direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Randstad
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0034.BP2Z06-vg01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

Het bedrijventerrein Randstad ligt direct ten noord-oosten van het centrum van Almere Stad.

Momenteel geldt hiervoor het bestemmingsplan "Randstad 1993" dat op 23 februari 1994 door de raad van Almere is vastgesteld en op 17 mei 1994 door de provincie Flevoland is goedgekeurd.

Aangezien dit bestemmingsplan nu meer dan 10 jaar oud is, dient het te worden geactualiseerd. Hiermee wordt voldaan aan artikel 3.1, lid 2 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Aangezien er enkele bestemmingswijzigingen worden doorgevoerd is een verlengingsbesluit, zoals bedoeld in artikel 3.1, lid 3 niet aan de orde.

Het vaststellen van een beheersverordening zoals bedoeld in artikel 3.38 van de Wro is niet aan de orde aangezien er ten opzichte van het bestemmingsplan "Randstad 1993" nieuw beleid geldt dat in dit bestemmingsplan is verwerkt. Verder is de plangrens gewijzigd en is er bebouwing meegenomen die in het verleden met een zogenaamde artikl 19- procedure was verleend.

Zoals boven aangegeven gaat het om een actualisatie van de bestemmingen. Grote herontwikkelingen zijn momenteel niet aan de orde voor dit bedrijventerrein. Wellicht dat deze bij een volgende herziening van het bestemmingsplan wel aan de orde zijn als gevolg van de ontwikkeling en groei (schaalsprong) van de stad.

Het nieuwe bestemmingsplan en bijbehorende plankaart is digitaal opgesteld, digitaal raadpleegbaar en beschikbaar en voldoet daarmee aan de nieuwe regels die hiervoor gelden.

1.2 Leeswijzer

De toelichting is opgebouwd uit zes hoofdstukken. Na het inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de begrenzing van het plangebied en op de vigerende bestemmingsplannen. In hoofdstuk 3 worden de karakteristieken van het plangebied beschreven. De relevante beleidskaders staan centraal in hoofdstuk 4 Relevante beleidskaders. De voorgestane ruimtelijke ontwikkelingen en bijbehorende facetten worden behandeld in hoofdstuk 5. In het zesde en laatste hoofdstuk wordt ingegaan op de implementatie van het plan.

Hoofdstuk 2 Begrenzing plangebied en vigerende bestemmingsplannen

2.1 Begrenzing

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2Z06-vg01_0001.jpg"

Op deze afbeelding is de ligging van het terrein aangegeven.

Op 5 september 2013 heeft de raad van Almere de Beheersverordening Flevolijn vastgesteld. De zuidelijke plangrens van het bestemmingsplan Randstad sluit aan op de grens van deze Beheersverordening.

2.2 Vigerende bestemmingsplannen

Voor het bedrijventerrein geldt het bestemmingsplan "Randstad 1993, dat op 23 februari 1994 door de raad is vastgesteld en op 17 mei 1994 door GS van Flevoland is goedgekeurd.

Voor de meest noordoostelijke kavel op Randstad 22, waar een school op is gerealiseerd, geldt nog het bestemmingsplan "2P" (Hanny Schaftpark), goedgekeurd op 28 oktober 1983. Dit gedeelte wordt thans in het nieuwe bestemmingsplan voor Randstad opgenomen.

Het meest oostelijke kantoorgebouw op de strook die grenst aan de Flevospoorlijn, Randstad 20 is destijds met een vrijstelling ex artikel 19 WRO gerealiseerd. In het vigerende bestemmingsplan Randstad 1993 geldt voor deze kavel een Groen-bestemming die in het nieuwe plan zal worden omgezet de bestemming Gemengd-1, waarbinnen bedrijven en kantoren zijn toegestaan zoals de rest van de strook die grenst aan de Flevolijn.

Hoofdstuk 3 Karakteristieken plangebied

3.1 Algemeen

Historie

Het eerste bestemmingsplan voor Randstad uit 1983 was gericht op het toelaten van industriele- en groothandelsbedrijven, en voorts dienstverlenende bedrijven die waren aangewezen op een centrale ligging binnen de stad, maar die ruimtelijk moeilijk inpasbaar waren in een centrum.

Gelet op de opgave waar Almere rond 1990 voor stond om het aantal arbeidsplaatsen sterk te vergroten teneinde de woon/werkbalans in evenwicht te brengen en mede daardoor de automobiliteit terug te dringen werd een herziening van dat bestemmingsplan noodzakelijk geacht. Dit is het bestemmingsplan "Randstad 1994" geworden.

De oude bedrijvenbestemming is in het bestemmingsplan "Randstad 1993" deels uitgebreid met een bedrijven/kantorenbestemming, de maximale bouwhoogte is verruimd en het uitgeefbaar terrein is vergroot. Tevens is het bedrijventerrein destijds uitgebreid met ca. 2 ha. aan de oostkant met het voormalige terrein van Jeugdland en met een strook parallel aan de spoorlijn (ca. 3000 m2). Langs de toegangswegen (Randstad- en Landdrostdreef) is de bedrijvenbestemming gewijzigd in een kantorenbestemming. In verband met de vraag naar diepere kavels destijds heeft een uitwisseling plaatsgevonden van openbaar gebied naar uitgeefbaar terrein aan de noordkant van het oostelijk deel van het bedrijventerrein.

Hieronder zijn enkele van de eerste stadsplattegronden van Almere opgenomen waarop de ligging van het bedrijventerrein Randstad reeds was aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2Z06-vg01_0002.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2Z06-vg01_0003.png"

Structuur

Randstad is een van de kleinschalige bedrijventerreinen in Almere Stad en is het dichtst nabij het stadscentrum gelegen. In de oorspronkelijke stedenbouwkundige opzet is er naar gestreefd om deze centraal-stedelijke situatie tot uitdrukking te brengen.

Hieronder is het eerste ontwerp van de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders voor Randstad opgenomen. Dit ontwerp dat in 1977 is gemaakt is nog steeds actueel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2Z06-vg01_0004.jpg"

Bebouwing (zie de afbeelding hieronder)

Randstad heeft een heldere, grotendeels orthogonale structuur. Door de Randstad- en de Landdrostdreef wordt het opgedeeld in drie gebieden. Elk gebied kenmerkt zich door een andere "korrel". Met "korrel" wordt de stedenbouwkundige typologie van het gebied ingedeeld naar maat en omvang van de bebouwing en dichtheid in verhouding met open ruimte van de straten en de percelen.

Het westelijk gebied (Randstad 21) heeft de kleinste korrel. Dit gebied bestaat voornamelijk uit gebouwen van bescheiden omvang en een hoogte van twee tot drie lagen.

Het gebied ten oosten van de Randstaddreef (Randstad 22) bestaat voornamelijk uit gebouwen met dezelfde hoogte maar de gebouwen hebben en grotere "korrel". Dat wil zeggen in dit gebied komen de grotere bedrijfskavels en gebouwen voor. Het gedeelte waar de "druppelvormige" kantoren zijn gerealiseerd aan de zuidzijde van de Montessorischool, vormen hier een uitzondering op.

Het gebied dat tegen het spoor aanligt (Randstad 20) zit qua korrelgrootte hier tussen in. Hier komen middelgrote gebouwen voor. De gebouwen in dit gebied zijn wel het hoogst (drie tot vier/vijf lagen).

Gevellijnen

De dreven waaraan Randstad is gelegen vormen een belangrijke entree van het centrum van Almere Stad. Om deze reden werden in het bestemmingsplan "Randstad 1993" eisen gesteld aan de bebouwing langs deze dreven. Ter begeleiding van deze toegangswegen en ter ondersteuning van het centrumkarakter diende de gevellijn langs de dreven voor minimaal 50% te worden bebouwd in minimaal twee bouwlagen. Het aanzien van de gebouwen aan deze kant diende representatief te zijn. Om dezelfde reden dienden de gevellijnen langs de gracht voor 50% bebouwd te worden. Deze voorschriften zijn vrij nauwkeurig opgevolgd en hierdoor zijn er langs de dreven en de gracht strakke gevellijnen ontstaan.

Bouwhoogte

Het gebied tegen de spoorlijn aan bestaat uit gebouwen van drie of vier bouwlagen. De gebouwen in de andere twee gebieden zijn lager en hebben overwegend twee of drie bouwlagen. Hiertussen staan enkele grote bedrijfshallen en kleine gebouwtjes die maar een bouwlaag hebben. De omgeving wordt voornamelijk gekenmerkt door de Rabotoren aan de Landdrostdreef die ongeveer een hoogte heeft van 85 meter. Deze toren maakt geen onderdeel uit van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2Z06-vg01_0005.jpg"

3.2 Wonen, werken en voorzieningen

Wonen

Op grond van het geldende bestemmingsplan zijn binnen de bedrijvenbestemming die voor een groot deel van het bestemmingsplan van kracht is, vier bedrijfswoningen toegestaan. Deze vier bedrijfswoningen zijn op Randstad 21 op de nummers 17 en 29 en Randstad 22 op de nummers 51 en 55 gerealiseerd. Verder is er in de afgelopen periode nog een vijfde bedrijfswoning aan Randstad 21, 65 gerealiseerd.

Werken

Het plangebied is een multifunctioneel gebied waarin verschillende vormen van werkgelegenheid aanwezig zijn. Dat komt mede door de ligging nabij het NS-station Almere Centrum. Het merendeel van de ondernemingen in het gebied is actief in de zakelijke dienstverlening. De rest is groothandel, handelsbemiddeling en handel in, en reparatie van, motoren en automobielen.

Het terrein heeft een bruto oppervlakte van 18,5 ha, waarvan netto 10,3 ha is uitgegeven. De rest is openbaar gebied. De eerste uitgifte vond plaats in 1986. Er is geen uitgeefbare grond meer.

In het plangebied zijn 183 ondernemingen gevestigd. In het gebied werken ongeveer 3.250 personen. Het plangebied wordt dus arbeidsintensief gebruikt.

Op het bedrijventerrein is, in het kader van de breedbandproef 'fiber to the home', glasvezelbekabeling aangelegd voor de "'virtuele bereikbaarheid" van het terrein.

In het plangebied zijn drie deelgebieden te onderscheiden:

Op Randstad 20 bevinden zich de grotere kantoorgebouwen (1.300 m2 tot 3.700 m2 b.v.o.), op ruime percelen.

Op Randstad 21 zijn kleinschalige kantoorgebouwen (circa 200m2) gerealiseerd; met name in het noordelijk deel zijn kleinschalige kantoorpanden aanwezig die architectonisch van belang zijn.

Randstad 22 is het meest gemengde terrein. Hier zijn motor- en autobedrijven gevestigd maar ook een schoolgebouw, een kinderdagverblijf, een fitnesscentrum en diverse ruimten die voor meerdere doeleinden worden gebruikt. Er zijn ook meerdere vrijstaande kleinschalige kantoorgebouwen die zich kenmerken door een uniforme opzet en een hoogwaardige uitstraling in architectuur en reclame uitingen. In het zuidoosten van dit deel liggen grotere kantoorgebouwen waarin meerdere kleine kantoortjes zijn ondergebracht.

Voorzieningen

Detailhandel, horeca, en zakelijke dienstverlening

Zelfstandige detailhandel en horeca komen niet voor in het gebied en zijn op grond van het bestemmingsplan "Randstad 1993" ook niet toegelaten. Een uitzondering hierop was de bestemmingsregeling voor de voormalige bouwmarkt op Randstad 22/101 waar momenteel een fitnesscentrum is gevestigd. Binnen de bedrijvenbestemming van het bestemmingsplan "Randstad 1993" was een bouwmarkt toegestaan met een bedrijfsvloeroppervlakte van 2.500 m2.

Dienstverlening is in het gehele plan, zowel binnen de Bedrijvenbestemming als binnen de Bedrijven/Kantorenbestemming toegelaten.

Onderwijs

Op de meest noord-oostelijke kavel van het plangebied is een Montessori school voor basis onderwijs gevestigd. Voor de realisatie van deze school is enkele jaren geleden vrijstelling verleend van het daar geldende bestemmingsplan 2P, Hannie Schaftpark. De kavel waar deze school is gelegen wordt thans meegenomen in het bestemmingsplan voor Randstad.

Zorg, welzijn en cultuur

Op het bedrijventerrein zijn relatief veel kantoren gevestigd die gericht zijn op gezondheidszorg en welzijn. Verder zijn er enkele praktijken gevestigd in deze sector.

Ook is er een zogenaamde thuiszorgwinkel waar artikelen kunnen worden gehuurd, maar ook kunnen worden gekocht ten behoeve van ziekenverzorging in de thuissituatie.

Op Randstad 22/19 staat een verzamelgebouw waarin eerder een opleidingsinstituut was gevestigd voor theater- en musicalopleidingen voor jongeren en waar ook voorstellingen werden gegeven.

Sport, recreatie en toerisme

Er zijn verspreid in het gebied diverse sportscholen en fitnesscentra gevestigd. Tevens is op Randstad 22 een indoor skibaan aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2Z06-vg01_0006.jpg"

3.3 Verkeer

Autoverkeer

Ontsluiting

Het gebied wordt ontsloten en opgedeeld in drie gebieden door de Randstaddreef en de Landdrostdreef. Alle drie gebieden hebben vanaf de dreef een ontsluiting, die het betreffende deelgebied lusvormig ontsluit.

Parkeren

Het parkeren gebeurt veelal op eigen terrein. Voor bezoekers zijn echter openbare parkeerplaatsen langs de rijweg aangelegd.

Op Randstad 20 is een openbaar parkeerterrein aangelegd. De hier gevestigde kantoren hebben te weinig parkeerruimte op eigen terrein. Daarom is een deel van de parkeerplekken in het openbare gebied aan de ondernemers toegewezen. Verder geldt hier een blauwe zone ten gevolge van het parkeerregiem van het stadscentrum.

Op Randstad 21 is sprake van lichte parkeerdruk. Hierdoor zijn er in de openbare ruimte extra parkeerplekken aangebracht. Anders dan op randstad 20 zijn deze echter niet toegewezen. Ook dit gebied valt binnen het parkeerregiem van het stadscentrum en geldt er een blauwe zone.

Randstad 22 is het grootste deelgebied. Hier geldt geen blauwe zone zoals in de 2 voorgaande gebieden. Het parkeren gebeurt op eigen terrein. Alleen rondom de Renault garage zijn parkeerplaatsen aan de openbare weg. Deze zijn merendeels verhuurd aan de aanpalende ondernemer.

Ten behoeve van de Montessorischool is langs het Schipbeekpad een toegangsweg en een extra parkeerterrein met ca. 100 pp aangelegd om de parkeerdruk tijdens het halen en brengen in dit gebied te kunnen opvangen.

Openbaar vervoer

Randstad is op loopafstand (5-10 min) van het NS centraal station en busstation gelegen.

Langzaam verkeer

Fietser

Het gebied is zeer goed ontsloten voor de fietser. Het gebied is als het ware aan 4 zijden met vrijliggende fietspaden ontsloten. Daarnaast lopen 2 doorgaande fietspaden door het gebied. Een in oost-westrichting die Randstad 21 en 22 verbind met het station en het Hannie Schaftpark. In noord-zuid richting loopt een fietsroute die Randstad 22 verbind met Waterwijk en Filmwijk.

De fietsroutes kruisen ongelijkvloers de 3 dreven in het plangebied en zijn deels voorzien van openbare verlichting. De ontbrekende verlichting bij de fietspaden Stadswetering en Schipperspad is in het kader van de vestiging van de nieuwe Montessorischool op Randstad 22 alsnog aangebracht.

Voetganger

De voetgangers beschikken over vrijliggende voetpaden langs de erftoegangswegen uitgezonderd op Randstad 20 en 23. Hier loopt de voetganger over het parkeerterrein.

3.4 Groen, blauw en natuur

Groen

Het plangebied bevat geen parkbossen, stadsparken, of wijk- en buurtparken en wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van een beperkte hoeveelheid groen doordat het een bedrijventerrein is. Het aanwezige groen wordt met name gevormd door bomenrijen langs de Randstaddreef en langs de Stadswetering die het gebied in het westen en noorden begrenst, de bomen en struiken langs de spoorlijn in het zuiden en de houtopstand in het noordoosten. Tenslotte staat er nog wat groen langs de kleinere straten en in particuliere tuinen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2Z06-vg01_0007.jpg"

Blauw

In het Structuurplan Almere 2010 (september 2003) wordt voor het blauw onderscheid gemaakt in open water en vaargeulen (buitendijks) en regionaal water en stedelijk water (binnendijks). De Hoge Vaart en Lage Vaart (inclusief de insteekhaven op bedrijventerrein De Vaart) worden betiteld als regionaal water. Het stedelijk water is lokaal oppervlaktewater en is in te delen in kleine wateren in de stad zelf (tochten, sloten en vaarten), water in natuurgebieden (Lepelaarplassen) en water als onderdeel van het 'blauwe netwerk' overeenkomstig het Waterplan Almere.

De Stadswetering, die de verbinding vormt tussen het stedelijk water Weerwater en de Leeghwaterplas loopt gedeeltelijk door het plangebied. Dit water maakt onderdeel uit van het 'blauwe netwerk', zoals hierboven besproken.

Natuur

Het plangebied bevindt zich geheel buiten en op aanzienlijke afstand van de Ecologische Hoofdstructuur (zie onderstaande figuur).

 

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2Z06-vg01_0008.png"

Figuur : Ecologische Hoofdstructuur. Bron: Omgevingsplan Flevoland 2006.

Soortbescherming – Flora- en faunawet

De soorten planten en dieren die wettelijke bescherming genieten zijn vastgelegd in een aantal bij de Ffwet behorende besluiten en regelingen.

vogels

In het hele plangebied kunnen ten tijde van het broedseizoen broedvogels voorkomen in de vegetatie en de wateren.

vissen

De Rivierdonderpad is waargenomen in de Leeghwaterplas. Dit water staat in open verbinding met het water rondom het bedrijventerrein. Er kan derhalve niet op voorhand worden uitgesloten dat de Rivierdonderpad zich ook hier bevindt.

planten

In het noordoosten van het bedrijventerrein komt veelvuldig de beschermde Brede wespenorchis voor.

vleermuizen

In het oosten van het gebied zijn foeragerende of trekkende exemplaren van de Gewone dwergvleermuis waargenomen.

In hoofdstuk 5, paragraaf 5.4 wordt verder ingegaan op de bescherming van de hierboven beschreven voorkomende soorten planten en dieren.

3.5 Duurzaamheid en leefbaarheid

Geluid

Algemeen

Om een plangebied akoestisch in beeld te brengen, kunnen diverse lawaaisoorten worden beschouwd. Elke lawaaisoort wordt gereguleerd door specifieke van toepassing zijnde wetgeving:

  • Verkeerslawaai (weg, spoor en luchtvaart): Wet geluidhinder/Wet milieubeheer;
  • Industrielawaai: Wet geluidhinder, Wet milieubeheer, Besluit Algemene Regels Inrichtingen Milieubeheer (BARIM);
  • Sport- en recreatielawaai: BARIM, APV;
  • Horecalawaai: BARIM;
  • Evenementen: APV;

Voor het plangebied is weg-, rail- en industrielawaai van toepassing.

Wegverkeerslawaai

Verkeerslawaai wordt via de Wet geluidhinder gereguleerd. Langs elke weg met een vastgestelde maximumsnelheid van boven de 30 km/uur, bevindt zich van rechtswege een zone. Binnen deze zone zijn de normen van de Wet geluidhinder van toepassing.

Voor Randstad zijn de Randstaddreef en de Landdrostdreef bepalend.

In onderstaande tabel is de zonebreedte voor deze wegen en voor de interne wegen weergegeven. Tevens zijn in deze tabel de in het verleden verleende hogere grenswaarden aangegeven. De verleende hogere waarden zijn in Bijlage 4 Hogere waardebesluit Randstad 1993 opgenomen. De waarden hiervan zijn nog in “dB(A)”omdat de normstelling in Wet geluidhinder van destijds nog deze grootheid hanteerde. Sinds 2007 wordt de normstelling “Lden” gehanteerd. Tenslotte zijn de akoestische overwegingen van GS in de tabel samengevat om alsnog met de desbetreffende plannen en hogere grenswaarden akkoord te gaan.

De geluidsgevoelige bestemmingen zijn getoetst aan de destijds geldende voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) (nu: 48 dB Lden).

Tabel: Overzicht verleende Hogere waarde alsmede akoestische beschouwingen en eisen van GS om akkoord te gaan met het bestemmingsplan.

Weg   Aantal rijstroken   Zone-breedte   Invloed op plangebied   Verleende hogere waarde   Jaar
BP/HG  
Extra voorwaarde/Opmerkingen  
Randstaddreef   > 3   350 m   ja   55 dB(A)   1993   Alleen bedrijfswoningen
1 woning die reeds in 1991 is gebouwd, is nu binnen de 55 dB(A) zone.  
Landdrostdreef   > 3   350 m   ja   55 dB(A)   1993   Alleen bedrijfswoningen  
Interne wegen bedrijfsterrein   2   200 m   ja   55 dB(A)   1993   N.a.v. opmerkingen van provincie was destijds een aanvullend akoestisch onderzoek verricht. Conclusie was dat de geluidsbelasting van deze wegen lager was dan de dreven. Hierdoor werd de algehele ontheffing niet overschreden.  

In het gebied zijn diverse bedrijven gerealiseerd waarvan een paar met bedrijfswoningen.

Spoorweglawaai

Langs een spoorweg bevond zich een geluidszone waarvan de breedte, gemeten vanuit de buitenste spoorstaaf, was aangegeven op de bij het Besluit geluidhinder (Bgh) behorende kaart. Dit gold ot 1 juli 2012. Ten tijde van het opstellen van het bestemmingsplan "Randstad 1993", gold een toetsingsgebied van 200 meter. De destijds geldende voorkeursgrenswaarde (60 dB(A)) lag op 90 meter van de spoorlijn.

Binnen deze 90 meter zone is geen bedrijfswoning gerealiseerd.

Industrielawaai

Bedrijven die in het gebied zijn toegelaten, zijn kleinschalig of hebben een kantoorfunctie dan wel behoren tot de groep maatschappelijke dienstverlening. In het gebied worden bedrijven uitgesloten die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken (de artikel 41 Inrichtingen Wet geluidhinder in het gebied (verwijzing: Besluit omgevingsrecht, art. 2.1, lid 3, bijlage I, onderdeel D). Er is derhalve geen sprake van een geluidszone industrielawaai in het gebied.

Lucht

Ten tijde van het bestemmingsplan "Randstad 1993" is niet getoetst aan het aspect luchtkwaliteit. Dit aspect was toen nog niet formeel aan toetsing gebonden.

Op 15 november 2007 zijn de nieuwe Europese luchtkwaliteitseisen opgenomen in de Wet milieubeheer (Wm, hoofdstuk 5 “Luchtkwaliteitseisen”). Dat betekent dat dit aspect wettelijk verplicht beschouwd moet bij het uitoefenen van een bestuurlijke bevoegdheid. Tevens legt het Rijk een grote nadruk op het principe van goede ruimtelijke ordening. Dit betekent dat elke situatie beoordeeld moet worden of het aanvaardbaar is om een project /bedrijf op een bepaalde locatie te realiseren. Luchtkwaliteit is een aspect waarmee de leefbaarheid van een gebied deels gekarakteriseerd kan worden.

Het doel van hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (Wm)is het beschermen van het milieu tegen de negatieve gevolgen van luchtverontreiniging. De parameters die van belang zijn in Almere zijn m.n. stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10):

Stof   Daggemiddelde
(µg/m3)  
Jaargemiddelde (µg/m3)   Datum in werking   Achtergrondconc. 2012 Almere (µg/m3)  
NO2   -   40   1-1-2015   20-25  
PM10   50
(mag 35 keer/jaar overschreden worden)  
40   1-1-2011   20-22  

Tevens is in hoofdstuk 5 van de Wm geregeld dat in sommige gevallen de toetsing aan de luchtkwaliteitseisen niet meer hoeft te geschieden. Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid:

  • 1. er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • 2. een project leidt – al dan niet per saldo – niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • 3. een project draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de luchtverontreiniging
  • 4. een project past binnen het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit), of binnen een regionaal programma van maatregelen;


Met de wijziging van de Wet milieubeheer zijn de volgende besluiten en regelingen van kracht:

  • Besluit & Regeling “Niet in betekenende mate” (NIBM);
  • Regeling “Beoordeling luchtkwaliteit 2007” (RBL);
  • Regeling “Projectsaldering luchtkwaliteit 2007”;
  • Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen).

Op grond van deze regelingen kan de toetsing aan de EU-normstelling achterwege blijven indien aan de specifieke randvoorwaarden is voldaan.

Naast de Wet milieubeheer (Wm) geldt ook de Wet Ruimtelijke Ordening (Wro). De koppeling Wro en luchtkwaliteit wordt via het aspect “goede ruimtelijke ordening” vorm gegeven. De onderbouwing hiervan kan op basis van vier aspecten geschieden:

    • 1. Beschrijven van het blootstellingrisico (hoeveel mensen en in welke mate);
    • 2. Scheiden: in hoeverre is milieuzonering toepasbaar;
    • 3. Voorkomen van voorzienbare hinder;
    • 4. Beschermen: 'meest kwetsbare groep op de minst vervuilde plek'.


In het plangebied zijn diverse typen bedrijven (lichte categorie, maximaal cat. 3) gevestigd alsmede enkele geluidsgevoelige bestemmingen (bedrijfswoningen en o.a. een school).

3.6 Cultuurhistorische waarden

Archeologische waarden

Mede gezien de wettelijke vereisten op grond van de Monumentenwet heeft de gemeente Almere zich ten doel gesteld om archeologie nadrukkelijk een plaats te geven in het ruimtelijk ontwikkelingsproces.

Voor het plangebied Randstad zijn geen archeologische waarden vermeld op de Archeologische Beleidskaart van Almere. Ook zijn er op deze kaart geen gebiedsdelen binnen Randstad opgenomen met een archeologische verwachtingsgraad.

In de gemeente Almere bevindt zich een groot aantal scheepswrakken die zichtbaar zijn in het huidige oppervlak. Het is aannemelijk dat er onder het oppervlak nog meer scheepswrakken aangetroffen kunnen worden bij het uitvoeren van grondwerkzaamheden. Wanneer men op dergelijke objecten stuit dient men te handelen conform de bepalingen van de Monumentenwet 1988, artikel 53, met dien verstande dat vondstmelding bij de stadsarcheoloog van de gemeente plaatsvindt.

Zie voor verdere informatie over dit onderwerp hetgeen in paragraaf 5.8 Cultuurhistorische waarden is opgenomen.

3.7 Bodem en watersysteem

Bodem

Uit onderzoek blijkt dat de ondergrond van Randstad uit oorspronkelijke afzettingen van klei- en/of veenlagen met een dikte van ca. 5 tot 8 meter bestond, afkomstig uit het Holoceen-tijdperk, die zijn gelegen op een zandpakket uit het Pleistoceen-tijdperk. Voor de bouwactiviteiten en om civieltechnische redenen is het terrein in het verleden opgespoten met ca. 1 meter zand.

Het maaiveld niveau ligt op ca 3,5 meter onder NAP. Door wateronttrekking uit de holocene lagen en samendrukking van deze lagen door het gewicht van het ophoogzand is er mogelijk nog een daling van het maaiveld te verwachten. In tegenstelling tot het ongerijpte kleipakket uit het Holoceen worden in het pakket opgespoten zand door de goede doorlatendheid en de slechte bindingsmogelijkheden, stoffen snel uitgespoeld. De zandgronden zijn niet bemest. Tijdens een verkenning van het terrein zijn geen bronnen van verontreiniging waargenomen.

Gelet op het bovenstaande zijn er geen belemmeringen in de vorm van bodemverontreiniging.

Watersysteem

De waterhuishouding wordt beschreven middels de bodemopbouw , het watersysteem, als onderdeel van het watersysteem van Almere-Stad en de waterketen.

Het watersysteem in het plangebied is een onderdeel van het watersysteem van Almere-Stad

Aspecten van zowel oppervlaktewater als geohydrologie hebben een belangrijke rol gespeeld bij het waterhuishoudkundig ontwerp van het watersysteem van Almere-Stad. Naast het ontwerp van het grachtenstelsel binnen het stedelijke gebied speelde het vraagstuk hoe de aansluiting van het stedelijk water op de Hoge Vaart tot stand diende te komen.

Maaiveldligging, bodemopbouw en grondwater.

Het maaiveldniveau ligt tussen ca. 3. m- NAP en 4 m –NAP . De oorspronkelijke bodem bestaat uit lichte klei. Deze klei behoort tot de holocene deklaag, die op de pleistocene zandlagen (het watervoerende pakket) is gelegen. Het stedelijk gebied is integraal opgehoogd met 1m zand.

De bodem in het gehele gebied van Almere en ook in dit plangebied zal naar verwachting nog verder dalen. Deze daling wordt met name veroorzaakt door de verdere rijping van klei. De verwachting is dat tot 2050 de bodem in dit gebied nog ongeveer 30 tot 40 cm gedaald is.

Als gevolg van de lage ligging van het “Nieuwe Land” temidden van de hoge waterpeilen in het Markermeer en de randmeren staat het gebied onder invloed van kwel.

Met name door het graven van de grachten is de holocene laag verstoord, waardoor hier ter plaatse de kwel aanzienlijk hoger ligt dan in de overige delen van het plangebied.

Oppervlaktewater

Het watersysteem in het plangebied maakt onderdeel uit van het watersysteem van geheel Almere-Stad. Het watersysteem van Almere-Stad (streefpeil = -5.50 NAP) is voor de afwatering afhankelijk van de Hoge Vaart en wordt middels het vijzelgemaal (3 m3/s) Leeghwater op de Hoge Vaart. (streefpeil – 5.20 m NAP) uitgemalen.

Het peil van -5.50 m NAP is vastgelegd in “Peilbesluit stedelijk gebied gemeente Almere”. Het peil in de grachten en Weerwater is naast de ontwateringsnormen ook bepaald door de noodzaak om bepaalde verkeersaders dieper te leggen.

Bij het ontwerpen van het open water zijn voor Almere-Stad de volgende normen gehanteerd:

  • 7% open water
  • 0.4 a 0.5 m peil peiloverschrijding in de grachten bij een frequentie van 1 x per 10 jaar
  • De toelaatbare grachtafstanden lopen uiteen van 400 tot 1100 m
  • De stroomsnelheid in de watergangen bedraagt onder maatgevende omstandigheden maximaal 0.3 m/s
  • De maximale afvoer vanuit het stedelijk gebied is gesteld op 1.5 l/s/ha

Het plangebied wordt aan de west- en noordzijde begrensd door de Stadswetering. Deze gracht behoort tot de hoofdvaarroute en legt de verbinding tussen het Weerwater en de Leeghwaterplas. De grachten in de hoofdvaarroute zijn 15 tot 25 m breed en hebben een ontwerpdiepte van 1.5 m Middels een gemaal wordt water vanuit de Leeghwaterplas uitgeslagen op de Hoge Vaart. Het grootste deel van de oevers is voorzien van beschoeiing. Gezien de grote (> 1.5 m) drooglegging wordt een voldoende uitstroom van drainage en HWA(HemelWaterAfvoer) mogelijk gemaakt en zijn de benodigde ontwateringsdiepten realiseerbaar.

Het beheer is gericht op het bergen en afvoeren van overtollige neerslag en kwel. Door vertraging in de afvoer kunnen overschotten worden verspreid, waardoor het gemaal Leeghwater voldoende capaciteit blijft houden en grote peilstijgingen kunnen worden voorkomen. Bij normale omstandigheden is het peil van Almere-Stad voldoende te beheersen met behulp van gemaal Leeghwater

Voor de toekomst wordt verwacht dat de neerslag toeneemt, zowel in hoeveelheid als in intensiteit. Dit betekent dat er vaker hoge peilstijgingen zullen optreden, en dat het langer duurt voordat het water is weggepompt. Uit berekeningen van een neerslagsituatie met een herhalingstijd van meer dan 100 jaar bleek dat de peilstijgingen aanzienlijk zijn, maar beperkt blijven tot onder het maaiveld en derhalve niet onacceptabel zijn.

In de praktijk zijn vanaf 1998 tot heden, in langdurige droge perioden, peildalingen gemeten tot 0.15 m. In toekomstige drogere perioden kan de uitzakking nog groter worden en kan het inlaten van water noodzakelijk zijn. Bij de voor de toekomst voorspelde grotere verdampingsoverschotten in de zomer zal het watertekort groter worden.

Door de ruime dimensionering van het watersysteem zijn de verblijftijden in het water met name in de zomer hoog. Wanneer water van een matige kwaliteit lange tijd stilstaat kan overlast optreden in de vorm van algengroei, zuurstofloosheid, opeenhoping van drijfvuil, en daarmee het optreden van vissterfte en stankoverlast.

Waterkwaliteit

Het beheer conform het rietbeheerplan, het niet gebruiken van onkruidbestrijdingsmiddelen en het onderhoud van de uitstroombakken van het hemelwaterriool (zie onder waterketen), hebben een positief effect op de kwaliteit van de Stadswetering.

 afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2Z06-vg01_0009.jpg"

Figuur: waterketen Randstad

Waterketen

In het plangebied is een gescheiden stelsel aangelegd. Hierbij wordt het vuile huishoud/bedrijfsafvalwater via een stelsel van riolen (rood op bovenstaande kaart), rioolgemalen en persleidingen, afgevoerd naar de afvalwaterzuiveringsinstallatie (AWZI) op de Vaart.

Gescheiden hiervan stroomt het hemelwater (HWA, blauw op bovenstaande kaart) middels een buizenstelsel via uitstroombakken in het oppervlaktewater. Deze bakken vangen slib en daarmee verontreinigingen af.

Dit systeem voorkomt echter niet dat verontreinigingen bijvoorbeeld van de drukke wegen, de Randstaddreef en de Landdrostdreef, met het hemelwater uitstromen in de Stadswetering.

3.8 Kabels en leidingen c.a.

Er zijn geen kabels, leidingen dan wel straalverbindingen die een belemmering zouden zijn voor het plangebied.

3.9 Externe veiligheid

Algemeen

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen zoals vuurwerk, LPG, ammoniak en munitie over weg, water en spoor en door buisleidingen.

De term 'externe' veiligheid wordt gehanteerd omdat het risico van derden (de omgeving) hierin centraal staat. Zij nemen geen deel aan de activiteit die het risico met zich meebrengt. Het gaat dus om mensen die extern zijn ten opzichte van die activiteit.

Bij onderzoek in het kader van externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen twee grootheden. Het betreft het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Met het GR en PR kan de relatie worden uitgedrukt tussen activiteiten met gevaarlijke stoffen en hun omgeving. De beoordeling van het risico vindt onder meer plaats op de gevolgen die ontstaan voor mensen in kwetsbare bestemmingen (wonen, kinderdagverblijf, ziekenhuis etc.) en beperkt kwetsbare bestemmingen (werken, winkels, recreëren).

Voor het bedrijventerrein Randstad is het volgende van belang.

Inrichtingen

In het plangebied zijn geen risicovolle inrichting(en) (d.w.z. bedrijven waarop het Besluit externe veiligheid van toepassing is) gevestigd. Evenmin valt het plangebied binnen het invloedgebied [Gebied waarin volgens de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi), personen worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico. Het invloedsgebied begint bij de risicobron en eindigt bij de 1% letaliteitgrens (uitgezonderd LPG-tankstations)] van een buiten het plangebied gelegen risicovolle inrichting(en). Het Besluit externe veiligheid inrichtingen is niet van toepassing.

Er zijn geen vuurwerkbedrijven en bedrijven die ontplofbare stoffen voor civiel gebruik opslaan (zoals b.v. munitie) in het plangebied gevestigd. Het Vuurwerkbesluit en de Circulaire opslag ontplofbare stoffen voor civiel gebruik, zijn niet van toepassing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2Z06-vg01_0010.jpg"

Figuur: professionele risicokaart provincie Flevoland.

Weg/water/buis:

Op basis van provinciaal onderzoek in 2005 [Rapport 'Inventarisatie risico's transport gevaarlijke stoffen', in het kader van het PUEV-2, maart 2005, Bisschop & Partners B.V.] kan worden geconstateerd, dat in of binnen het invloedsgebied van het plangebied geen wegen of vaarwegen liggen, waarover qua aard en omvang zoveel transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt, dat dit zal leiden tot aandachtpunten op het gebied van externe veiligheid.

In het plangebied liggen geen hoge druk aardgasbuisleidingen en/of buisleidingenstroken die voor externe veiligheid relevant zijn.

Spoor

Over het spoor vindt op dit moment geen transport van (gevaarlijke) goederen plaats.

In paragraaf 5.8 wordt ingegaan op de ontwikkelingen die de komende jaren te verwachten zijn.

Hoofdstuk 4 Relevante beleidskaders

Het ruimtelijk beleid van rijk, provincie en gemeente werkt door in de manier van bestemmen van gronden en bouwwerken. In onderstaande tabel staat op welke manier de verschillende beleidsdocumenten doorwerken in het bestemmingsplan. In Bijlage 1 Beleidskader is een uitgebreide beschrijving van het beleidskader en de vertaling daarvan in het bestemmingsplan opgenomen.

Hieronder volgt de samenvatting van het beleidskader.

 

Beleidsdocument   Beleidsuitgangspunt   Vertaling in het bestemmingsplan  
Rijksbeleid      
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2012)   Ladder voor duurzame verstedelijking   Er zijn geen nieuwe stedelijke ontwikkelingen, als bedoeld artikel 3.1.6 lid 2 Bro in dit bestemmingsplan opgenomen.  
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro en Rarro2012)   Radarverstoringsgebieden   Er wordt geen mogelijkheid opgenomen voor de bouw van windturbines.  
Tracébesluit Spooruitbreiding SAAL, maatregelen korte termijn Traject Weesp – Lelystad (2011)   Rekening houden met maatregelen uit tracébesluit   De grens van het bestemmingsplan is afgestemd met de grens van het tracébesluit (Beheerverordening Flevolijn)  
Nationaal Waterplan (2009)   Waterberging   Het bestemmingsplan voorziet in behoud van bestaande watergangen.  
Overig rijks beleid   Het overig beleid is wel beoordeeld maar is niet (direct) van (ruimtelijk) belang voor het bestemmingplan.   Geen doorwerking voor het bedrijventerrein Randstad.  
Provinciaal en regionaal beleid      
Omgevingsplan Flevoland (2006)   Provinciaal omgevingsbeleid   Randstad draagt bij aan economische structuur van Almere.  
Partiële herzieningen Omgevingsplan Flevoland (2008)   Aanpassingen aan veranderde wetgeving   Randstad is in overeenstemming met de partiële herziening.  
Beleidsregel locatiebeleid stedelijk gebied (2011)   Provinciaal locatiebeleid   Randstad valt onder het type specifiek werkmilieu en is een regulier bedrijventerrein  
Beleidsregel archeologie en ruimtelijke ordening (2008)   Archeologisch aandachtsgebied   In het bestemmingsplangebied zijn geen gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde.  
Waterbeheerplan Waterschap Zuiderzeeland 2010-2015 (2010)   Voldoende water   Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Waterbeheerplan.  
Waterkader 2009   Handreiking watertoets van het waterschap   Het waterkader is toegepast.  
Overig provinciaal
beleid  
Het overig beleid is wel beoordeeld maar is niet (direct) van (ruimtelijk) belang voor het bestemmingplan.   Geen doorwerking voor het bedrijventerrein Randstad.  
Gemeentelijk beleid      
Programmaplan Almere Stad (2007)   versterken vitaliteit woonwijken en bedrijventerreinen.   Omkleuring van Randstad tot hoogwaardig stedelijk woon/werkgebied na realisatie van het stads-en zakencentrum. Is in dit bestemmingsplan nog niet aan de orde.  
Welstandsnota Almere 2012   In deze nota zijn welstandscriteria opgenomen   Voor Randstad geldt de basistoets, met uitzondering van de randen; daar geldt de basisplustoets  
Beleidsnota kleine bouw (2010)   Beleidsuitgangspunten voor kleine bouwplannen en uitbreidingen. Regeling voor aan-huis-verbonden beroepen of bedrijfsmatige activiteiten aan huis   De bouw- en gebruiksmogleijkheden uit de nota zijn verwerkt in het bestemmingsplan.  
Masten en antennes t.b.v. het mobiele telefoonnet (1999)   Plaatsing van masten is niet mogelijk in (toekomstige) woonwijken   De mogelijkheid voor het plaatsen van masten en antennes is opgenomen, aangezien het hier geen woonwijk betreft  
Prostitutiebeleid Almere (2000)   Vestigingsbeleid seksinrichtingen   Er geldt een verbodsbepaling voor seksinrichtingen.  
Coffeeshopbeleid gemeente Almere (2013)   Vestigingsbeleid coffeeshops   Er geldt een verbondsbepaling voor het opnemen voor een coffeeshop.  
Nota Archeologische Monumentenzorg (2009)   In selectiegebieden een onderzoeksplicht voor bodemingrepen groter dan 100 m² en dieper dan 50 cm (maaiveld)   Er zijn geen selectiegebieden op Randstad.  
Archeologieverordening (2009)   Bescherming archeologisch waardevolle terreinen en selectiegebieden overeenkomstig de verordening   Deze verordening is van kracht voor het bedrijventerrein Randstad.  
Uitgifte beleid benzineverkooppunten   Vestigingsbeleid benzineverkooppunten   De vestiging van een benzineverkooppunt is niet mogelijk.  
Mobiliteitsplan Almere (2012)   Divers: meer functiemenging, concentratie van voorzieningen rondom knooppunten, in bestaand gebied geen grote ingrepen, openbaar vervoer en fiets krijgen prioriteit boven de auto   Geen grote ingrepen gepland in het plangebied.  
Economisch Actieplan Almere (2007)   Nieuwe ontwikkelingen faciliteren, regels minder gedetailleerd opnemen, terughoudend zijn bij het bepalen van bouwhoogtes, dakhellingen, functiemenging, rooilijnen en beperkingen in gebruik   Opnemen flexibele bestemmingen, ruime bouwhoogtes en ruime bouwvlakken.  
Gemeentelijke Visie op het Vestigingsbeleid (2010)   Gunstig vestigingsklimaat bieden voor bestaande en nieuwe bedrijven en voldoende werkgelegenheid bieden. Randstad wordt aangemerkt als een regulier bedrijventerrein . Het terrein wordt ook aangemerkt als zoekzone voor functiemenging.   De uitgangspunten uit de GVV zijn overgenomen in het bestemmingsplan.  
Detailhandelsvisie Almere (2012)   Concentratie dagelijkse detailhandel in of aan buurt-, wijk-, en stadsdeelcentra. Concentratie niet dagelijkse detailhandel in of aan stadsdeelcentra. Perifere detailhandel ook op binnenstedelijk bedrijventerrein en in daartoe aan te wijzen zones.   Geen uitbreiding van PDV toestaan.
 
Detailhandelsvisie Almere (2014)   Uitgangspunten:
- fijmazigheid winkelvoorzieningen;
- positie van het stadscentrum als hèt centale (winkel)centrum van Almere;
- ruimte bieden aan ondernemers;
- E-commerce faciliteren;
 
Detailhandel in dagelijkse goederen is niet toegestaan.
Detailhandel in niet dagelijkse goederen – 'recreatief' is niet toegestaan, tenzij ondergeschikt maximaal 20% van het aantal m² b.v.o. met een maximum van 100 m² w.v.o.
Detailhandel in niet dagelijkse goederen – 'doelgericht' (PDV) is alleen daar waar het volgens het geldende bestemmingsplan mogelijk is toegestaan, met uitzondering van ABC goederen. Detailhandel in deze goederen is ook buiten de PDV zones mogelijk als voldaan wordt aan de ruimtelijk relevante criteria als goede bereikbaarheid en ruimtelijke inpassing buiten de PDV zones. Hier wordt op Randstad niet aan voldaan.
Voor wat betreft E-commerce is een webwinkel toegestaan, maar een internetwinkel niet. Voor de vestiging van afhaalpunten wordt nog beleid geformuleerd op welke locaties en onder welke voorwaarden deze mogelijk zijn.  

Waterplan Almere (2005)  
Heeft betrekking op het binnendijks water van Almere.   Er vindt geen herstructurering van bestaande bebouwing plaats.  
Vuurwerknota 2005, ruimtelijke implementatie Vuurwerkbesluit (2005)   Vuurwerkopslag en -verkoop kan plaatsvinden in winkelcentra en op bedrijventerreinen   De opslag en verkoop van consumentenvuurwerk en theatervuurwerk is toegetsaan mits wordt voldaan aan de veiligheidseisen op eigen terrein..  
Inrichting schoolpleinen   Schoolpleinen dienen zowel een wijkvoorziening al een vorziening voor de school t zijn   Het begrip speelterein wordt expliciet toegevoegd aan de bestemming Maatschappelijk.  
Overig gemeentelijk beleid   Het overig beleid is wel beoordeeld maar niet (direct) van (ruimtelijk) belang voor het bestemmingplan.   Geen doorwerking voor het bedrijventerrein Randstad.  

Hoofdstuk 5 Omgevingstoets

5.1 Ruimtelijk concept

Structuur

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2Z06-vg01_0011.jpg"

In hoofdstuk 3.1 Algemeen is de bestaande structuur van het plangebied beschreven. De belangrijkste kenmerken van Randstad zijn de orthogonale structuur, de gevellijnen langs de dreven en de gracht, de korrelgrootte en de groene opbouw van het gebied. Kenmerkend aan de groene opbouw zijn voornamelijk de bomenstructuren en de brede grasbermen langs de dreven en de gracht en de groene begeleiding (gras met bomen) van de doorgaande fietsroutes (noord-zuid en oost-west).

Deze kenmerken zijn in het huidige bestemmingsplan Randstad 1994 vastgelegd door middel van het aangeven van gevellijnen op de plankaart, vastleggen van een maximaal bebouwingspercentage, bebouwingshoogte en de bestemming groen langs de doorgaande fietspaden, de gracht en de dreven.

Er zijn ruimtelijk gezien geen aanleidingen om onderdelen te gaan aanpassen.

Wel zijn er drie ruimtelijke ontwikkelingen die gevolgen kunnen hebben namelijk voor de (toekomstige) structuur van Randstad:

  • I. De toekomstige ontwikkeling van 2F7, dit is het nog braakliggende terrein achter het politiebureau. Momenteel is daar het museum De Paviljoens gevestigd en is er een dependance van het Helen Parkhurstcollege. Het terrein is gereserveerd voor toekomstige centrumontwikkeling die in een centrum zou moeten worden gevestigd zoals bijvoorbeeld een campus. Bij ontwikkeling van het terrein is wellicht een verbinding over Randstad nodig. Er zijn momenteel echter geen concrete ontwikkelingen waardoor er geen rekening gehouden kan worden met een eventuele nieuwe (auto) verbinding.
  • II. Randstad kenmerkt zich door zijn groene opbouw (gras met bomen). Dit is vooral geconcentreerd aan de randen maar ook langs de doorgaande fietsroutes. Om het groene karakter van Randstad te behouden is het noodzakelijk dit groen te behouden. Toenemende parkeerdruk kan er echter toe leiden dat dit groen ten behoeve van het parkeren zal worden gebruikt. In het bestemmingsplan wordt het groen aan de randen -groen dat op structuurniveau het belangrijkste is- exclusief bestemd voor groen. Het interne groen langs doorgaande fietsroutes en dergelijke krijgt vanwege de flexibiliteit een Verkeer-Verblijfsgebied bestemming. Het groene karakter moet, met name door goed beheer, in stand worden gehouden.
  • III. De ontwikkelingen rondom de Flevolijn. Zie hiervoor hetgeen is opgenomen in paragraaf 5.3. Dit heeft ook invloed op de structuur van de delen van Randstad die aan de Flevolijn grenzen. Bestaande taluds zullen vervangen moeten worden door steilere taluds en/of keerwanden. Deze wijzigingen vallen buiten de plangrens van het bestemmingsplan Randstad.

5.2 Wonen, werken en voorzieningen

Wonen

Op grond van het huidige bestemmingsplan zijn op 4 locaties in het gebied, namelijk op Randstad 21-29 en 17 en op Randstad 22-51 en 55 bedrijfswoningen toegestaan. Daarnaast is er een vijfde bedrijfswoning op Randstad 21-65. Voor deze laatste woning is in het verleden een vergunning verleend.

Deze bedrijfswoningen vallen onder een bestaande, historisch gegroeide situatie en zijn bovendien op grond van het bestemmingsplan 'Randstad 1993' toegestaan. De 5 bovengenoemde woningen worden daarom in het bestemmingsplan 'Randstad' positief bestemd en met een aanduiding op de plankaart aangegeven.

De vestiging van nieuwe woningen wordt in het bestemmingsplan 'Randstad' niet mogelijk gemaakt. Op grond van de Gemeentelijke Visie op het Vestigingsbeleid (GVV) is het bedrijventerrein Randstad een 'regulier bedrijventerrein', waarvoor het niet wenselijk wordt geacht om verdere uitbreiding van bedrijfswoningen toe te staan. Ook omdat volgens de GVV op deze terreinen bedrijven tot en met milieucategorie 3.1 kunnen worden toegestaan.

Mocht er in de toekomst behoefte zijn aan nieuwe bedrijfswoningen of woon-werkeenheden dan zal op dat moment moeten worden bezien of dit wenselijk en mogelijk is en er zal dan met een partiële herziening van het bestemmingsplan medewerking kunnen worden verleend aan nieuwe bedrijfswoningen of en woon-werkeenheden.

Als de verruiming van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) die momenteel in voorbeiding is, in werking is kan wellicht, op basis van deze wet, ook medewerking worden verleend.

In het bij deze wet behorende Besluit omgevingsrecht (Bor) zijn de gevallen waarvoor in afwijking van het bestemmingsplan kan worden meegewerkt aan een plan opgesomd. Nu kan nog niet van deze mogelijkheid gebruik worden gemaakt omdat in de Bor is bepaald (artikel 5) dat er alleen gebruik kan worden gemaakt van de afwijkingsmogelijkheid als het aantal woningen gelijk blijft. Het is echter de bedoeling dat deze restrictie in de toekomst komt te vervallen.

Een voordeel van deze regelingen is dat er altijd een afwegingsmoment is waarbij (planologische) belangen kunnen worden afgewogen tussen de nieuwe vestiging en de bestaande vestigingen, waardoor ongewenste situaties kunnen worden voorkomen.

Werken

Randstad is een regulier, modern gemengd bedrijventerrein: qua aard van activiteiten is veel mogelijk, qua uitstraling is er sprake van relatief hoogwaardige bebouwing in relatie tot de aanwezige kantoorfuncties. Vanuit de economische invalshoek is een verruiming en meer mogelijkheden voor kleine kantoren en voorzieningen wenselijk. Behoud van de goede fysieke infrastructuur van Randstad is daarbij van wezenlijk belang.

In deze paragraaf wordt aangegeven welke koerswijzigingen vanuit economisch beleid voor dit terrein ingezet kunnen worden.

Kantoren

Randstad bood volgens het bestemmingsplan uit 1993 de mogelijkheid om zowel "bedrijven" als "bedrijven en kantoren" te vestigen.

In de praktijk zijn er met name op Randstad 20 en 21 voornamelijk zelfstandige kantoren gevestigd. In slechts 23% van de gevallen is sprake geweest van het oprichten van een bedrijfsruimte.

Volgens het bestemmingsplan "Randstad 1993" werd binnen de bestemming voor "bedrijven" geen maximaal percentage kantoorhoudendheid voorgeschreven. Op veel bedrijventerreinen wordt de kantoorhoudenheid van bedrijven tegenwoordig wel geregeld, het gaat dan om een percentage van maximaal 30% oplopend tot 50%.

Gelet op het bovenstaande, naast toenemende branchevervaging, lijkt het niet meer dan een logische ontwikkeling gezien het feit dat Randstad grenst aan het Zakencentrum bij het CS om de zelfstandige bestemming voor "kantoor" te handhaven in het nieuwe bestemmingsplan. Dit past ook in de provinciale beleidsregel Locatiebeleid Stedelijk Gebied 2011.

Gelet op de ligging van Randstad nabij het Zakencentrum, lijkt enige uitdijing vanuit dat centrum richting Randstad niet meer dan een natuurlijke beweging. Randstad leent zich goed als opvolgmilieu voor doorstartende kantooractiviteiten omdat er veel solitaire kleinschalige kantoorpanden aanwezig zijn.

De huidige toegestane, meest voorkomende, bouwhoogte van 15 meter is voldoende om deze ontwikkelingen te faciliteren. Temeer daar er van uit gegaan wordt dat er stedenbouwkundig gezien geen redenen zijn om de huidige structuur van het bedrijventerrein aan te pakken.

Detailhandel

Op grond van de Detailhandelsvisie Almere 2012, die door de raad op 15 maart 2012 is vastgesteld is reguliere detailhandel uitgesloten op Randstad, tenzij het ondergeschikte detailhandel is, die als nevenactiviteit bij de bedrijfsvoering hoort.

In het bestemmingsplan 'Randstad 1993' was ook geen detailhandel toegestaan met uitzondering van een bouwmarkt op Randstad 22-101. Deze bouwmarkt is echter niet meer aanwezig, momenteel is in het gebouw een fitnesscentrum gevestigd. Gelet op deze functiewisseling is de detailhandelsfunctie van Randstad 22-101 in het nieuwe bestemmingsplan geschrapt.

Verder zijn op grond van de Detailhandelsvisie Almere 2012 wel Perifere detailhandelsvoorzieningen (PDV) toegestaan op binnenstedelijke en modern gemengde bedrijventerreinen, echter uitsluitend in daartoe aangewezen zones, mits voldaan wordt aan ruimtelijk relevante randvoorwaarden met betrekking tot bereikbaarheid, parkeren, laden-lossen en milieu eisen.

Voor Randstad betekent dit dat PDV wordt toegelaten in de panden waar nu reeds auto- en motorbedrijven zijn gevestigd.

Behalve de verkoop van auto's of motoren mag ook andere PDV, die voldoet aan de begripomschrijving die in Artikel 1 Begrippen is opgenomen onder het begrip 1.55 perifere detailhandel (PDV), worden gevestigd in deze panden.

De raad heeft op 6 maart 2014 ingestemd met een bijstelling van de detailhandelsvisie Detailhandelsvisie Almere 2012 w vastgesteld.

Op grond van de Detailhandelsvisie Almere 2014 is de vestiging van PDV op bedrijventerreinen beperkt ten opzichte van 2012. Dit houdt in dat de aanwezige PDV vestigingen worden gehandhaafd, maar niet kunnen worden uitgebreid.

In deze PDV vestigingen is verkoop van auto's-, boten- en caravans (ABC) toegestaan.

Op grond van de Detailhandelsvisie Almere 2014 kan –na een goede ruimtelijk afweging van ruimtelijke relevante criteria als goede bereikbaarheid en ruimtelijke inpassing- een regeling worden getroffen om de verkoop van deze categorie ook elders op het bedrijventerrein mogelijk te maken.

Gelet op de verkeersstructuur en de aanwezigheid van parkeerruimte op Randstad wordt voorzien dat de goede bereikbaarheid niet kan worden gegarandeerd indien ook elders, buiten de PDV zone de verkoop van ABC goederen wordt toegestaan. Gelet op dit criterium en het criterium van ruimtelijke inpassing is voor het bedrijventerrein Randstad de afweging gemaakt om geen regeling te treffen waardoor de verkoop en handel in deze ABC categorie ook elders op het terrein mogelijk wordt.

Gelet op de Detailhandelsvisie Almere 2014 is de definitie van 'ondergeschikte detailhandel' aangepast, hetgeen inhoudt dat ondergeschikte detailhandel een relatie moet hebben met de hoofdfunctie productie of vervaardiging van goederen tot maximaal 20% van het aantal m² b.v.o. met een maximum van 100 m² w.v.o. mag bedragen. Het omzecriterium is daarbij vervallen.

Voor wat betreft E-commerce is een webwinkel toegestaan, maar een internetwinkel niet. Voor de vestiging van afhaalpunten wordt nog beleid geformuleerd op welke locaties en onder welke voorwaarden deze mogelijk zijn.

Voorzieningen

Op Randstad 21, en met name op Randstad 22 zijn diverse voorzieningen gerealiseerd. Het gaat op Randstad 21 om enkele bedrijven op het gebied van de gezondheidszorg. Op Randstad 22 zijn deze ook gevestigd, alsmede enkele vestigingen op het gebied van sport en religie. Tevens zijn er meerdere kinderdagverblijven gevestigd.

In het bestemmingsplan 'Randstad 1993' , op basis waarvan deze voorzieningen zijn gevestigd, waren Bedrijven (industriële, ambachtelijke, (groot) handels- en dienstverlenende bedrijven) toegestaan. Verder werden bedrijfsgebonden recreatie- en sportactiviteiten toegestaan.

Op grond van de bij dat bestemmingsplan behorende 'beschrijving in hoofdlijnen', ging het bij dienstverlenende bedrijven om bedrijven die waren aangewezen op een centrale ligging in de stad, maar die ruimtelijk moeilijk inpasbaar waren en/of ongewenst waren in het centrum vanwege verkeersaantrekkende werking. Hierbij moest gedacht worden aan verhuur-, reparatie- en schoonmaakbedrijven en onderhoudsdienst en dergelijke. Het ging om bedrijven die ten dienste stonden van het bedrijfsleven en derhalve niet leverden aan de finale consument.

In de planopzet van het bestemmingsplan 'Randstad 1993' werd het bedrijventerrein Randstad getypeert als één van de kleinschalige bedrijventerreinen in Almere Stad, die het dichtst nabij het stadscentrum is gelegen. Op grond van deze typering diende het dan ook een met het centrum samenhangende functie te krijgen. In de stedenbouwkundige opzet van destijds is er naar gestreefd deze centraal-stedelijke situatie tot uitdrukking te brengen.

In de loop van de tijd zijn er behalve bedrijven ook maatschappelijke voorzieningen en sportvoorzieningen op Randstad gevestigd.

De voorzieningen zijn allemaal op legale wijze, met toestemming van de gemeente gevestigd.

Het huidige beleidskader voor functiemenging (toestaan van voorzieningen) is in de Gemeentelijke Visie op het Vestigingsbeleid (GVV), die in 2010 door de raad is vastgesteld uitgewerkt. Hierbij zijn de kaders van functiemenging binnen de diverse vestigingslocaties aangegeven.

In de GVV heeft Randstad het locatietype 'Regulier bedrijventerrein' gekregen met als programma 'modern gemengd'. Binnen dit locatietype:

  • worden bedrijven tot en met milieucategorie 3 toegestaan;
  • worden (bedrijfs)woningen niet toegestaan;
  • wordt detailhandel alleen als ondergeschikte nevenactivteit toegestaan;
  • mag maximaal 50% van het brutovloeroppervlak per bedrijf worden benut voor kantoordoeleinden;
  • wordt perifere detailhandel in volumineuze artikelen toegestaan in de branches: auto's, boten caravans, motoren, fietsen, keukens, caravans, tenten, sanitair, grove bouwmaterialen, bouwmarkten, tuincentra en woninginrichting. Voor periferre detailhandel gelden de uitgangspunten conform de vigerende nota Detailhandel 2004;
  • wordt grootschalige detailhandel niet toegestaan;
  • worden maatschappelijke voorzieningen alleen toegestaan in business facility points;
  • worden voorzieningen op het gebied van cultuur, sport en recreatie (categorie A en B van de VNG Staat van Bedrijfsactiviteiten- functiemenging) alleen toegestaan in business facility points;
  • moet parkeren op eigen terrein plaatsvinden.

Tevens is Randstad op grond van de GVV aangewezen als zoekruimte met binnenstedelijk karakter op reguliere bedrijventerreinen. Op deze bedrijventerreinen zou meer functiemenging kunnen worden toegetsaan.

Veel lokale voorzieningen passen in of bij woonwijken, maar komen toch op een bedrijventerrein terecht vanwege gebrek aan ruimte. Daarom geeft de kaart in bijlage 5 van de GVV zoekruimten aan op reguliere bedrijventerrein, waar zones met het karakter van een binnenstedelijk bedrijventerrein zijn. Deze zones sluiten aan op de marktvraag en ruimtelijke ligging (nabij woonwijken). Randstad is, met uitzondering van de strook die direct langs de Flevospoorlijn is gelegen, op deze kaart aangeduid als een zoekzone met een binnenstedelijke karakter.

Uitgangspunt bij deze functiemenging is dat de huidige bedrijven geen hinder in de bedrijfsvoering van andersoortige functies mogen ondervinden.

De provincie heeft op 21 september 2010 goedkeuring onthouden aan het aanwijzen van zoekruimte voor zones met een binnenstedelijk karakter op reguliere bedrijventerrein omdat het in strijd is met het beoogde karakter zoals omschreven in de GVV. De provincie is van mening dat het aangeven van zoekruimte overbodig is. Immers, wonen, tenzij inpandig en maatschappelijke voorzieningen op bedrijventerrein is volgens de GVV niet mogelijk. Wat overblijft is kleinschalige bedrijvigheid wat op een regulier bedrijventerrein zonder meer een plek mag krijgen

In lijn met de uitgangspunten van de GVV wordt het bedrijventerrein Randstad bestemd volgens de uitgangspunten zoals hierboven omschreven.

Daarbij kan, om recht te doen aan het uitgangspunt van de GVV om het bedrijventerrein Randstad te beschouwen als zoekruimte met een binnenstedelijke karakter voor individuele gevallen via een buitenplanse afwijkingsbevoegdheid op basis van een goede onderbouwing worden afgeweken van de bestemming teneinde functiemenging te faciliteren en te stimuleren.

Uitgangspunt daarbij is dat niet de mogelijkheden van de bestaande/overige bedrijven op het bedrijventerrein negatief worden beïnvloed. Het gaat dan om het mogelijk maken van nieuwe maatschappelijke voorzieningen en overige voorzieningen zoals omschreven in de GVV via buitenplanse afwijkingsbevoegdheden.

De thans aanwezige maatschappelijke - en overige voorzieningen zijn in het bestemmingsplan met een aanduiding op de plankaart aangegeven.

Nieuwe maatschappelijk voorzieningen worden niet zonder meer toegestaan in het bestemmingsplan Randstad. Indien de gemeente toch medewerking wil verlenen aan voorzieningen die niet in het bestemmingsplan passen biedt de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (WABO) mogelijkheden om in bepaalde aangewezen gevallen een omgevingsvergunning te verlenen, in strijd met het bestemmingsplan. Voor deze gevallen geldt de zogenaamde 'reguliere procedure'. Deze gevallen zijn opgenomen in het bij deze Wet behorende Besluit.

Op grond van (het huidige) artikel 4 onder 9 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) is het mogelijk om van het bestemmingsplan af te wijken voor het gebruik van bouwactiviteiten, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, tot een oppervlakte van 1500m2 binnen de bebouwde kom.

Er is een aanpassing van de Bor in voorbereiding waarin een verruiming van artikel 4 wordt voorgesteld in die zin dat de maximum voorgeschreven oppervlakte van 1500 m2 komt te vervallen.

In het kader van deze afwijkingsprocedure kan aan de hand van de aanvraag worden afgewogen of de voorziening wel wenselijk en passend is op het bedrijventerrein omdat de afwijkingsmogelijkheid een bevoegdheid van het college is.

Hierdoor is het mogelijk om flexibel in te spelen om nieuwe individuele initiatieven waar geen bezwaren tegen bestaan en die naar aard en omvang passend zijn op het bedrijventerrein.

Hiermee kan ook worden voldaan aan het gemeentelijk beleid ten aanzien van Randstad zoals dat in de GVV is vastgelegd (zoekruimte voor zones met binnenstedelijk karakter op reguliere bedrijventerreinen).

Onderwijs

De op Randstad 22 gevestigde Montessorischool wordt positief bestemd in het bestemmingsplan. Voor het overige wordt er geen uitbreiding van onderwijs of nieuwe onderwijsgebouwen voorzien.

5.3 Bedrijven en milieuzonering

Milieuzonering

Volgens vaste jurisprudentie dient de toelaatbaarheid van 'milieubelastende activiteiten' in bestemmingsplannen te worden afgestemd op de aanwezigheid van 'milieugevoelige functies' in de omgeving van en óp een bedrijventerrein.

De in dit bestemmingsplan aangebrachte milieuzonering is gebaseerd op de publicatie ''Bedrijven en milieuzonering'' van de VNG [Bedrijven en milieuzonering, handreiking voor maatwerk in de gemeentelijke ruimtelijke ordeningspraktijk, VNG, editie 2009] (hierna: publicatie). Voor een algemene toelichting op de milieuzonering in het plangebied aan de hand van deze publicatie wordt verwezen naar Bijlage 2 Aanpak milieuzonering en Staat van bedrijfsactiviteiten

Milieuzonering richt zich normaliter uitsluitend op het sturen van nieuwe ontwikkelingen en niet op het beoordelen van bestaande situaties.

In dit geval is sprake van de actualisatie van een bestemmingsplan van een bestaand gebied, waarin slechts in beperkte mate ontwikkelingen worden toegestaan. Verder zijn op dit bedrijventerrein bewust een aantal individuele bedrijfswoningen, kinderdagverblijven/buitenschoolse opvangen en één basisschool gesitueerd. Er zijn ook 'overig milieubelastende functies' aanwezig die niet onder de gebruikelijke definitie van de bestemming 'bedrijvigheid' passen, zoals enkele bedrijven op gebied van gezondheidszorg en enkele vestigingen op het gebied van sport, recreatie en religie (zie paragraaf 5.2). Dit komt mede omdat 'dienstverlenende bedrijven' op grond van het huidige bestemmingsplan zijn toegestaan in het plangebied. Deze 'overige milieubelastende functies' zijn naast milieubelastend soms ook milieugevoelig. Hieronder staat de in dit bestemmingsplan gemotiveerde toepassing van eerder genoemde publicatie.

Uitgangspunten

Bevi-bedrijven, vuurwerkbedrijven en bedrijven met ontplofbare stoffen voor civiel gebruik (bedrijven waarbij volgens de publicatie gevaar maatgevend is, waarvoor aparte regelgeving voor het beoordelen van gevaar geldt (het besluit externe veiligheid inrichtingen, Vuurwerkbesluit en de circulaire Opslag ontplofbare stoffen voor civiel gebruik), zijn specifiek beoordeeld op het aspect gevaar volgens de hiervoor geldende regelgeving. Zie paragraaf 3.9 Externe veiligheid en 5.5 Externe veiligheid.

Toegestane milieucategorieën

Volgens het vigerende bestemmingsplan worden bedrijven toegestaan tot en met milieucategorie 3 (conform VNG-publicatie uit 1992). Deze categorie omvat bedrijven met een aan te houden afstand tot woonbebouwing van 50 m en 100 m. In een actualisatie van deze publicatie in 2007 is deze milieucategorie onderverdeeld in milieucategorie 3.1 (50 m) en 3.2 (100 m).

Overal waar de bestemming GD geldt, wordt tot en met milieucategorie 2 toegestaan. Bij de bestemming GD-1 (langs het spoor) en bij de bestemming Bedrijf wordt tot en met milieucategorie 3.2 toegestaan.

Omgevingstype

De richtafstanden dienen te worden afgestemd op het type gebied waarin de gevoelige functies zich bevinden. In dit geval wordt het onderhavige plangebied en zijn directe omgeving beschouwd als een gemengd gebied. Voor een gemengd gebied gelden kleinere afstanden (zie voor een verdere toelichting Bijlage 2 Aanpak milieuzonering en Staat van bedrijfsactiviteiten).

Inwaartse zonering van het bedrijventerrein

Gelet op bovenstaande geldt voor bedrijven met maximaal milieucategorie 3.2 een richtafstand van 50 m tot woonbebouwing (en andere gevoelige functies). De afstand tot de dichtstbijgelegen woningen van Waterwijk is ca. 68 m, tot de dichtstbijgelegen woningen van Filmwijk is ca. 84 m en tot basisschool de Watertuin ca. 70 m. Hiermee wordt voldaan aan de hiervoor genoemde richtafstand en is er geen noodzaak tot het aanbrengen van een inwaartse zonering.

Bestaande gevoelige functies op het bedrijventerrein

Bedrijfswoningen

Voor dit type woningen worden minder hoge eisen aan het woon- en leefklimaat gesteld door de aanwezigheid van het (vaak eigen) bedrijf en de hinder die dit veroorzaakt.

Voor nieuwe situaties wordt als uitgangspunt gehanteerd dat naast bedrijfswoningen bedrijven en overig milieubelastende functies uit maximaal milieucategorie 2 van de Standaard Richtafstandenlijst (bijlage 1 van de publicatie) toelaatbaar zijn. Omdat het in dit geval gaat om een bestaande situatie, wordt daar flexibeler mee omgegaan. Direct aangrenzend aan bedrijfswoningen, zijn bedrijven en overig milieubelastende functies uit maximaal categorie 3.1 toegestaan. Bedrijven en overig milieubelastende functies uit milieucategorie 3.2 zijn op een afstand van 30 m toegestaan.

Dit betekent dat bij de milieuzonering voor bedrijfswoningen met 2 afstandsstappen wordt afgeweken van de Standaard Richtafstandenlijst. Dit wordt hier aanvaardbaar geacht, omdat de aanwezigheid van bedrijfswoningen binnen het plangebied in de regel een historisch gegroeide situatie betreft. Voor een overzicht van de afstandsstappen wordt verwezen naar Bijlage 2 Aanpak milieuzonering en Staat van bedrijfsactiviteiten

Kinderdagverblijf/Buitenschoolse opvang

Een kinderdagverblijf is zowel een milieubelastende als een milieugevoelige functie. Het is qua milieubelasting een milieucategorie 2 activiteit. Een kinderdagverblijf betreft een specifiek type milieugevoelige functie waar minder hoge eisen aan het woon- en leefklimaat kunnen worden gesteld dan aan een woning.

Voor nieuwe situaties wordt als uitgangspunt gehanteerd dat naast kinderdagverblijven bedrijven en overig milieubelastende functies uit maximaal milieucategorie 2 toelaatbaar zijn. Omdat het in dit geval gaat om een bestaande situatie, wordt daar flexibeler mee omgegaan. Direct aangrenzend aan kinderdagverblijven, zijn bedrijven en overig milieubelastende functies uit maximaal categorie 3.1 toegestaan. Bedrijven en overig milieubelastende functies uit milieucategorie 3.2 zijn op een afstand van 30 m toegestaan.

Basisschool

Een school is zowel een milieubelastende als een milieugevoelige functie. Het is qua milieubelasting een milieucategorie 2 activiteit. Een school betreft een specifiek type milieugevoelige functie waar minder hoge eisen aan het woon- en leefklimaat kunnen worden gesteld dan aan een woning.

Voor nieuwe situaties wordt als uitgangspunt gehanteerd dat naast scholen bedrijven en overig milieubelastende functies uit maximaal milieucategorie 2 toelaatbaar zijn. Omdat het in dit geval gaat om een bestaande situatie, wordt daar flexibeler mee omgegaan. Direct aangrenzend aan scholen, zijn bedrijven en overig milieubelastende functies uit maximaal categorie 3.1 toegestaan. Bedrijven en overig milieubelastende functies uit milieucategorie 3.2 zijn op een afstand van 30 m toegestaan.

Vestiging van nieuwe gevoelige functies op het bedrijventerrein

Vestiging van nieuwe gevoelige functies zijn in principe niet gewenst in gebieden waar bedrijfsactiviteiten uit milieucategorie 3.2 (en hoger) zijn gevestigd of toelaatbaar zijn. De locaties van bestaande – te handhaven – gevoelige functies worden strak begrensd, rekening houdend met de effecten van planschade. Om toch enige flexibiliteit mogelijk te maken, worden nieuwe gevoelige functies niet rechtstreeks toegestaan, maar via een omgevingsvergunning op grond van de Wabo of via een partiële herziening van het bestemmingsplan. Het voordeel hiervan is dat er altijd een afwegingsmoment is, waarbij mede rekening gehouden kan worden met de effecten op en de belangen van de bestaande bedrijven (inclusief eventuele planschade).

Uitwerking milieuzonering

Inrichtingen die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken - zoals bedoeld in de Wet geluidhinder – en vestiging van nieuwe inrichtingen die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen worden in het plangebied uitgesloten.

Op grond van de hiervoor genoemde uitgangspunten is de milieuzonering in dit bestemmingsplan opgenomen. Hierbij is uitgegaan van de richtafstanden zoals genoemd in de Standaard Richtafstandenlijst en de afwijkingen hiervan zoals hierboven beschreven. De milieuzonering is indien noodzakelijk op de verbeelding van dit bestemmingsplan aangegeven.

  • in de gebieden met bestemming GD is, vanwege de beperking tot en met milieucategorie 2, geen zonering op de plankaart noodzakelijk vanuit de hierin gelegen gevoelige functies (bedrijfswoningen, KDV-en en school);
  • in de gebieden met bestemming GD-1 is, vanwege het ontbreken van (de vestigingsmogelijkheid) gevoelige functies, ook geen zonering op de plankaart noodzakelijk;
  • in het gebied met de bestemming Bedrijf wordt rondom de bedrijfswoning Randstad 22-51) en de bedrijfswoning Randstad 22-55, een zone van 30 m aangebracht waar alleen milieucategorie 3.1 bedrijven en overig milieubelastende functies gevestigd mogen zijn of kunnen worden. Vervolgens is deze zone zoveel mogelijk in overeenstemming gebracht met de bestaande terreingrenzen van de aanwezige bedrijven. Dit laatste heeft tot gevolg dat het hele deelgebied van deze twee bedrijven een aanduiding krijgt voor milieucategorie 3.1

Het bedrijf gelegen aan Randstad 22-53 (SBI-2008 451,452,454, Handel in auto's motorfietsen, reparatie en servicebedrijven), dat in deze zone komt te liggen heeft milieucategorie 2. Het bedrijf gelegen aan Randstad 22-43 (ook SBI-2008 451,452,454, Handel in auto's motorfietsen, reparatie en servicebedrijven) valt in de dezelfde milieucategorie. Deze zonering beperkt deze bedrijven niet en voorziet nog in voldoende groeimogelijkheden.

In de gebieden met de bestemming GD komen volgens de bedrijveninventarisatie (zie Bijlage 3 Inventarisatie bedrijven), geen bedrijven in een hogere categorie dan milieucategorie 2 voor. Deze bedrijven hebben een specifieke aanduiding op de plankaart gekregen.

Afwijken van de gebruiksregels 

De toelaatbaarheid zoals deze hierboven is beschreven, betekent niet dat de uitoefening van activiteiten uit een hogere milieucategorie in alle gevallen onaanvaardbaar is. De Staat van Bedrijfsactiviteiten geeft namelijk een vrij grove indeling van de hinderlijkheid van bedrijven. De situatie bij een specifiek bedrijf kan daarvan afwijken. Vooral komt het voor dat een bedrijf als gevolg van de geringe omvang van hinderlijke (deel)activiteiten of door een milieuvriendelijke werkwijze, minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Bedrijfsactiviteiten is verondersteld. In dat geval kan bij omgevingsvergunning worden afgeweken van de algemene toelaatbaarheid. Op die manier kan een dergelijk bedrijf voor de desbetreffende activiteit toe worden gelaten. Dit geldt alleen voor bedrijven uit maximaal één categorie hoger dan de in het bestemmingsplan toegestane categorieën.

Conclusie

In dit bestemmingsplan wordt door toepassing van milieuzonering zorg gedragen voor een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de bestaande bedrijfswoningen, kinderdagverblijven (KDV) en de basisschool op het bedrijventerrein en worden de bedrijven en overig milieubelastende functies niet onaanvaardbaar in hun functioneren belemmerd.

5.4 Duurzaamheid en leefbaarheid

geluid

wegverkeerslawaai

Op het bedrijventerrein zijn 5 bedrijfswoningen en 4 kinderdagverblijven aanwezig. Het bestemmingsplan biedt geen mogelijkheid om nieuwe bedrijfswoningen en andere geluidsgevoelige functies/objecten (zoals gedefinieerd in de Wet geluidhinder) toe te staan. Dit betekent dat verder niet hoeft te worden getoetst aan de Wet geluidhinder binnen de geluidszones van de dreven in het plangebied.

spoorweglawaai

In paragraaf 3.5 is aangegeven dat de veiligheidszone spoor in 1993 op 90 meter aan de weerszijde van de Flevospoorlijn was gelegen. Sinds 1 juli 2012 zijn de geluidproductieplafonds voor hoofd(spoor)wegen van kracht. Anno 2013 geldt voor het traject ter hoogte van het plangebied (volgens het Besluit geluidhinder, art. 4.1a en in combinatie met het geluidregister hoofdspoorwegen) waaraan Randstad is gelegen een geluidszone van 300 meter aan weerszijde van het spoor (het geluidproductieplafond is ter plaatse van het plangebied nl. < 64 dB Lden ), waarmee het bedrijventerrein gedeeltelijk binnen het toetsingsgebied van het spoor valt. Aangezien er geen nieuwe geluidsgevoelige objecten worden toegestaan, heeft deze nieuwe wetgeving geen invloed op nieuw te projecteren functies in het bestemmingsplan.

Industrielawaai

Alle bestaande bedrijven en bedrijven met maatschappelijke functies die volgens de Wet milieubeheer als inrichting te beschouwen zijn, dienen te voldoen aan de geluidsnormstelling zoals opgenomen in BARIM (Activiteitenbesluit milieubeheer) of conform de afgegeven milieuvergunning Wet milieubeheer. Hiermee wordt de omgeving afdoende beschermd tegen geluidhinder als gevolg van industrielawaai. Nieuwe geluidsgevoelige objecten/functies worden verder niet toegestaan in het gebied. Hierdoor worden de uitbreidingsmogelijkheden van de bestaande bedrijven op voorhand akoestisch gezien, niet ingeperkt.

Lucht

Ten tijde van het vaststellen van het bestemmingsplan "Randstad 1993" is niet getoetst aan het aspect luchtkwaliteit. In het gebied is de luchtkwaliteit echter dusdanig dat voldaan wordt aan de normstelling zoals eerder genoemd. Dit komt mede door de lage achtergrondconcentraties in Almere. Zie hiervoor hetgeen is opgenomen in paragraaf 3.5.

Gezien het feit dat het hier om een bedrijventerrein gaat waarbij

  • de bedrijfswoningen reeds zijn toegestaan;
  • er geen nieuwe voor luchtkwaliteit gevoelige objecten zullen worden geprojecteerd;
  • de grenswaarden nu niet overschreden worden en ook niet zullen worden overschreden gezien de kleinschaligheid van de bedrijfsactiviteiten,

is er derhalve geen reden om voor dit gebied maatregelen (aspecten “Scheiden” en “Voorkomen”) op bestemmingsplanniveau te treffen om de luchtkwaliteit op termijn te verbeteren.

Nieuwe situaties zoals de vestiging van eventuele bedrijfswoningen (bij milieuvergunningverlening is er nu een verplichte toets bestemmingsplan) zullen wel ten minste getoetst moeten worden aan de regels zoals opgenomen in paragraaf 3.5. Dit kan echter alleen via de wijziging van het bestemmingsplan.

Op grond van de monitoringstool 2012 zijn er geen knelpunten in het gebied. Verder zijn in de gebieden met de bestemming Gemende Doeleinden slechts lichte categorie bedrijven toegestaan. Het zijn dus geen bedrijven zijn die voor een dusdanige significante verhoging van de heersende luchtkwaliteit kunnen zorgen waardoor er een knelpunt luchtkwaliteit kan of zal ontstaan.

5.5 Externe veiligheid

Inrichtingen

Risicovolle inrichtingen

Op dit bedrijventerrein is vestiging van nieuwe risicovolle bedrijven (d.w.z. bedrijven die in principe onder Bevi vallen) niet gewenst. De ligging van het terrein in de omgeving, de toegestane milieucategorieën, de hoge kantoorhoudendheid, de menging met bestaande bedrijfswoningen en voorzieningen etc. leent zich hier niet voor.

Vandaar dat in de voorschriften risicovolle inrichtingen worden uitgesloten.

Vuurwerkbedrijven

Op grond van geldend vuurwerkbeleid worden op Randstad vuurwerkbedrijven toegelaten. Tevens is er op grond van dit beleid op bedrijventerreinen geen maximum gesteld aan de hoeveelheid vuurwerk die in voorraad mag worden gehouden. Echter, de veiligheidsafstanden die volgens het Vuurwerkbesluit in acht dienen te worden genomen ten opzichte van kwetsbare objecten dienen ten alle tijde op eigen terrein te worden opgelost. In de praktijk zal deze regeling (die is opgenomen in de artikelen Artikel 3 Bedrijf en Artikel 4 Gemengd) bepalend zijn voor de hoeveelheid vuurwerk die in voorraad mag worden gehouden.

Een concreet vestigingsinitiatief ter zake, zal worden getoetst aan de geldende afstandseisen uit het Vuurwerkbesluit. Deze veiligheidsafstanden gelden via de planregels, waarbij de vereiste veiligheidsafstanden te allen tijde op eigen terrein dienen te worden opgelost.

Toekomstig transport van gevaarlijke stoffen over de Flevolijn

Het zuidelijke deel van het plangebied ligt voor het grootste deel binnen het invloedsgebied (1%-letaliteit voor het scenario 'warme BLEVE' is ca. 310 m) van de Flevolijn. Over deze lijn zal in de toekomst (naar verwachting vanaf 2014) transport van gevaarlijke stoffen gaan plaatsvinden. Conform de circulaire RNVGS wordt hieronder de risicobenadering toegepast.

Risicobenadering:

Een eerste indruk van de risico's is verkregen met behulp van vuistregels. Uit bijlage 3 blijkt dat het baanvak waar Randstad aan ligt mogelijk een PR 10-6-contour heeft en er sprake is van een mogelijke overschrijding van het GR.

Dit betekent, dat het noodzakelijk is een kwantitatieve risicoanalyse uit te voeren. Voor een tweetal scenario's:

  • de huidige bebouwing;
  • huidige bebouwing inclusief alle toekomstige bebouwing (geheel nieuw of uitbreiding van bestaand), ook wel genoemd de bestemmingsplancapaciteit.

Uit de rapportage van deze berekeningen (zie Bijlage 5 vervoer gevaarlijke stoffen, bestaande situatie en Bijlage 6 vervoer gevaarlijke stoffen, toekomstige situatie) blijkt, dat dit spoortraject een PR-10-6-contour heeft van gemiddeld 5 m en dat het groepsrisico in de bestaande en autonome situatie boven de oriëntatiewaarde ligt en in de toekomstige situatie (inclusief de Basisnet Spoormaatregelen) tussen de oriëntatiewaarde en 0,1 keer de oriëntatiewaarde in ligt.

Zie voor de resultaten onderstaande tabel:

Scenario   Gemiddelde PR risicocontour in m vanaf het hart van het spoor   Groepsrisico  
  10-6   10-7   10-8   Normwaarde*   Aantal slachtoffers bij max. overschrijding  
Bestaande situatie   5   80   259   6,4   4423  
Autonome situatie   4   19   187   0,28   1337  
Toekomstige situatie   4   19   187   0,28   1337  

toelichting:

  • Bestaande situatie: huidige bebouwing en transport van gevaarlijke stoffen vanaf 2013/2014 (volume en routes conform Marktverwachting Prorail 2007);
  • Autonome situatie: huidige bebouwing, gelijk transport van gevaarlijke stoffen als in de bestaande situatie, plus de Basisnet Spoor maatregelen (= alleen WBV is hier gesimuleerd conform de warme/koude Bleve verhouding voor dit traject uit de Basisnettabellen Spoor van september 2011);
  • Toekomstige situatie: gelijk transport van gevaarlijke stoffen als in de bestaande situatie inclusief de Basisnet maatregelen, plus verhoging personendichtheid ten gevolg van het nieuwe bestemmingsplan. Hierbij is ''worstcase'' uitgegaan van een stijging met 50% per object.

Een nadere beschouwing van het groepsrisico leidt tot de volgende conclusies:

  • De locaties met het hoogste groepsrisico buiten het plangebied liggen ter plaatse van station Almere-Centrum;
  • De bijdrage van het bestemmingsplan Randstad (worstcase aanname 50% meer bevolking) aan de hoogte van het groepsrisico is nihil.
  • Er is geen sprake van een overschrijding van het groepsrisico. In overeenstemming met het (concept) Besluit transportroutes externe veiligheid, kan in dit geval (oriëntatiewaarde niet overschreden, groepsrisicotoename ten gevolge van plan < 10%), worden volstaan met een beperkte verantwoording van het groepsrisico tot de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid.

Tracébesluit OV-SAAL, traject Weesp-Lelystad:

De minster van I&M heeft eind 2011 dit besluit genomen. Het besluit gaat uit van het aanleggen van twee keersporen aan de oostzijde van station Almere Centrum.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2Z06-vg01_0012.png"

Dit betekent ter plaatse van het plangebied, dat het spoor ter plaatse van kilometer vak 15.7 ca. 4,5 m dichter bij de gebouwen van Randstad komt te liggen. De gevolgen hiervan zijn in het kader van het TB onderzocht. Het plaatgebonden risico en groepsrisico veranderen niet significant als gevolg van de aanpassingen aan het spoor. De wissels blijven immers in hetzelfde kilometervak (in RBMII kunnen wissels alleen per km aangegeven worden. Blijft een wissel in dezelfde km, dan vinden er geen veranderingen plaats in de spooreigenschap ongevalfrequentie).

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2Z06-vg01_0013.png"

afbeelding dwarsdoorsnede spoor

In de risicoberekeningen is voor Almere in de toekomstige situatie een overschrijding van het groepsrisico berekend voor trajectdelen buiten dit plangebied. Daarom worden er in het kader van TB OV-SAALet project onderstaande mogelijke en beschikbare maatregelen uitgevoerd die de kans op een calamiteit aan de vervoerszijde verlagen, en dus ook zorgen voor een lager groepsrisico. Van deze maatregelen is nog geen goedgekeurd "kwantitatief (reken)effect" beschikbaar, waardoor de beperking van het groepsrisico als gevolg van deze maatregelen niet in de kwantitatieve berekeningen van het GR kan worden meegenomen.

  • Installeren ATB-vv of minimaal een andere gelijkwaardige maatregel. ATB-vv zorgt ervoor dat een trein automatisch remt indien deze ook bij lage snelheden door een rood sein rijdt. De ATB-vv wordt o.a. toegepast bij de in- en uittakkende sporen op de doorgaande sporen aan de oost- en westzijde van station Almere Centrum. Tevens worden hier aan seinen gekoppelde wissels toegepast, waardoor conflicterende standen onmogelijk zijn.
  • Calamiteitenvoorzieningen ten behoeve van de hulpdiensten, zijn aangesloten op de bestaande infrastructuur. Daarnaast worden iedere 200 meter een baantoegang en bluswatervoorzieningen gerealiseerd. In geluidschermen worden aan de inzetzijde iedere 100 meter toegangsdeuren en bluswatervoorzieningen gerealiseerd. Aan de ontvluchtingszijde worden om de 200 meter vluchtdeuren aangebracht. Bij bestaande openwatervoorzieningen worden opstelplaatsen gerealiseerd.

Basisnet Spoor:

In de brief van 18 februari 2010 (Kamerstukken II, 30 373, nr. 40) zijn de richtinggevende kaders voor het Basisnet Spoor vastgesteld. Met de brief van 9 juli 2010 (Kamerstukken II, 30 373, nr. 42) hebben vertegenwoordigers van het bedrijfsleven, IPO en VNG op hoofdlijnen ingestemd met het Rijksontwerp Basisnet Spoor voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Met de brief van 15 auagustus 2011 (kenmerk IenM/BSK-2011/94578), is de nadere verkenning van enige onderwerpen afgerond en de Tweekamer hierover geïnformeerd, waarmee het Basisnet Spoor nu definitief gereed is. E.e.a. wordt in 2012 opgenomen in de circulaire RNVGS (= beleid) en zal vervolgens (wettelijk) worden vastgelegd in de Wet vervoer gevaarlijke stoffen en het Besluit transportroutes externe veiligheid (BTEV).

Vooruitlopend hierop zijn ook de bestuurlijke afspraken gemaakt tussen de minister van I&M en de gemeente Almere uit 1999, eind 2011 gewijzigd. Ruimtelijk relevant zijn:

  • de 'oude' veiligheidszone van 30 m vervalt;
  • er geldt een veiligheidszone van maximaal 6 m gemeten ter weerszijden van de spoorbaan, gemeten vanuit het midden van de doorgaande spoorbundel; hier zijn geen nieuwe kwetsbare objecten toegestaan en nieuwe beperkte kwetsbare objecten alleen bij zwaarwegende belangen ;
  • verder geldt een plasbrandaandachtsgebied (met extra bouwkundige eisen via Ministeriële regeling bij Bouwbesluit 2012 voor nieuwe gebouwen) van 30 m, aan weerszijden van het spoor, gemeten vanaf de buitenste spoorstaaf.

Ruimtelijk relevante resultaten en conclusies 

  • 1. er geldt volgens afspraak een veiligheidszone van maximaal 6 m, dit wordt straks beleid en kort daarna wetgeving; De berekende PR-10-6 contouren liggen hierbinnen. De veiligheidszone van 6 m ligt buiten het plangebied van het bestemmingsplan Randstadmaar binnen het bestemmingsplan Flevospoorlijn. Deze zal een plek krijgen in het te actualiseren bestemmingsplan voor de Flevospoorlijn naar aanleidng van het Tracébesluit OV-SAAL.
  • 2. De 30 m zone blijft op de kaart staan, maar krijgt een aanduiding 'Palsbrandaandachtsgebied'. Aan de aanduiding plasbrandaandachtsgebied, zijn regels verbonden:
  • 3. een bijzondere verantwoordingsplicht, gericht op de toelating van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten in dit gebeid, vanwege de effecten van een plasbrand. Beargumenteerd moeten worden: de mogelijkheid van situering buiten deze zone, in samenhang met de bestrijdbaarheid van een plasbrand (hulpverlening en zelfredzaamheid mede in relatie tot effectreducerende of brandvertragende maatregelen aan het gebouw);
  • 4. (andere) eisen voor nieuw te bouwen bouwwerken met het oog op het veilig kunnen vluchten bij een brand, een ontploffing of een drukgolf.

Het groepsrisico ligt in de toekomst na de getroffen maatregelen (OV-SAAL en Basisnet Spoor) onder de oriëntatiewaarde. Er kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het groepsrisico tot de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid.

Advies Brandweer Flevoland:

De brandweer Flevoland heeft op 12 januari 2012 advies uitgebracht over de mogelijke risico's, de mogelijkheden voor zelfredzaamheid en de mogelijkheden voor bestrijding en beperking van een treinincident met gevaarlijke stoffen.

De brandweer stemt op hoofdlijnen in met het voorontwerp bestemmingsplan.

Met betrekking tot de 2 beperkt kwetsbare objecten in de toenmailige veiligheidszone van het spoor wordt geadviseerd om per object een extra ontvluchting te creëren van het spoor af om de effecten van een plasbrand te ontvluchten en risicocommunicatie te starten.

Ten aanzien van de aanbevolen aanvullende veiligheidsmaatregelen overweegt de gemeente het volgende. De zelfredzaamheid van de bedoelde gebouwen is op gebiedsniveau voldoende adequaat. Er is een belangrijke vluchtweg voor de beide gebouwen aanwezig. Namelijk het fietspad onder de randstaddreef door, het Dinkelpad (zie onderstaande figuur).

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2Z06-vg01_0014.jpg"

Risicocommunicatie is inderdaad een geschikt middel om de zelfredzaamheid van personen te verhogen. Echter, de gemeente Almere heeft geen risicocommunicatie beleid. Bovendien gaat het hier om een plan dat slechts ca. 600 m aan één zijde van het spoor ligt. Veel logischer is om voor het hele traject in Almere (en wellicht voor het hele traject Weesp-Zwolle), risicocommunicatie op te starten. Een mooi moment is de start van het goederenvervoer over dit traject. Omdat hier sprake is van een regionale risicobron lijkt het logischer dat de Brandweer Flevoland dit aspect samen met de betreffende gemeenten oppakt. Het bestuur van de veiligheidsregio is ook volgens de Wet veiligheidsregio's (Wvr) verantwoordelijk voor informatievoorziening over rampen en crises die de bevolking kunnen treffen (risicocommunicatie) en over de daarbij te volgen gedragslijn.

Aanvullende maatregelen om de zelfredzaamheid te verhogen acht de gemeente Almere niet noodzakelijk.

De gemeente acht de resterende restrisico's acceptabel.

5.6 Verkeer

Autoverkeer

Bij verdere ontwikkeling van het zakencentrum bij het station Almere Centrum zal de Landdrostdreef meer verkeer te verwerken krijgen. De groeiende verkeersdruk op deze dreef heeft gevolgen voor de bereikbaarheid van de delen Randstad 20 en 21, die via deze dreef worden ontsloten. Om de bereikbaarheid van deze delen van het bedrijventerrein te blijven garanderen kan het nodig zijn om de Landdrostdreef in de nabije toekomst te verbreden. Om hiervoor voldoende ruimte te hebben wordt de verkeersbestemming van deze dreef verruimd om, indien gewenst, de wegprofielen te kunnen verbreden. Hetzelfde geldt voor de huidige rotonde. Uit capaciteitsoogpunt is de verwachting dat deze op korte termijn gereconstrueerd moet worden om een goede doorstroming te kunnen waarborgen. Ook hier zal een ruime verkeersbestemming worden opgenomen zodat uitbreiding mogelijk wordt.

In het kader van de schaalsprong 2030 zal op langere termijn achter het station Almere Centrum een verkeerstunnel worden aangelegd om zo het centrum optimaal te kunnen blijven ontsluiten. De tunnel zal gevolgen hebben voor het profiel van de Landdrostdreef en Randstad 20. Bestuurlijk is er echter nog geen keuze gemaakt hoe en waar de tunnel komt te liggen. Aangezien de verwachting is dat de realisatie van de tunnel de geldigheidsduur van dit bestemmingsplan overstijgt wordt in dit bestemmingsplan nog geen rekening gehouden met deze tunnel

Randstad 22 is het grootste terrein met de hoogste potentiele verkeersaantrekkende werking. Nu zijn hier nog relatief weinig verkeersaantrekkende functies gevestigd waardoor er relatief weinig druk is op de interne en externe ontsluiting. Dit zou zoveel mogelijk behouden moeten worden.

Aangezien het nieuwe bestemmingsplan een consoliderend bestemmingsplan is waarbinnen wel ruimte wordt geboden voor omkleuring van de bestaande bebouwing maar verder weinig ruimte wordt geboden voor fysieke uitbreiding van de gebouwen, worden er geen belangrijke wijzigingen ten aanzien van de verkeersaantrekkende van het terrein verwacht.

Openbaar vervoer

Randstad is op loopafstand gelegen ten opzichte van het Centraal Station van Almere en het aldaar gelegen busstation.

verdubbeling Flevolijn

In 2008 heeft het kabinet besloten tot gedeeltelijke verdubbeling van de Flevolijn, ter verlichting van de ontstane capaciteitsproblemen. Ook is uitbreiding nodig om te kunnen voldoen aan de grotere vervoersvraag als gevolg van de Schaalsprong 2030 en de Hanzelijn die eind 2012 in gebruik zal worden genomen en die Lelystad en Zwolle rechtstreeks met Amsterdam en Schiphol verbindt.

Op 29 maart 2011 is het Ontwerp "Tracebesluit Spooruitbreiding Schiphol-Amsterdam-Almere-Lelystad, maatregelen korte termijn, Traject Weesp-Lelystad" door de Minister van Infrastructuur en Milieu vrijgegeven. Inmiddels is het Ttracebesluit vastgesteld.

Hierin worden diverse maatregelen in het tracedeel Almere (onderdeel 7.2) voorgesteld ter hoogte van het bestemmingsplangebied Randstad. Nabij station Almere Centrum wordt tussen de binnenste sporen een wisselcomplex aangepast om het keren van treinen langs de binnenzijde van de perrons mogelijk te maken. De spooruitbreiding ten oosten van het station (ter hoogte van Randstad) wordt asymetrisch uitgevoerd. Dit houdt in dat de spooruitbreiding voornamelijk aan de noordkant van het spoor wordt gerealiseerd. Aan de noordzijde van het spoor wordt het aldaar aanwezig parkeerterrein heringericht ten behoeve van de baanverbreding.

Gevolg is dat bestaande taluds zullen worden vervangen door steilere taluds en/of keerwanden en dat het huidige parkeerterrein bij Randstad 20 zal worden heringericht.

De taluds van de Flevospoorlijn liggen in het geldende bestemmingsplan voor de Flevospoorlijn. Het parkeerterrein heeft een bestemming voor Verkeer-Verblijfsgebied. De herinrichting als gevolg van de maatregelen aan de Flevospoorlijn kunnen op grond van deze bestemming worden uitgevoerd.

Ook de kunstwerken die moeten worden aangepast ter hoogte van het Dinkelpad/Humberpad, Charlie Chaplinpad en Schipbeekpad vallen in het bestemmingsplan voor de Flevospoorlijn.

Voor wat betreft de maatregelen aan de wegen dient de rotonde op de Randstaddreef te worden aangepast om een minimale doorrijhoogte van het spoorviaduct te behouden. Deze rotonde valt wel in het bestemmingsplan voor Randstad. De daar opgenomen Verkeersbestemming is ruim genoeg voor aanpassing van deze rotonde.

Voor wat betreft de geluidbelasting (onderdeel 7.3) wordt geconstateerd in het ontwerp-tracébesluit dat in de toekomstige situatie de geluidbelasting op de woningen en school maximaal 49dB zal bedragen en dat daardoor de voorkeursgrenswaarden uit de Wet Geluidhinder niet worden overschreden. Maatregelen om de geluidbelasting terug te dringen zijn daarom daar niet nodig.

Ten aanzien van het tracebesluit zijn betrokken gemeenten verplicht, overeenkomstig de Tracewet, met de bepalingen uit het tracébesluit rekening te houden bij de vaststelling of herziening van het bestemmingsplan door middel van het opnemen van voldoende ruime bepalingen in de desbetreffende regels.

Op 5 september 2013 heeft de raad van Almere de Beheersverordening Flevolijn vastgesteld. De plangrens van het bestemmingsplan Randstad sluit aan op de grens van deze Beheersverordening.

Het bestemmingsplan "Randstad" voldoet hieraan.

Langzaam verkeer

Het terrein wordt nu van alle vier de zijden ontsloten door fietspaden. Wel is het verloop van deze fietspaden op het terrein zelf een punt van aandacht vanwege de kruisingen met het autoverkeer op het terrein.

Verder kan de fietsstructuur nog worden verbeterd door verbetering van de route van het Dinkelpad, die de verbinding met Waterwijk vormt, over het terrein heen.

Aangezien de openbare ruimten op het bedrijventerrein de bestemming verkeer-verblijfsgebied krijgen waarbinnen alle verkeers en verblijfsfuncties kunnen worden geprojecteerd biedt het nieuwe bestemmingsplan de nodige flexibiliteit voor herprofilering van de interne verkeersstructuren.

Parkeren

In het huidige bestemmingsplan voor Randstad is uitgegaan van parkeren op eigen terrein. Aan de hand van het verwachte karakter van de destijds te vestigen bedrijven werd een norm van 0,2 parkeerplaats per arbeidplaats op eigen terrein voldoende geacht. Op openbaar terrein werd op beperkte schaal ruimte gereserveerd voor aanvullende parkeergelegenheid tot een maximum van 0,4 parkeerplaats per arbeidsplaats.

Ook in de toekomst blijft dit uitgangspunt gehandhaafd.

Uit stedenbouwkundige overwegingen werd in het huidige bestemmingsplan uitgegaan van parkeren aan de ontsluitingswegen aan de achterkant van de gebouwen. Dit gold met name voor de kavels die gesitueerd waren aan de Randstad- en Landdrostdreef.

Geconstateerd wordt dat dit uitgangspunt voor een groot gedeelte is gerealiseerd.

5.7 Groen, blauw en natuur

Groen

De raad heeft bij besluit van 16 januari 2014 de komgrenzen inzake de Boswet opnieuw vastgeteld en heeft daarbij de komgrenzen inzake de Boswet uit 1988 ingetrokken.

Met dit raadsbesluit is de Boswet niet meer van toepasing op het bedrijventerrein Randstad.

Natuur

Vogel- en Habitatrichtlijn

De bescherming van de natuur is in Europees verband vastgelegd in de Vogelrichtlijn (VR) en de Habitatrichtlijn (HR). Beide richtlijnen dragen zorg voor zowel gebiedsbescherming als soortenbescherming. Nederland heeft de richtlijnen geïmplementeerd in de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbwet) en de Flora- en faunawet (Ffwet).

Gebiedsbescherming - Natuurbeschermingswet 1998

De Nbwet heeft betrekking op de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden die Nederland bij de Europese Commissie heeft aangemeld en beschermde natuurmonumenten. Ruimtelijke ingrepen die in of nabij deze gebieden plaatsvinden, moeten worden getoetst op hun effecten op deze gebieden.

De dichtstbijzijnde gebieden die door de Natuurbeschermingswet worden beschermd, zijn de Lepelaarplassen, het Markermeer & IJmeer en de Oostvaardersplassen. In het plangebied zijn geen ontwikkelingen gepland die mogelijk significant negatieve effecten hebben op de instandhoudingsdoelstellingen van deze of andere beschermde gebieden.

Soortbescherming – Flora- en faunawet

De Ffwet heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, (trek)vogels, reptielen en amfibieën, op een aantal vissen, libellen en vlinders, op enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde diersoorten (uit de groepen kevers, mieren, schelp- en schaaldieren) en op een honderdtal vaatplanten. Welke soorten planten en dieren wettelijke bescherming genieten, is vastgelegd in een aantal bij de Ffwet behorende besluiten en regelingen.

De Ffwet bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier -en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings - of vaste rust of verblijfplaatsen. Artikel 2 van de Ffwet schrijft voor dat iedereen de algemene zorgplicht voor de in wild levende planten en dieren in acht moet nemen. Dit houdt in dat handelingen die niet noodzakelijk verband houden met het beoogde doel, maar nadelig zijn voor de flora en fauna, achterwege moeten blijven.

vogels

In het hele plangebied kunnen ten tijde van het broedseizoen broedvogels voorkomen in de vegetatie en de wateren. Broedende vogels mogen niet verstoord worden en hiervoor kan geen ontheffing aangevraagd worden. Het kappen van bomen, verwijderen van vegetatie en overige werkzaamheden die verstorend kunnen werken voor broedende vogels dienen buiten het broedseizoen plaats te vinden. Het broedseizoen verloopt globaal van 15 maart tot 15 augustus, maar het verbod geldt ook voor vogels die buiten deze periode broeden.

Indien bomen gekapt worden, moeten deze gecontroleerd worden op de aanwezigheid van jaarrond beschermde nesten. Nesten van bosuil, steenuil, kerkuil, groene specht, zwarte specht en grote bonte specht zijn, indien nog in functie, jaarrond beschermd onder artikel 11 van de Ffwet. Nesten van in bomen broedende roofvogelsoorten en van ransuil zijn ook jaarrond beschermd. Deze soorten zijn niet in staat een geheel eigen nest te bouwen en maken gebruik van oude kraaiennesten of nesten waar zij eerder gebroed hebben. Hier geldt dat er voldoende nestgelegenheid aanwezig moet blijven en dat niet elk kraaiennest in een territorium gespaard behoeft te worden bij een ingreep.

vissen

De Rivierdonderpad is waargenomen in de Leeghwaterplas. Dit water staat in open verbinding met het water rondom het bedrijventerrein. Er kan derhalve niet op voorhand worden uitgesloten dat de Rivierdonderpad zich ook hier bevindt.

planten

In het noordoosten van het bedrijventerrein komt veelvuldig de beschermde Brede wespenorchis voor. Deze plant is licht beschermd en voor ruimtelijke ontwikkelingen, bestendig gebruik en bestendig beheer en onderhoud geldt voor deze soort een algemene vrijstelling van de verbodsbepalingen. Uiteraard moet wel met de algemene zorgplicht rekening gehouden worden.

In het westen van het gebied komt op meerdere locaties de Rietorchis voor (zie de figuur hieronder). Deze soort is opgenomen in Tabel 2 van de Flora- en faunawet. Indien werkzaamheden worden uitgevoerd conform de Gedragscode Ffwet van Almere, geldt hiervoor een vrijstelling. Anders dient er een ontheffing aangevraagd te worden wanneer werkzaamheden kunnen leiden tot overtreding van artikel 8 van de Flora- en faunawet.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2Z06-vg01_0015.jpg"

Figuur : Locaties waar de Rietorchis is waargenomen (Bron: Almere in kaart)

vleermuizen

In het oosten van het gebied zijn foeragerende of trekkende exemplaren van de Gewone dwergvleermuis waargenomen. Vleermuizen gebruiken lijnstructuren zoals grachten en bomenrijen voor hun vliegroutes en als foerageergebied. Indien er veranderingen aan dergelijke lijnstructuren worden aangebracht, dient het effect hiervan op vleermuizen in kaart te worden gebracht. Indien gebouwen gesloopt worden, moet onderzocht worden of er verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig zijn. Een ontheffing voor overtredingen van verbodsbepalingen ten aanzien van vleermuizen kan alleen worden aangevraagd op grond van dwingende redenen van groot openbaar belang.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2Z06-vg01_0016.jpg"

Figuur : waarnemingen van de Gewone dwergvleermuis (Bron: Almere in kaart)

5.8 Cultuurhistorische waarden

Binnen het plangebied bevinden zich geen terreinen die op de Archeologische Monumenten Kaart (AMK herziening 2005) of op de "Archeologische Beleidskaart Almere" zijn aangegeven. Er zijn geen bekende (beschermde) vindplaatsen van scheepswrakken. Ook komen er geen gebouwde monumentwaarden voor.

Het is echter wel mogelijk dat zich in het plangebied, onder het maaiveld, nog onontdekte Steentijdvindplaatsen of scheepswrakken bevinden.

Men dient er rekening mee te houden dat bij het uitvoeren van grondwerkzaamheden, dergelijke resten aangetroffen worden. Is dat het geval dan dient dit conform artikel 53 lid 1 van de Monumentenwet 1988 gemeld te worden aan de minister van OC en W, via de stadsarcheoloog van de gemeente Almere.

Om verdere beschadiging te voorkomen dienen de werkzaamheden ter plaatste direct gestaakt te worden. Na vaststelling van de waarde en het belang van de aangetroffen resten, wordt besloten welke maatregelen nodig zijn.

5.9 Bodem en watersysteem

Bodem

Zie voor achtergronden bodem in Almere paragraaf 3.7. Aagezien er geen bebouwing meer plaatsvindt op het terrein zijn er voor wat betreft de bodemaspecten geen belemmeringen.

Watersysteem

Ruimte maken voor water in plaats van ruimte onttrekken aan water. Dat is de kern van het waterbeleid voor de 21e eeuw. De watertoets is een van de instrumenten om dit te bereiken. Het doel van de watertoets is waarborgen dat bij dit plan de waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen.

In het kader van deze verplichte watertoets is de beslisboom uit het Waterkader van Waterschap Zuiderzeeland gevolgd. Op basis hiervan is gebleken dat het voorliggende plan de procedure kleine plannen gevolgd kan worden. Daartoe is deze waterparagraaf opgesteld aan de hand van de randvoorwaarden die zijn opgenomen in het waterkader van Waterschap Zuiderzeeland. De meest relevante gegevens worden in het Waterlogboek opgenomen

Het plangebied bestaat voor een groot deel uit verhard oppervlak, met daarin veel bebouwing. De waterstructuur zal in beginsel worden gehandhaafd, terwijl het aandeel aan verhard oppervlak nauwelijks zal toenemen. Uit berekeningen naar de beschikbare bergingscapaciteit binnen het betreffende peilgebied Almere Stad (uitgevoerd in het kader van bovengenoemde studie) blijkt dat er voldoende berging aanwezig is, dit is onder andere het gevolg van de beschikbare berging op de Leeghwaterplas en het Weerwater. Het waterschap heeft het realiseren van extra open water dan ook niet als (ontwerp)opgave meegegeven voor Almere Stad.

De gemeente blijft de voorkeur geven aan een gescheiden stelsel boven het zogenaamd "verbeterd gescheiden stelsel" omdat op die manier onder andere de zuiveringsinstallatie kan worden ontlast en schoon regenwater de oppervlaktewaterkwaliteit kan verbeteren.

Bij herinrichting kan overwogen worden maatregelen te nemen om te voorkomen dat verontreinigingen met regenwater afspoelen naar het oppervlaktewater. Allereerst zal zoveel mogelijk voorkomen dienen te worden dat deze verontreiniging ontstaan. Hierbij is het toepassen van duurzame, niet-uitloogbare, bouwmaterialen en straatmeubilair een vereiste. Wanneer het afstromende regenwater toch verontreinigingen bevat dan zijn locale zuiveringen aan de orde.

Deze zuiveringen kunnen bestaan uit meer technische maatregelen (o.a. lamellenfilters, waterzuiverende bestrating, zoals aquaflow) en/of meer natuurlijke maatregelen als infiltratiebermen en helofytenfilters.

Herinrichting van de oevers langs de stadswetering biedt wellicht mogelijkheden om de benodigde zuiveringsvoorzieningen te realiseren. Deze mogelijkheden kunnen dan in samenwerking met het waterschap verder worden verkend. Het ligt hierbij voor de hand de realisatie van benodigde voorzieningen waar mogelijk te combineren met het vergroten van ecologische potenties.

Hoofdstuk 6 Implementatie

6.1 Bestemmingsregeling

Algemeen

Voor het bedrijventerrein Randstad worden geen grote herontwikkelingen voorzien ten opzichte van het bestemmingsplan Randstad 1993. In dit bestemmingsplan kwamen de bestemmingen "Bedrijven" en "Bedrijven en Kantoren" voor. Een groot deel van het bedrijventerrein is op basis van deze bestemmingen gerealiseerd. Aangezien het bestemmingsplan Randstad 1993 nu meer dan 10 jaar oud is zijn deze bestemmingen gemoderniseerd en aangepast aan de gerealiseerde bebouwing.

Dit heeft geleid tot de volgende bestemmingen:

Voor Randstad 21 en 22 geldt een bestemming "Gemengd". Binnen deze bestemming zijn diverse vormen van gebruik mogelijk. De belangrijkste zijn bedrijf en kantoor, maar ook dienstverlening. De bestaande maatschappelijke voorzieningen en sportvoorzieningen zijn met een aanduiding op de plankaart aangegeven.

Het gedeelte van Randstad 22 waar nu de meeste bedrijven zijn gevestigd heeft de bestemming 'Bedrijf''. Hier is ook perifere detailhandel toegestaan in de panden waar dat nu reeds is gevestigd.

Randstad 20 heeft een bestemming 'Gemengd-1', hier zijn kantoren en bedrijven tot en met categorie 3.2 toegestaan.

Tenslotte heeft de school op Randstad 22 de bestemming "maatschappelijk" gekregen.

Artikelgewijze toelichting

De regeling in het bestemmingsplan is als volgt opgebouwd:

artikel 1 Begrippen

In dit artikel zijn de belangrijkste begripsbepalingen die voorkomen in het bestemmingsplan verduidelijkt. Dus bij lezing van de artikelen in hoofdstuk 2 bestemmingsregeling dient vaak te worden teruggegrepen op dit artikel.

artikel 2 Wijze van meten

In dit artikel is aangegeven hoe de verschillende in het bestemmingsplan voorkomende maten moeten worden gemeten.

artikel 3 Bedrijf

Op grond van dit artikel zijn bedrijven die behoren tot maximaal categorie 3.2 van de Lijst van Bedrijfsactiviteiten toegestaan. Zelfstandige kantoren zijn ook toegestaan. Op grond van de Detailhandelsvisie 2012 van de gemeente is perifere detailhandel toegestaan in de panden waar nu reeds perifere detailhandel is gevestigd.Voor het overige is detailhandel (tenzij ondergeschikt) uitgesloten.

Ten slotte is aangegeven dat een eventueel gevestigd vuurwerkbedrijf op eigen terrein aan de veiligheidsafstanden uit het Vuurwerkbesluit moet voldoen om te voorkomen dat andere bedrijven hierdoor in de problemen komen. Tevens zijn in dit artikel de bouwregels opgenomen en bevat het flexibiliteitsbepalingen om af te kunnen wijken van de bij het plan gevoegde bedrijvenlijst.

artikel 4 Gemengd

Het verschil met artikel 3 Bedrijf is dat op grond van de regels voor Gemengd, bedrijven zijn toegestaan tot maximaal categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, aangezien de bedrijven uit deze categorie beter in te passen zijn ten opzichte van de aanwezige gevoelige bestemmingen die binnen Gemengd zijn gevestigd zoals kinderopvang en bedrijfswoningen.

artikel 5 Gemengd-1

Randstad 20, gelegen langs de Flevospoorlijn, bestaat uit kantoren. Deze worden nu ook als zodanig bestemd. Verder zijn hier ook bedrijven tot en met categorie 3.2 en dienstverlening toegestaan.

artikel 6 Groen

Randstad heeft een groen kader. In dit artikel is de bestemming hiervoor opgenomen. Ten behoud van het groene kader mag hier in principe ook niet geparkeerd worden. Er is wel een afwijkingsmogelijkheid opgenomen van dit verbod teneinde mogelijke toekomstige parkeerproblemen te kunnen oplossen. Voorwaarde hiervoor is dat de groenstructuur niet mag worden aangetast.

artikel 7 Maatschappelijk

Deze bestemming is opgenomen voor de op Randstad aanwezige school, waarbij is aangegeven dat deze lokatie alleen gebruikt mag worden voor onderwijs.

artikel 8 Verkeer

Deze bestemming is exclusief voor de in het plangebied gelegen Dreven.

artikel 9 Verkeer-Verblijf

Deze bestemming is opgenomen voor het openbare gebied op het bedrijventerrein. Dit gebied heeft behalve een verkeersfunctie voor alle soorten van verkeer ook een functie voor verblijf en voor parkeren.

artikel 10 Water

Dit artikel is opgenomen voor de Stadswetering die langs een groot deel van het plangebied ligt.

artikelen 11 t/m 17

Deze artikelen bevatten de algemene bepalingen alsmede de overgangsbepalingen.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Inleiding

Op 1 juli 2008 zijn de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) van kracht geworden. In deze wet is de Grondexploitatiewet integraal opgenomen. Doel van deze wet is om te komen tot een verbetering van het stelsel van kostenverhaal bij particuliere grondexploitatie en tot verbetering van de gemeentelijke regie met betrekking tot locatieontwikkeling. De wet vormt de basis voor privaatrechtelijke overeenkomsten en vormt een publiekrechtelijk vangnet voor situaties, waarin partijen binnen het privaatrechtelijke spoor geen onderlinge overeenkomst hebben bereikt.

Als het verhaal van kosten niet via het private spoor (gronduitgifte of (exploitatie)overeenkomst) kan worden verzekerd, dan verplicht de wet tot kostenverhaal bij particuliere grondexploitatie via het spoor van het exploitatieplan en de bouwvergunning. Dit houdt - kort gezegd - in dat de gemeente, bij verlening van de bouwvergunning, de gemaakte kosten (welke onderdeel uitmaken van de inhoud van het exploitaiteplan) op de particuliere grondeigenaar moet verhalen in het geval deze tot ontwikkeling / bebouwing van de gronden overgaat.

Het exploitatieplan 

Op grond van artikel 6.12 Wro, lid 1 en 2 stelt de gemeenteraad bij de vaststelling van - onder andere - een bestemmingsplan een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen. Het moet gaan om een bouwplan omdat de effectuering van het kostenverhaal op grond van het exploitatieplan gekoppeld is aan de verlening van de bouwvergunning.

In het Bro is aangegeven wat onder een bouwplan moet worden verstaan. Te denken valt voor dit plangebied aan de

  • a. uitbreiding van een hoofdgebouw met tenminste 1000 m2;
  • b. de verbouwing van één of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor detailhandel, voor dienstverlening, kantoor of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1000 m2 bedraagt.

De gemeenteraad kan ook besluiten geen exploitatieplan te maken (6:12, lid 2 Wro). Dit kan in de volgende situaties:
- het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de gronden anderszins is verzekerd;
- het bepalen van een tijdvak of fasering is niet nodig;
- het stellen van eisen, regels of een uitwerking van regels is niet noodzakelijk.

Exploitatieplan voor Randstad?

Het onderliggende bestemmingsplan is voornamelijk gericht op beheer van het gebied en behoud van de huidige bestemmingen. Bebouwing die in het verleden met vrijstelling is gerealiseerd, zoals de school die in de noord-oosthoek van het terrein Randstad 22 is gelegen en het meest oostelijke kantoor op Randstad 20 wordt nu rechtstreeks in het bestemmingsplan opgenomen.

Voor wat betreft grondeigendom geldt in zijn algemeenheid dat de gronden in bezit zijn van derden. Het openbaar terrein is in bezit van de gemeente.

De bebouwingspercentages uit het bestemmingsplan Randstad 1993 zijn in het nieuwe bestemmingsplan overgenomen.De bouwhoogten zijn integraal naar een toegestane hoogte van 15 meter gebracht.

Met de toegestane bouwhoogte van 15 meter is de mogelijkheid geschapen dat sommige panden in de hoogte kunnen worden uitgebreid. Aangezien de gebouwen op Randstad over het algemeen niet groot zijn heeft de uitbreiding van de bouwhoogte niet tot gevolg dat er een uitbreiding van 1.000 m2 brutovloeroppervlakte of meer per gebouw mogelijk wordt, zodat er geen sprake is van een bouwplan in de zin van artikel 6.2.1van het Besluit ruimtelijke ordening.

Er is geen sprake van de verbouwing van een of meerdere gebouwen voor detailhandel of horeca. Beide functies zijn uitgesloten. De functies dienstverlening en kantoordoeleinden waren reeds in het bestemmingsplan Randstad 1993 toegestaan.

Conclusie

In het bestemmingsplan Randstad is in beperkte mate uitbreiding van bebouwingsmogelijkheden opgenomen, maar daarbij is echter:

  • a. geen sprake van bouwplannen in de zin van 6.2.1 Bro;
  • b. geen sprake van kosten voor de gemeente.

6.3 Inspraak en overleg

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan (voorontwerp) overlegt het gemeentebestuur, conform artikel 3.1.1 Bro, in elk geval met het waterschap en de besturen van betrokken gemeenten en met die diensten van de provincie en het Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Ook andere instanties kunnen bij het vooroverleg worden betrokken. Daarnaast kan het gemeentebestuur de bevolking en andere belanghebbenden bij de voorbereiding van een bestemmingsplan betrekken. Deze inspraak is geregeld in de gemeentelijke inspraakverordening.

Vooroverleg

In het kader van het vooroverleg artikel 3.1.1 Bro is het voorontwerp bestemmingsplan per mail van 22 september 2011 aan de instanties gestuurd die betrokken zijn bij de zorg voor de goede ruimtelijke ordening of belast zijn met de belangen welke in het bestemmingsplan voor Randstad in geding zijn.

De volgende instanties hebben opmerkingen:

  • 1. Brandweer Flevoland
  • 2. Provincie Flevoland
  • 3. Pro Rail
  • 4. Vereniging Bedrijfskring Almere

Verder hebben de volgende instanties laten weten geen opmerkingen te hebben:

  • 5. Gasunie;
  • 6. grondzaken Tennet;
  • 7. ministerie van I&M;
  • 8. Waterschap Zuiderzeeland.

Hieronder volgt per instantie een korte samenvatting van de opmerkingen en de beantwoording daarvan. Tevens is aangegeven of de opmerking heeft geleid tot een aanpassing van het voorontwerp bestemmingsplan.

1. Brandweer Flevoland

De Brandweer Flevoland stemt in hoofdlijnen in met het bestemmingsplan.

Het team Kenniscentrum van Brandweer Flevoland heeft het voorontwerp bestemmingsplan beoordeeld conform Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI), artikel 12, lid 3. Het advies betreft het invloedsgebied van de belangrijkste risicobron, het spoor tracé Weesp-Lelystad en richt zich op de mogelijke risico's, de mogelijkheden voor zelfredzaamheid en de mogelijkheden voor bestrijding en beperking van een treinincident met gevaarlijke stoffen. De uitwerking van het advies is in de bijlage bij de brief opgenomen.

In het bestemmingsplangebied zijn geen risicobronnen aanwezig. Aan de rand van het plangebied bevindt zich echter wel het spoortracé Weesp-Lelystad waarop in de nabije toekomst transport van gevaarlijke stoffen zal plaatsvinden.

De risico's hiervan zijn beoordeeld en daarbij heeft de brandweer geconcludeerd dat er aanvullende veiligheidsmaatregelen nodig zijn met betrekking tot de volgende onderwerpen:

Opmerking Brandweer ten aanzien van zelfredzaamheid

Er zijn voldoende middelen voor alarmering en crisiscommunicatie bij (dreigend) ongeval via WAS-sirenes, omroepinstallaties, publieke omroepen (radio, televisie, internet) en beschikbare netwerken (telefoonnetwerken). Er zijn tevens voldoende mogelijkheden om te ontvluchten vanuit het plangebied in een veilige richting en om personen vanaf het spoor te laten ontvluchten.

De beperkt kwetsbare objecten in de veiligheidszone dienen een vluchtweg te hebben van het spoor af gelegen, om ook tijdens een incident, bijvoorbeeld een plasbrand op de spoorweg het object veilig te kunnen ontvluchten.

Beantwoording door gemeente

Er is een belangrijke vluchtweg voor de beide gebouwen die in de veiligheidszone liggen, aanwezig. Namelijk het fietspad onder de Randstaddreef door, het Dinkelpad (zie onderstaande figuur).

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2Z06-vg01_0017.jpg"

Verder kan worden geconcludeerd dat beide gebouwen aan de zijde die van het spoor af is gelegen grenzen aan een groenstrook. Deze stroken die tussen de gebouwen en de Randstaddreef zijn gelegen hebben in het bestemmingsplan een bestemming voor “groen” en kunnen niet worden bebouwd, in die zin blijft er in het bestemmingsplan altijd een vluchtweg mogelijk die van het spoor af is gekeerd.

Aanpassing bestemmingsplan

Nee, geen aanpassingen.

------------------------------------------------------------------

Opmerking Brandweer ten aanzien van bestrijdbaarheid

Er zijn beperkt aan- en afvoerroutes voor de hulpdiensten omdat de bedrijfsterreinen elk slechts één toegangsweg hebben. Gezien de beperkte aard van de bebouwing zijn hier geen maatregelen vereist. Er zijn voldoende opstelplaatsen en keermogelijkheden voor de inzet van de hulpdiensten. Tevens zijn er voldoende bluswatervoorzieningen voor inzet van de brandweer ten behoeve van effectbestrijding en nazorg. De opkomsttijd naar het plangebied voldoet aan de norm.

Beantwoording door gemeente

Deze opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen.

Aanpassing bestemmingsplan

Nee, geen aanpassingen.

------------------------------------------------------------------

Opmerking Brandweer ten aanzien van communicatie

Het is niet ondenkbaar dat er zich ondanks alle maatregelen toch een incident voltrekt. Het is daarom van belang dat de burgers in het invloedgebied van het spoor goed geïnformeerd worden. Het is aan te bevelen om de risicocommunicatie aan burger en ondernemer te wijzen op de mogelijke gevaren van goederenvervoer over het spoor. In het bijzonder dienen de beperkt kwetsbare objecten in de veiligheidszone bekend te zijn met de scenario's van incidenten op het spoor om zo doeltreffend mogelijk te kunnen vluchten naar een veilige plaats.

Beantwoording door gemeente

Risicocommunicatie is inderdaad een geschikt middel om de zelfredzaamheid van personen te verhogen. Echter, de gemeente Almere heeft geen risicocommunicatie beleid. Bovendien gaat het hier om een plan dat slechts ca. 600 m aan één zijde van het spoor ligt. Een risico communicatietraject om voor het hele traject in Almere (en wellicht voor het hele traject Weesp-Zwolle), zou veel meer in de reden liggen. Een moment hiervoor zou de start van het goederenvervoer over dit traject kunnen zijn. Omdat hier sprake is van een regionale risicobron dient de communicatie in samenwerking met de Brandweer Flevoland en de betreffende gemeenten te worden opgepakt. Het bestuur van de veiligheidsregio is ook volgens de Wet veiligheidsregio's (Wvr) verantwoordelijk voor informatievoorziening over rampen en crises die de bevolking kunnen treffen (risicocommunicatie) en over de daarbij te volgen gedragslijn.

Aanpassing bestemmingsplan

Nee, geen aanpassingen.

2. Provincie Flevoland

De Provincie Flevoland kan met de gekozen planopzet instemmen. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het provinciale ruimtelijk beleid. Wel heeft de Provincie kanttekeningen ten aanzien van het 'Locatiebeleid' en 'Externe Veiligheidsbeleid'.

Opmerking Provincie ten aanzien van het Locatiebeleid

In de toelichting staat vermeld dat Randstad te typeren valt als een regulier bedrijventerrein, waar ook het kantorenmilieu en het voorzieningenmilieu voorkomt. Dit is niet in overeenstemming met de Gemeentelijke Vestigingsvisie (GVV) van Almere. In lijn met deze GVV is het van belang om Randstad als een “gemengd bedrijventerrein' te typeren.

Beantwoording door gemeente

Op grond van de Gemeentelijke Visie op het Vestigingsbeleid Almere uit 2010 (GVV) valt Randstad onder de categorie “Specifieke werkmilieus” en is aangewezen als locatietype “Regulier bedrijventerrein”. Voor de (ontwikkeling en toetsing van) bestemmingsplannen is deze indeling het kader en zal ook worden aangehouden voor Randstad.

Voor wat betreft de programmering van vestigingslocaties hanteert Almere een nadere differentiatie van bedrijventerreinen, vanwege de marktpositie. Binnen deze differentiatie is Randstad aan te merken als “modern gemengd bedrijventerrein”.

Aanpassing bestemmingsplan

Ja, aanpassing van hoofdstuk 4 in die zin dat de juiste termen worden opgenomen.

------------------------------------------------------------------

Opmerking Provincie ten aanzien van het Locatiebeleid

Daarnaast wordt verzocht om op het bedrijventerrein de kantorenlocaties en het voorzieningenmilieu als zondanig te zoneren, aangezien er bedrijven vanuit verschillende milieu categorieën gevestigd zijn en kunnen worden.

Beantwoording door gemeente

In het ontwerp bestemmingsplan is een zonering aangebracht die aansluit op de huidige bestemmingsregeling uit het bestemmingsplan “Randstad 1993” en op het huidige gebruik van de panden op Randstad. Dit houdt is dat de aanwezige voorzieningen met een functieaanduiding op de kaart zijn aangegeven en dat de toegestane milieucategorieën van omliggende bedrijven hierop zijn afgestemd (gebleken is dat hierbij geen knelpunten naar voren kwamen) en dat op delen binnen de bestemming Bedrijf geen kantoren zijn toegestaan.

Aanpassing bestemmingsplan

Ja, aanpassingen van de verbeelding en aanpassing van artikel 3 Bedrijf en 4 Gemengd, voor wat betreft het opnemen van functieaanduidingen voor maatschappelijk, sport en kantoor.

------------------------------------------------------------------

Opmerking Provincie ten aanzien van het Locatiebeleid

Verder is het van belang om, gelet op de ligging nabij woonwijken, op het bedrijventerrein alleen bedrijven toe te staan tot en met categorie 3.1.

Beantwoording door gemeente

Op het overgrote deel van het bedrijventerrein worden in het ontwerp bestemmingsplan bedrijven tot en met categorie 2 toegestaan, met een afwijkinsmogelijkheid voor bedrijven in categorie 3.1. Binnen de bestemming 'Bedrijf', en langs de spoorlijn binnen de bestemming 'Gemengd-1', bedrijven tot en met categorie 3.2 toegestaan. Dit zijn de gedeelten van het terrein die het verst gelegen zijn van omringende woonwijken en daardoor goed kunnen worden ingepast, gelet op de woonomgeving.

Aanpassing bestemmingsplan

Ja, aanpassing van de toegelaten categorieën bedrijven, zoals hierboven omschreven.

------------------------------------------------------------------

Opmerking Provincie ten aanzien van het externe veiligheidsbeleid

Dit aspect is uitvoerig beschreven in de toelichting. Niettemin zijn er 2 opmerkingen te maken.

Ten eerste over de treinverbinding ten zuiden van het plangebied waarover in de toekomst gevaarlijke stoffen vervoerd zullen worden. Uit berekeningen is vast komen te staan dat er een beperkte overschrijding van de oriëntatie waarde van het groepsrisico plaats zal vinden. Het is van belang dat de brandweer aangeeft in een advies in hoeverre deze overschrijding acceptabel is. Deze toets van de brandweer ontbreekt. Verzocht wordt om de toelichting op dit punt aan te vullen.

Een tweede aandachtspunt is de aanwezigheid van beperkt kwetsbare objecten binnen de 30 meter-veiligheidszone vanaf het spoor. Op basis van het nieuwe externe veiligheidsbeleid kan hier van een saneringsopgave sprake zijn, waarvoor saneringsgeld van het Rijk beschikbaar zou moeten worden gesteld.

De toelichting behoeft hier niet direct op te worden aangepast, maar het is goed dat u hier van op de hoogte bent.

Beantwoording door gemeente 

Over de eerste opmerking kan worden gemeld dat de toets van de brandweer is ontvangen. Zie hiervoor ook de vooroverleg reactie van de Brandweer onder 1.

De tweede opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen. Echter, de in het voorontwerp opgenomen 'veiligheidszone' van 30 m is gebaseerd op een bestuurlijke afspraak uit 2001. Deze afspraak is vervallen en opgevolgd door nieuwe bestuurlijke afspraken met het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (vastgesteld door college in 2011), die straks wetgeving worden (Besluit transportroutes externe veiligheid, BTEV, wijziging Wet vervoer gevaarlijke stoffen en Bouwbesluit 2012). Ruimtelijk relevant zijn:

veiligheidszone van maximaal 6 m gemeten ter weerszijden van de spoorbaan, gemeten vanuit het midden van de doorgaande spoorbundel; hier zijn geen nieuwe kwetsbare objecten toegestaan en nieuwe beperkte kwetsbare objecten alleen bij zwaarwegende belangen;

verder een plasbrandaandachtsgebied (met extra bouwkundige eisen via Ministeriële regeling bij Bouwbesluit 2012 voor nieuwe gebouwen) van 30 m, aan weerszijden van het spoor, gemeten vanaf de buitenste spoorstaaf.

Aanpassingen bestemmingsplan

In de toelichting zal het advies van de brandweer worden opgenomen en verder wordt de toelichting ambtshalve aangepast naar aanleiding van de bestuurlijke afspraken. Dit geldt ook voor de verbeelding en de regels.

Zie hiervoor bij de ambtshalve aanpassingen.

------------------------------------------------------------------

3. Pro Rail

Van Pro Rail zijn twee brieven ontvangen.

Opmerking van procesleider planologie, Utrecht

Ten aanzien van het onderdeel externe veiligheid wordt opgemerkt dat de uitkomsten van het onderzoek niet overeenkomen met de resultaten naar externe veiligheid zoals opgenomen in het Ontwerp- tracebesluit Spooruitbreiding Schiphol- Amsterdam- Almere- Lelystad, maatregelen op korte termijn, traject Weesp – Lelystad.

Er wordt gevraagd naar een verduidelijking van de resultaten.

Overigens zal het Tracé besluit van de spooruitbreiding eind dit jaar worden vastgesteld. De tekst over het spoortraject dient ten aanzien hiervan te worden geactualiseerd in het bestemmingsplan “Randstad”.

Beantwoording door gemeente

Ten aanzien van de opmerking, dat de uitkomsten van het onderzoek naar externe veiligheid van OV-SAAL en van dit bestemmingsplan niet overeenkomen, het volgende.

Uit telefonisch contact met ProRail, bleek dat hiermee de berekening van het plaatsgebonden risico werd bedoeld. Acht meter in de berekening van het Tracébesluit OV-SAAL en nul meter volgens de berekeningen van de gemeente.

Na controle bleek dat de berekeningen van de gemeente op één punt onjuist zijn. Namelijk de modellering van wissels. De aanwezigheid van wissels ten oosten van station Almere-Centrum, heeft zijn effect op de ligging van deze contour ter plaatse van dit bestemmingsplangebied. Uit aangepaste berekeningen (bijgevoegd) blijkt, dat het plaatsgebonden risico op gemiddeld 5 m vanaf het hart van het spoor komt te liggen.

In paragraaf 5.8 is tekst opgenomen die nog niet in overeenstemming is met de laatste stand van zaken met betrekking tot: het Tracebesluit, het Basisnet Spoor en de bestuurlijke afspraken hierover met het Rijk

Het tracebesluit is op 15 december 2011 vastgesteld door de Minister van Infrastructuur en Milieu, in overeenstemming met de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, en is onherroepelijk sinds 3 oktober 2012.

Dit zal in het ontwerp bestemmingsplan worden aangepast.

Aanpassing bestemmingsplan

Ja, aanpassing van paragraaf 5.5

------------------------------------------------------------------

Opmerking van de manager veiligheid, milieu en juridisch beheer, ProRail Regio Randstad Noord

Onder de kop “Risicobenadering” in paragraaf 5.8 wordt gesteld dat er geen sprake is van een overschrijding van het groepsrisico. In zowel bijlage 4 als in bijlage 5 is sprake van overschrijding van het groepsrisico. Dit is met elkaar in tegenspraak. Gevraagd wordt aan te geven of er al dan niet sprake is van overschrijding en de tekst in het ontwerp plan aan te passen.

Beantwoording door gemeente

Dit klopt inderdaad niet. Er is sprake van een overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico. Uit de opnieuw uitgevoerde berekeningen (rapportages zijn opgenomen in bijlage 4 en 5), blijkt dat:

het groepsrisico in de bestaande situatie 6,4 x de oriëntatiewaarde is;

het groepsrisico in de toekomstige situatie 0,28 x de oriëntatiewaarde is.

Deze groepsrisiconiveaus worden veroorzaakt, door de intensieve bebouwing aan de westzijde buiten het plangebied. Dat blijkt uit de ligging van de locatie met het hoogste groepsrisico, ter hoogte van station Almere-Centrum. De bijdrage van het bestemmingplan, bij een toename van de bevolking in het plangebied met 50% is nihil.

In overeenstemming met het (concept) Besluit transportroutes externe veiligheid, kan in dit geval (oriëntatiewaarde niet overschreden, groepsrisicotoename ten gevolge van plan < 10%), worden volstaan met een beperkte verantwoording van het groepsrisico tot de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid.

Aanpassing bestemmingsplan

Ja, aanpassing van paragraaf 5.5.

-----------------------------------------------------------------

Opmerking van de manager veiligheid, milieu en juridisch beheer, ProRail Regio Randstad Noord

In Bijlage 2 Externe Veiligheid, vervoer gevaarlijke stoffen Flevolijn wordt twee keer gesteld dat het vervoer beperkt moet worden om het groepsrisico tot de oriëntatiewaarde te reduceren.

Betreffende de verlaging van de snelheid voor het goederenvervoer is ProRail als spoorwegbeheerder inderdaad bevoegd. Van deze bevoegdheid wordt echter geen gebruik gemaakt uitsluitend om ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk te maken. Indien er geen sprake is van een uitvoering van werkzaamheden (tijdelijk) of andere belangen die direct de spoorveiligheid, arbo veiligheid, beschikbaarheid, betrouwbaarheid enz. van de spoorweg betreffen, is een integrale afweging van alle bij het besluit betrokken belangen noodzakelijk.

In de gegeven situatie is de huidige vervoerscapaciteit leidend. De ruimtelijke ontwikkeling is volgend. Indien de ruimtelijke ontwikkelingen ertoe leiden dat de vervoerscapaciteit door middel van een snelheidsverlaging moet worden verminderd, maken wij daar bezwaar tegen.

Beantwoording door gemeente

Bijlage 2 zal worden verwijderd. Dit is gebaseerd op een bestuurlijke afspraak uit 2001. Deze afspraak is vervallen en opgevolgd door nieuwe bestuurlijke afspraken (i.k.v. Basisnet Spoor) met het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (vastgesteld door college in 2011), die straks wetgeving worden (Besluit transportroutes externe veiligheid, BTEV, wijziging Wet vervoer gevaarlijke stoffen en Bouwbesluit 2012).

Aanpassing bestemmingsplan

Ja, aanpassing van paragraaf 5.5 en verwijdering van Bijlage 2.

------------------------------------------------------------------

Opmerking van de manager veiligheid, milieu en juridisch beheer, ProRail Regio Randstad Noord

In paragraaf 3.5 Duurzaamheid en Leefbaarheid maakt u, voor wat betreft Spoorweglawaai, een vergelijking met de gegevens ten tijde van het bestemmingsplan “Randstad 1993”. Toen was het Besluit geluidhinder Spoorwegen van toepassing. Op dit moment is het Besluit geluidhinder van toepassing. In deze laatste wordt een afstand van 600 meter gehanteerd en niet van 200 meter zoals voor de situatie van 1993. Uw aanname is derhalve niet juist. Gevraagd wordt de tekst in het ontwerp plan aan te passen aan de huidige situatie.

Beantwoording gemeente

In paragraaf 3.5 wordt een beschrijving gegeven van de situatie die geldig was ten tijde van het bestemmingsplan Randstad 1993. Verderop in paragraaf 5. 4 Duurzaamheid en Leefbaarheid wordt uitgegaan van de huidige regeling ten aanzien van spoorweglawaai. In deze paragraaf wordt uitgegaan van de geluidzone van 600 meter.

Aanpassing bestemmingsplan

Nee, geen aanpassingen.

4. Vereniging Bedrijfskring Almere (VBA)

De VBA kring heeft, onder andere tijdens de KVO-B certificering , een inventarisatie van de huidige knelpunten gedaan. Daaruit bleek dat de verkeerssituatie rond de Montessorischool een knelpunt blijft. Het toestaan van meer van dergelijke voorzieningen tasten het economisch karakter van het bedrijventerrein te veel aan. Het is de VBA voorts opgevallen dat de gemeente niet handhaaft als in panden illegaal wordt gewoond. Dat is een ongewenste situatie.

Opmerking VBA ten aanzien van detailhandel

In paragraaf 4.3.2 wordt aangegeven, dat reguliere detailhandel niet wordt toegestaan. Hetzelfde geldt voor perifere detailhandel. Dit is in overeenstemming met de visie van de VBA die onlangs nog, gezamenlijk met de winkeliersverenigingen en de Kamer van Koophandel, door ons is verwoord. De aanwezige autobedrijven, grootschalige detailhandel, worden echter positief bestemd met de mogelijkheid als ze weg gaan dat er en andere bestemming op komt.

Ook dit heeft de instemming van de VBA.

Beantwoording gemeente

Deze opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen.

Hierbij wordt opgemerkt dat sinds de nieuwe Detailhandelsvisie Almere in maart 2012 is vastgesteld, de regels met betrekking tot het toestaan van perifere detailhandel (PDV) iets zijn verruimd hetgeen betekent dat PDV in principe ruimer zou kunnen worden toegestaan op binnenstedelijke en modern gemengde bedrijventerreinen. Hiervoor dienen volgens de Detailhandelsvisie in het bestemmingsplan zones te worden aangewezen die in aanmerking komen voor de vestiging van PDV. Zones die in aanmerking komen moeten voldoen aan ruimtelijk relevante randvoorwaarden met betrekking tot bereikbaarheid, parkeren, laden-lossen en milieu eisen.

Voor Randstad betekent dit dat er naar aanleiding van de nieuwe Detailhandelsnota geen wijzigingen worden doorgevoerd voor wat betreft de toelaatbaarheid van PDV. PDV wordt toegelaten in de panden waar nu reeds auto- en motorbedrijven zijn gevestigd. Wel betekent het dat in deze panden ook andere PDV dan de verkoop van auto's of motoren mag plaatsvinden. Een verdere uitbreiding van PDV op Randstad is gelet op de in de Detailhandelsvisie genoemde ruimtelijk relevante randvoorwaarden waaraan zones zouden moeten voldoen, niet wenselijk.

Aanpassing bestemmingsplan

Ja, aanpassingen van artikel 3 Bedrijf in die zin dat niet alleen PDV in auto's en motoren is toegestaan, maar alle PDV die voldoet aan de begripsomschrijving hiervan.

------------------------------------------------------------------

Opmerking VBA ten aanzien van prostitutie en coffeeshop

Prostitutie en vestiging van een coffeeshop blijven op het terrein verboden. Dat heeft de instemming van de VBA. Gevraagd wordt hier nadrukkelijk op te handhaven.

Beantwoording gemeente

Deze opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen.

Aanpassing bestemmingsplan

Nee, geen aanpassingen.

------------------------------------------------------------------

Opmerking VBA ten aanzien van het toestaan van maatschappelijke functies

Voor Randstad 21 en 22 wordt de mogelijkheid open gezet voor maatschappelijke functies. Dit draagt niet bij aan de economische functie van het bedrijventerrein. Tevens ondersteunt het niet de strategie van de gemeente Almere om maximaal banen te genereren bij het bedrijfsleven.

De VBA vindt dat het uitgangspunt bij toetsing niet is dat “huidige bedrijven geen hinder van andersoortige functies” ondervinden maar dat de “andersoortige functies de economische functie van het bedrijventerrein moeten versterken”. De VBA verzoekt deze wijzigingen over te nemen.

Verder wijst de VBA in dit verband op het model “Economische Effect Rapportage Bedrijventerrein” waaruit de economische factoren die verzwakkend of versterkend in de ontwikkeling van bedrijventerreinen worden geobjectiveerd.

Ook wordt aangegeven, dat er al enkele vestigingen zijn in strijd met het bestemmingsplan. Er wordt gesteld dat er regelmatig aanvragen binnenkomen voor bijvoorbeeld oefenruimte voor theater en muziek en het geven van workshops.

Ons standpunt is dat je dit soort voorzieningen moet gaan faciliteren in woonwijken. Voor woonwijken kan dat een versterking geven. Voor bedrijventerrein is het precies andersom. Als enige randvoorwaarde lijkt te gelden dat het geen geluidgevoelige maatschappelijke functies mogelijk zijn. Alsof dat de enige beperkende factor is voor de bedrijven. Wat belangrijker is zijn zaken als uitstraling, parkeerproblemen, zwerfvuil, gevaarlijke verkeerssituaties etc. De VBA verzoekt om de bestemming regulier bedrijventerrein te handhaven en dus geen maatschappelijke voorzieningen te vestigen op het bedrijventerrein.

Beantwoording gemeente

Op grond van het huidige bestemmingsplan “Randstad 1993”, zijn er momenteel behalve industriële, ambachtelijke en (groot)handelsbedrijven ook dienstverlenende bedrijven toegestaan.

Horeca en niet-bedrijfsgebonden recreatie- en sportactiviteiten zijn uitgesloten.

Er zijn dus nu reeds dienstverlenende bedrijven toegestaan (volgens de begripsbepalingen die bij het bestemmingsplan horen is dienstverlening: het ondernemingsgewijze leveren van diensten), die ook een maatschappelijke component kunnen hebben. Deze bedrijven zijn niet altijd passend in een woonwijk vanwege de verkeersaantrekkende werking en de benodigde parkeerruimte.

Om toch aan de bezwaren van de VBA tegemoet te komen om niet zondermeer overal maatschappelijke voorzieningen toe te staan op Randstad wordt het ontwerp bestemmingsplan ten opzichte van het voorontwerp bestemmingsplan aangepast in die zin dat maatschappelijke voorzieningen niet zondermeer mogelijk zijn op het terrein.

De huidige voorzieningen worden gehandhaafd en positief bestemd met een aanduiding op de verbeelding van het bestemmingsplan.

Nieuwe maatschappelijk voorzieningen worden dus niet zonder meer toegestaan in het ontwerp bestemmingsplan. Indien de gemeente toch medewerking wil verlenen aan voorzieningen die niet in het bestemmingsplan passen biedt de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (WABO) mogelijkheden om in bepaalde aangewezen gevallen een omgevingsvergunning te verlenen, in strijd met het bestemmingsplan. Voor deze gevallen geldt de zogenaamde 'reguliere procedure'. Deze gevallen zijn opgenomen in het bij deze Wet behorende Besluit.

Op grond van (het huidige) artikel 4 onder 9 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) is het mogelijk om van het bestemmingsplan af te wijken voor het gebruik van bouwactiviteiten, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, tot een oppervlakte van 1500m2 binnen de bebouwde kom.

Er is overigens een aanpassing van de Bor in voorbereiding waarin een verruiming van artikel 4 wordt voorgesteld in die zin dat de maximum voorgeschreven oppervlakte van 1500 m2 komt te vervallen.

In het kader van deze afwijkingsprocedure kan aan de hand van de aanvraag worden afgewogen of de voorziening wel wenselijk en passend is op het bedrijventerrein omdat de afwijkingsmogelijkheid een bevoegdheid van het college is.

Hierdoor is het mogelijk om flexibel in te spelen op nieuwe individuele initiatieven waar geen bezwaren tegen bestaan en die naar aard en omvang passend zijn op het bedrijventerrein.

Hiermee kan ook worden voldaan aan het gemeentelijk beleid ten aanzien van Randstad zoals dat in de GVV is vastgelegd (zoekruimte voor zones met binnenstedelijk karakter op reguliere bedrijventerreinen).

Voor nieuwe initiatieven kan, in lijn met het uitgangspunt van de GVV, op Randstad voor individuele gevallen via een buitenplanse afwijkingsbevoegdheid (reguliere procedure voor de gevallen in de BOR genoemd en de uitgebreide procedure voor andere gevallen) op basis van een goede onderbouwing worden afgeweken van de bestemming teneinde functiemenging te faciliteren en te stimuleren. Uitgangspunt daarbij is dat de mogelijkheden van de bestaande/overige bedrijven op het bedrijventerrein niet negatief worden beïnvloed.

Aanpassing bestemmingsplan

Ja, de bestaande voorzieningen die geen bedrijf of kantoor zijn worden middels een functieaanduiding op de verbeelding aangegeven. De artikelen 3, 4 en 5 worden hier op aangepast.

------------------------------------------------------------------

Opmerking VBA ten aanzien van bedrijfswoningen

Nieuwe bedrijfswoningen worden niet toegestaan. Daar kan de VBA op dit reguliere bedrijventerrein mee instemmen.

Beantwoording gemeente

Anders dan de VBA opmerkt werden in het voorontwerp bestemmingsplan wel nieuwe bedrijfswoningen toegestaan in het gebied met de bestemming “Gemengd”. Deze bedrijfswoningen waren alleen mogelijk voor zover ze aan de Wet Geluidhinder konden voldoen. Hierdoor kwam eigenlijk alleen het gedeelte van Randstad 21 dat grenst aan de Stadswetering in aanmerking voor nieuwe bedrijfswoningen.

Aangezien het toestaan van nieuwe bedrijfswoningen bij nader inzien een te grote claim legt op de milieu zonering van het bedrijventerrein en aangezien in de zone langs de Stadswetering reeds een bedrijf is bestemd als een categorie 3.1 bedrijf, wordt het ontwerp bestemmingsplan dusdanig aangepast dat de vestiging van nieuwe bedrijfswoningen niet mogelijk is.

Slechts de huidig aanwezige bedrijfswoningen worden positief bestemd, hetgeen inhoudt dat deze kunnen blijven voortbestaan.

Aanpassing bestemmingsplan 

Ja, artikel 4 “Gemengd” zal hier op worden aangepast.

------------------------------------------------------------------

Opmerking VBA ten aanzien van archeologie

Het is prettig om te vernemen dat archeologie niet aan de orde is.

Opmerking VBA ten aanzien van kantoren

Het wordt mogelijk meer kantoorruimte aan bedrijfspanden toe te voegen. Dit heeft ook onze instemming.

Beantwoording gemeente

Deze opmerkingen worden voor kennisgeving aangenomen.

Aanpassing bestemmingsplan

Nee, geen aanpassingen.

------------------------------------------------------------------

Opmerking VBA ten aanzien van de verlaging van de milieucategorie

Op grond van het oude bestemmingsplan geldt milieucategorie 1 – 3. Dat wordt voor een groot deel van het gebied teruggebracht naar maximaal categorie 2. Alleen op een relatief klein deel blijft categorie 3.1 mogelijk. Onduidelijk is wat dit betekent voor de huidige bedrijven. Wij verzoeken u dit beter inzichtelijk te maken. Verlaging naar categorie 2 is onnodig en beperkt de ondernemers om door te groeien.

Dit onderdeel heeft dan ook niet onze instemming.

Beantwoording door de gemeente

Naar aanleiding van deze bezwaren is de milieuzonering van het bedrijventerrein Randstad opnieuw onder de loep genomen en heroverwogen.

Volgens vaste jurisprudentie dient de toelaatbaarheid van 'milieubelastende activiteiten' te worden afgestemd op de aanwezigheid van 'milieugevoelige functies'.

Het gaat hier om een actualisatie van een bestemmingsplan van een bestaand gebied waarin slechts in beperkte mate nieuwe ontwikkelingen worden toegestaan. Het omgevingstype is “gemengd gebied”.

Op het bedrijventerrein zijn momenteel bedrijfswoningen, kinderdagverblijven en een school aanwezig. Bedrijfswoningen zijn milieugevoelig, kinderdagverblijven en scholen zijn zowel milieugevoelig als milieubelastend. Omdat het om een bestaande situatie gaat zijn bedrijven in milieucategorie 2, direct grenzend aan deze voorzieningen mogelijk. Milieubelastende functies zijn op een afstand van 30 meter van deze milieugevoelige voorzieningen mogelijk.

Aangezien nieuwe maatschappelijke voorzieningen in het ontwerp bestemmingsplan niet zondermeer worden toegestaan zijn er geen bezwaren om bedrijven uit milieucategorie 2, met een afwijkingsmogelijkheid naar 3.1 te combineren met de bovengenoemde bestaande maatschappelijke voorzieningen. Voor het overige kunnen binnen de bestemming “Bedrijf” en “Gemengd-1” bedrijven tot en met categorie 3.2 worden toegestaan. Hier zijn momenteel geen maatschappelijke voorzieningen gevestigd.

Aanpassing bestemmingsplan

Ja, de milieuzonering wordt in de artikelen 3, 4 en 5 aangepast en op de verbeelding aangepast.

------------------------------------------------------------------

Opmerking VBA ten aanzien van verlaging van de bouwhoogte

Voor de twee centraal op Randstad 21 gelegen blokken wordt de maximale bouwhoogte verhoogd van 10 naar 12 meter. Daar wordt bij vermeld dat die verhoging niet zodanig is dat er een hele verdieping op kan. De maatregel is dus slechts van belang bij eventuele nieuwbouw. Waarom wordt hier met twee maten gemeten en wordt de grens niet dusdanig aangepast dat ook de huidige bedrijven mogelijk kunnen doorgroeien door een nieuwe verdieping op het gebouw te zetten?

Verzocht wordt dit onderdeel aan te passen.

Beantwoording door gemeente

In het voorontwerp bestemmingsplan Randstad is de toegestane bouwhoogte van de bedoelde panden op Randstad 21 verhoogd van 10 meter naar 12 meter omdat een bouwhoogte van 10 meter wel erg laag is voor een bedrijfspand en omdat de omringende bebouwing ook een toegestane bouwhoogte van 12 meter had.Voor overige gedeelten van Randstad geldt een bouwhoogte van 15 meter. Aangezien er stedenbouwkundig geen bezwaar bestaat tegen een verhoging van de bouwhoogte op het gehele terrein naar 15 meter wordt dit in het ontwerp bestemmingsplan aangepast. Daarbij blijft wel de bepaling gelden dat het parkeren en laden en lossen op eigen terrein moet worden opgelost, ook bij uitbreiding van het bedrijfspand.

Voor een eventuele individuele uitbreiding van een gebouw, hoger dan 15 meter, waaraan de gemeente medewerking wil verlenen, bestaat altijd de mogelijkheid om bij het verlenen van een omgevingsvergunning af te wijken van het bestemmingsplan.

Aanpassing bestemmingsplan

Ja, aanpassing van de bouwhoogte in die zin dat voor het gehele bedrijventerrein een bouwhoogte van 15 meter geldt.

Inspraak

Er zijn 8 inspraakreacties ingediend. Hieronder wordt op de inspraakreacties ingegaan.

De inspraakreacties onder 1 t/m 4 zijn gelijkluidend. Deze insprekers hebben een bedrijf op het gedeelte van Randstad 22 dat in het voorontwerp bestemmingsplan de bestemming “Bedrijf” heeft.

inspreker Randstad 22 – 35

In het vigerende bestemmingsplan “Randstad 1993”, heeft het pand Randstad 22 – 35 een bestemming voor bedrijven en kantoren met, onder meer, een detailhandelsbestemming voor auto's, motoren en caravans of iets in die geest.

Echter de automarkt is nagenoeg volledig ingestort. Het aantal autopanden in Nederland is drastisch teruggelopen. Het autobedrijf dat in het object Randstad 22-35 was gevestigd is rond de jaarwisseling 2009-2010 failliet gegaan. Het pand staat sindsdien leeg en te koop en te huur. Het pand is onverhuurbaar en onverkoopbaar gebleken met betrekking tot het gebruik als autobedrijf. Echter, de kosten (rente en aflossing) gaan door, hetgeen de eigenaar voor grote problemen stelt.

Af en toe melden zich potentiële huurders en/of kopers welke interesse hebben in het pand, maar dan wel voor een gebruik dat afwijkt van hetgeen is toegestaan op grond van de voorschriften van het bestemmingsplan “Randstad 1993”.

Steeds valt de zogenaamde voortoets bestemmingsplan dan negatief uit.

Tot onze schrik vernamen en realiseerden wij ons dat in het voorontwerp bestemmingsplan het gebruik van Randstad 22 – 35 verder zou worden ingeperkt tot bedrijf en dat de kantoorfunctie zou vervallen, hetgeen een verdere beperking van de gebruiksmogelijkheden geeft.

Wij verzoeken om een verruiming van de gebruiksmogelijkheden te bewerkstelligen om zodoende het toegestane gebruik en daarmee de verhuurbaarheid en de verkoopbaarheid van het object te bevorderen.

Daarnaast is het zo dat langdurige leegstand leidt tot verloedering van het geheel en tot het risico van oneigenlijk gebruik, waaronder kraken etc.

Verzocht wordt op de gebruiksmogelijkheden te verruimen, zodat de volgende vestigingen mogelijk zijn:

  • kinderdagverblijf/buitenschoolse opvang/ naschoolse opvang
  • catering/zalencentrum/partycentrum
  • bedrijfswoning
  • groothandel
  • detailhandel
  • toonzaal en verkoop
  • kringloopwinkel
  • bowlingbaan
  • sportcentrum
  • kerken
  • maatschappelijke functies
  • kantoren
  • bedrijvigheid
  • dienstverlening
  • bouwmarkt

inspreker Randstad 22 – 43

Heeft een identieke inspraakreactie als onder 1.

inspreker Randstad 22 – 53

Heeft een identieke inspraakreactie als onder 1.

inspreker Randstad 22 -32 en 33

Verzoekt om in nader en goed overleg met de eigenaren/gebruikers een definitieve toewijzing in het bestemmingsplan te geven en wil hiertoe een gesprek met de gemeente.

Telefonisch heeft inspreker aangegeven zich aan te sluiten bij het verzoek van de insprekers, genoemd onder 1 t/m 3.

Beantwoording door gemeente

Op grond van het voorontwerp bestemmingsplan Randstadhebben de panden Randstad 22, nummer 31 t/m 53 de bestemming “Bedrijf”. Op grond van de regels die behoren bij deze bestemming zijn bedrijven tot milieu categorie 3.1 toegestaan, maar ook bedrijven die gericht zijn op dienstverlening en perifere detailhandel in auto's, motoren en (brom)fietsen.

In het gebied is één bedrijfswoning aanwezig die als zodanig is aangewezen.

Toets aan gemeentelijk beleid

De panden Randstad 22, nummer 31 t/m 53 vormen de kern van het bedrijventerrein Randstad. Deze kern is op grond van de “Gemeentelijke Visie op het Vestigingsbeleid (GVV)” uit 2010 aan de duiden als “Regulier Bedrijventerrein”. Op grond van de GVV zijn hier bedrijven in de categorie 1 t/m 3 toegestaan. Er zijn geen bedrijfswoningen toegestaan en geen detailhandel, mits ondergeschikt. De kantoorhoudendheid van bedrijven mag 50% zijn en in aangewezen zones 100%. Perifere Detailhandel (PDV) in volumineuze artikelen en in de branches auto's, boten caravans is toegestaan maar geen Grootschalige Detailhandel (GDV). Maatschappelijke voorziening mogen alleen in een facilitypoint worden gevestigd en er dient op eigen terrein, of op gedeeld terrein te worden geparkeerd.

In maart 2012 is de Detailhandelsvisie Almere 2012 vastgesteld. Op grond van deze nota is een verruiming voor wat betreft Perifere Detailhandel op Reguliere Bedrijventerreinen van kracht. Niet alleen de PDV gericht op auto's, motoren en caravans is toegestaan maar alle PDV. Op grond van het voorontwerp bestemmingsplan gaat het om de volgende categorieën:

  • detailhandel in volumineuze goederen, zoals auto's, boten, motoren, caravans, keukens, sanitair, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderdelen en onderhoudsmiddelen;
  • meubelbedrijven, woninginrichting en -stoffering;
  • tuincentra;
  • bouwmarkten.

Toets aan huidig bestemmingsplan

Op grond van het huidige bestemmingsplan “Randstad 1993” zijn voor deze kern van het bedrijventerrein de bestemmingen “Bedrijven en Kantoren” en “Bedrijven” van kracht. Hier zijn bedrijven tot en met categorie 3 toegestaan, maar ook kantoren binnen de bestemming voor “Bedrijven en Kantoren”.

Op grond van een nadere studie naar de milieuzonering van het bedrijventerrein kunnen daar waar de bestemming 'Bedrijf' geldt in het ontwerp bestemmingsplan bedrijven tot en met categorie 3.2 (is vergelijkbaar met categorie 3 zoals die in 1993 gold) worden toegestaan, met uitzondering van een strook aan de noordzijde vanwege de aanwezigheid van bedrijfswoningen aldaar.

Conclusie

Op grond van het gemeentelijk beleid en rekening houdend met hetgeen op grond van het bestemmingsplan “Randstad 1993” reeds is toegestaan kan aan de insprekers tegemoet worden gekomen door een verruiming van de bestemming “Bedrijf” in het ontwerp bestemmingsplan “Randstad”.

Op grond van deze verruiming zouden in het ontwerp bestemmingsplan de volgende gebruiksmogelijkheden uit bovenstaand wensenlijstje binnen bestemming “Bedrijf” mogelijk zijn:

  • groothandel;
  • catering (maar geen zalenverhuur en geen partycentrum);
  • perifere detailhandel in de aangewezen panden;
  • toonzaal en bijbehorende verkoop;
  • kantoren in de aangewezen panden;
  • bedrijvigheid (categorie 1 t/m 3.2 en gedeeltelijk tot en met 3.1);
  • dienstverlening;
  • bouwmarkt. (in de panden waar perifere detailhandel is toegestaan).

De overige genoemde gewenste bestemmingen voor bedrijfswoning, bowlingbaan, sportcentrum, kerken en maatschappelijke functies zijn niet mogelijk omdat op dit gedeelte van het bedrijventerrein ruimte wordt geboden aan bedrijven die in een hogere milieucategorie vallen en waarvoor een afstand oplopend tot 100 meter moet worden aangehouden tot gevoelige bestemmingen of bestemmingen waar veel mensen komen. Het toestaan van gevoelige bestemmingen zou ertoe kunnen leiden dat bedrijven in de hogere milieucategorie, (kostenverhogende) maatregelen zouden moeten treffen.

Aanpassing bestemmingsplan

Ja, aanpassing van artikel 3 “Bedrijf” in die zin dat er een aanduiding wordt opgenomen voor het toestaan van gebruik als kantoor in de panden waar dat nu reeds ook mogelijk is op grond van het bestemmingsplan “Randstad 1993” en het toestaan van PDV in de panden die nu reeds voor PDV worden gebruikt.

------------------------------------------------------------------

Inspreker Randstad 22 – 25

Inspreker is eigenaar van Indoor Ski Almere en heeft een mondelinge inspraakreactie ingediend. Hij is voornemens zijn zaak uit te breiden met andere activiteiten omdat de activiteit skiën niet winstgevend genoeg is, aangezien het alleen in de wintermaanden populair is.

Het verzoek is om de activiteiten uit te mogen breiden naar het belendende pand met bijvoorbeeld laser-gamen en wellicht in de toekomst als andere belendende panden leeg komen een family entertainment centrum; een leisurecentrum. In het bestemmingsplan “Randstad” is alleen indoor ski toegestaan. Het verzoek is om dit te verruimen zodat de gewenste activiteiten kunnen worden gevestigd.

Beantwoording door gemeente

Het pand Randstad 22-25 en belendende panden hebben in het voorontwerp- bestemmingsplan “Randstad” een bestemming voor “Gemengde Doeleinden”. In deze bestemming is “sport, uitsluitend gericht op fitnesscentrum, sportcentrum met inbegrip van skibaan en sportschool” toegestaan. Deze formulering is gekozen om de sportscholen en de preventiecentra die reeds gevestigd zijn op Randstad positief te bestemmen, inclusief de indoor skibaan op Randstad 22-25. Het vestigen van een laser-game centrum zou op grond van de regels van het voorontwerp-bestemmingsplan niet mogelijk zijn omdat de toegestane sport is beperkt tot fitnesscentra en sportcentra. Er is echter geen bezwaar om het gebruik ten behoeve van sport te verruimen naar andere activiteiten die in een bedrijfshal zouden kunnen worden gevestigd. Deze vormen van sport zijn vaak ook moeilijk in te passen in woonwijken.

Voorstel is om bovenstaande voorziening met een aanduiding op de plankaart mogelijk te maken.

Aanpassing bestemmingsplan

Ja, aanpassing artikel 4 “Gemengd”, onder 4.1, f: ter plaatse van de aanduiding "sport" tevens voor sportvoorzieningen met bijbehorende ondergeschikte horeca.

Op de verbeelding wordt de aanduiding sport opgenomen voor het gehele blok Randstad 22, 17-19.

------------------------------------------------------------------

Inspreker Randstad 22 – 42

Inspreker merkt op dat de definitie van de term Perifere Detailhandel niet strookt met de definitie van de term PDV in de door de gemeenteraad vastgestelde beleidsnota “Detailhandel in Almere” . Verzoekt om in het bestemmingsplan ook de verkoop van “brand- en explosiegevaarlijke stoffen toe te staan.

Beantwoording door gemeente

Op 15 maart 2012 heeft de gemeenteraad ingestemd met de “Detailhandelsvisie Almere 2012”, daarmee is de nota uit 2004 vervallen. In deze nota is een definitie van PDV opgenomen waar de verkoop van brandgevaarlijke stoffen niet is opgenomen, omdat voor de verkoop hiervan specifieke veiligheidseisen gelden en daardoor niet gelijk te stellen is met perifere detailhandel. De verkoop van brandgevaarlijke stoffen is wel mogelijk als onderdeel van toegestane bedrijfsvoering. Zo is de verkoop van consumentenvuurwerk toegestaan, waarbij is voorgeschreven dat de in acht te nemen veiligheidsafstanden op eigen terrein dienen te worden aangehouden.

Aanpassing bestemmingsplan

Nee, geen aanpassingen.

------------------------------------------------------------------

Inspreker merkt op dat op basis van het door de gemeente vastgestelde beleidsnota "Uitgiftebeleid benzineverkooppunten" uit 2000 in de toelichting van het voorontwerp voor het bedrijventerrein Randstad het uitgangspunt gehanteerd dat de vestiging van een benzinestation op het bedrijventerrein niet wenselijk is. Die beleidsnota heeft echter een planhorizon tot 2010 en is gebaseerd op het uitgangspunt dat Almere in 2010 ca. 200.000 inwoners heeft. In 2000 was er nog ruimte voor 2 tot 3 extra tankstations en door de bevolkingsgroei tot 2010 zou er vervolgens nog ruimte zijn voor 6 extra tankstations.

In 2000 waren er bijna 143.000 inwoners. Per 1 oktober 2011 bedroeg het aantal inwoners 192.508. Almere blijft verder groeien en is qua inwonersaantal hard op weg naar de topvijf van Nederlands grootste steden. Op 29 oktober 2007 ondertekenden wethouder Adri Duivesteijn en minister Jacqueline Cramer een contract dat de basis is van de schaalsprong naar een stad van 350.000 inwoners in 2030. In de periode tussen 2010 en 2030 zullen er 60.000 woningen bijgebouwd worden.

Op basis van dit gegeven is het logisch om te veronderstellen dat er de komende jaren nog veel meer ruimte komt voor de vestiging van additionele benzinestations in Almere. Daarmee is het "Uitgiftebeleid benzineverkooppunten" niet meer actueel en vormt derhalve thans geen goede basis meer voor de ruimtelijke ordening en de spreiding van tankstations.

Inspreker verzoeken u daarom dan ook om het Uitgiftebeleid benzineverkooppunten te actualiseren en binnen de gemeentegrenzen van Almere de komende 20 jaar planologische ruimte te creëren voor de vestiging van circa nog eens 10 tot 15 benzinestations (uitgaande van 350.000 inwoners in 2030).

Voor een goede spreiding van de tankstations komen daardoor ook bedrijfslocaties in beeld, waar thans op basis van het bestaande beleid nog geen benzinestation is voorzien.

Beantwoording door gemeente

De nota “Uitgiftebeleid benzineverkooppunten” uit 2000 is nog geldig. Er zijn vooralsnog geen redenen om dit beleid te actualiseren.

Op grond van dit Uitgiftebeleid is de vestiging van een benzineverkooppunt op Randstad niet mogelijk. Ook planologisch gezien is het bedrijventerrein Randstad niet geschikt voor de vestiging van een benzineverkooppunt, vanwege de bereikbaarheid en de aanwezigheid van gevoelige bestemmingen op het terrein.

Aanpassing bestemmingsplan

Nee, geen aanpassingen.

------------------------------------------------------------------

Inspreker merkt op dat op basis van de door de gemeenteraad vastgestelde beleidsnota "Detailhandel in Almere" op de (overige) bedrijfsterreinen perifere en ook grootschalige detailhandel over het algemeen niet wenselijk wordt geacht. Een uitzondering kan worden gemaakt voor de opslag van grove bouwmaterialen, branden explosiegevaarlijke stoffen en milieuverstorende stoffen. Verder is op een aantal bedrijventerreinen vestiging van de ABC-branches (auto's, boten, caravans) mogelijk (zie bijlage VI).

Vestiging van de overige PDV branches op logistieke, industriële, gemengd plus en hoogwaardige terreinen is vanuit het beleid van aanboddifferentiatie van bedrijventerreinen niet wenselijk. Ook is vestiging van grootschalige PDV op binnenstedelijke bedrijfsterreinen niet gewenst, omdat deze terreinen in principe bedoeld zijn voor kleinschalige, lokaal verzorgende en ambachtelijke bedrijven.

Op gemengde bedrijfsterreinen, die bedoeld zijn voor ongelijksoortige bedrijven, is vestiging van PDV bedrijven vanwege de aard van het bedrijfsterrein wel mogelijk.

Op basis van het bovenstaande kan er dus voor Randstad ook een uitzondering gemaakt worden voor de detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen. Voor auto's, motoren en (brom)fietsen is die uitzondering reeds gemaakt.

Beantwoording door gemeente

Zoals eerder aangegeven is de detailhandelsvisie uit 2004 niet meer geldig en is er in 2012 de “Detailhandelsvisie Almere 2012” vastgesteld.

Verder is het uit ruimtelijke overwegingen zoals beschikbare bedrijfsruimte en bereikbaarheid niet wenselijk om een benzineverkooppunt op het bedrijventerrein Randstad mogelijk te maken. Daar komt nog bij dat dit in strijd zou zijn met het uitgiftebeleid ten aanzien van benzineverkooppunten, zoals eerder aangegeven

Aanpassing bestemmingsplan

Nee, geen aanpassingen.

------------------------------------------------------------------

Inspreker verzoekt, mede in verband met het bovenstaande, om het volgende:

De bestemming van het perceel Randstad 22-42 te wijzigen van Gemengd naar Bedrijf met functieaanduiding Detailhandel Perifeer.

De autowasinrichting die op het perceel was gevestigd, leverde ook diensten aan particulieren. Gaarne deze maatbestemming opnemen, omdat anders de opstallen bij verkoop in elk geval gesloopt moeten worden, hetgeen onredelijk bezwarend is voor de huidige eigenaren. Verplichte sloop werkt namelijk fors waardeverminderend bij verkoop van het perceel. In Randstad zijn ook de andere perifere detailhandelsbedrijven met een maatbestemming gelegaliseerd.

Beantwoording door gemeente

Voor het pand Randstad 22-42 wordt in het ontwerp bestemmingsplan de bestemming Gemengde Doeleinden voorgesteld. Op grond van deze bestemming zijn bedrijven behorende tot milieucategorie 3.1 met eventuele bijbehorende ondergeschikte detailhandel, ondergeschikte horeca en bijbehorende kantoorruimten, toegestaan.

Perifere detailhandel is hier uitgesloten, overigens maakt het toestaan van deze vorm van detailhandel de vestiging van een motorbrandstoffenpunt niet mogelijk.

------------------------------------------------------------------

Inspreker verzoekt om artikel 3.1 (Bestemmingsomschrijving), sub d als volgt te wijzigen:

d. ter plaatse van de aanduiding "detailhandel perifeer" tevens voor perifere detailhandel in uitsluitend auto's, motoren en (brom)fietsen en brand- en explosiegevaarlijke stoffen;

Beantwoording door gemeente

Zoals boven aangegeven is valt de verkoop van brandgevaarlijke stoffen niet onder perifere detailhandel.

Aanpassing bestemmingsplan

Nee, geen aanpassing van artikel 3 op dit punt. Overigens is artikel 3 niet van toepassing op Randstad 22-42.

------------------------------------------------------------------

Inspreker Randstad 21-29

Inspreker heeft sinds 1988 een zeefdrukkerij met bedrijfswoning in het pand gevestigd. Dus voor het van kracht worden van het huidige bestemmingsplan “Randstad 1993”, dat hij overigens niet kent, alhoewel hij toen al op Randstad woonde.

Heeft op een 3-tal punten een inspraakreactie.

Inspreker vindt de maximaal toegestane omvang van bedrijfswoningen van 500 m3 is te beperkt. De woning op Randstad 21–29 is groter en was dat overigens ook al in 1992. Sterker nog, bij de bouw van de woning is bouwvergunning verleend voor een woning die reeds groter was van 500 m3.

Ten tweede is de regeling dat het vloeroppervlak van een bedrijfswoning niet meer dan 50% van de brutovloeroppervlak van de bedrijfsgebouw mag bedragen, te knellend. De bedrijfswoning is namelijk qua oppervlak groter dan het bedrijfsgedeelte en dat was overigens in het verleden ook al zo.

Beantwoording door gemeente

De regeling ten aanzien van de omvang van bedrijfswoningen is uit het bestemmingsplan “Randstad 1993” overgenomen. Er zijn inderdaad redenen om deze regeling aan te passen en te moderniseren naar een regeling die flexibeler is. In andere gedeelten van Almere (bijvoorbeeld in het bestemmingsplan Hout Noord) komen dergelijke maximale omvangseisen ten aanzien van bedrijfswoningen ook niet meer voor.

Aanpassing bestemmingsplan

Ja, aanpassing van de artikel 4.2 bouwregels. De zin onder 4.2, h “de maximale bruto vloeroppervlakte 50% van de vloeroppervlakte van het bedrijfsgebouw mag bedragen, echter met een maximum van 500m3” wordt verwijderd.

------------------------------------------------------------------

Inspreker is van mening dat het terugbrengen van de maximaal toegestane milieucategorie van 3 naar 2 te beperkend is, waardoor ook de (verkoop)waarde van het pand wordt beperkt.

Beantwoording door gemeente

Volgens vaste jurisprudentie dient de toelaatbaarheid van 'milieubelastende activiteiten' in bestemmingsplannen te worden afgestemd op de aanwezigheid van 'milieugevoelige functies' in de omgeving van en op een bedrijventerrein. Bedrijfswoningen en kinderdagverblijven zijn milieugevoelige functies.

In paragraaf 5.3 van het bestemmingsplan wordt nader ingegaan op de bedrijven en milieuzonering. Voor de achtergronden van de gekozen milieuzonering voor Randstad wordt verwezen naar deze paragraaf.

De volgende milieuzonering wordt gehanteerd:

  • in de gebieden met bestemming GD is, vanwege de beperking tot en met milieucategorie 2, geen zonering op de plankaart noodzakelijk vanuit de hierin gelegen gevoelige functies (bedrijfswoningen, KDV-en en school);
  • in de gebieden met bestemming GD-1 is, vanwege het ontbreken van (de vestigingsmogelijkheid) gevoelige functies, ook geen zonering op de plankaart noodzakelijk;
  • in het gebied met de bestemming Bedrijf wordt rondom de bedrijfswoning Randstad 22-51 en de bedrijfswoning Randstad 22-55, een zone van 30 m aangebracht waar alleen milieucategorie 3.1 bedrijven en overig milieubelastende functies gevestigd mogen zijn of kunnen worden. Vervolgens is deze zone zoveel mogelijk in overeenstemming gebracht met de bestaande terreingrenzen van de aanwezige bedrijven. Dit laatste heeft tot gevolg dat het hele deelgebied van deze twee bedrijven een aanduiding krijgt voor milieucategorie 3.1

Daarbij wordt opgemerkt dat er binnen de bestemming GD een afwijkingsmogelijkheid is opgenomen voor bedrijven uit categorie 3.1. Deze bedrijven zijn mogelijk indien en voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieu-aspecten) geacht kan worden te behoren tot de toelaatbare categorie(en) van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.

Aanpassing bestemmingsplan

Nee, geen aanpassing van artikel 4 Gemengd voor wat betreft de toegestane milieu categorie.

------------------------------------------------------------------

Inspreker is van mening dat doordat in het nieuwe bestemmingsplan ook kantoren, maatschappelijke voorzieningen, cultuur en ontspanning (ateliers) en sport (sportscholen en overige indoorsport) worden toegestaan, betekent dat er niet meer sec bedrijven worden toegestaan maar ook voorzieningen die niet thuis horen op een bedrijventerrein.

Gevraagd wordt om dit terug te brengen naar een bestemming voor “bedrijven” en de genoemde nieuwe functies niet toe te staan.

Beantwoording door gemeente

Zoals eerder aangegeven in reactie op de bezwaren van de VBA worden in het ontwerp bestemmingsplan de aanwezige maatschappelijke voorzieningen positief bestemd en worden er geen nieuwe maatschappelijke voorzieningen toegelaten op het bedrijventerrein. Indien gewenst kan gebruik maken van de afwijkingsmogelijkheden die de Wabo biedt op dit punt.

Aanpassing bestemmingsplan

Ja, aanpassing van artikel 4 Gemengd en aanpassing van de verbeelding.

Inspreker Randstad 21 – 53

Toegestane bouwhoogte

Inspreker is van mening dat in de oorspronkelijke bouwvergunning toestemming is gegeven om bij uitbreiding een extra verdieping op het huidige pand te mogen bouwen. Er is destijds met de constructie van het pand rekening gehouden. Heeft sterk de voorkeur om toekomstig op deze locatie gehuisvest te blijven echter als de omschreven regeling wordt doorgevoerd, is inspreker genoodzaakt om op niet al te lange termijn de locatie te verlaten en zich elders te vestigen.

Men heeft op eigen terrein slechts een beperkt aantal parkeerplaatsen. Voor onze medewerkers kopen wij jaarlijks een parkeerontheffing zodat deze medewerkers op de openbare plaatsen kunnen parkeren. Wij zijn van mening dat hiervoor voldoende ruimte is op het kantorenterrein en rekenen erop dat dit niet voor problemen gaat zorgen.

Beantwoording door gemeente

Voor de locatie Randstad 21-53 geldt een maximale bouwhoogte van 15 meter.

Uit navraag bij de afdeling die de omgevingsvergunningen verleend blijkt dat de gewenste uitbreiding binnen de toegestane bouwhoogte van 15 meter te realiseren is.

Aanpassing bestemmingsplan

Nee, geen aanpassing.

Ambtshalve aanpassingen

Ambtshalve aanpassingen zijn noodzakelijke aanpassingen van het bestemmingsplan als gevolg van wijzigingen in regelgeving en beleid die ten grondslag hebben gelegen aan het bestemmingsplan.

Aanpassingen van de toelichting

Hoofdstuk 4 waar de relevante beleidskaders in opgenomen zijn is aangepast aan de actualiteit.

Aanpassingen van de verbeelding

  • de grens van het bestemmingsplan wordt in overeenstemming gebracht met de grens van de beheerverordening Flevolijn, die de raad op 5 september 2013 heeft vastgesteld;
  • er wordt een gebiedsaanduiding opgenomen voor de 'veiligheidszone-vervoer gevaarlijke stoffen 2', deze gronden zijn mede bestemd als aandachtsgebied voor een plasbrand vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen over spoorwegen.

Aanpassingen van de regels

Artikel 1 Begrippen

Hier zijn de begrippen voor 'plan', 'bestemmingsplan', 'bouwen, 'bouwwerk', 'bijbehorend bouwwerk', 'hoofdgebouw' en 'overig bouwwerk', aangepast aan de landelijk standaard SVBP 2012.

De begrippen voor 'bedrijf', 'dienstverlening' en 'perifere detailhandel' zijn aangepast aan de in Almere gebruikte standaarden hiervoor.

Artikel 2 Wijze van meten

In dit artikel zijn de meetvoorschriften voor 'afstanden' bijgevoegd.

Artikel 14 Algemene aanduidingsregels

Hier is de aanduiding 'veiligheidszone-vervoer gevaarlijke stoffen 2' opgenomen.

Artikel 17 Algemene procedureregels is geschrapt.

Overzicht van alle aanpassingen

Aanpassingen van de toelichting

Hoofdstuk 4 waar de relevante beleidskaders in opgenomen zijn is aangepast aan de actualiteit, tevens worden hier de juiste termen opgenomen naar aanleiding van de opmerking van de provincie in het vooroverleg.

Paragraaf 5.5 Duurzaamheid en leefbaarheid is aangepast voor wat betreft spoorweglawaai.

Paragraaf 5.8 Externe Veiligheid is aangepast en Bijlage 2 'Bijlage Externe Veiligheid', is verwijderd.

Aanpassingen van de verbeelding

  • de grens van het bestemmingsplan wordt in overeenstemming gebracht met de grens van de beheerverordening Flevolijn, die de raad op 5 september 2013 heeft vastgesteld;
  • er wordt een gebiedsaanduiding opgenomen voor de 'veiligheidszone-vervoer gevaarlijke stoffen 2', deze gronden zijn mede bestemd als aandachtsgebied voor een plasbrand vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen over spoorwegen.
  • voor de panden Randstad 21, nr 17 (kerkgenootschap annex BSO, KDV), nr 22 (thuiszorgwinkel, nr 71 (kerkgenootschap), nr 75 (tandartspraktijk) wordt een functieaanduiding 'maatschappelijk' opgenomen;
  • voor de panden Randstad 22 nr 1 (preventiecentrum, zorginstellingen) nr 8 (chiropractie), nr 24 (amateur kookvereniging), nr 48 (KDV/BSO), nr 55 (KDV/BSO), nr 61-67 (KDV/BDO) en nr 115 (KDV/BSO) wordt een functie aanduiding 'maatschappelijk' opgenomen;
  • voor het pand Randstad 22, nr 17 tot en met 29 wordt een functieaanduiding 'maatschappelijk' en 'sport' opgenomen in verband met aanwezigheid van een kerkgenootschap, indoor ski school en lasergames;
  • voor het pand Randstad 22, nr 101 (sportschool) wordt een functie aanduiding voor 'sport' opgenomen in verband met de vestiging van een sportschool aldaar;
  • voor de panden Randstad 22, nr 43, nr 51 en nr 53 wordt de aanduiding 'bedrijven tot en met categorie 3.1 toegestaan, opgenomen;
  • Voor de panden Randstad 22, nr 31 tot en met 41 wordt de aanduiding 'kantoor' toegestaan opgenomen;
  • Verhoging van de bouwhoogten tot een integrale bouwhoogte van 15 meter.

Aanpassingen van de regels

  • Artikel 1 Begrippen

Hier zijn de begrippen voor 'plan', 'bestemmingsplan', 'bouwen, 'bouwwerk', 'bijbehorend bouwwerk', 'hoofdgebouw' en 'overig bouwwerk', aangepast aan de landelijk standaard SVBP 2012.

De begrippen voor 'bedrijf', 'dienstverlening' en 'perifere detailhandel' zijn aangepast aan de in Almere gebruikte standaarden hiervoor.

  • Artikel 2 Wijze van meten

In dit artikel zijn de meetvoorschriften voor 'afstanden' bijgevoegd.

  • Artikel 3 Bedrijf

In dit artikel is toegevoegd:

ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 3.1" voor bedrijven tot ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, inclusief bijbehorende ondergeschikte detailhandel, ondergeschikte horeca en bijbehorende kantoorruimten;

ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' tevens voor kantoren;

In dit artikel is verwijderd

de toevoeging perifere detailhandel 'in uitsluitend auto's, motoren en (brom)fietsen'';

het voorschrift dat een bedrijfswoning een maximale vloeroppervlakte en maximale inhoud mag hebben.

  • Artikel 4 Gemengd

In dit artikel is de volgende bestemmingsomschrijving:

bedrijven behorende tot ten hoogste categorie 2;

maatschappelijke voorzieningen met uitzondering van onderwijs;

cultuur en ontspanning, uitsluitend gericht op ateliers, creativiteitscentra, dansschool,muziekschool en theater;

sport, uitsluitend gericht op fitnesscentrum, sportcentrum met inbegrip van skibaan en sportschool;

bedrijfswoningen en woonwerkeenheden;

gewijzigd in:

bedrijven behorende tot ten hoogste categorie 3.1;

ter plaatse van de functie-aanduiding "maatschappelijk", tevens voor maatschappelijke voorzieningen met uitzondering van onderwijs;

ter plaatse van de aanduiding "sport" tevens voor sportvoorzieningen met bijbehorende ondergeschikte horeca;

ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" tevens voor één bedrijfswoning danwel woonwerkeenheid;

In dit artikel is verwijderd:

het voorschrift dat een bedrijfswoning een maximale vloeroppervlakte en maximale inhoud mag hebben.

  • Artikel 14 Algemene aanduidingsregels

Hier is de aanduiding 'veiligheidszone-vervoer gevaarlijke stoffen 2' opgenomen.

  • Artikel 17 Algemene procedureregels is geschrapt.

6.4 vaststelling bestemmingsplan

Het ontwerp bestemmingsplan heeft van 22 april tot en met 2 juni 2014 ter inzage gelegen. Tijdens deze periode kon een ieder zijn of haar zienswijzen kenbaar maken bij de gemeenteraad.

Tijdens deze ter inzage legging zijn er geen zienswijzen ingediend.

De raad heeft op 18 september 2014 het bestemmingsplan ongewijzigd ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan vastgesteld.