectmatige aanpak in hetzelfde gebied.

Uitgangspunt bij beide aanpakken is het uitgeven van gronden daar waar dit mogelijk is zonder het algemeen belang aan te tasten. Onder het algemeen belang worden in ieder geval de volgende zaken verstaan:

  • 1. (geplande)projecten/reserveringen waarvoor de gronden nodig zijn;
  • 2. Weigering van eigenaren van kabels of leidingen om in te stemmen met verkoop gecombineerd met het vestigen van zakelijk recht (recht van de eigenaar van kabel of leiding om te allen tijde bij de leiding te kunnen);
  • 3. Ontstaan van problemen voor het (gemeentelijk) onderhoud ten gevolge van de uitgifte;
  • 4. Veiligheid (vooral verkeersveiligheid en sociale veiligheid);
  • 5. Voorkomen van aantasting van ruimtelijke kwaliteit (groene kwaliteit en samenhang van de wijk).

In het plangebied is momenteel geen projectmatige aanpak gepland. Ook zijn geen tuinvergrotingen bekend, zodat deze ook niet zijn meegenomen in dit plan. Toekomstige gronduitgiften ten behoeve van tuinvergrotingen kunnen via een wijzigingsbevoegdheid worden uitgevoerd.

Aanwijzing en nadere regels ligplaatsen van vaartuigen in de gemeente Almere (2013)

De regels in de Aanwijzing en nadere regels ligplaatsen van vaartuigen zorgen ervoor dat de watergangen in de stad op een verantwoorde manier gebruikt kunnen blijven worden. In artikel 5:19, eerste lid, van de Algemene plaatselijke verordening 2011 is een verbod opgenomen om met een vaartuig in openbaar water een ligplaats in te nemen, een ligplaats te hebben dan wel beschikbaar te stellen. In de aanwijzing en nadere regels ligplaatsen is geregeld dat dit verbod niet van toepassing is op de aangewezen gedeelten van het openbaar water die als ligplaatsen woonschepen zijn aangegeven op kaart die bij de aanwijzing hoort. Op de kaart bij de aanwijzing zijn ook vaste ligplaatsen, afmeeroevers, passantenligplaatsen, wachtplaatsen, particulier water en particuliere oevers aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP3AD01-vg01_0014.png"

Binnen het plangebied zijn afmeerplaatsen aangewezen (met groen aangegeven op de kaart). In de bestemming 'Water' is dit in de bestemmingsomschrijving opgenomen, waardoor het gebruik als afmeeroever op grond van het bestemmingsplan is toegestaan. In het plangebied zijn geen ligplaatsen voor woonschepen aangewezen. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het doel van de aanwijzing en nadere regels.

Prostitutiebeleid Almere (2000)

Het beleid is gericht op concentratie van bepaalde vormen van seksinrichtingen (in het uitgaanscentrum met bepaalde dominante functies zoals horeca en uitgaan, waar ruime mogelijkheden zijn m.b.t. sluitingstijden).

In de Nota Prostitutiebeleid wordt vestiging van een bedrijf in een woonwijk ontoelaatbaar geacht. Daarnaast wordt het buitengebied uitgesloten omdat dit óf een blijvend recreatiegebied óf een toekomstig woongebied is.

Er wordt afgezien van de aanwezigheid van raamprostitutie en straatprostitutie in Almere. Uitgangspunt is dat er enige concentratie is in de stadskernen van Almere-Stad, Almere-Haven en Almere-Buiten van de zichtbare prostitutie (seksclub, sekstheater, seksbioscoop, seksautomatenhal, erotheek en sekswinkel). Het vestigingsbeleid gaat uit van maximaal vijf seksclubs, maximaal vijf erotische massagesalons, maximaal vijf privé-huizen, maximaal vijf bedrijven in de seksbranche waar geen seksuele handelingen plaatsvinden, en maximaal drie parenclubs in de gemeente Almere. Deze kunnen verdeeld worden over de centrumgebieden van de stadskernen van Almere-Stad, Almere-Haven en Almere-Buiten. De mogelijkheid bestaat dat steeds één van de vijf bedrijven zich kan vestigen op een bedrijventerrein. Vestiging op een bedrijventerrein is gebonden aan extra voorwaarden.

In het plangebied is geen zichtbare prostitutie. Thuisprostitutie als beroep-aan-huis is niet toegestaan.

Coffeeshopbeleid gemeente Almere 2013 (2012)

Het Coffeeshopbeleid gemeente Almere 2013 bevat de uitgangspunten en criteria die worden gehanteerd bij de behandeling van de (aanvragen voor) vestiging van koffieshops in Almere.

Binnen de gemeente Almere worden maximaal vier gedoogbeschikkingen afgegeven voor het exploiteren van een coffeeshop. Voor de stadskern Almere Stad maximaal twee, voor de stadskern Almere Haven maximaal één en voor de stadskern Almere Buiten maximaal één. Als dit maximum van vier is bereikt worden verdere aanvragen op grond daarvan afgewezen.

Een coffeeshop kan slechts gevestigd worden op een locatie met een horecabestemming. Een coffeeshop valt onder Categorie 4 “ lichte horeca”. Vestigingscriteria ten aanzien van de locatie zijn onder andere:

  • geen vestiging van coffeeshops in woonwijken;
  • situering ten opzichte van scholen: de loopafstand dient minimaal 350 meter te zijn tussen een school (basis- en voortgezet onderwijs) en een coffeeshop (uitgezonderd Festivalplein)
  • dusdanig gesitueerd dat maatschappelijke controle en controle door controlerende instanties mogelijk is;
  • vestiging aan de rand van bedrijventerreinen is toegestaan, tenzij geen controle mogelijk is;
  • vestiging in het centrum is toegestaan.

Binnen de gemeente Almere worden maximaal vier gedoogbeschikkingen afgegeven voor het exploiteren van een coffeeshop. Voor de stadskern Almere Stad maximaal twee, voor de stadskern Almere Haven maximaal één en voor de stadskern Almere Buiten maximaal één. Als dit maximum van vier is bereikt worden verdere aanvragen op grond daarvan afgewezen.

Voor Almere Buiten is nog geen gedoogbeschikking afgegeven. Een coffeeshop kan slechts gevestigd worden op een locatie met een horecabestemming. Voor het afgeven van een gedoogbeschikking wordt getoetst aan de vestigingscriteria.

Programmaplan Energie Werkt! (2015)

Almere heeft de ambitie om in 2022 energieneutraal te zijn (exclusief mobiliteit). Om dit te bereiken is het noodzakelijk om focus te brengen in de vereiste gezamenlijke inspanning met, door en voor de stad, om een versnelling in hernieuwbare energievoorziening te realiseren. Dit is aanleiding geweest om te komen tot (en tevens het doel van) het Programmaplan Energie Werkt! Het programmaplan richt zich op de periode 2015 - 2018.


Het programma bevat een werkwijze langs 5 inhoudelijke werklijnen:


Werklijn 1 Zon

In deze werklijn wordt langs vier speerpunten ingezet op het vergroten van hernieuwbare (elektrische) energieopwekking uit zon. Het stimuleren van extra panelen op particuliere daken en daken van gemeentelijk vastgoed, scholen en verenigingen wordt in deze werklijn vormgegeven. Ook wordt gekeken hoe we grootschalige panelen kunnen realiseren op huurwoningen en wordt onderzocht hoe en waar zonnevelden op (braakliggende) gronden kunnen ontstaan.


Werklijn 2 Warmte

Deze werklijn legt de focus op het verduurzamen van het bestaande warmtenet en het aanleggen en voeden van eventuele nieuwe warmtevoorziening op hernieuwbare energiebronnen. Voor het bestaande net wordt in het programma een beeld gegeven van de mogelijke opties om het net te verduurzamen en welke investeringen daarbij horen. Er wordt verkend of en hoe met partner Nuon samengewerkt gaat worden. Het bespreken van de hoogte en differentiatie in aansluittarieven maakt deel uit van deze verkenning. Voor nieuwe gebieden wordt ingezet op innovatieve technieken.


Werklijn 3 Wind
Windenergie kan zowel binnen als buiten Almere opgewekt worden. De keuze in deze werklijn is dat Almere binnen de gemeentegrenzen initiatieven faciliteert als bewoners en/of bederijven daarom vragen. Binnen deze werklijn zijn hiervoor strikte criteria opgesteld en worden initiatieven daarin begeleid. Voor investeringen in windenergie buiten Almere wordt verkend hoe op passende wijze aangesloten kan worden op lopende ontwikkelingen binnen de Provincie Flevoland.


Werklijn 4 Scholen en verenigingen

In deze werklijn worden Almeerse scholen en verenigingen aangezet tot het nemen van duurzame energiemaatregelen en worden deze brandpunten in de Almeerse wijken en buurten benut om de ambitie energieneutraal in 2022 onder de aandacht te brengen en zichtbaar vorm te geven. Door inzicht te verschaffen in mogelijke maatregelen en daarbij financieringsarrangementen aan te bieden wil deze werklijn in deze doelgroep hernieuwbare energie als standaard neerzetten.


Werklijn 5 Bewoners en bedrijven

Bewoners worden vanuit deze werklijn ondersteund om stappen te (blijven) zetten naar energieneutraal Almere. Via diverse stimuleringsmaatregelen wordt hierop ingezet. Door inzicht en advies te verschaffen maar ook financieringsmogelijkheden te geven draagt deze werklijn binnen deze doelgroep bij aan een versnelling in de duurzame energietransitie. Voor bedrijven wordt ingezet op meer inzicht in rendabele investeringen en maatregelen die samenhangen met energiebesparing en hernieuwbare energieopwekking.

Binnen het plangebied zijn zonnepanelen, zonnecollectoren en kleine windmolens op of aan gebouwen (met omgevingsvergunning) mogelijk.

3.2 Werk in de stad

Gemeentelijke visie Werklocaties (2016)

De Gemeentelijke Visie op Werklocaties (= GVW) vormt het beleidskader voor het vestigen van economische activiteiten. De dynamiek in de huisvesting van economische activiteiten is groot en de GVW geeft de kaders om te bepalen waar initiatieven kunnen komen en welke ruimtelijke randvoorwaarden daarbij gelden. Uitgangspunt is dat overal in Almere gewerkt kan worden. Daarbij passen een optimale flexibiliteit en functiemenging. De GVW bestaat uit ee leidraad en kaartbeelden, de Vestigingsvisie Horeca Almere 2016 en het beleid voor Facilitypoints.
De leidraad geeft op hoofdlijnen aan welke soorten economische activiteiten zich in welk soort milieu kunnen vestigen en vormt de basis voor bestemmingsplannen. Doel is om initiatieven zorgvuldig in te kunnen passen. De leidraad geeft richting aan waar wat is toegestaan, maar sluit tegelijk ook niets uit, mits dit geen afbreuk doet aan het milieu dat op die plek van toepassing is. Niet alle aspecten lenen zich daarom voor inpassing in betemmingsplannen zondar dat er sprake is van concrete initiatieven. In individuele gevallen kan afgeweken worden van het beleid op basis van een goede ruimtelijke onderbouwing.
1. Centrummilieus: mix aan activiteiten met wonen in hoge dichtheid naast elkaar; alleen activiteiten in categorieën A, B of C: winkels, horeca, werken aan huis.
2. Woonmilieus: werken aan huis en kleinschalige, zelfstandige werkplekken in de wijken met beperkte effecten; indische buurt, Floriadegebied en Duin zijn woon-werkmilieus met mix van wonen en werken (en horeca) onder voorwaarden.
3. Werkmilieus: a. Binnenstedelijk: ruimte voor verkleuren naar diverse activiteiten; binnen de kom van woonbebouwing; qua schaal en maat aansluitend op woonomgeving; vanwege ligging tegen woonmilieus alleen categorieën A, B of C; kantoorhoudendheid tot max 50% per bedrijf en/of 1500 m2 zelfstandige kantoren per kavel met een maximum van 25% van het bebeouwd gebied per bedrijventerrein; voorzieningen mogen onder voorwaarden (goede ruimtelijke ordening); detailhandel niet met uitzondering van bestaande perifere en ondergeschikt; Naar aanleiding van concrete initiatieven kan wonen eventueel aan de randen van het terrein mits voldaan aan de goede ruimtelijke ordening. Horeca, anders dan ondergeschikt, kan eventueel ook naar aanleiding van concrete initiatieven worden toegestaan.
b. Regulier: geschikt voor grotere bedrijven (categorie 1 t/m 3.2); voorzieningen en horeca mogen onder voorwaarden (goede ruimtelijke ordening); detailhandel nee met uitzodering van bestaande perifere en ondergeschikt; geen wonen toegestaan.
c. Industrie: alleen op De Vaart; grootschalige en zware bedrijven (t/m categorie 5.3); mogelijkheden voor andere functies zijn beperkt; geen wonen toegestaan.
d. Kantoren: categorieën A, B of C; voorzieningen mogen; horeca en wonen mogen onder voorwaarden (goede ruimtelijk ordening); detailhandel mag alleen in Centrum Almere Stad.
e. Agrarisch: alleen op de Buitenvaart; voorzieningen, horeca (t/m horecacategorie 3) en detailhandel alleen ondergeschikt; wonen alleen in bedrijfswoning of plattelandswoning.
4. Groene milieus: recreëren is de hoofdfunctie; landschap geeft richting aan de vorm en type gebruik van nieuwe initiatieven zodat elke toevoeging het groene milieu versterkt; kleinschalige bedrijven, voorzieningen en horeca zijn mogelijk onder deze voorwaarden.


Naast de GWV en de bestemmingsplannen zijn er andere instrumenten van toepassing voor het zorgvuldig omgaan met de beschikbare ruimte: RRAAM 2013, de Ladder voor duurzame verstedelijking, stedelijk programma, regionale programma afspraken (metropoolregio Amsterdam), beheer bedrijventerreinen en aanpak leegstand/ taskforce wonen met welzijn en zorg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP3AD01-vg01_0015.png"


Voor het plangebied geldt dat het voornamelijk uit centrummilieu bestaat en daarnaast is er een woonmilieu.

Voor het woonmilieu (woonwijk) geldt dat aan-huis-verbonden beroepen of bedrijf zijn toegestaan. Daarvoor zijn in de regels voorwaarden opgenomen. In de woonwijk zijn twee bedrijfsruimten aanwezig die voor diverse functies gebruikt mogen worden, mits de effecten op de omliggende woningen beperkt zijn.

De centrummilieus zijn de centra van de stadsdelen. Deze centra vormen het visitekaartje van de stad en stadsdelen voor de bewoners, bezoekers en ondernemers. In de centra zijn allerlei soorten functies in een hoge dichtheid naast elkaar: wonen, werken, winkelen en recreëren. Deze functies zijn mogelijk gemaakt binnen de bestemmingen Centrum-1 (BuitenMere) en Centrum-2 (DoeMere) tot en met categorie B van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging. Aanpandig aan woningen is alleen categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging toegestaan.

Vestigingsvisie Horeca Almere (2016)

Uitgangspunt is om horeca te concentreren in centrummilieus, wijkcentra, het Floriadegebied en de Kustzone Poort/ Strand Duin en te mengen met andere activiteiten. In andere milieus is horeca alleen toegestaan, mits het inpasbaar is op basis van regelgeving en een goede ruimtelijke ordening.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP3AD01-vg01_0016.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP3AD01-vg01_0017.png"

* Afweging voor 1 categorie hoger is mogelijk (B is hoger dan A, C is hoger dan B)

** Categorie 1 is mogelijk en categorie 2-5 is toegestaan onder voorwaarden van de algemene uitgangspunten

*** De Vaart is geen zelfstandige horeca mogelijk, behalve in combinatie met een eventueel business facility point en Bolderweg 1-2.

**** Kantoorlocaties buiten de centrumgebieden

De Indische Buurt is in dit schema niet opgenomen omdat het een specifiek terrein betreft.

Afwijkende situaties:

  • Deventerpad, Centrum Almere Stad: alleen categorie A toegestaan, met uitzondering van de functie cafés en bars. Een café of bar wordt wel aanvaardbaar geacht voor de percelen Deventerpad 18, 24 en 26, mits kan worden voldaan aan het Activiteitenbesluit milieubeheer en het Bouwbesluit.
  • Brongouw 148, een bestaand café in de Gouwen, Almere Haven; 's-Hertogenboschplein 21 in Stedenwijk, Almere Stad + Hengelostraat 8a in Stedenwijk, Almere Stad: cat. 1-3 + 4 van de Staat van Horeca-activiteiten aanvaardbaar.

Centrum Almere Buiten is aangewezen als stadscentrum. Hier wordt voor horeca de functiemengingslijst toegepast. Voor BuitenMere is horeca tot en met categorie A van de functiemengingslijst toegestaan. Rondom het Baltimoreplein is ook horeca tot en met categorie B van de functiemengingslijst toegestaan. Een hotel of pension is uitgezonderd. Voor DoeMere zijn vijf horecalocaties mogelijk van maximaal categorie A van de functiemengingslijst.

Detailhandelsvisie Almere 2014

De Detailhandelsvisie Almere 2014 geeft in hoofdlijnen antwoord op de vraag hoe Almere in de komende jaren met detailhandel in de stad wil omgaan.

De belangrijkste uitgangspunten voor de detailhandelsstructuur zijn:

  • de fijnmazigheid van winkelvoorzieningen;
  • de positie van het stadscentrum als hét centrale (winkel)centrum van Almere;
  • ruimte bieden aan ondernemers;
  • e-commerce faciliteren.

Dit vindt zijn uitwerking in:

  • Concentratie van dagelijkse detailhandel in of aan buurt-, wijk- en stadsdeelcentra
  • Concentratie van niet-dagelijkse detailhandel in of aan stadsdeelcentra
  • Prioriteit voor kansrijke innoverende concepten
  • Verruimen van mogelijkheden voor kleinschalige detailhandel buiten de winkelgebieden
  • Vergroten van de verzorgingsfunctie en complementariteit van warenmarkten
  • Behouden van ruime mogelijkheden winkelopening
  • Handhaven van regels
  • Programmering gericht op kwaliteit
  • Uitvoeringsparagraaf 'samenwerking markt en overheid'

De detailhandelsvisie bevat een aantal relevante begripsbepalingen, waaronder PDV en GDV. Het (toelatings)kader bevat een verdere vertaling van het beleid:

Economische segmenten   Dagelijks   Niet dagelijks  
    Recreatief   Doelgericht (PDV)   E-commerce  
milieus en Locaties          
stadscentrum en stadsdeelcentra   ja   ja   ja*   ja  
wijk- en buurtcentra (incl. solitaire supermarkten)   ja, supermarkt van (elk) maximaal 1.500 m² w.v.o.*/**   ja   nee   Ja  
themacentra***   nee   ja, mits passend binnen het thema   ja, mits passend binnen het thema   ja  
woonwijken   ja, < 25 m² wvo*   ja, < 25 m² w.v.o.   nee   ja <25 m² wvo*  
binnenstedelijke, modern gemengde bedrijventerreinen   nee   nee, tenzij ondergeschikt maximaal 20% van het aantal m² b.v.o. met een maximum van 100 m² w.v.o.   uitsluitend in via bestemmingsplan aan te wijzen zones*   ja  
overige bedrijventerreinen   nee   nee   nee****   nee, muv logistieke terreinen  

* Mits wordt voldaan aan de randvoorwaarden met betrekking tot bereikbaarheid, parkeren, laden, lossen en milieu-eisen.

** In stadsdeel Haven maximaal 1.200 m² w.v.o.

*** Themacentra vallen onder het locatietype 'voorzieningenmilieu' uit de Gemeentelijke Visie op het Vestigingsbeleid (GVV, 2010) en de beleidsregel locatiebeleid 2011 van de provincie Flevoland.

**** met uitzondering van tuincentra op agrarische bedrijventerreinen

Voor Buitenmere zijn de kaders voor stadscentrum van toepassing. Op Doemere zijn de criteria voor themacentrum van toepassing. De kaders zijn verwerkt in de bestemmingen Centrum-1 en Centrum-2.

In een woning is maximaal 25 m2 verkoopvloeroppervlak aan detailhandel toegestaan. Dat is in dit bestemmingsplan geregeld in de regeling aan-huis-verbonden beroepen of bedrijfsmatige activiteiten. Ook webwinkels en internetwinkels zijn daarbij toegestaan, voor zover wordt voldaan aan randvoorwaarden met betrekking tot parkeren e.d. Deze eisen zijn opgenomen in de regeling aan-huis-verbonden beroepen of bedrijfsmatige activiteiten.

De uitgangspunten uit de detailhandelsvisie zijn vertaald in de regels van dit plan.

Afhaalpunten (2014)

De raad heeft op 6 maart 2014 ingestemd met de beleidskeuzes van de "Detailhandelsvisie Almere 2014". In het raadsvoorstel is aangekondigd dat op twee punten zou worden teruggekomen, namelijk afhaalpunten en kringloopwinkels.

Op basis van de Detailhandelsvisie Almere 2014 worden afhaalpunten bij voorkeur geïntegreerd in de bestaande winkelstructuur. Hoewel afhaalpunten in winkelgebieden kunnen worden opgezet, bestaat er behoefte om pure afhaalpunten ook buiten de winkelgebieden kansen te bieden.

Afhaalpunten worden in de Detailhandelsvisie Almere 2014 niet als detailhandel gezien, maar als een bedrijfsfunctie (logistiek). Een afhaalpunt wordt in de detailhandelsvisie daarom gedefinieerd als "een locatie waar de consument uitsluitend via internet bestelde goederen kan afhalen of retourneren, en waar uitsluitend logistiek en opslag van bestelde goederen gedurende een korte periode plaatsvindt en waarbij geen sprake is van uitstalling ten verkoop en/of overige activiteiten". Doordat pure afhaalpunten ook als een (logistiek) bedrijf gezien kunnen worden, dus niet als een winkelfunctie, ontstaat de mogelijkheid om deze te realiseren op locaties buiten de bestaande winkelstructuur. Afhaalpunten worden toegestaan op alle bedrijventerreinen. De bedrijventerreinen Buitenvaart (agrarisch) en De Vaart (industrieel) worden hiervan uitgesloten.

Voorwaarden voor vestiging van een puur afhaalpunt op bedrijventerreinen zijn:

  • voldoende parkeerplaatsen en ruimte voor laden, lossen en manoeuvreren dienen op eigen terrein te worden gerealiseerd;
  • de locatie van het afhaalpunt dient goed ontsloten te zijn: een directe en korte aansluiting op de hoofdwegenstructuur.

Een afhaalpunt is opgenomen in de bestemmingsomschrijving 'Centrum-1' en 'Centrum-2'. Het bestemmingsplan voldoet aan het bovenstaande beleid.


Kringloopwinkels (2014)

De raad heeft op 6 maart 2014 ingestemd met de beleidskeuzes van de "Detailhandelsvisie Almere 2014". In het raadsvoorstel is aangekondigd dat op twee punten zou worden teruggekomen, namelijk afhaalpunten en kringloopwinkels.

Volgens de Detailhandelsvisie is detailhandel toegestaan op locaties met een detailhandelsbestemming. Kringloopwinkels vestigen zich in de praktijk echter eerder op bedrijventerreinen vanwege het volumineuze karakter en de relatief lagere huurprijs dan in winkelcentra. Er zijn in Almere drie kringloopwinkels gevestigd: op De Steiger, op Markerkant en op Frezersplaats. De kringloopwinkel op Poldervlak is begin 2014 afgebrand.

In vergelijking met de definitie zoals die is opgenomen in de Detailhandelsvisie Almere 2014 zijn de termen 'breed assortiment' en 'om niet' toegevoegd, mede om het verschil te benadrukken met een 'gewone' tweedehandswinkel.

Door de brede opzet van deze specifieke bedrijfstak is het wenselijk dat hiervoor ook ruimte wordt geboden buiten de winkelcentra.

De typen bedrijventerreinen waar kringloopwinkels zich kunnen vestigen worden beperkt tot die bedrijventerreinen die voor consumenten goed bereikbaar zijn en die relatief dicht bij een woonwijk liggen. Daarnaast komen die bedrijventerreinen in aanmerking waar de bedrijven qua aard van de bedrijfsactiviteiten niet onnodig belemmerd worden in hun bedrijfsvoering met de komst van een kringloopwinkel. Kringloopwinkels moeten geen negatieve ruimtelijke effecten veroorzaken op de bedrijfsomgeving waar deze gevestigd zijn. Daarom komen de binnenstedelijke en modern gemengde bedrijventerreinen (zoals in de GVV van 2010 genoemd) hier voor in aanmerking. De bedrijventerreinen Buitenvaart (agrarisch) en De Vaart (industrieel) en de bedrijventerreinen Stichtsekant, Hollandsekant en Sallandsekant (logistiek) komen hiervoor niet in aanmerking. Elke vestiging dient fysiek en verkeerskundig inpasbaar te zijn. Parkeren, laden, lossen en manoeuvreren dient op eigen terrein plaats te vinden.

Binnen de bestemming 'Centrum-1' is een kringloopwinkel toegestaan.

Nota 'Evenementen in Almere' (2011)

Deze nota heeft betrekking op het vergunningenbeleid voor evenementen in de openbare ruimte. Deze activiteiten vinden vooral plaats op 15 evenementenlocaties die in de nota zijn benoemd. De locaties zijn als evenementenlocatie benoemd in het bestemmingsplan, maar het gebruik van deze locaties wordt geregeld via het evenementenbeleid.

Bewoners ervaren de meeste overlast van geluiddragende evenementen. Daarom is in deze nota gekozen voor een systematiek die valt te kenmerken als: spreiding, normering en handhaving. De geluiddragende evenementen worden in tijd en plaats evenwichtig gespreid over de stad. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen evenementenlocaties en overige locaties. Het beleid voor evenementenlocaties is beschreven in een bijlage van de nota. Voor de overige locaties geldt: maximaal twee geluiddragende eendaagse evenementen per locatie per jaar.

Het plangebied kent twee terreinen waar regelmatig evenementen worden gehouden dit zijn Globeplein en evenemententerrein Buiten. Op basis van het evenementenbeleid gelden de volgende voorwaarden: afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP3AD01-vg01_0018.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP3AD01-vg01_0019.jpg"

Deze voorwaarden zijn overgenomen in de regel Verkeer - Verblijfsgebied.

Verordening op de speelautomaten en speelautomatenhallen (2003)

Op grond van deze verordening is het verboden om zonder vergunning van de burgemeester een speelautomatenhal te vestigen of te exploiteren. De raad heeft het maximum aantal toe te laten speelautomatenhallen per deel van de gemeente vastgesteld en deze aangegeven op de bij de verordening behorende kaarten.

De bestemming 'Centrum-1' staat één speelautomatenhal toe. Het bestemmingsplan voldoet aan het beleid.

Werken in de wijk (2005)

Het gemeentelijke beleid leidt primair tot meer flexibiliteit ten aanzien van het hebben van een bedrijf aan huis. Hierdoor worden gewenste en inpasbare initiatieven met betrekking tot de uitoefening van een bedrijf aan huis zo goed mogelijk geaccommodeerd.

Het uitgangspunt is dat het percentage bedrijfsruimte van aan huis gebonden beroepen voor heel Almere verhoogd is tot 50% van het oppervlak van een woning ('toegelaten bebouwing') onder meer onder de voorwaarde dat de woning bewoond wordt door diegene die er werkt.

Bij de planontwikkeling voor nieuwe uitleggebieden (bouwfronten) dient te worden uitgegaan van een indicatieve norm van 1 kleinschalige zelfstandige bedrijfsruimte op 50 woningen. In de uitleggebieden kunnen bepaalde straten die zich daarvoor lenen (stedenbouwkundig, functioneel en verkeerskundig), de plinten voor 100% omgezet worden van een woon- in een werkfunctie en vice versa. Daarnaast kan in de uitleggebieden, door bijvoorbeeld reserveruimten (maximaal 1 ha groot) op te nemen en/of bestemmingsplannen flexibeler te maken, bij een aantrekkende vraag adequaat ingesprongen worden met aanbod van extra bedrijfsruimte.

Bij herontwikkelingsgebieden kunnen 'kansenzones' worden aangewezen. In de zgn. 'kansenzones' kunnen in voorkomende gevallen woningen volledig omgezet worden tot bedrijfsruimten.

Voor het plangebied betekent dit dat 50% van het oppervlak van een woning gebruikt mag worden voor aan huis gebonden beroepen of bedrijfsmatige activiteiten aan huis. Dit beleid is vertaald in de regel voor Wonen en Centrum-1.

3.3 Groene stad

Waterplan Almere (2005)

Het Waterplan geeft aan welke rol het binnendijks water binnen de stad speelt en wat er nodig is om die rol te vervullen. Bij herstructurering van de bestaande stad of nieuwbouw, geeft de watervisie richting aan de omgang met water. Een belangrijk onderdeel van de watervisie is de waterfunctiekaart waarop drie functies zijn weergegeven: een natuurlijke, recreatieve of stedelijke functie. De functie bepaalt hoe het water moet worden ingericht, beheerd en onderhouden.

Gemeente en Waterschap dragen de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het water in de stad. Het waterplan biedt een kader voor deze samenwerking. Het waterplan is opgesteld om zowel de huidige knelpunten in het watersysteem op te lossen als te anticiperen op toekomstige veranderingen en kansen.

Voor het plangebied betekent dit dat in overleg met het Waterschap een watertoets is uitgevoerd.

Kleur aan Groen (2014)

De nota Kleur aan Groen geeft de spelregels voor een zorgvuldige inpassing van initiatieven binnen het groenblauwe raamwerk. Almere wil het unieke netwerk van natuur en landschap ook in de toekomst koesteren en behouden. De nota legt daarom de hoofdstructuur (het raamwerk) vast op kaart en beschrijft de betekenis ervan (de essentie). De essentie en de groene kwaliteit van de landschappen stellen voorwaarden aan alle ontwikkelingen in het raamwerk. Daarbij biedt Kleur aan Groen bewoners en ondernemers nadrukkelijk de ruimte om hun ideeën in het groen en blauw te realiseren. Op die manier kunnen zij de inrichting en gebruiksmogelijkheden versterken.

De basis van de nota is de kaart van het groenblauwe raamwerk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP3AD01-vg01_0020.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP3AD01-vg01_0021.jpg"

Op de kaart zijn landschapstypes aangegeven. Zij laten zien dat er verschillende landschappen zijn met elk hun eigen ruimtelijke karakteristieken en kenmerkend gebruik. Er wordt onderscheid gemaakt in: bos, moeras, park, voorzieningenpark, water en identiteitsdragers.

Om te kunnen beoordelen of een initiatief een verbetering voor (het gebruik van) het groenblauwe raamwerk oplevert, zijn de kwaliteiten van het raamwerk samengevat in 'de essentie'. Initiatieven zijn uitsluitend mogelijk als ze recht doen aan de essentie. Zo wordt bepaald of het raamwerk de beste plek is voor het initiatief, of dat het beter past op een bedrijventerrein of een centrumlocatie.

De volgende essenties zijn opgenomen in de Nota Kleur aan Groen:

Het groenblauwe raamwerk:

  • 1. heeft een waarde op zichzelf;
  • 2. is voor de stad en haar bewoners;
  • 3. is het fundament van de groene stad Almere;
  • 4. is verbonden met de stad;
  • 5. geeft Almere identiteit.

In aanvulling op de essentie gelden ontwikkelprincipes. Ze geven de condities voor een zorgvuldige inpassing en het bereiken van een optimale kwaliteitsbijdrage aan het groen en blauw.

Deze ontwikkelprincipes zijn:

  • 1. De groengebieden en het water vormen een samenhangend geheel;
  • 2. Het initiatief versterkt de identiteit van het gebied;
  • 3. Het initiatief is verbonden met het gebied;
  • 4. Het initiatief draagt blijvend bij aan het beheer van het gebied. De kwaliteit van het groen staat hierbij centraal, niet de financiering ervan.
  • 5. Er geldt terughoudendheid bij het bouwen in het groen, waarbij ingrepen gericht zijn op de versterking van de kwaliteit van het groenblauwe raamwerk.Voor bebouwing geldt een extra kwaliteitstoets, op basis van de nota kleur aan groen.
  • 6. Het college informeert de raad vooraf per raadsbrief over initiatieven die daadwerkelijk in aanmerking komen voor realisatie, indien deze afwijken van de bepalingen in de nota Kleur aan Groen. Hierbij schetst het college waarom afwijken van de nota meerwaarde heeft.

Door deze spelregels verschuift de aandacht. De functie op zich is niet doorslaggevend. Het gaat om de kwaliteit die een initiatief op een specifieke plek kan toevoegen.

De Nota Kleur aan Groen is binnen het plangebied van dit bestemmingsplan van toepassing op de groene randgebieden van het plangebied. Deze hebben in dit bestemmingsplan de bestemming 'Groen' gekregen.

Eventuele initiatieven die niet passen binnen de bestemming 'Groen' worden beoordeeld aan de hand van de essentie en de ontwikkelprincipes van de nota Kleur aan Groen. Wanneer het initiatief op basis daarvan goed inpasbaar blijkt, kan worden besloten van het bestemmingsplan af te wijken, dan wel het bestemmingsplan (op onderdelen) te herzien. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de nota.


Ecologisch Masterplan (2005)

In het Ecologisch Masterplan is het beleid opgenomen gericht op de natuur in Almere. In het Masterplan zijn de volgende uitgangspunten benoemd.

  • a. De aan water en moeras gebonden natuur wordt in oppervlak vergroot en in kwaliteit versterkt.
  • b. De kwaliteit van het bestaande blauw en groen wordt beter afgestemd op de ontwikkelingen van de stad en de wensen van haar bewoners. Voor toekomstige uitbreidingsgebieden wordt de blauwgroene ontwikkeling tijdig en gelijkwaardig aan nieuwe rode ontwikkelingen gekoppeld.
  • c. Het groen-blauwe casco wordt aangevuld met de drie ontbrekende schakels (ecologische slagaders).
  • d. De brongebieden voor de natuur in de stad worden kwalitatief versterkt en planologisch veilig gesteld. Een brongebied is een gebied van waaruit soorten naast gelegen gebieden bevolken; bijv. de Lepelaarplassen zijn brongebied van vele rietvogels voor de grachten en parken van de stad).
  • e. Op het niveau van de stadsdelen wordt een raamwerk aan leefgebieden gerealiseerd.
  • f. Door in te zetten op het omvormen van regulier beheer naar gedifferentieerd beheer wordt de natuurkwaliteit van het openbaar groen vergroot.
  • g. Initiatieven van bewoners om mee te doen aan het beheer van de directe woonomgeving, worden gefaciliteerd en gestimuleerd.
  • h. De betrokkenheid van alle leeftijdsgroepen bij de natuur van Almere wordt bevorderd.


Het beleid van het Ecologisch Masterplan wordt op integrale wijze benaderd, d.w.z. met oog voor landschappelijke, recreatieve en ruimtelijke ontwikkelingen. Het masterplan betreft de 2e fase in het beleidsproces om te komen tot een sectorale visie op de natuur van Almere. Met het plan zijn de uitgangspunten door de raad vastgesteld die vervolgens richtinggevend zouden worden voor het op te stellen kaderplan. De uitvoering van deze derde fase heeft niet plaatsgevonden.


Het bestemmingsplan voldoet aan het beleid.

3.4 Veiligheid

Vuurwerknota 2005, Ruimtelijke implementatie Vuurwerkbesluit (2005)

Op 1 maart 2002 is het Vuurwerkbesluit in werking getreden, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk.

De regels hebben betrekking op vervoer, opslag, verkoop en gebruik van vuurwerk. De meeste regels zijn technisch van aard en komen in het vergunningverlenings- of meldingstraject tot uitvoering. Er worden ook regels gegeven die een ruimtelijke betekenis hebben. De ruimtelijke regels van het Vuurwerkbesluit dienen te worden vastgelegd c.q. in acht genomen in nieuwe bestemmingsplannen, herzieningen, wijzigingen en vrijstellingen.

Almere is niet aangewezen als opslaggebied voor professioneel vuurwerk. Het beleid geeft aan dat vuurwerkopslag en -verkoop kan plaats vinden in winkelcentra en op bedrijventerreinen. Verkoop en opslag geschiedt niet in woongebieden en kleine winkelcentra met woningen erboven.

Op basis van de vuurwernota is de verkoop en opslag van vuurwerk toegestaan binnen de bestemmingen 'Centrum-1'en 'Centrum-2'.

3.5 Sociale structuur, onderwijs en cultuur

Toekomstvisie vrije tijd “De (vrije) tijd van je leven!" (2008)

De Toekomstvisie Vrije tijd Almere geeft richting aan de ontwikkeling van een integraal vrijetijdsbeleid tot 2020, met doorkijkjes naar 2030. De twee elkaar versterkende hoofddoelen van de voorliggende visie zijn:

  • 1. het creëren van een hechte, leefbare samenleving;
  • 2. het versterken van de identiteit van de stad.

De gekozen koers laat zich vertalen in drie speerpunten:

  • 1. Het huis uit, de wijk in;
  • 2. Verbinden en versterken;
  • 3. Volwaardige stad in de regio.

Om een hechte samenleving te bereiken, dient zonder aarzelen te worden gekozen voor het niveau van de wijk en woonomgeving. Het bevorderen van contact en ontmoeting zal in Almere de belangrijkste opgave zijn. Het verfraaien, verbeteren en verlevendigen van die omgeving is daarvoor een middel. Als het gaat om de identiteit van de stad zijn de sleutelwoorden 'versterken' en 'verbinden'. Dit houdt in het aantrekkelijker maken van bestaande voorzieningen, stadsparken en natuurgebieden en het realiseren van een netwerk voor wandelen, fietsen, skeeleren en varen. Daarnaast is op enkele punten een versterking van de stedelijke infrastructuur gewenst. Daarbij kunnen de kwaliteiten die de stad heeft verder worden uitgebouwd en benut. Vanuit een aantal thema's wordt een bovenregionale profilering voorgesteld die Almere op de kaart kan zetten.

Voor het plangebied betekent dit het bestemmingsplan het mogelijk maakt dat bestaande voorzieningen en groengebieden worden verbeterd dan wel uitgebreid met bijvoorbeeld voor speel-en sportvoorzieningen.

Sportnota 2013-2016 (2013)

Deze nota geeft de speerpunten en doelstellingen voor het sportbeleid voor 2013-2016 weer. "Almere: sportieve stad!" is de hoofddoelstelling of missie van het Almeerse sportbeleid voor 2013-2016. Via zeven speerpunten en bijbehorende doelstellingen streeft Almere er naar om de hoofddoelstelling te realiseren. Deze speerpunten zijn:

1. Laagdrempelige sportmogelijkheden dichtbij huis.

Iedereen kan dichtbij huis in een veilige en plezierige omgeving sporten.

2. Integrale samenwerking sport en andere terreinen.

Een aantoonbare groeiende sport- en beweegdeelname in alle gebieden van Almere en onder alle bevolkingsgroepen van Almere.

3. Kwalitatief hoogwaardige sportaccommodaties.

Er is een voldoende en goed aanbod van sportaccommodaties dat voldoet aan de behoefte en omvang van de Almeerse bevolking.

4. Vitale sportverenigingen.

Versterking van de sportverenigingen in Almere zodat iedereen in Almere de mogelijkheid heeft om bij een vitale sportvereniging te sporten.

5. Talent.

Iedereen de mogelijheid bieden om het maximale uit zichzelf te halen.

6. Topsportaccommodaties.

Optimaal benutten van het Topsportcentrum Almere en de overige Almeerse topsportaccommodaties en kansrijke uitbreidingen van het aanbod faciliteren.

7. (Top)sportevenementen.

In Almere worden bij de stad passende aansprekende top- en breedtesportevenementen gehouden.

Voor het plangebied betekent dit door het bieden van de mogelijkheid van speel- en sportvoorzieningen in groengebieden er voor bewoners laagdrempelige mogelijkheden komen dichtbij huis waar allen gebruik van kunnen maken.

Inrichting schoolpleinen (1999)

Op 30 maart 1999 heeft het college van burgemeester en wethouders kennis genomen van de "Rapportage Werkgroep schoolpleinen". Mede op basis van deze rapportage heeft het college besloten dat schoolpleinen zowel een wijkvoorziening als een voorziening voor de school dienen te zijn. Tevens is een regeling getroffen met de schoolbesturen over de verdeling van de kosten voor aanleg en onderhoud van de schoolpleinen.


Voor het plangebied betekent dit dat schoolpleinen expliciet als "speelterrein" worden toegevoegd aan de bestemmingsomschrijving van de bestemming "Maatschappelijk".


Archeologie


Archeologienota (2016)

Almere voert een actief Archeologisch Monumentenzorg (AMZ) beleid, gericht op

  • Het veiligstellen van de meest waardevolle vindplaatsen in de gemeente;
  • Het zoveel mogelijk integreren van deze locaties in de diverse inrichtingsplannen;
  • Het kenbaar en herkenbaar maken van de bijzondere geschiedenis van Almere aan het publiek.


De hoofdlijnen van het beleid inzake de archeologische monumentenzorg in Almere staan beschreven in de Nota Archeologische Monumentenzorg 2016. Op 21 april 2016 heeft de raad de uitgangspunten van dit beleid vastgesteld, evenals de Archeologieverordening 2016 en de toelichting daarop. Dit beleid, de Archeologieverordening en toelichting zijn op 29 april 2016 in werking getreden. De Archeologische Beleidskaart Almere (ABA) is als onderdeel van de door de raad vastgestelde beleidsuitgangspunten gelijktijdig in werking getreden. Het beleid is een uitwerking van de Monumentenwet 1988.


Het beleid richt zich op het behoud van een representatief deel van behoudenswaardige vindplaatsen (scheepsresten en steentijdvindplaatsen). De vergunningsplichtige gebieden, behoudenswaardige vindplaatsen (waaronder wettelijk beschermde rijksmonumenten) en gebieden die zijn vrijgesteld van archeologische verplichtingen zijn op de ABA aangegeven. Om te zorgen dat het noodzakelijke onderzoek daadwerkelijk plaatsvindt worden daartoe aangewezen gebieden beschermd via het bestemmingsplan (zie paragraaf Waarde-Archeologie 1 t/m 6)


De onderzoeksplicht geldt alleen indien aan twee condities is voldaan: 1. De voorgenomen bouw- en aanlegactiviteiten komen niet in aanmerking voor een vrijstelling, en 2. De betreffende gronden zijn niet eerder bebouwd / overbouwd is geweest met bijvoorbeeld een weg of huizen. De inzet van beschikbare middelen richt zich op gebieden waarin zich representatief te achten prehistorische landschappelijke zones bevinden. De verwachting is dat dit doorgaans de hogere delen van het prehistorisch dekzandlandschap betreffen en oeverwallen die voorkomen binnen de Oude Getijdenafzettingen.


Voor ingrepen of wijzingen die niet in aanmerking komen voor een vrijstelling is een omgevingsvergunning vereist. Deze vergunning kan al dan niet tijdelijk en/of onder voorwaarden worden verleend. De vergunning moet geweigerd worden als de werkzaamheden de archeologische waarden aantasten of risico´s daarop kunnen opleveren.


Bij onderzoek kunnen behoudenswaardige archeologische vindplaatsen worden vastgesteld. De omgang met behoudenswaardige archeologische vindplaatsen is geregeld in de Archeologieverordening 2016 en behelst behoud in situ, door middel van inpassing, inrichting, monitoring en beheer.


Voor de inpassing van behoudenswaardige vindplaatsen geldt dat op het terrein geen andere inrichting is toegestaan dan die het behoud, beheer, onderzoek en beleefbaarheid ten dienste staat. Voor deze terreinen geldt dat er, in bepaalde gevallen, wel kleinschalige ingrepen kunnen worden toegestaan, zolang deze ingrepen recht doen aan de archeologische betekenis van het terrein en de archeologische waarden niet schaden.


Het is altijd mogelijk dat in de bodem niet ontdekte archeologische waarden bij toeval te voorschijn komen (de zogenaamde toevalsvondsten). In Almere zal het dan waarschijnlijk meestal gaan om scheepsresten of vliegtuigwrakken. Indien dergelijke resten buiten het kader van een officieel archeologisch (voor)onderzoek worden aangetroffen, geldt een meldingsplicht op grond van artikel 53 van de Monumentenwet 1988. De meldingsplicht geldt voor heel Almere, dus ook voor gebieden buiten de behoudenswaardige vindplaatsen, evenals in gebieden waar het archeologische vooronderzoek is afgerond.



Archeologieverordening (2016)

In de gemeentelijke Archeologieverordening is vastgelegd hoe het college omgaat met archeologisch waardevolle terreinen en voor welke terreinen een vergunningsplicht dan wel een vrijstelling hiervan geldt. Archeologisch waardevolle terreinen zijn gebieden waarbinnen op basis van onderzoek behoudenswaardige archeologische vindplaatsen vastgesteld zijn. Daar buiten liggen gebieden waarbinnen archeologische vindplaatsen worden verwacht maar nog niet zijn vastgesteld.


In de Archeologieverordening 2016 wordt onderscheid gemaakt tussen "Waarde-Archeologie 1 t/m 6". Deze waarden zijn gekoppeld aan gebieden op de Archeologische Beleidskaart Almere. Binnen deze gebieden wordt gewerkt met een vergunningsplicht met vrijstellingen. De vergunning kan al dan niet tijdelijk en/of onder voorwaarden verleend. De vergunning moet geweigerd worden indien het project/ de werkzaamheden de archeologische waarden aantast of risico's daarop kan opleveren. Het beleid heeft tot doel aangetroffen Steentijdvindplaatsen en scheepswrakken van voldoende kwaliteit te behouden in situ.


afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP3AD01-vg01_0022.jpg"

In de Archeologieverordening 2016 is dwingend opgenomen dat de gebieden op de Archeologische Beleidskaart Almere integraal in alle toekomstige ruimtelijke plannen en juridisch-planologische kaders moet worden overgenomen, met een met de verordening overeenkomende bescherming. In de regels voor bestemmingsplan is dit uitgewerkt in de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' en 'Waarde - Archeologie 4' voor de terreinen waar behoudenswaardige archeologische kunnen worden aangetroffen.

In het hele gebied met uitzondering van de al aangetroffen vindplaatsen geldt dat er toevalsvondsten gedaan kunnen worden. Deze moeten dan zo spoedig mogelijk worden gemeld waarna door het bevoegd gezag wordt besloten hoe verder.

Bijlage 4 Toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten Functiemenging

Inleiding

Voor functiemenggebieden geldt een specifieke Staat van Bedrijfsactiviteiten. Bij functiemengingsgebieden kan gedacht worden aan:

stadscentra, dorpskernen en winkelcentra;

horecaconcentratiegebieden;

zones met functiemenging langs stedelijke toegangswegen;

(delen van) woongebieden met kleinschalige cq. ambachtelijke bedrijvigheid.

Het kan daarbij gaan om bestaande gebieden met functiemenging en om gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd, bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen. Een specifieke Staat van Bedrijfsactiviteiten is wenselijk omdat de activiteiten in dergelijke functiemengings- gebieden qua schaal sterk kunnen verschillen van de activiteiten op een bedrijventerrein.

Categorie-indeling functiemenging

In de lijst voor functiemenging is gekozen voor een andere categorieaanduiding dan in de algemene lijst van de VNG-uitgave Bedrijven- en Milieuzonering (niet bijgevoegd). In de VNG Staat van Bedrijfsactiviteiten-Functiemenging worden niet alleen bedrijfsactiviteiten genoemd, maar ook andere functies zoals horeca en maatschappelijke voorzieningen. De activiteiten in de Staat van Bedrijfsactiviteiten voor gebieden met functiemenging bestaan uit de categorieën A, B of C. De betekenis voor de toelaatbaarheid is als volgt:

Categorie A

Activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn, dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het Bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend.

Categorie B

Activiteiten die in gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden.

Categorie C

De activiteiten zoals genoemd onder B, waarbij vanwege de relatief grote verkeersaantrekkende werking een ontsluiting op de hoofdinfrastructuur is aangewezen.

Voor de toelaatbaarheid van deze activiteiten gelden de volgende randvoorwaarden:

  • 1. het gaat om kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid;
  • 2. productie en/of laad- en loswerkzaamheden vinden alleen in de dagperiode plaats;
  • 3. de activiteiten (inclusief opslag) geschieden hoofdzakelijk inpandig;
  • 4. activiteiten uit categorie C beschikken daarnaast over een goede aansluiting op de hoofdinfrastructuur.


De Staat-van-bedrijfsactiviteiten bij functiemenging is afgeleid van de richtafstandenlijst uit bijlage 1 in de VNG-uitgave Bedrijven- en Milieuzonering (niet bijgevoegd). Naast de randvoorwaarden 1 tot en met 4 zijn bij de selectie van activiteiten de volgende criteria gehanteerd:

  • Voor categorie A gaat het om activiteiten in milieucategorie 1.
  • Voor categorie B gaat het om activiteiten:

- in categorie 1 voor het aspect gevaar;
- in maximaal categorie 2 voor de aspecten stof en geur;
- in maximaal categorie 3.1 voor het aspect geluid;
- met een index voor verkeer van maximaal 1G (goederen) en 2P (personen).

  • Voor categorie C gaat het om activiteiten zoals bij categorie B, echter met een index voor verkeer van maximaal 2G (goederen) en 3P (personen).

Bij de totstandkoming van de lijst is gekeken of bedrijfsactiviteiten al dan niet in het plangebied thuishoren. Bedrijfsactiviteiten die niet passend zijn voor het plangebied zijn niet in de lijst opgenomen.

Flexibiliteit

De lijst zoals opgenomen in dit plan, is bedoeld om in te spelen op actuele ontwikkelingen. Toch is het tijdgebonden. Het komt in de praktijk dan ook voor dat een bepaald bedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke werkwijze of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de lijst wordt verondersteld. In de regels is daarom bepaald dat burgemeester en wethouders een dergelijk bedrijf via een afwijkingsprocedure een categorie lager kunnen indelen (van C naar B). Om de afwijking te kunnen verlenen moet worden aangetoond dat het bedrijf (of anderssoortige voorziening) naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie. Deze beoordeling dient zich te richten op maatgevende milieuaspecten zoals geluid, stof, geur en verkeer.

Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde bedrijven, kantoren of voorzieningen zich aandienen, waarvan de activiteiten niet zijn genoemd in de lijst. Wanneer deze bedrijven, kantoren of voorzieningen wat betreft milieubelasting gelijk kunnen worden gesteld met wat volgens de bestemmingsregeling is toegelaten en (uiteraard) passen binnen de doeleindenomschrijving kan de vestiging van deze bedrijven, kantoren of voorzieningen eveneens via een afwijkingsprocedure mogelijk worden gemaakt.

Bijlage 5 Toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten

Milieuzonering van horeca-activiteiten


De problematiek van hinder door horecabedrijven onderscheidt zich nauwelijks van de
problematiek van hinder veroorzaakt door "gewone" niet-agrarische bedrijven. Bij het
opstellen van de in de regels opgenomen Staat van Horeca-activiteiten en het daarmee
samenhangende toelatingsbeleid is daarom nauw aangesloten bij de Staat van
Bedrijfsactiviteiten die al veel langer in bestemmingsplannen wordt toegepast.
Voor horecabedrijven bieden de Wet milieubeheer (Wm) en de Algemene Plaatselijke
Verordening (APV) onvoldoende mogelijkheden om alle relevante vormen van hinder te
voorkomen. De milieuzonering van horecabedrijven in het bestemmingsplan richt zich daarom
in aanvulling op de Wet milieubeheer en Algemene Plaatselijke Verordening op de volgende
vormen van hinder:
• geluidshinder door afzonderlijke inrichtingen in een rustige omgeving;
• (cumulatieve) geluidshinder buiten de inrichting(en) en verkeersaantrekkende werking/
parkeerdruk.
Analoog aan de regeling voor "gewone" bedrijven worden bij het ruimtelijk beleid voor


hinderlijke horeca-activiteiten drie stappen onderscheiden:
• het indelen van activiteiten in ruimtelijk relevante hindercategorieën;
• het onderscheiden van gebiedstypen met een verschillende hindergevoeligheid;
• het uitwerken van een beleid in hoofdlijnen: in welke gebieden zijn welke categorieën
in het algemeen toelaatbaar.


De onderstaande toelichting gaat nader in op de gehanteerde hindercategorieën en het
algemene toelatingsbeleid voor deze categorieën. In het bestemmingsplan vindt de nadere
ruimtelijke afweging per locatie plaats.


Gehanteerde criteria
Voor een indicatie van de mate van hinder veroorzaakt door horeca-activiteiten biedt de
basiszoneringslijst uit de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009) een goed
vertrekpunt. De daar gehanteerde, nogal grove benadering behoeft echter voor een in de
praktijk bruikbare Staat van Horeca-activiteiten aanvulling en nadere motivering. In
aanvulling op de gegevens uit de VNG-publicatie is gebruikgemaakt van de volgende
ruimtelijk relevante criteria:

• de voor verschillende soorten horeca-inrichtingen over het algemeen gebruikelijke
openingstijden;
• de mate waarin een bedrijfstype naar verwachting bezoekers en in het bijzonder
bezoekers per auto en/of brommers (scooters) aantrekt.

Categorieën van horeca-activiteiten

Mede op grond van bovengenoemde criteria worden in de Staat van Horeca-activiteiten de

volgende categorieën onderscheiden:


Categorie 1 Winkelondersteunende horeca

Een inrichting die qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen, waarbij in hoofdzaak
dranken of etenswaren worden verstrekt voor consumptie ter plaatse en waarvoor de
winkelsluitingstijden worden aangehouden, zoals een ijssalon of een automatiek.


Het betreft aan de detailhandelsfunctie verwante horeca, die in de praktijk nauwelijks van
detailhandel kan worden onderscheiden.


Categorie 2 Ondergeschikte horeca

Een inrichting die gericht is op het verstrekken van dranken of etenswaren en die fungeert als aan een
hoofdfunctie ondergeschikte nevenactiviteit, waarbij het vloeroppervlak niet meer dan 20% bedraagt van de hoofdfunctie.


Het betreft horeca die plaatsvindt binnen een andere hoofdfunctie en die ondergeschikt is aan
die hoofdfunctie.


Categorie 3 Logies en zaalaccommodatie
Een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van logies of
zaalaccommodatie, al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden of dranken voor
gebruik ter plaatse, zoals een hotel, een pension, een bed & breakfast of vergader- en
congresfaciliteiten.


Het betreft horeca waarin de mogelijkheid voor nachtverblijf of zaalverhuur voor
vergaderingen of congressen wordt geboden, of een combinatie daarvan.


Categorie 4 Lichte horeca

Een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van maaltijden of
etenswaren die ter plaatse worden genuttigd, zoals een restaurant, cafetaria/snackbar/afhaalrestaurant,
lunchroom of koffie- of theehuis.


Het betreft horeca waarin vooral maaltijden of etenswaren kunnen worden gekocht en
genuttigd en die vooral overdag en ’s avonds geopend zijn.


Categorie 5 Middelzware horeca

Een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van (alcoholische)
dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter
plaatse worden genuttigd, zoals een café of eetcafé.


Het betreft horeca waarin vooral (alcoholische) dranken kunnen worden genuttigd en die ook
’s nachts geopend kunnen zijn.


Categorie 6 Zware horeca

Een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het bieden van vermaak en ontspanning
door het bedrijfsmatig ten gehore brengen van muziek, het gelegenheid geven tot dansbeoefening en het
verstrekken van (alcoholische) dranken voor de consumptie ter plaatse, al dan niet met de verstrekking
van etenswaren of maaltijden, zoals een discotheek/bar-dancing/danscafé of een partycentrum.


Het betreft horeca waarin vooral gelegenheid wordt geboden voor het luisteren naar muziek,
dansbeoefening of het nuttigen van (alcoholische) dranken, etenswaren of maaltijden, of een
combinatie daarvan.


Flexibiliteitsbepalingen

De Staat van Horeca-activiteiten is een relatief grof hulpmiddel om hinder door horecaactiviteiten
in te schatten en is bovendien tijdgebonden. Het komt in de praktijk voor dat een bepaald horecabedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een aangepaste werkwijze (bijvoorbeeld geen openstelling noodzakelijk in de nachturen) of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Horeca-activiteiten is verondersteld. In de planregels is daarom bepaald dat met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de toegestane categorieën van de Staat van Horeca-activiteiten om horecabedrijven toe te staan die één categorie hoger zijn, indien het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de toegestane categorieën van de
Staat van horeca-activiteiten. Dit kan bijvoorbeeld van categorie 3 naar 2, maar ook van categorie 4 naar 3. Deze mogelijkheid tot afwijken dient met name te worden getoetst aan de aspecten verkeersaantrekkende werking, bedrijfsvloeroppervlakte en openingstijden.


Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde horeca-activiteiten zich aandienen, die niet zijn
genoemd in de Staat van Horeca-activiteiten. In de planregels is daarom bepaald dat met een
omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de toegestane categorieën van de Staat van
Horeca-activiteiten om horecabedrijven toe te staan die niet zijn genoemd in de Staat van Horeca-activiteiten, indien het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan
worden te behoren tot de toegestane categorieën van de Staat van horeca-activiteiten.


Verder is het denkbaar dat in de planperiode het algemene beeld van de in de Staat van
Horeca-activiteiten genoemde horeca-activiteiten zich als gevolg van bepaalde ontwikkelingen wijzigt. Om hierop adequaat te kunnen reageren, zijn burgemeester en wethouders bevoegd om via een wijziging de categorie-indeling van de bedrijven in de Staat van Horeca-activiteiten aan te passen.