direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Stichtsekant Noord
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0034.BP1R04-vg01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Een bestemmingsplan

Dit bestemmingsplan regelt de bestemming en het gebruik van de gronden voor het gebied Stichtsekant. Stichtsekant wordt ontwikkeld als een duurzaam bedrijvenpark en is gelegen in Almere, aan de A27 bij de Stichtse Brug. In de onderstaande afbeelding (Afbeelding 1) is de ligging van het bedrijvenpark Stichtsekant in de cirkel aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1R04-vg01_0001.jpg"

Afbeelding 1: locatie plangebied

De noordzijde wordt begrensd door de Waterlangdseweg, de Hoge Vaart, het Kathedralenbos en de toekomstige woonwijk Oosterwold. Aan de zuidzijde grenst het gebied aan de Gooimeerdijk-Oost en het Gooimeer. In afbeelding II is een luchtfoto opgenomen van het bedrijventerrein Stichtsekant en de directe omgeving (zie afbeelding 2). De ligging van het gebied Stichtsekant is met de rode cirkel aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1R04-vg01_0002.jpg"

Afbeelding 2: luchtfoto Stichtsekant en omgeving. Het gebied Stichtsekant is gelegen in de rode cirkel.

Het gebied biedt ruimte aan logistieke en gemengd industriële bedrijvigheid (in totaal 123 ha uitgeefbaar terrein).

Deze herziening van het bestemmingsplan betreft het noordelijk gedeelte van het gehele terrein Stichtsekant. Het plangebied van voorliggend bestemmingsplan betreft de gebieden fasen 1A en 1B en het noordelijk gedeelte van fasen 2 en 3. Fase 4 ligt buiten het plangebied van voorliggend bestemmingsplan. De fasen komen overeen met de bestemmingen uit het vigerend bestemmingsplan Bedrijvenpark Stichtsekant uit 2005. In onderstaande afbeelding (afbeelding 3) is een uitsnede van de plankaart van het dit bestemmingsplan opgenomen, waarin tevens de verschillende fasen zijn aangegeven.

In het plangebied van voorliggend bestemmingsplan is circa 57,7 hectare uitgeefbaar, waarvan 14,4 hectare inmiddels is uitgegeven. Het gebied fasen 1A en 1B is bouwrijp gemaakt en deels uitgegeven.

Fase 1A is in het vigerende bestemmingsplan bestemd voor logistiek (kleur licht paars op onderstaande afbeelding 3. Hiervan is circa 26 hectare uitgeefbaar, waarvan circa 14 hectare is uitgegeven). Fase 1B is in het vigerende bestemmingsplan bestemd voor gemengd industrieel (kleur oranje op onderstaande afbeelding 3. Voor dit gedeelte is circa 13 hectare uitgeefbaar, waarvan circa 0,5 hectare is uitgegeven). Deelgebied fasen 2, 3 en 4 zijn nog niet ontwikkeld en in gebruik als tijdelijke landbouwgrond.

Fasen 1A en 1B liggen ten noorden van de Lijsterweg. Ten zuiden van deze weg liggen fasen 2, 3 en 4.

De fasen komen overeen met de verschillende bestemmingen uit het vigerend bestemmingsplan voor dit gebied Bedrijvenpark Stichtsekant. In de afbeelding hieronder is de plankaart van het vigerende bestemmingsplan opgenomen waarop de verschillende fasen zijn aangegeven (afbeelding 3).

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1R04-vg01_0003.jpg"

Afbeelding 3: uitsnede van de plankaart bestemmingsplan Bedrijvenpark Stichtsekant uit 2005 waarin tevens de fasen zijn aangegeven

Dit plan is door de raad van de gemeente Almere op 22 september 2005 vastgesteld en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Flevoland op 16 december 2005. Op basis van dit bestemmingsplan zijn aan de gronden bedrijfsbestemmingen toegekend.

Op basis van dit bestemmingsplan is het noordwestelijk gedeelte van het plangebied bestemd voor logistieke bedrijventerrein (kleur licht paars op bovenstaande afbeelding 3. Dit gebied komt overeen met fase 1A en fase 3). In het noordoostelijk gedeelte is in dit plan aangewezen met een uitwerkingsverplichting voor gemengde bedrijfsdoeleinden (Op de bovenstaande afbeelding 3 is dat het oranje blok in het noordoosten, ten noorden van de Lijsterweg). Dit gebied komt overeen met fase 1B. Voor dit gedeelte heeft de raad op 11 december 2008 het bestemmingsplan Entreecluster Bedrijvenpark Stichtsekant vastgesteld. Op basis van dit laatst genoemde bestemmingsplan geldt op deze gronden een gemengde bedrijfsbestemming, waar ook ruimte is voor een zelfstandig horecabedrijf tot maximaal categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten.

Fase 1A ligt op dezelfde hoogte van het bedrijventerrein als 1B maar dan aan de andere kant van de Nederstichtselaan. Dit gedeelte is op de plankaart van het vigerend bestemmingsplan lichtpaars aangegeven en is gelegen ten noorden van de Lijsterweg.

In het zuidelijk-oostelijk gedeelte van het plangebied van het bestemmingsplan Bedrijvenpark Stichtsekant (ten zuiden van de Lijsterweg) zijn de gronden aangewezen voor een gemengde bedrijfsbestemming. Dit zijn op de bovenstaande afbeelding 3 de vier oranje blokken met belijning in het oosten en zuidoosten (afbeelding 3) en een facilitypoint (het grijze gedeelte in het midden van het terrein). Dit gebied komt overeen met het gebied fase 2.

Fase 3 is het gedeelte ten zuiden van de Lijsterweg van het gedeelte dat bestemd is voor logistieke bedrijventerrein. Dit gedeelte is op bovenstaande afbeelding 3 aangegeven met een licht paarse kleur.

Het zuidwestelijk gedeelte is in dit plan bestemd met een uit te werken bestemming voor hoogwaardige bedrijfsdoeleinden (het donker paarse vierkant links onderaan op bovenstaande afbeelding 3). Dit gedeelte komt overeen met het gebied fase 4.

In het vigerend plan is voor het gedeelte ten zuiden van de Lijsterweg een algemene onderzoeksverplichting opgenomen voor archeologische waarden. Op de plankaart is dit gedeelte aangegeven met een ruitpatroon. Deze gronden worden op dit moment beheert op agrarische wijze en zijn in gebruik voor akkerbouw.

In de afbeelding hieronder (afbeelding 4) zijn deze agrarische gronden aangegeven. Deze gronden zijn in eigendom van de gemeente en blijven te allen tijde direct beschikbaar voor stedelijke ontwikkeling, dit is een duidelijke voorwaarde in de overeenkomsten tussen de gemeente en de gebruikers. De overeenkomsten zijn afgesloten met drie pachters en zijn opgebouwd op basis van een geliberaliseerde pachtvorm met een looptijd van 2014-2019. In onderstaande afbeelding zijn deze gebieden met agrarisch beheer in kleur en gearceerd aangegeven. De kleuren geven de gronden aan van de drie pachters.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1R04-vg01_0004.jpg"

Afbeelding 4: gronden die in momenteel in agrarisch beheer zijn. De kleuren zijn de verschillende pachters aangegeven.

Planvorm

In het vigerende plan bestemmingsplan Bedrijvenpark Stichtsekant is gekozen voor een gemengde planvorm. Een directe bestemming met ruime flexibiliteit waar mogelijk en voor de Fasen 1B en 4 een globale nader uit te werken bestemming. In 2009 is voor het deelgebied Fase 1B het bestemmingsplan Entreecluster Bedrijvenpark Stichtsekant goedgekeurd, waarbij de uit te werken bestemming is omgezet in een directe eindbestemming. Het uitgangspunt van het vigerende bestemmingsplan dat flexibiliteit wordt nagestreefd, wordt bij de herziening voortgezet.

Anders dan het vigerende plan krijgt het nieuwe bestemmingsplan Stichtsekant Noord, dat alleen het noordelijk deel beslaat, een directe globale bedrijfsbestemming. De bedrijfsbestemming omvat logistieke en gemengde bedrijvigheid en is een voortzetting van de bestemmingen Bedrijfsdoeleinden Logistiek (BL) en Gemengd (BG) uit het oude bestemmingsplan uit 2005 en de bestemming Bedrijf uit het bestemmingsplan 2008. De stedenbouwkundige opzet van het oude plan wordt, in verband met de archeologische vindplaatsen, grotendeels los gelaten, zoals de rooilijnen, minimumbebouwingspercentages. Ook de opzet van een diagonale ontsluitingsweg van de Nederstichtselaan komt te vervallen, evenals een kanaal loodrecht op de Hoge Vaart vanuit Hout-Zuid tot aan de Gooimeerdijk. In het nieuwe plan wordt uitgegaan dat de hoofdontsluiting haaks komt te liggen als een stemvork.

De maximum bouwhoogten worden wel overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan. Verder wordt in het gedeelte dat al is ontwikkeld en uitgegeven (fase 1A) recht gedaan aan de bestaande ingerichte structuur door de wegen expliciet op de verbeelding aan te geven en de zonder bebouwingsstrook uit het vigerende plan over te nemen. Voor het overige geldt een globale bestemming en een verkavelingsplan op hoofdlijnen. Een spelregelkaart geldt als nadere invulling van deze globale bestemming die gebruikt kan worden bij de gronduitgifte.

In paragraaf 1.3 Aanpassing ruimtelijk plan Stichtsekant wordt de verandering in de stedenbouwkundige opzet van het nieuwe plan geschetst. Deze veranderde benadering wordt in paragraaf 2.2.1 Ruimtelijk concept verder toegelicht. In deze paragraaf wordt ingegaan op het nieuwe ruimtelijke concept voor het gebied met een globale bestemming en het verkavelingsplan op hoofdlijnen en de spelregelkaart. In bijlage 1 bij deze toelichting is deze spelregelkaart opgenomen.

1.2 Aanleiding voor dit bestemmingsplan

In 2010 zijn 23 behoudenswaardige archeologische vindplaatsen in fase 2, 3 en 4 vastgesteld. Het ruimtelijk plan waar het vigerend bestemmingsplan vanuit gaat, blijkt lastig te combineren met de behoudenswaardige vindplaatsen. Op basis van verschillende scenario's zijn de effecten en oplossingsrichtingen geïnventariseerd. Dit heeft er toe geleid om het ruimtelijk plan voor de fasen 2, 3 en 4 aan te passen met de strategie om de vindplaatsen in te zetten als openbaar gebied. Het ruimtelijk plan is herzien in het door het college in 2012 vastgestelde ruimtelijk plan "Stichtsekant, ontwikkelingsstrategie en verkavelingsplan in hoofdlijnen". Vanwege de termijn van ontwikkeling van het bedrijvenpark zal de flexibiliteit van het plan verder worden vergroot. Verder wordt het bestemmingsplan alleen herzien voor het plangebied fasen 1A en 1B en het noordelijk gedeelte van fasen 2, 3. De zuidelijke delen van fasen 2 en 3 en geheel fase 4 vallen buiten het plangebied van voorliggend bestemmingsplan. Het beleidsstuk “Stichtsekant, ontwikkelingsstrategie en verkavelingsplan in hoofdlijnen” zoals dat in 2012 is vastgesteld vormt het uitgangspunt voor deze herziening van het bestemmingplan. Dit document wordt besproken in hoofdstuk 4 Relevante beleidskaders en de daarbij behorende bijlage (bijlage 3 Beleidskader bij de toelichting en dan onder paragraaf 3.1 Ruimtelijke ontwikkeling).

In de visie is aangegeven ruimte te geven voor organische gebiedsontwikkeling en daartoe meer flexibiliteit op te nemen in het nieuwe bestemmingsplan. In voorliggend bestemmingsplan wordt daarom gewerkt met een globale bedrijfbestemming op grond waarvan zowel logistieke bedrijvigheid als reguliere bedrijvigheid is toegestaan. In het centrum van het gebied bij het zgn. landgoed zijn naast de bedrijvenbestemming ook meer gemengde functies toegestaan teneinde een Facility Point te realiseren. Dit gedeelte is op de verbeelding van voorliggend bestemmingsplan aangewezen met de aanduiding 'gemengd'. In paragraaf 1.3 Aanpassing ruimtelijk plan Stichtsekant en in paragraaf 2.2 Nieuwe ontwikkelingen wordt ingegaan op de nieuwe ontwikkelingsstrategie en verkavelingsplan op hoofdlijnen voor Stichtsekant.

1.3 Aanpassing ruimtelijk plan Stichtsekant

De in 2010 geconstateerde archeologische vindplaatsen in het gebied verhouden zich niet goed tot de ruimtelijke hoofdstructuur van Stichtsekant zoals deze is vastgelegd in het Structuurplan en ook is vastgelegd in het vigerend bestemmingsplan. De vindplaatsen liggen onder de geprojecteerde hoofdopzet (de verlengde Stichtselaan, kanaal en ringontsluiting logistiek deelgebied) waardoor deze niet meer uitvoerbaar is. In onderstaande afbeelding zijn de conflicten van de archeologische vindplaatsen met de hoofdstructuur van het vigerende bestemmingsplan aangegeven (Afbeelding 5). De hoofdstructuur van de wegen (rood) en de watergang (blauw) doorkruizen bij de gele uitroeptekens archeologische vindplaatsen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1R04-vg01_0005.png"

Afbeelidng 5: conflicten archeologische vindplaatsen met de hoofdstructuur van het bestaande plan (Bron: p. 12 Stichtsekant, Ontwikkelingsstrategie en Verkavelingsplan op hoofdlijnen (2012)).

Naar aanleiding hiervan is besloten om de geprojecteerde hoofdopzet van het bedrijventerrein Stichtsekant (waaronder de verlengde Stichtselaan, het kanaal en de ringontsluiting van logistiek) aan te passen en te kiezen de archeologische vindplaatsen in te passen in openbaar gebied en daarop de hoofdopzet van het plan aan te passen. Er is gekozen voor een nieuwe water-, weg- en groenstructuur, in de vorm van een warande (de Stichtse Warande), en een landgoederenzone. Deze vormen dan een verbinding met de omgeving (naastgelegen Cirkelbos in het westen en de Stichtse Putten ten oosten van het gebied).

Bijpassend bij deze weergave van de groen- waterstructuur is een verkavelingsplan op hoofdlijnen opgesteld waarop de uit te geven kavels (inclusief infrastructuur bedrijfsontsluiting) voor het gebied Stichtsekant zijn aangegeven.

De ontwikkelstrategie en verkavelingsplan op hoofdlijnen is verder uitgewerkt in de spelregelkaart Stichtsekant. Deze kaart dient als informatiebron bij de vestiging van nieuwe bedrijven en gronduitgifte. In paragraaf 2.2 wordt nader ingegaan op de nieuwe ontwikkelingen in het gebied Stichtsekant en de spelregelkaart. De spelregelkaart is als bijlage 1 bij deze toelichting opgenomen.

1.4 Begrenzing van het plangebied

Voorliggend bestemmingsplan behelst het noordelijk gedeelte van het gebied Stichtsekant (fasen 1A en 1B en het noordelijk gedeelten van fasen 2 en 3). De begrenzing van het voorliggend plan betreft het gedeelte van het gebied dat al is uitgegeven en in ontwikkeling is en het gebied dat hierop aansluit en naar verwachting ook in de komende planperiode zal worden uitgegeven.

Het plangebied van voorliggend bestemmingsplan ligt tussen de autosnelweg A27, de Waterlandseweg, de Gooimeerdijk en het Cirkelbos. De directe omgeving wordt gekenmerkt door bos (zoals het Cirkelbos en het Kathedralenbos), water (o.m. het Gooimeer) en wegen. Aan de noordzijde grenst het gebied aan de Waterlandseweg (verbindingsweg van Almere Stad naar A27 en richting Zeewolde) de Hoge Vaart en het gebied Oosterwold. De zuidzijde van het plangebied loopt tot ongeveer halverwege het terrein Stichtsekant. In figuur hieronder (afbeelding 6) is de ligging van het plangebied met een rode lijn aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1R04-vg01_0006.jpg"

Afbeelding 6: plangebied Stichtsekant. Met rode lijn is de plangrens van het gebied aangegeven.

De overige gedeelten van fasen 2, 3 en geheel fase 4 vallen buiten het plangebied van voorliggend bestemmingsplan.

Aan de noordzijde van het plangebied aan de noordelijke oever van de Hoge Vaart is het gebied Oosterwold gelegen. Voor dit gebied is in 2013 een Intergemeentelijke Structuurvisie is opgesteld met de gemeente Zeewolde. Dit is één van de gebiedsontwikkelingen in het kader van Almere 2.0 en beslaat een gebied van ruim 4.300 ha tussen Almere en Zeewolde. Het gebied is nu grotendeels agrarisch met een landbouw die gericht is op de wereldmarkt. De regio heeft met het Rijk afgesproken dat in het gebied de komende 20 jaar ruimte wordt geboden voor een organische ontwikkeling naar een groen woon-werkgebied. Hoe het gebied er in de toekomst uit zal zien en waar de verschillende functies in het gebied een plaats gaat krijgen, wordt overgelaten aan de initiatieven van burgers, bedrijven en instellingen. Voor dit gebied wordt een bestemmingsplan met verruimde reikwijdte (omgevingsplan) opgesteld. Dit omgevingsplan Oosterwold grenst ter hoogte van Stichtsekant aan de noordelijke oever van de Hoge Vaart.

Het Cirkelbos valt grotendeels in het plangebied van het bestemmingsplan Boswachterij Almeerderhout uit 2009. Deze gronden hebben in hoofdzaak een bos-/ recreatieve bestemming.

Op de afbeelding hieronder is een detail opgenomen van het kaartbeeld van het huidige Structuurplan 2010 zoals de raad in 2003 heeft vastgesteld (Afbeelding 7). Het terrein Stichtsekant is hierop met aangegeven als bedrijventerrein (kleur paars), met aan de west- en noordwestzijde parkbos (kleur groen). De Waterlandseweg en de A27 zijn met rode lijnen aangegeven, de Hoge Vaart met een blauwe lijn. Momenteel wordt een nieuwe structuurvisie voor Almere voorbereid, waarin het aangepaste ruimtelijke plan voor Stichtsekant wordt opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1R04-vg01_0007.jpg"

Afbeelding 7: detail kaartbeeld Structuurplan Almere 2010

Het bedrijventerrein Stichtsekant is de zuidelijke entree van Almere. Het terrein is goed zichtbaar vanaf de A27. Het gebied is in ontwikkeling als bedrijventerrein. Het streven is een duurzaam bedrijventerrein met het accent op een duurzame kwalitatieve uitstraling. De doelgroepen voor het bedrijventerrein vormen in eerste instantie logistieke dienstverleners, groothandelsbedrijven, distributiecentra en gemengde bedrijvigheid. Het terrein heeft een gunstige ligging in de regio aan de A27.

1.5 Vigerende bestemmingsplannen

In het plangebied van bestemmingsplan Stichtsekant gelden vijf bestemmingsplannen. Hieronder zijn de vigerende bestemmingsplannen aangegeven en het jaar van inwerkingtreding van de plannen.

Bestemmingsplan   Belangrijkste bestemming   In werking getreden  
1) Bedrijvenpark Stichtsekant   Bedrijfsdoeleinden, gebied met mogelijk archeologische waarde   28-2-2006  
2) Entreecluster Bedrijvenpark Stichtsekant   Bedrijfsdoeleinden   10-03-2009  
     
3) Almeerderhout     Eind 1983  
4) Wijzigingsplan A27, Almeerderhout     Juli 1994  
5) Gooi- en IJmeer   Water en waterkeringsdoeleinden   Eind 1983  

Tabel I: overzicht vigerende bestemmingsplannen gebied Stichtsekant

De plangebieden zijn met bijbehorende nummers in het onderstaande afbeelding (Afbeelding 8) aangegeven. De andere nummers in deze afbeelding verwijzen naar het plangebied van het bestemmingsplan Almeerderhout uit 2009 (nummer 6 in de onderstaande afbeelding) en de locatie van Volvo Truck center waarvoor in 2012 een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan is gegeven (nummer 7 in de onderstaande afbeelding). Deze omgevingsvergunning is verleend omdat de reparatie en onderhoud van trucks niet paste binnen de logistieke bedrijfsbestemming en de toegestane milieucategorie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1R04-vg01_0008.png"

Afbeelding 8: plangrenzen vigerende bestemmingsplannen

Ten zuidoosten van het bestemmingsplan Entreecluster Bedrijvenpark Stichtsekant (nummer 2 in bovenstaande afbeelding) liggen twee kleine gebieden op het bedrijvenpark, waarop nog de oude bestemmingsplannen Almeerderhout (nummers 3 in bovenstaande afbeelding), en wijzigingsplan A27, Almeerderhout (nummers 4 in bovenstaande afbeelding) gelden. Omdat deze gebieden in het bedrijvenpark liggen en ook voor een bedrijfsbestemming gebruikt kunnen worden, worden deze in de herziening meegenomen.

1.6 Leeswijzer

Om de digitale raadpleegbaarheid van het bestemmingsplan te vergroten, is de toelichting opgezet rondom de in het plan gebruikte bestemmingen. Na een beschrijving van het plangebied en de nieuwe ontwikkelingen (hoofdstuk 2) worden de bestemmingen beschreven (hoofdstuk 3 Bestemmingen). Vanuit dit hoofdstuk worden koppelingen gemaakt naar het achterliggende beleidskader ( hoofdstuk 4 Relevante beleidskaders) en de omgevingstoets (hoofdstuk 5 Omgevingstoets). In het hoofdstuk Implementatie (hoofdstuk 6 Implementatie) wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Karakteristieken plangebied

In de vorige paragraaf is de ligging van het bedrijventerrein Stichtsekant in de regio aangegeven. Deze paragraaf geeft een beschrijving van de bestaande situatie op bedrijventerrein Stichtsekant.

2.1.1 Werken

Van het plangebied van Stichtsekant zijn fasen 1A en 1B bouwrijp gemaakt, deels uitgegeven aan bedrijven en deels in uitgifte. Fase 1A is ontwikkeld als logistiek bedrijvenpark; Fase 1B als gemengd bedrijvenpark. Van de 26 ha uitgeefbaar terrein op fase 1A is circa 14 ha uitgegeven aan bedrijven; van de 12,7 ha uitgeefbaar terrein op fase 1B is 0,5 ha uitgegeven aan een bedrijf.

Het overige plangebied is nog niet ontwikkeld en worden gebruikt voor tijdelijke landbouw.

Het plangebied voor het bedrijvenpark heeft in het vigerende bestemmingsplan een bedrijvenbestemming gekregen. Het plangebied dat nog niet is uitgegeven is in eigendom van de gemeente Almere.

2.1.2 Wonen

In het plangebied komen geen (bedrijfs-)woningen voor.

2.1.3 Verkeer

Ten behoeve van de ontsluiting van de eerste fase van Stichtsekant is een gedeelte van de hoofdontsluiting van het gebied, de Nederstichtselaan, aangelegd. In de gedeelten fasen 1A en 1B zijn de bedrijfsontsluitingswegen aangelegd die uitkomen op de Wittevrouwen en de Lijsterweg die weer in verbinding staan met de Nederstichtselaan.

De Lijsterweg fungeert tevens als een weg voor langzaam verkeer en landbouwverkeer en staat in verbinding met de Meesweg aan de westzijde. Aan de oostzijde is de Lijsterweg aangesloten op het Stichtsepad dat aan de zuidzijde aansluit op de Stichtsebrug of het Huizerpad dat weer aansluit op de Gooimeerdijk Oost. Aan de noordzijde sluit het Stichtsepad aan op het Priempad.

De aansluiting op en toestroom vanaf de Waterlandseweg wordt geregeld met verkeerslichten. Aan de voet van het talud van de A27 ligt een secundaire weg die zich splitst in twee wegen, waarbij de ene weg aansluit op de Gooimeerdijk en de andere over de Stichtsebrug voert richting Huizen.

Het terrein Stichtsekant is met openbaar vervoer bereikbaar met de bus. De streekbussen naar Almere, het Gooi en Zeewolde lopen via de Waterlandseweg. Ter hoogte van gebied fase 1A en in de uiterste noordoosthoek van het gebied (ter hoogte van de fase 1B) zijn bushaltes voor deze (regionale) buslijnen.

Aan de noordzijde buiten het plangebied loopt de Waterlandseweg die in de komende jaren verder zal worden verdubbeld. Onder de A27, buiten het plangebied, is een parkeerplaats aangelegd met name voor carpoolgebruik.

2.1.4 Milieuzonering

In het vigerende bestemmingsplan is een milieuzonering op de plankaart opgenomen ten behoeve van de omliggende EHS en Natura 2000 gebieden. Deze milieuzonering wordt aangepast in het nieuwe plan overgenomen. Zie hiervoor paragraaf 5.5 Bedrijven en milieuzonering

2.1.5 Archeologie

Historie

Aan het einde van het Paleolithicum (de Oude Steentijd), 11.500 jaar geleden, was Almere al bewoond. Het gebied van Almere bestond toen uit een glooiend zandlandschap waar de rivier de Eem doorheen stroomde. Als gevolg van de zeespiegelstijging, gepaard gaand met oprukkend veen en een oostwaartse verplaatsing van de kust, was het gebied van Almere rond 3800 voor Chr. veranderd in een uitgestrekt moerasgebied onder invloed van de zee. Wonen werd hier wordt steeds moeilijker en was uiteindelijk niet langer mogelijk. Maar voor die tijd was het goed toeven hier. Een landschap met allerhande voedselbronnen, groot en klein wild, vis, planten en vruchten. Hiervan hebben de mensen destijds gebruik van gemaakt. Zij woonden overal in het landschap en leefden als jagers en verzamelaars. Tijdens de Midden Steentijd en het vroege Jonge Steentijd is men langzaam aan overgegaan op een combinatie van jacht en akkerbouw.

Rond het jaar nul was ter hoogte van het huidige Almere één groot meer ontstaan dat in de Romeinse tijd het Mare Flevum of Lacus Flevum werd genoemd. Hieruit vormde zich het latere Aelmere dat vanaf de 14e eeuw de Zuiderzee werd genoemd. De Zuiderzee vormde lange tijd het economisch hart van Nederland. In heel Flevoland zijn 450 scheepswrakken aangetroffen uit de Zuiderzeetijd. Momenteel zijn in Almere 26 locaties met scheepsresten bekend, waarvan 22 scheepswrakken. Hiervan liggen er nog 17 bewaard in de bodem. In Stichtsekant zijn thans geen scheepswrakken bekend.

Cultuurhistorische waarden

Het gebied kent geen cultuurhistorische of landschappelijke elementen of patronen die worden gezien als basiskwaliteit.

(Steden)bouwkundige waarden

Stads- en dorpsgezichten

In Stichtsekant zijn geen beschermde stads- of dorpsgezichten aanwezig.

Beschermde (gebouwde) monumenten

Almere kent geen beschermde gemeentelijke monumenten, noch provinciale monumenten. In Almere komen geen objecten of terreinen voor die vermeld staan op de UNESCO-werelderfgoedlijst.

Historisch-geografische waarden

In Stichtsekant zijn geen historisch-geografische waarden aanwezig. In het Omgevingsplan Flevoland 2006 zijn in het gebied geen historisch-geografische of aardkundige waarden aangegeven.

Archeologische waarden

Het archeologisch vooronderzoek voor het hele gebied 1R Stichtsekant is afgerond. Het onderzoek is uitgevoerd volgens de uitgangspunten van het Almeers archeologiebeleid. Het onderzoek is uitgevoerd met behulp van verkennend, karterend en waarderend booronderzoek. Eerst is Stichtsekant Noord onderzocht (2000-2001), daarna Stichtsekant Oost (2002-2004) en tot slot Stichtsekant West (2008-2010).

Tijdens deze onderzoeken zijn in totaal 24 behoudenswaardige vindplaatsen uit de steentijd ontdekt: 23 in Stichtsekant West, 1 in Stichtsekant Oost, geen enkele in Stichtsekant Noord. De vindplaatsen bevinden zich in de top van het dekzand, op een diepte variërend tussen 4,08 en 7,40 meter min NAP. In de hieronder opgenomen afbeelding (Afbeelding 13) zijn deze locaties met rode vlekken aangegeven. Het archeologisch materiaal bestaat hoofdzakelijk uit bewerkt vuursteen, natuursteen, houtskool en verkoolde hazelnootdoppen. Deze vondsten wijzen op prehistorische woon- en gebruiksplaatsen van verschillende omvang en gebruiksduur. 14C-Dateringen van 30 verkoolde hazelnootdoppen hebben ouderdomsbepalingen opgeleverd vanaf het Laat Paleolithicum tot en met het Neolithicum. De oudst gedateerde vindplaats (1P_8) dateert uit het Laat Paleolithicum (9140-8790 v. Chr.), en de jongste vindplaats (1P_7) uit 4.600 v. Chr. Beide vindplaatsen zijn respectievelijk de oudste en jongste steentijdvindplaatsen momenteel bekend in Almere.

Bij de waardering van deze vindplaatsen (conform KNA 3.2) is vastgesteld dat de ze in lokaal en regionaal perspectief zeldzaam zijn, zowel qua datering als paleolandschappelijke context. Van steentijdvindplaatsen in de archeoregio van het Eemstroomgebied is vrijwel niets bekend. In Almere is er slechts één volledig opgegraven: A27 - Hoge Vaart. Dat was circa 20 jaar geleden. De vindplaatsen in Stichtsekant kunnen daarom bijzondere nieuwe informatie opleveren over een periode vanaf het einde van de laatste ijstijd tot aan de overgang van een jagers-verzamelaars bestaan naar een meer sedentaire boerensamenleving.

In 2013 zijn 3 van de 24 vindplaatsen geborgen door middel van kleinschalig gravend onderzoek (1R_10, 1R_11 en 1R_12). Een foto van één van deze opgravingslocatie is opgenomen in afbeelding 9. In afbeelding 10 is een foto opgenomen van een aangetroffen kernstuk waarop afslagnegatieven zijn waar te nemen. Deze vindplaatsen waren in het vooronderzoek vastgesteld op basis van 1 boring met daarin 1 harde archeologische indicator (bewerkt vuursteen en verkoolde hazelnootdoppen). Bij de graafwerkzaamheden zijn op alle drie de vindplaatsen meerdere vondsten aangetroffen die direct te relateren zijn aan de vondsten uit het vooronderzoek. Onder andere een aan elkaar passende kling en kernstuk, prehistorisch aardewerk en verkoolde etensresten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1R04-vg01_0009.jpg"

Afbeelding 9: foto van één van de opgravingslocaties in Stichtsekant (2013).

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1R04-vg01_0010.jpg"

Afbeelding 10:aangetroffen kernstuk met afslagnegatieven

Tijdens datzelfde onderzoek zijn ter plaatse van 1R_11 per toeval ook meerdere houten palen aangetroffen. Deze palen bevonden zich in een laag boven het dekzand, in kleiige afzettingen die gerekend worden tot het Hauwert Complex (in feite een jongere vertakking van de Eem richting het Oerij bij Amsterdam). Aan de onderkant waren de palen bewerkt met een stenen bijl. Sommige waren meer dan 1,50 meter lang. Waarschijnlijk waren ze onderdeel van een Laat Neolithische visweer. Een visweer is een houten constructie die bedoeld is voor visvangst. Eén paal is gedateerd tussen 2.500-2.300 v. Chr. De locatie van deze vondst is in onderstaande afbeelding met een blauwe ster aangegeven (afbeelding 11) .

De vondst van deze Laat Neolithische visweer is zeer zeldzaam. In de regio zijn er slechts een paar van bekend. Enerzijds omdat ze niet efficiënt opgespoord kunnen worden. Anderzijds omdat de meeste vergaan zijn vanwege erosie. Als ze al ontdekt worden dan gaat het meestal om toevalsvondsten. Van de visweer in Stichtsekant is maar een klein strookje van 1 meter onderzocht. De rest ligt mogelijk nog in de bodem. De ware omvang van deze visweer is dan ook onbekend. Ze kunnen een lengte hebben van 800 tot 1.000 meter.

Hieronder is een afbeelding van het gebied Stichtsekant opgenomen waarop de resultaten van het archeologische vooronderzoek zijn opgenomen (zie afbeelding 11). De vindplaats van de visweer is bij de blauwe ster opgenomen. Het grijze gedeelte is op basis van eerder uitgevoerd onderzoek vrijgesteld volgende de verordening. De vindplaatsen zijn in rode vlekken aangegeven. Op de kaart is ook het plangebied van het voorliggend bestemmingsplan aangegeven (rood omlijnd met rood raster).

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1R04-vg01_0011.jpg" Afbeelding 11: Resultaten archeologisch onderzoek Stichtsekant.

Omgang met archeologische waarden

De gemeente Almere streeft in navolging van het Rijk en de Provincie naar het behoud van archeologische waarden bij voorkeur in de bodem (in situ). Indien het behoud in situ door sterke stedenbouwkundige argumenten niet mogelijk is, zal er rekening gehouden moeten worden met maatregelen voor behoud door middel van een archeologische opgraving. Het behoud van de archeologische waarden wordt gewaarborgd door de vindplaatsen (in overeenstemming met de Archeologieverordening en het archeologiebeleid) in te passen en in te richten op een wijze die recht doet aan de archeologische waarde en betekenis, waarbij de archeologische waarden tevens toegankelijkheid moeten blijven voor onderzoek. In het beleid is opgenomen dat vindplaatsen een beleefbare inrichting krijgen en herkenbaar worden ingericht (dus afwijkend van het andere groen). In Stichtsekant wordt deze inrichting gecombineerd met de aanleg van wadi's die de afvoerpieken bij grote regenbuien vertraagd afvoeren.

Omgangsregels en verandering in inrichting
De archeologische waarden worden planologisch beschermd in dit bestemmingsplan. Uitgangspunt hierbij zijn de bestemmingsplanregels voor bestemming Archeologie (zie artikel 8 van de regels bij dit plan). De vindplaatsen in Stichtsekant zijn in voorliggen plan aangewezen met de mede-bestemming Waarde-Archeologie 5.

Voor wat betreft de Neolithische visweer geldt dat er in dit bestemmingsplan geen archeologische beschermende maatregelen zijn opgenomen. Het gaat om een toevalsvondst die na afronding van het vooronderzoek is ontdekt. De gemeente streeft ernaar om, in afstemming met toekomstige initiatiefnemers, zoveel mogelijk rekening te houden met deze zeldzame vondst. Bijvoorbeeld door bouw- en graafwerkzaamheden plaatselijk archeologisch te laten begeleiden onder de gemeentelijke opgravingsvergunning. Of door archeologische veldwaarnemingen toe te staan door de archeologische werkgroep AWN-Flevoland.

Behalve resten uit de steentijd bevinden zich in Almere ook scheeps- en vliegtuigwrakken. Hoewel er geen scheepswrakken in het plangebied bekend zijn, moet in het geval van een toevalsvondst gehandeld worden conform de bepalingen van de Monumentenwet 1988, artikel 53, eerste lid, met dien verstande dat de vondstmelding onmiddellijk bij de stadsarcheoloog plaatsvindt. Hetzelfde geldt voor (nog te ontdekken) resten van vliegtuigwrakken uit de Tweede Wereldoorlog en de Koude Oorlog.


Wettelijk beschermde archeologische monumenten

Binnen de gemeente Almere bevinden zich 15 beschermde archeologische Rijksmonumenten. Dit betreft vier vindplaatsen uit de Steentijd en elf scheepswrakken, de laatste daterend van de vroege vijftiende eeuw tot eind 19e eeuw. De overige zes scheepswrakken zijn, of worden, planologisch beschermd. In Stichtsekant zijn geen bekende, (beschermde) vindplaatsen van scheepswrakken bekend.

2.1.6 Veiligheid

Sociale veiligheid

Momenteel zijn er geen indicaties dat het aspect sociale veiligheid vanwege de bestaande toestand speciale aandacht verdient.

Het Keurmerk Veilig Ondernemen op Bedrijventerreinen (KVO-B) kan bij voldoende participatie van de zittende ondernemers en medewerking van gemeente en politie worden geïmplementeerd.


Fysieke veiligheid

Om de bevolking tijdig te kunnen waarschuwen tegen rampen functioneert in Nederland het Waarschuwings- en alarmeringssysteem. De alarmmasten worden verspreid over het land geplaatst. Ook op of nabij Stichtsekant wordt een dergelijke alarmmast opgericht, teneinde de mensen op het bedrijventerrein te kunnen waarschuwen bij een ramp. Het rijksbeleid ten aanzien van de effectiviteit van brandweerzorg is op lokaal niveau overgenomen. De Brandweer dient binnen 10 minuten na melding ter plaatse te kunnen zijn. Om Almere voor de Brandweer 'snel' te houden is in 1999 het beleidsplan Infrastructuur vastgesteld. Dit plan regelt dat de hoofdinfrastructuur voor hulpverleningsdiensten snel blijft. Maatregelen in het kader van 'duurzaam veilig' worden tegen dit beleid afgewogen. Daarnaast moet de inrichting van wegen voldoen aan de nota 'richtlijnen bereikbaarheid' van de Brandweer Almere. Ten aanzien van de effectiviteit van optreden door de brandweer is het noodzakelijk zorg te dragen voor voldoende bluswater. De ondergrondse brandkraan is de primaire bron voor de brandweer. De capaciteit daarvan dient op het bedrijventerrein 90 m³/uur te zijn. Brandkranen moeten maximaal 40 m. van de toegang van een pand gesitueerd en liggen maximaal 80 m. uit elkaar. Ten aanzien van secundair bluswater (vaak open water: vijvers/sloten) worden de landelijke richtlijnen gevolgd. Het open water ligt maximaal 225 m. van een pand en kan gedurende een aantal uren 90 m³/uur leveren.

De Brandweer heeft aangegeven dat de normopkomsttijden van 10 minuten voor het gebied Stichtsekant niet haalbaar zijn. Voor de ontwikkeling van het gebied Stichtsekant zijn hiervoor preventieve afspraken gemaakt, zoals dat bedrijven en instellingen te informeren dat de brandweer niet in staat is om deze normopkomsttijd te halen en dat per object de brandweer in het kader van een bouwvergunning adviseert over de brandpreventieve maatregelen. Deze afspraken staan in de brief van de burgemeester aan de betrokken wethouders van 13 april 2007, kenmerk 20070413_001. Deze brief is als bijlage 2 Brief brandweerzorg Stichtsekant bij deze toelichting gevoegd. In dit bestemmingsplan is om deze reden een adviesverplichting van de brandweer opgenomen voor het geval er een kleinere afstand van het hoofdgebouw tot de erfgrens wordt aangehouden dan vier meter (zie hiervoor artikel 3.4, aanhef en onder a, van de regels van voorliggend bestemmingsplan).

Voor nieuwe ontwikkelingen in het gebied Stichtsekant wordt rekening gehouden met de veiligheidsaandachtspunten zoals verkeersveiligheid, sociale veiligheid en fysieke veiligheid. Dit is vastgelegd in de beleidsnota 'Checklist veiligheid in ruimtelijke planvormingsprocessen (2003)" van het college. Zie hoofdstuk 4 waarin een overzicht is opgenomen van de relevante beleidsstukken.

2.1.7 Kabels en leidingen

Riolering:

In Almere is het gemeentelijk Rioleringsplan leidraad. In het gebied is een persleiding voor de vuilwaterriolering aangelegd. Deze leiding is aangesloten op de zuivering Almere de Vaart. Regenwaterriolering zal worden aangelegd conform de systematiek zoals beschreven in het rapport "Afwatering en inrichting wegprofielen Stichtse Kant Almere". Overal zal worden voldaan aan de door het waterschap gestelde voorwaarden.

Hoogspanningsleiding

Aan de noordzijde van het gebied loopt een 150 kV-leiding (hoogspanningsleiding). De vrijwaringszone waarbinnen geen bebouwing mag plaatsvinden, bedraagt vanuit het hart van de leiding 27,5 m naar beide zijden. Deze zakelijk rechtsstrook is vastgelegd in het vigerend bestemmingsplan en wordt overgenomen in het nieuwe plan.

Er geldt een indicatieve magneetveldzone van 80 meter aan weerzijden gemeten vanuit het hart van de hoogspanningslijn. Hierbinnen bedraagt de zgn. magneetveldsterkte gemiddeld over een jaar tenminste 0,4 Tesla.

Vanaf deze hoeveelheid wordt dit magneetveld als schadelijk voor de gezondheid van kinderen beoordeeld. Conform beleidsadvies uit 2005 van de toenmalige ministerie van VROM en de bijbehorende verduidelijking uit 2008, mogen geen nieuwe gevoelige functies binnen deze zone worden gevestigd. Als 'gevoelige functies' worden aangemerkt woningen, scholen crèches en kinderopvangplaatsen, inclusief daarbij behorend 'buiten' gedeelte. Andere functies waar kinderen voor nog kortere tijd en niet dagelijks verblijven, zoals sportvelden, kinderspelplaatsen, recreatiegebieden etc. zijn geen gevoelige bestemmingen.

Deze 0,4 tesla zone is in de oude vigerende bestemmingsplannen niet opgenomen. In het voorliggend bestemmingsplan is deze zone met de aanduiding Veiligheidszone - Leiding op de verbeelding aangegeven.

2.2 Nieuwe ontwikkelingen

2.2.1 Ruimtelijk concept

Duurzame gebiedsontwikkeling

Het aangepaste ruimtelijk plan, het Verkavelingsplan op hoofdlijnen, is nadrukkelijk ontwikkeld vanuit de Almere Principles gericht op duurzame gebiedsontwikkeling. De Almere Principles zijn op basis van duurzaamheid, de specifieke kenmerken van de locatie Stichtsekant en de toekomstige functie van het gebied als bedrijvenpark, uitgewerkt in Stichtsekant Principles. Op basis van deze Stichtsekant Principles heeft vervolgens het Verkavelingsplan op hoofdlijnen uit 2012 vorm gekregen. In de Stichtsekant Principles is duurzaamheid specifiek en zichtbaar gemaakt en is deze versterkt door duurzaamheidsthema´s te verbinden en betrokkenheid te stimuleren.


Stichtsekant principles

Identiteit en diversiteit creëren: verbind landschapsystemen, integreer archeologie in groen/blauwcasco, ontwikkel 'Landgoed' als kern van het bedrijvenpark, werkmilieudifferentiatie, business facilities, zichtbare duurzaamheid.
Marktconformiteit: monitoren marktvraag, heldere product/marktcombinaties, maak een gefaseerd plan, globaal voor de lange termijn en gedetailleerder voor korte termijn.
Flexibiliteit: leg alleen hoofdstructuur vast, maak bouwregels flexibel en laat ze aansluiten bij te creëren werkmilieu.
Kringlopen sluiten: verbind landschapsystemen met de omgeving, sluit kringlopen in o.a. verkavelingsplan, stimuleer duurzame materialen in openbare ruimte en gebouwen (bijv. door aanbieden duurzaamheidscans aan bedrijven), realisatie duurzame energie bijv. door zonnepanelen op Stichtsekant.
Innoveren en openhouden van mogelijkheden: maak innovatie en verandering mogelijk door flexibiliteit op te nemen in verkavelingsplan, bestemmingsplan en gebouwen.
Beheer aan de voorkant regelen: investeer aan de voorkant in duurzaam beheer en samenwerking.
Betrokken blijven bij het gebied: organiseer ontmoetingen met bedrijven, parkmanagement, duurzaamheidscans, biedt ruimte voor initiatieven.
 



Flexibiliteit en vraaggestuurd handelen

Flexibiliteit en vraaggestuurd handelen vormen belangrijke thema's in het aangepaste concept voor Stichtsekant. Deze thema's komen voort uit de strategie van gebiedsontwikkeling in Almere gericht op organische groei en excellent gastheerschap. Om deze thema's op te nemen heeft het ruimtelijk plan grotendeels een globale vorm gekregen, waarin de hoofdinfrastructuur en de groenstructuur zijn opgenomen en waarbinnen de bedrijfskavels flexibel kunnen worden uitgegeven. Een globaal bestemmingsplan sluit aan bij deze opzet. In het gedeelte van het terrein waar al enkele bedrijven zijn gevestigd (gebied fase 1A) is gekozen de bestaande wegen, waterstructuur en groen op de verbeelding aan te geven. Hiermee wordt meer rechtszekerheid geboden voor de zittende bedrijven. In de onderstaande afbeelding (afbeelding 12) is het verkavelingsplan op hoofdlijnen opgenomen zoals is vastgelegd op pagina 25 van de "Stichtsekant, ontwikkelingstrategie, verkavelingsplan op hoofdlijnen" uit 2012.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1R04-vg01_0012.jpg"

Afbeelding 12: verkavelingsplan in hoofdlijnen (Bron: "Stichtsekant, ontwikkelingstrategie, verkavelingsplan op hoofdlijnen" (2012), blz. 25)

Bouwstenen globale hoofdopzet

De polder kenmerkt zich door efficiënt en helder landschap met lange zichtlijnen, open ruimten en een vast ritme van grote agrarische kavels. Dit landschap is een goede basis voor een bedrijvenpark met grote logistieke bedrijven. De verspreide archeologische vindplaatsen zijn echter beperkend voor grote uitgiften. In de hoofdopzet worden dan ook de grootste beschikbare maten (diepten ca. 300 m) tussen de archeologische vindplaatsen zoveel mogelijk benut voor de grotere uitgiften. De grotere bouwvelden bevinden zich vooral in het midden en oosten van het plangebied. Onderdelen van het agrarische landschap zoals de waterlopen en de boerenerven aan de Lijsterweg zijn ontwerpaanleidingen voor de nieuwe hoofdopzet geweest. Door in de hoofdopzet routes en landschap uit de directe omgeving voort te zetten, wordt het bedrijvenpark verbonden met nabijgelegen hoogwaardige landschapskwaliteiten (Cirkelbos, Stichtse Putten, Gooimeer). Door het landschap ook te combineren met de archeologische vindplaatsen en met ecologie te verbinden wordt het gebied een bijzonder onderdeel van de stad. Het nieuwe landschap heeft potentie voor nieuwe werkmilieus. De situering aan het open water maakt Stichtsekant gunstig voor het plaatsen van windmolens. Door deze windmolens in een lijn langs de dijk te plaatsen, wordt een markante en zichtbaar duurzame uitstraling entree van de polder gecreëerd. In het gebied wordt een opstellingszone gereserveerd voor de plaatsing van drie á vier windmolens. Dit deel van Stichtsekant en het voorstel om er windturbines te plaatsen, vormt geen onderdeel van het voorliggend bestemmingsplan.


Structurerende principes

De interne hoofdopzet bestaat uit twee structurerende principes: de stemvork, hoofdinfrastructuur, en de Stichtse Warande / hoofdgroenstructuur. Op basis van deze twee principes kan het gebied worden doorontwikkeld. Ze garanderen door de heldere kaders een functioneel en flexibel plan. Op basis van deze principes laat het plangebied zich vertalen naar bruikbare deelgebieden.

Op de afbeelding hieronder (afbeelding 13) is de hoofdopzet met de twee structurende principes, stemvork/hoofdinfrastructuur, en de Stichtse Warande / hoofdgroenstructuur, aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1R04-vg01_0013.jpg"

Afbeelding 13: Twee structurende principes: de stemvork en de Stichtse Waranda (Bron: "Stichtsekant, ontwikkelingstrategie, verkavelingsplan op hoofdlijnen" (2012), blz. 18)


De stemvork, hoofdinfrastructuur

De stemvork is een voortzetting van de bestaande Nederstichtselaan. Het is de belangrijkste drager voor de ontsluiting van het gehele gebied. De kop van de stemvork wordt fysiek bepaald door de twee archeologische vindplaatsen, een kavelsloot en een voormalige boerenerf. Deze worden opgenomen in een groter en beeldbepalend 'landgoed', dat ruimte biedt aan voorzieningen voor bedrijven (business facility) Hierbij wordt gedacht aan voorzieningen voor weggebruikers en voor gebruikers/ondernemers van het bedrijventerrein, zoals vergaderfaciliteiten, tankstation en horeca. Het landgoed wordt rondom met een ringweg ontsloten. De bestaande erfbeplanting zal al in een beginfase omgevingskwaliteit bieden. De stemvork loopt evenwijdig aan de bestaande kavelsloot, biedt een directe oriëntatie op de dijk en eindigt - bij ontwikkeling van 3e en 4e fase - bij de dijkopgang, met uitzicht op het Gooimeer. Vanuit deze hoofdinfrastructuur wordt in oostelijke en westelijke richting het gebied ontsloten. Het gehele gebied en de bedrijven zijn daarmee eenvoudig en direct te bereiken. Deze ontsluitingswegen worden als lussen aangelegd en vormen daarmee voor bedrijven wenselijke doorgaande (ring-) wegen. De ruimte binnen de stemvork biedt kansen om een eigen werkmilieu te realiseren. Landschappelijke drager is een bestaande kavelsloot. Met informele paden sluit de landgoederenzone aan op de Stichtse Warande.


De Stichtse Warande / hoofdgroenstructuur

De Stichtse Warande vormt een onderdeel van de 3e en 4e fase van Stichtsekant. Het valt daarmee buiten het plangebied van dit bestemmingsplan maar vormt een belangrijk onderdeel van het ruimtelijk plan voor heel Stichtsekant. Het ontwerp is geïnspireerd op warandes in Nederland. Het wat besloten, hoogwaardige en afwisselende landschap past bij de omringende gebieden zoals de Almeerderhout en Overgooi.

De Stichtse Warande wordt een gelaagd landschap. Het heeft meerdere betekenissen zoals een functie voor de waterberging, fietsroutes, vestigingslocatie en biedt mogelijkheden voor recreatief gebruik. Het kanaal uit het oorspronkelijk plan wordt als een beek voortgezet. Het begeleidende fietspad sluit nu aan op het Cirkelbos. De aansluitende landschappen maken een voor ecologie gewenste verbinding mogelijk.

De Stichtse Warande is gebaseerd op de hoogteligging van de archeologische vindplaatsen en het grillige verloop van voormalige vertakking van de Eem, die in het Laat Neolithicum aantakte op het Oerij bij Amsterdam. In 2013 zijn bij graafwerkzaamheden hierin aangepunte palen van een visweer aangetroffen. Bij de grote vindplaats aan de zijde van de A27 (1R_1, De Oude Kuil) is deze vertakking van de Eem daadwerkelijk het gebied richting het Cirkelbos door naar Almere Haven ingestroomd. Door de vindplaatsen op verschillende wijzen als 'doordrukken' in de oppervlakkige waterberging toe te passen wordt een actuele opgave verbonden met verschillende perioden uit de steentijd. Deze aanpak past uitstekend bij de organische ontwikkeling en leidt tot een gedifferentieerd gebied.

In afbeelding hieronder (Afbeelding: 14) is de Stichtse Warande opgenomen gebaseerd op de archeologische vindplaatsen en het grillige verloop van de voormalige Eem.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1R04-vg01_0014.png" Afbeeling 14: Loop Stichtse Warande gebaseerd op de archeologische vindplaatsen en het grillige verloop van de voormalige Eem. (Bron: "Stichtsekant, ontwikkelingstrategie, verkavelingsplan op hoofdlijnen" (2012), blz. 23)

Verkavelingsplan op Hoofdlijnen

Bij een gefaseerde en organische ontwikkeling is het van belang dat er in alle fasen zicht blijft op het grotere geheel. Het uitwerkingsniveau van het Verkavelingsplan op Hoofdlijnen, opgenomen in de Spelregelkaart, maakt deze informatie zowel integraal als voor de relevante onderdelen inzichtelijk. Het vormt daarmee het kader voor de verdere planopstelling en uitvoering.


De basis van het plan bestaat uit een openbaar raamwerk met een gelaagde groenstructuur. Het verbindt het plangebied door een heldere ontsluitingsstructuur met haar omgeving, anticipeert op de archeologische vindplaatsen en heeft een waterbergende functie. Door deze gelaagheid vorm te geven wordt een kenmerkende inrichting mogelijk en daardoor ook een onderscheidende identiteit. De deelgebieden binnen het raamwerk kunnen flexibel en verschillend worden ingevuld, passend bij de ruimtevraag van de zich vestigende bedrijven. Het eindbeeld is niet gefixeerd. Wat vastligt is het casco (Landgoed, Stichtse Warande) met de hoofdverkeersontsluiting (stemvork). Naar de toekomst toe kan adequaat gereageerd worden op economische ontwikkelingen, programmatische behoeftes, tijdelijk gebruik en ruimtelijke wensen.

In het voorliggend bestemmingsplan is voor het plangebied aan de zuidzijde van de Lijsterweg een globale bedrijvenbestemming opgenomen.

De Lijsterweg is in het oostelijk gedeelte van het plan via een stippellijn flexibel opgenomen. In de Spelregelkaart is de plankaart van het Verkavelingsplan op Hoofdlijnen opgenomen, incl. de stedenbouwkundige randvoorwaarden. Deze kaart is als bijlage 1 bij deze toelichting opgenomen.

Beeldkwaliteit

Voor Stichtsekant is een beeldkwaliteitsplan (2003) opgesteld; regels met als doel een hoogwaardige uitstraling van het terrein te bereiken. Het beeldkwaliteitsplan doet uitspraken over de twee belangrijkste elementen in het plangebied: de openbare ruimte en de bebouwing.

In maart 2015 is de geactualiseerde Welstandsnota 2014 in werking getreden. Hierin is opgenomen dat het gebied Stichtsekant grotendeels welstandsvrij is.

De verplichte welstandstoets blijft wel gehandhaafd voor het stelsel van hoofdwegen, spoorlijnen en vaarten en voor de beeldbepalende elementen van de bebouwing langs de hoofdinfrastructuur die het stadsbeeld mede bepalen. Voor Stichtsekant betreft dit de A27, de Waterlandseweg en Gooimeer.

Aan de hoofdinfrastructuur grenzende (her)ontwikkelprojecten, dat wil zeggen (her)ontwikkelprojecten
op de eerste bouwkavel liggend aan de hoofdinfrastructuur, waarbij de van het (her)ontwikkelproject
deel uitmakende bebouwing een verticaal geprojecteerd oppervlak heeft van minimaal 1000
m2 of een bouwhoogte van minimaal 20 meter, voldoen aan redelijke eisen van welstand indien:

  • plaatsing en uiterlijk is afgestemd op het bestaande beeld in de directe omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan. Dat heeft betrekking op zowel de architectonische kenmerken (maat, schaal, kleur en materiaalgebruik) als op de openbare omgeving van wegen, groen en water;
  • sprake is van een (nieuwe) evenwichtige hoofdvorm en samenhang met de (bestaande) detaillering, kleur- en materiaalgebruik dan wel daar een helder contrast mee vormen;
  • het representatieve deel zich keert naar de weg / openbare ruimte, en de zijgevel, indien zichtbaar vanuit de openbare ruimte wordt behandeld als een representatieve gevel;
  • aan- en uitbouwen en overkappingen en bijgebouwen in de directe nabijheid van het hoofdgebouw in vormgeving en materialisering afgestemd zijn op het hoofdgebouw;
  • erfafscheidingen een integraal onderdeel vormen van het bouwwerk.


Van toepassing is de hardheidsclausule (zie hoofdstuk 1 van de Welstandsnota) en het reclamebeleid (zie hoofdstuk 4 van de Welstandsnota).

Spelregelkaart

Op de Spelregelkaart voor Stichtsekant zijn de hoofdstructuur voor verkeer, groene hoofdstructuur aangegeven en de globale verkaveling op kaart aangegeven. De voorgeschreven welstandstoets is met een blauwe lijn evenwijdig aan de hoofdinfrastructuur aangegeven. De spelregelkaart wordt gebruikt bij promotie en uitgifte van de gronden.

In bijlage 1 van de toelichting is de spelregelkaart opgenomen zoals deze luidt in het voorjaar 2015. Deze spelregelkaart dient te worden beschouwd als een praatstuk bij de uitgifte. Het is illustratief en geeft duidelijkheid over de gedachten over het gebied. Het is een flexibel instrument en kan bij voortschrijdend inzicht of veranderende voorkeuren worden aangepast.

2.2.2 Wonen, werken en voorzieningen

Wonen

In het plangebied zijn geen (bedrijfs-)woningen opgenomen.


Werken

Bedrijvenpark Stichtsekant is gericht op logistieke, industriële en(groot)handels- en dienstverlenende bedrijvigheid. Het bedrijvenpark biedt - door de omvang van het terrein - aan vele typen bedrijven een passende locatie. Vrijheid binnen kwaliteit en duurzaamheid zijn hierbij gezamenlijke ambities. Stichtsekant is centraal gelegen in Nederland, bij de afslag van de A27 en uitstekend bereikbaar vanaf de A27, A1 en A6. Het bedrijvenpark ligt nabij een grote afzetmarkt in de Randstad. Daarmee is het terrein interessant voor bedrijven met (grootschalige) logistieke activiteiten, technische dienstverleners en producenten die qua afnemers landelijk en regionaal georiënteerd zijn. Door de nabijheid van Schiphol en de goede bereikbaarheid via de A27, A1 en A6 is het bedrijvenpark ook een gunstige vestigingslocatie voor internationaal opererende bedrijven.

Stichtsekant combineert een goede interne een externe bereikbaarheid en een rationele verkaveling met een landschappelijk en attractief verblijfsgebied. Het bedrijvenpark is hiermee aantrekkelijk voor bedrijven die kwaliteit en duurzaamheid hoog in het vaandel hebben staan.

Bij de aanpassing van het ruimtelijk plan is op basis van een marktconsultatie het programma herijkt. Logistiek is blijvend kansrijk voor Almere en specifiek voor Stichtsekant. Het aantal hectares voor het segment logistiek blijft daardoor ongewijzigd. Ook de overige kerndoelgroepen (o.a. groothandel, lichte industrie en bouwnijverheid) blijven overeind ten opzichte van het bestaande programma. Het programma hoogwaardige bedrijvigheid uit het ontwikkelingsplan (komt overeen met het gebied fase 4) is gebaseerd op verouderd locatiebeleid en is gelegen buiten het plangebied van voorliggend bestemmingsplan. In het Verkavelingsplan op Hoofdlijnen zijn in dit deelgebied dezelfde typen bedrijven mogelijk als in overig Stichtsekant Dit leidt tot het onderstaande economisch programma voor geheel Stichtsekant:

  • Logistiek: ca. 46 ha;
  • Gemengd industrieel, inclusief hoogwaardig: ca. 72 ha;
  • Business Facility Programma: max. 5 ha

In totaal is dit: 123 ha

Het programma voor Stichtsekant fasen 1A en 1B en het noordelijk gedeelte van fasen 2 en 3 (plangebied voorliggend bestemmingsplan) bestaat uit:

  • Logistiek: ca. 34,8 ha;
  • Gemengd industrieel, inclusief hoogwaardig: ca 12,9
  • Flexibel logistiek/gemengd 8,4 ha
  • Business Facility Programma: 1,8 ha.

In totaal is dit: 57,9 ha (waarvan in het voorjaar 2015 ca 14,5 ha is uitgegeven)


Logistieke bedrijvigheid

Bij het segment logistiek gaat het om bedrijven waar de nadruk ligt op de overslag, opslag en transport van goederen, maar ook om bedrijven op het gebied van value added logistics, postorderbedrijven / E-commerce. Bij de laatste groep dient het te gaan om bedrijven zonder toonbankfunctie. Voor Bedrijvenpark Stichtsekant kan op het gebied van logistiek gedacht worden aan postbuslogistiek (bijvoorbeeld een postorderbedrijf met beperkte fysieke transportbewegingen), distributiecentra en aan logistieke assemblagebedrijven. Door de inpassing van de behoudenswaardige archeologische vindplaatsen zijn de locaties met mogelijkheden voor grootschalige kavels verspreid gelegen over het gehele plangebied. Om deze reden en vanwege flexibiliteit is de bestemming Bedrijfsdoeleinden Logistiek uit bestemmingsplan Bedrijvenpark Stichtsekant (2005) verbreed naar een brede bedrijvenbestemming voor logistieke en gemengde bedrijvigheid.


Industriële en gemengde bedrijvigheid

Bij industriële bedrijvigheid gaat het om bedrijven waar de primaire activiteit bestaat uit het be- of verwerken van goederen. Deze bedrijven zijn met name te vinden in de klein-industrie, zoals kleinere proces-georiënteerde bedrijven uit de chemische en farmaceutische sector, productie met kleinere hoeveelheden, grafische industrie en uitgeverijen, laboratoria, elektrotechnische industrie, instrumenten- en optische industrie, activiteiten uit de ICT-sector en bedrijvigheid op het grensvlak tussen logistiek en industrie. De te vestigen bedrijven op Stichtsekant zullen vooral bestaan uit bedrijven met milieucategorie 3.2. Ook is de vestiging van bedrijven met een milieucategorie van maximaal 4.2 mogelijk op ca 10% van het plangebied.

Om inzicht te krijgen in de toegestane milieubelasting van de bedrijven is ten behoeve van de verbeelding een milieuzonering opgesteld. Gemengde bedrijvigheid bestaat uit bedrijven (productie, bouw, groothandel), waar de primaire activiteit gericht is op het vervaardigen, bewerken en verwerken van goederen, of verkoop aan bedrijven in de vorm van groothandel. Ook kunnen het bedrijven zijn die verschillende activiteiten combineren: handel, productie en groothandel.

In plangebied Fase 1b is de mogelijkheid voor één horecagelegenheid opgenomen, eventueel in combinatie met bedrijvigheid. Deze horecagelegenheid behoort tot de lichtste categorieën van de Staat van Horeca-activiteiten behorend tot dit plan. Deze mogelijkheid is opgenomen om een nieuwe vorm van gecombineerde bedrijvigheid kansen te geven zoals verwerking v an voedsel en horeca.

In 2011 heeft B&W van Almere besloten om de ruimtelijke reservering voor een containerterminal op Stichtsekant te laten vallen. Hoewel de locatie van een containerterminal buiten het plangebied van deze herziening bestemmingsplan valt, is in de aanpassing van het ruimtelijk plan voor Stichtsekant totaal en ook in voorliggend bestemmingsplan Stichtsekant voor de fasen 1a en b, en het noordelijk gedeelten van fasen 2 en 3 geen rekening gehouden met de eventuele komst van een containerterminal.

Business facilities op het 'Landgoed'

Bij de entree van Stichtsekant, aan het einde van de Nederstichtselaan, biedt het 'Landgoed' een geschikte locatie voor business facilities, zoals een tankstation (inclusief LPG), horeca, een winkel, vergaderaccommodatie en parkeergelegenheid voor vrachtauto's. In onderstaande afbeelding (Afbeelding 15) is de ligging van het 'landgoed' in het gebied aangegeven. Deze locatie is ook genoemd in het beleidsstuk Kader Facility Point voor (snel)weggebruikers uit 2012. In hoofdstuk 4 Relevante beleidskaders is dit beleid genoemd en uitgewerkt in paragraaf 3.3 bijlage 3 van deze toelichting.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1R04-vg01_0015.png"

Afbeelding 15: Locatie Landgoed op het terrein Stichtsekant

In het plangebied is circa 1,8 ha uitgeefbaar terrein voor een business facilities opgenomen. Op dit terrein kunnen primair (faciliterende) voorzieningen gesitueerd worden, maar ook gemengde en industriële bedrijven. Het terrein is rechtstreeks ontsloten via de hoofdontsluitingsweg. Voor de gezamenlijke detailhandelsbedrijven (exclusief horeca en dienstverlening met baliefunctie) wordt gedacht aan maximaal 1.000 m² bvo, met de nadrukkelijke bepaling dat dit oppervlak niet bestemd is voor invulling met een supermarkt. Om dit te voorkomen mag een winkel maximaal 300 m² groot zijn. Het dient hoofdzakelijk te gaan om winkels in dagelijkse artikelen, ten behoeve van de verzorging van bedrijven en de op het terrein werkzame personen. Bij het servicecentrum dient voorts rekening te worden gehouden met een ruimte voor het parkmanagement en bijbehorende utiliserende voorzieningen. Ook zouden er een autowasserij en taxistandplaats gesitueerd kunnen worden.

Tijdelijk gebruik

Stichtsekant is ook een gebied dat geschikt is voor tijdelijk gebruik. De gronden ten zuiden van de Lijsterweg zijn nu als tijdelijke landbouwpercelen in gebruik. Andere functies dan het huidige, agrarisch gebruik kunnen een impuls zijn voor het duurzame profiel en de uitstraling van Stichtsekant. Aan de volgende tijdelijke functies kan daarbij worden gedacht: zonne-energie, fruitbomen/productiebos en proefvelden. Productiebos of fruitbomen kunnen aangeplant worden in het groene casco (geen onderdeel van plangebied van voorliggend bestemmingsplan). De bomen kunnen op termijn op Stichtsekant worden gebruikt of elders in Almere. Bomen kunnen ook energie leveren, bijvoorbeeld in combinatie met een houtpalletinstallatie. Het plaatsen van windmolens op Stichtsekant geeft de mogelijkheid om duurzaamheid zichtbaar en tastbaar te maken binnen het gebied. Participatie van ondernemers in deze molens versterkt dit. Langs de dijk is er ruimte voor drie tot vier molens. Dit gebied valt buiten het plangebied voor de herziening van dit bestemmingsplan.

Tijdelijk gebruik in de vorm van proefvelden sluit aan bij de rol van Almere als het praktijklaboratorium voor duurzame toepassingen. Stichtsekant kan hier een rol in spelen als gebied waar op grootschalige wijze getest wordt met duurzame en/of innovatieve toepassingen, zoals het testen van duurzaam asfalt, zonnecollectoren, maar ook aan agrarische proefvelden.

Tot op heden hebben zich er geen concrete initiatieven voor tijdelijk grondgebruik voorgedaan. Om deze reden voorziet het voorliggend bestemmingsplan daar niet in. Indien er concrete initiatieven zich aandienen kan dat gefaciliteerd worden door een afzonderlijke ruimtelijke procedure.

 
ICT-infrastructuur

Bij een hoogwaardig Bedrijvenpark hoort een juiste keuze voor wat betreft de aanleg van infrastructurele voorzieningen voor data- en telecommunicatie. De ICT-infrastructuur dient voorbereid te zijn op het toekomstige aanbod van het gehele scala aan telecommunicatiediensten. Het bedrijvenpark wordt voorzien van een fijnmazig netwerk van glasvezelkabels en daarbij horende voorzieningen en apparatuur. In het gebied van Fase 1a en 1b is inmiddels een glasvezelverbinding aangelegd.

2.2.3 Verkeer

Auto-ontsluiting

Stichtsekant wordt vanaf de Waterlandseweg ontsloten via met een gelijkvloerse aansluiting op de Waterlandseweg. Deze is ter hoogte van Stichtsekant 4-strooks en wordt richting Almere geheel verdubbeld. Op de lange termijn zal mogelijk een ongelijkvloerse aansluiting van het bedrijvenpark noodzakelijk zijn om het verkeer op een verantwoorde manier af te kunnen wikkelen. In het plangebied is ruimte gereserveerd om deze ongelijkvloerse aansluiting te kunnen realiseren. De Gooimeerdijk heeft geen aansluiting op het bedrijventerrein. Ook is er geen rechtstreekse autoverbinding met Almere Hout-Zuid, aan de overzijde van de Hoge Vaart.

Over het bedrijvenpark loopt vanaf de aansluiting op de Waterlandseweg een centrale hoofdontsluitingsas, die bij het 'Landgoed' overgaat in een stemvork. De hoofdontsluitingsweg is vanaf de entree van Stichtsekant uitgevoerd in 2 x 2 rijstroken tot aan de stemvork. Hierna versmalt het profiel tot 2 x 1 rijstrook. De deelgebieden kunnen flexibel via deze hoofdontsluiting worden ontsloten. De exacte uitvoering van eventuele rotondes wordt op termijn verder uitgewerkt. Zowel de hoofdontsluitingsweg als de 'industriewegen' worden in asfalt uitgevoerd. De bedrijven worden ontsloten via de gebiedsontsluitingswegen. De 'industriewegen' worden volgens Almeerse norm met een (maximale) maat van 7 m uitgevoerd. De wegen worden ingericht voor vrachtverkeer.

In de afbeeldingen hieronder is de verkeersontsluiting via de Stemvork in een toekomstige situatie aangegeven. In Afbeelding 16 is een afbeelding opgenomen van de zogenaamde stemvork, daaronder zijn twee kleinere afbeedlingen opgenomen waarop de ontsluitsingsmogelijkheden van de stemvork zijn aangegeven (afbeeldingen 17a en 17b).

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1R04-vg01_0016.jpg"

Afbeelding 16: auto-ontsluiting via de stemvork (Bron: gemeente Almere, ontwikkelingstrategie Stichtsekant 2010, pagina 21).

 

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1R04-vg01_0017.jpg"

Afbeelding 17a: Stemvork als hoofdontsluiting (bron: gemeente Almere, ontwikkelingstrategie Stichtsekant 2010, pagina 21).

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1R04-vg01_0018.jpg"

Afbeelding 17b: ontsluitingsmogelijkheden stemvork (bron:gemeente Almere, ontwikkelingstrategie Stichtsekant 2010, pagina 21).

De snelheid op de hoofdontsluitingsas is maximaal 50 km/u. De snelheid op de industriewegen is maximaal 30 km/u. De meest intensieve verkeersstromen komen uit bij de aansluiting tussen de Nederstichtselaan en de stemvork. Deze situatie maakt dat verschillende kruispunten in de stemvork in elkaars invloedsfeer liggen. In de eindfase zullen voor een vlotte afwikkeling van verkeer op drie plekken VRI's noodzakelijk zijn. De aanleg van de stemvork maakt het mogelijk om de door de ondernemers gewenste haakse aansluiting bij het bestaande logistiek plandeel alsnog te realiseren. De erfontsluitingen liggen, afgezien van het voorzieningengebied, aan de 'industriewegen'. Het voorzieningengebied is rechtstreeks vanaf de stemvork ontsloten.

Een eventuele toekomstige verbreding van de A27 zal aan de zuidzijde van de weg moeten plaatsvinden, vanwege de bestaande Stichtsebrug, het bedrijfsterrein en een mogelijke nieuwe raillijn.

Parkeren

Bij de bedrijven vindt het parkeren op eigen terrein plaats zowel voor het vrachtverkeer als voor de medewerkers en bezoekers. Op eigen terrein is ook ruimte voor laden en lossen. Het aantal te realiseren parkeerplaatsen wordt bij de uitgifte, afhankelijk van type bedrijf en aantallen medewerkers en bezoekers, bepaald.

In de regels is de verplichting voorgeschreven dat het gebruik overeenkomstig de bestemming is toegestaan, mits voorzien is in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. Wat onder 'voldoende parkeergelegenheid' dient te worden verstaan is opgenomen in bijlage 3 Lijst van parkeernormen, bij de regels.

De parkeernormen in deze lijst zijn gebaseerd op de parkeerkengetallen volgens de uitgave 'Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom' (ASVV) uit 2012 van het CROW te Ede (tel. 0318 - 69 53 15). Op basis van het personeelsbestand en bezoekersaantallen dient te worden aangetoond dat men in 'voldoende parkeergelegenheid' voorziet op eigen terrein.

In de regels zijn afwijkingsbevoegdheden opgenomen voor het geval er redenen zijn van de gegeven parkeernorm af te wijken, en voor functies die niet voorkomen op de Lijst van parkeernormen. Parkeernormen voor functies die niet in de tabel staan dienen in overleg met de verkeerskundige van de gemeente te worden bepaald op basis van kengetallen CROW (ASVV 2012). Voor de typen “bedrijf arbeidsintensief/bezoekersextensief” en “bedrijf arbeidsextensief/bezoekersintensief” is er voor gekozen om de onderkant van de bandbreedte van de kengetallen aan te houden. Hiervoor is gekozen om meer diversiteit in de te ontwikkelen/vestigen bedrijven mogelijk te maken.

In specifieke gevallen kan er gerekend worden met dubbelgebruik. Daarvoor dient in overleg met de verkeerskundige van de gemeente een parkeerbalans te worden opgesteld. Hierbij is het uitgangspunt dat parkeerplaatsen te allen tijden openbaar toegankelijk zijn. Voor deze berekeningen worden aanwezigheidspercentages gehanteerd. Deze worden vastgesteld door de verkeerskundige van de gemeente. En er wordt onderscheid gemaakt tussen werknemers parkeren en bezoekers parkeren.

Daarnaast is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om deze lijst te wijzigen indien daartoe aanleiding is.

Openbaar vervoer

De rol van het openbaar vervoer in het bedrijventerrein hangt sterk af van de hoeveelheid arbeidsplaatsen, de soort en ligging ervan. In eerste instantie zal daarom de bestaande busroute (de streekbus van en naar Almere, 't Gooi en Zeewolde) via de Waterlandseweg en de A27 gehandhaafd blijven. Vanaf de bushalte is er een voetgangersverbinding gemaakt met het plangebied van fase1A en zal er ook een voetgangersverbinding komen naar plangebied fase 1B. Deze route gaat deels over het bestaande fietspad en over een nieuw aan te leggen voetpad. Het voetpad sluit aan op voetpaden langs de 'industriewegen'. Op termijn kan het openbaar vervoer ook via het bedrijvenpark zelf voeren. Langs de A27 is ruimte voor bundeling met een nieuwe railverbinding tussen het Gooi en Flevoland.


Langzaam verkeer

Het plan voor Bedrijvenpark Stichtsekant wordt gekenmerkt door een fijnmazig netwerk van langzaam verkeersroutes. De routes zijn deels via vrijliggende paden getraceerd, deels via de 'industriewegen'. De bestaande Lijsterweg (nu nog gemengd verkeer) is als doorgaande vrijliggende langzaam verkeersroute (Cirkelbos - Stichtsepad) in het plan opgenomen. Deze vormt de fietsverbinding van Almere naar het Gooi en Zeewolde. Parallel is in de Stichtse Warande een nieuwe, meer parkachtige en recreatieve route in het plan opgenomen. Specifiek voor voetgangers worden de 'industriewegen' aan tenminste één zijde voorzien van een voetpad. Bij het inrichten van fiets- en wandelroutes wordt rekening gehouden met de sociale veiligheid. De langzaam verkeersroutes in Stichtsekant sluiten aan op het omliggende net. De verbinding met Almere Hout-Zuid wordt in de toekomst gevormd door een vrijliggend pad dat, parallel aan het kanaal, de Waterlandseweg en de Hoge Vaart kruist. De Waterlandseweg en de Hoge Vaart worden hier ongelijkvloers gekruist. De Lijsterweg blijft toegankelijk voor landbouwverkeer als ontsluiting naar het omliggende gebied en het viaduct over het Gooimeer.

Er zijn plannen voor een nieuwe fietsbrug over de Waterlandseweg en de Hoge Vaart ten noordwesten van het plangebied ter hoogte van de bushaltes. Hiermee wordt het fietspad Kapittelpad verbonden met Oosterwold en het Kathedralenbos. Het voorliggend bestemmingsplan staat de ontwikkeling van deze fietsbrug niet in de weg.

2.2.4 Veiligheid

Bij de ontwikkeling en de inrichting van het gebied wordt rekening gehouden met veiligheidsaspecten. Deze veiligheidsaspecten zijn vastgelegd in de Checklist veiligheid ruimtelijke planvormingsproces van de gemeente Almere uit 2007. In paragraaf 3.5 Veiligheid van bijlage 3 bij deze toelichting wordt deze checklist besproken.

2.2.5 Kabels en leidingen

In het plangebied loopt een hoogspanningsverbinding. De intensiteit van de hoogspanningsleiding wordt mogelijk verhoogd en dit kan effecten hebben voor de veiligheidszone voor de 0,4 micro-tesla van de 150 Kv-lijn en het grondstation.

Hoofdstuk 3 Bestemmingen

In dit hoofdstuk zijn de regels van het plan omschreven en de planuitgangspunten voor de bestemmingen benoemd. Voor zover de uitgangspunten voortvloeien uit een beleidsuitspraak of de omgevingsaspecten, is een koppeling naar de bijbehorende paragraaf opgenomen. Via de koppeling onderaan de paragraaf kan worden doorgeklikt naar de planregels.

De regels zijn ingedeeld in vier hoofdstukken:

  • in hoofdstuk 1 zijn de begrippen gedefinieerd en is de wijze van meten bepaald;
  • hoofdstuk 2 bevat de regels voor de verschillende bestemmingen;
  • in hoofdstuk 3 zijn algemene regels opgenomen, die gelden voor meerdere of alle bestemmingen;
  • hoofdstuk 4 bevat de overgangs- en slotbepalingen.

In het bestemmingsplan zijn ook diverse regels opgenomen waarmee flexibiliteit ten opzichte van de hoofdbestemming wordt ingebouwd.

Afwijkingsregels zijn bedoeld voor afwijkingen binnen de bestemming zelf. Op basis van de afwijkingsregels kan een omgevingsvergunning worden verleend. Met wijzigingsbevoegdheden kan het college van burgemeester en wethouders wijzigingen aanbrengen binnen een bestemming of een bestemming wijzigen in een andere bestemming.

Afwijkings- en wijzigingsregels kunnen worden gekoppeld aan een enkele bestemming, maar kunnen ook gelden voor meerdere bestemmingen (algemene afwijkingsregels of algemene wijzigingsregels). Bij afwijkings- en wijzigingsregels worden verschillende voorwaarden opgenomen die in acht moeten worden genomen. Het gaat bijvoorbeeld om een maximum oppervlakte of het uitgangspunt dat er geen sprake mag zijn van onevenredige afbreuk van de woon- of werksituatie.

3.1 Bestemmingen

In het bestemmingsplan zijn de volgende bestemmingen opgenomen:

3.1.1 Bedrijventerrein

In voorliggend bestemmingsplan zijn de gronden in hoofdzaak aangewezen met een algemene bedrijfsbestemming (de bestemming Bedrijventerrein (BT) als opgenomen in artikel 3). Dit is een globale bedrijfsbestemming om het uitgangspunt van de flexibele organische inrichting van het terrein mogelijk te maken. Binnen deze bestemming zijn daarom ook onder meer water en waterbergingsfuncties toegestaan. De noodzakelijke waterbergingsmaatregelen om het terrein in te richten en voor bedrijven uit te geven kunnen dan binnen deze globale bestemming Bedrijventerrein worden gerealiseerd. De wegenstructuur van het toekomstig plan is niet op voorhand in de verbeelding vastgelegd. Het is mogelijk om het binnen deze bestemming flexibel te realiseren. Binnen de bestemming zijn daarnaast zowel logistieke bedrijven als gemengde bedrijvigheid toegestaan. De scheiding in het oude bestemmingsplan Bedrijvenpark Stichtsekant uit 2006 tussen een gedeelte voor logistieke bedrijventerrein (fase 1A en fase 3) en een ander gedeelte voor gemengde bedrijvigheid (fase 2) komt daarmee te vervallen.

Fase 1A van het gebied is bouwrijp gemaakt en er zijn enkele bedrijven gevestigd. In dit stuk bedrijventerrein wordt in het nieuwe plan de regeling uit het oude bestemmingsplan voor de inmiddels gerealiseerde weg en de strook waarop niet gebouwd mag worden overgenomen in het nieuwe plan.

De wegen Wittevrouwen en Lijsterweg krijgen in het voorliggend bestemming Verkeer. In het vigerende bestemmingsplan uit 2005 waren deze wegen met de bestemming Verkeersdoeleinden aangegeven.

Evenwijdig aan weg Wittevrouwen geldt in het vigerende bestemmingsplan uit 2005 een zone waar gebouwen niet zijn toegestaan (de nadere aanduiding (z)). In deze bestemmingsplanherziening wordt deze aanduiding overgenomen. In het voorliggend bestemmingsplan krijgen deze gronden de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - zonder gebouwen' (sba-zg). Daarnaast wordt in dit gedeelte de bestemming Water aan de noordzijde en de aan de westzijde van het plangebied overgenomen evenals de groenbestemmingen. In de deelgebieden 1B en het noordelijk gedeelte van fasen 2 en 3 worden de gronden aangegeven met een globale bestemming Bedrijventerrein (BT)

De Lijsterweg en de Nederstichtselaan zijn in het vigerend plan met de bestemming verkeer aangegeven. Deze verkeersbestemming wordt in het voorliggend bestemmingsplan overgenomen. Vanaf het gebied fase 1B wordt de Lijsterweg met de aanduiding 'verkeer' (v) aangegeven. Deze aanduiding ligt op een afstand van 200 meter van weerszijden van het hart van de huidige Lijsterweg. Dit om het plan voldoende flexibiliteit te geven om het tracé van de Lijsterweg te verleggen. Met deze aanduiding wordt het belang van deze landbouwweg voor de regio aangegeven; er wordt vanuit gegaan dat de Lijsterweg in ieder geval binnen deze bandbreedte ook bij organische inrichting van het plangebied in de toekomst blijft bestaan.

VNG Bedrijvenlijst

In het eerste lid van de regels behorende bij de bestemming Bedrijventerrein (BT) (artikel 3.1 van de regels) wordt verwezen naar bedrijfsactiviteiten die in de bijlage van de regels in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd. In bijlage 15 Toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten bij deze toelichting is een toelichting gegeven voor deze bedrijfsactiviteiten. De bedrijvenlijst zelf is opgenomen in bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten VNG 2009 bij de regels. In paragraaf 5.5 Bedrijven en milieuzonering is een afweging gemaakt voor de toelaatbare bedrijfsactiviteiten in het plangebied. Kort samengevat komt het erop neer dat aan de westzijde en de noordzijde van het plangebied bedrijvigheid tot maximaal milieucategorie 3.2 en 4.1 is toegestaan, en voor het overige is bedrijvigheid tot maximaal milieucategorie 4.2 toegestaan. Er is een regeling opgenomen dat in het plangebied maximaal 10% van de gronden gerealiseerd kan worden met bedrijven behorende tot milieucategorie 4.1 en 4.2. Hiermee worden de maximale mogelijkheden van plan beperkt waarbij desondanks mogelijkheid bestaat dat bedrijvigheid uit deze hoge milieucategorieën hier kan worden gevestigd. Logistieke bedrijven zijn op basis van deze lijst in het gehele terrein mogelijk, mits ze voldoen aan de aangewezen maximum toelaatbare milieucategorie.

Horeca

Het gebied fase 1B is naast deze algemene bedrijfsbestemming tevens aangewezen met de aanduiding 'horeca' (h) zodat één horecabedrijf tot en met categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten is toegestaan. Bedrijven met de mogelijkheid tot het verstrekken van nachtverblijf zijn hier uitgesloten. Deze mogelijkheid was al opgenomen in het vigerende bestemmingsplan Entreecluster Stichtsekant uit 2008 en wordt in voorliggend bestemmingsplan voortgezet. Er zijn twee horecavestigingen tot maximaal categorie 2b van de Staat van Horeca-activiteiten toegestaan in het gebied waar het facility point is gedacht (zie onder facility point).

Detailhandel, E-commerce

E-commerce activiteiten zoals webwinkels, afhaalpunten en vergelijkbare bedrijven zijn op grond van voorliggend bestemmingsplan toegestaan. Deze activiteiten vallen onder het begrip bedrijf en zijn daarmee toegestaan.

In deze bedrijfsbestemming wordt perifere detailhandel in de branches auto's, boten en caravans ook mogelijk. Dit is in overeenstemming met de Detailhandelsvisie 2014 zoals deze beschreven is in hoofdstuk 4 Relevante beleidskaders en in paragraaf 3.3 van bijlage 3 Beleidskader bij deze toelichting.

Parkeren

In de regels is de verplichting voorgeschreven dat het gebruik overeenkomstig de bestemming is toegestaan, mits voorzien is in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. Wat onder 'voldoende parkeergelegenheid' dient te worden verstaan is opgenomen in bijlage 3 Lijst van parkeernormen, bij de regels. Op basis van het personeelsbestand en bezoekersaantallen dient te worden aangetoond dat men in 'voldoende parkeergelegenheid' voorziet op eigen terrein.

De parkeernormen in deze lijst zijn gebaseerd op de parkeerkengetallen volgens de uitgave 'Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom' (ASVV) uit 2012 van het CROW te Ede (tel. 0318 - 69 53 15). Voor de typen “bedrijf arbeidsintensief/bezoekersextensief” en “bedrijf arbeidsextensief/bezoekersintensief” is er voor gekozen om de onderkant van de bandbreedte van de kengetallen aan te houden. Hiervoor is gekozen om meer diversiteit in de te ontwikkelen/vestigen bedrijven mogelijk te maken.

Er zijn afwijkingsbevoegdheden opgenomen voor het geval er redenen zijn van de gegeven parkeernorm af te wijken, en voor functies die niet voorkomen op de Lijst van parkeernormen. Parkeernormen voor functies die niet in de tabel staan dienen in overleg met de verkeerskundige van de gemeente bepaalt te worden op basis van kengetallen CROW (ASVV 2012).

In specifieke gevallen kan er gerekend worden met dubbelgebruik. Daarvoor dient in overleg met de verkeerskundige van de gemeente een parkeerbalans te worden opgesteld. Hierbij is het uitgangspunt dat parkeerplaatsen te allen tijden openbaar toegankelijk zijn. Voor deze berekeningen worden aanwezigheidspercentages gehanteerd. Deze worden vastgesteld door de verkeerskundige van de gemeente. En er wordt onderscheid gemaakt tussen werknemers parkeren en bezoekers parkeren.

Daarnaast is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om deze lijst te wijzigen indien daartoe aanleiding is.

Facility Point

Ter plaatse van de aanduiding 'gemengd' (gd) gelegen in het midden aan de zuidzijde van het plangebied wordt de mogelijkheid van een facilitypoint opgenomen. Hierbij moet gedacht worden aan voorzieningen voor het bedrijventerrein maar ook voor de weggebruikers. Het gaat om de komst van een benzinestation, horeca en vergader- en eventueel hotelaccommodatie. In paragraaf 2.2.2 Wonen, werken en voorzieningen onder de kop 'Business facilities op het 'Landgoed' wordt deze functie omschreven. Een facilitypoint was ook mogelijk op basis van het oude bestemmingsplan uit 2005.

Bouwmogelijkheden

In het voorliggende bestemmingsplan is de regeling opgenomen dat de afstand van gebouwen tot de perceelsgrenzen minimaal vier meter bedraagt (artikel 3.2 van de regels). Deze regeling is overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan uit 2005 voor het gedeelte waar logistieke bedrijvigheid mogelijk is. De reden voor deze afstandsmaat tot de perceelsgrens is dat de wettelijke voorgeschreven aanrijtijden van de brandweer voor Stichtsekant niet gehaald kunnen worden en dat logistieke bedrijven veelal omvangrijke loodsen aanwezig zijn. Bij een calamiteit dient er dan voldoende ruimte tussen de gebouwen aanwezig te zijn.

In het voorliggend bestemmingsplan is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen zodat gebouwen ook kunnen worden gerealiseerd op een kortere afstand tot de zijdelingse perceelsgrens (nml. tot 1 meter dan wel tot in de zijdelingse perceelsgrens). Voorwaarde hiervoor is dat uit een advies van de brandweer blijkt dat een kortere afstand dan 4 meter vanuit brandveiligheid verantwoord is (artikel 3.4 van de regels).

In de afwijkingsbevoegdheid is bepaald dat er kan worden afgeweken tot 1 meter van de zijdelingse perceelsgrens danwel tot in de erfgrens. Dit is voorgeschreven om zeker te stellen dat als er niet tot in de perceelsgrens wordt gebouwd er ten minste 1 meter vrij moet worden gehouden. Vanuit hygiënische overweging is een dergelijke minimum afstand noodzakelijk.

Voor het gehele plangebied gelden geen minimale en maximale bebouwingspercentages. De verwachting is niet dat de percelen vol worden gebouwd aangezien dwingend is voorgeschreven dat voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein dienen te worden gerealiseerd en op eigen terrein wordt voorzien voor het laden en lossen.

In het plangebied is een algemene maximum bouwhoogte van 20 meter opgenomen, dat grotendeels aansluit op de maximum bouwhoogten van het oude bestemmingsplan. Er is gekozen voor in hoofdzaak één maximum bouwhoogte omdat dit beter aansluit bij de organische ontwikkeling van het terrein.

In het vigerend bestemmingsplan uit 2005 is ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding - afwijken bouwhoogte (sba-abh) de mogelijkheid opgenomen dat na afwijking een maximum bouwhoogte van 40 meter kan worden gerealiseerd (artikel 3.2, in samenhang met artikel 3.4, van de regels). Deze regeling is overgenomen uit het oude vigerende bestemmingsplan Bedrijvenpark Stichtsekant uit 2005. De voorwaarden uit dit oude plan zijn in voorliggend plan overgenomen nml. dat in verband met de bedrijfsvoering een hogere bouwhoogte dan 20 meter wenselijk is en aan de zijde van de zuidwestelijke plangrens deze gebouwdelen hoger dan 20 meter met een blinde gevel worden uitgevoerd).

In de noord-oosthoek van het plangebied (in de hoek Waterlandseweg en de A27) geldt voor een gedeelte een maximum bouwhoogte van 40 meter. Deze mogelijkheid op deze locatie is overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan Entreecluster Bedrijvenpark Stichtsekant uit 2008.

In voorliggend bestemmingsplan zijn binnen de bestemming Bedrijventerrein losstaande reclame-objecten tot maximaal 10 meter toegestaan (artikel 3.2, van de regels) . Hiermee is tegemoet gekomen aan de wens van de ondernemers om ruimere mogelijkheden voor het plaatsen van reclamemasten. Voor het perceel Wittevrouwen 50 is op basis van de omgevingsvergunning uit 2013 reclamebord van ca 9,3 meter gerealiseerd. De verruiming tot 10 meter hoogte sluit hierop aan. Ter plaatse van de aanduiding gemengd is een reclamemast tot 25 meter, en in de bestemming Verkeer dan wel Water is toegestaan één informatiemast ten behoeve van de naamgeving van en informatie over het bedrijventerrein tot 25 meter toegestaan. Deze mogelijkheden bestonden op basis van het oude bestemmingsplan uit 2005 en zijn in voorliggend bestemmingsplan overgenomen.

In de bestemming Bedrijventerrein geldt in verband met externe veiligheid voor een strook vanaf 200 meter tot aan de rand van de Waterlandseweg en de A27 een bevoegdheid bij nieuwe gebouwen voor het stellen van nadere eisen voor de situering van gebouwen, het inrichten van terreinen en het ontwerp van gebouwplattegronden en de plaats, de afmeting en inrichting van vluchtroutes en nooduitgangen. Hiervoor is een advies voorgeschreven van de Brandweer Flevoland. In paragraaf 5.4 Externe veiligheid met de daarbij behorende bijlage 9 Verantwoordingsplicht groepsrisico Stichtsekant wordt daarop nader ingegaan.

In artikel 3 zijn de regels van de bestemming Bedrijventerrein opgenomen.

3.1.2 Groen

Binnen de bestemming Groen (opgenomen in artikel 4 bij de regels) zijn de gronden bestemd voor groenvoorzieningen en waterberging. Binnen deze bestemming zijn voet- en fietspaden, waterberging, nutsvoorzieningen. Gebouwen zijn slechts mogelijk tot 25m² grondoppervlak met een maximum bouwhoogte van 3 meter.

In artikel 4 zijn de regels van de bestemming Groen opgenomen.

3.1.3 Verkeer

De gronden met de bestemming Verkeer (artikel 5 van de regels) zijn bestemd voor wegen en verhardingen. Parkeerplaatsen dienen op eigen terrein te worden gerealiseerd. Naast verkeersaspect zijn op deze gronden tevens windmolens (tot maximaal 5 meter hoogte) en nutsvoorzieningen mogelijk.

In de bestemming Verkeer dan wel Water is toegestaan één informatiemast ten behoeve van de naamgeving van en informatie over het bedrijventerrein tot 25 meter toegestaan. Deze mogelijkheid bestond op basis van het oude bestemmingsplan uit 2005 en is in voorliggend bestemmingsplan overgenomen.

In artikel 5 zijn de regels van de bestemming Verkeer opgenomen.

3.1.4 Water

De gronden met de bestemming Water (artikel 6 van de regels) zijn aangegeven om belangrijke waterlopen in het gedeelte van het plangebied dat inmiddels gerealiseerd is (fasen 1A en 1B), aan te geven. Deze gronden zijn overgenomen uit het vigerend bestemmingsplan uit 2005. In voorliggend bestemmingsplan zijn in de algemene globale bestemming Bedrijventerrein ook waterberging en watergangen toegestaan. De inrichting van het overige gedeelte van het plangebied is afhankelijk van concrete initiatieven. Met een dergelijke algemene bedrijfsbestemming, waaronder ook waterbelangen zijn opgenomen, kan flexibel op deze initiatieven worden ingespeeld. De waterstructuren liggen nog niet vast. Retentie en waterbergingsgebieden zijn op grond van deze bedrijfsbestemming wel mogelijk.

in de bestemming Verkeer dan wel Water is toegestaan één informatiemast ten behoeve van de naamgeving van en informatie over het bedrijventerrein tot 25 meter toegestaan. Deze mogelijkheden bestonden op basis van het oude bestemmingsplan uit 2005 en zijn in voorliggend bestemmingsplan overgenomen.

In artikel 6 zijn de regels van de bestemming Water opgenomen.

3.2 Dubbelbestemmingen

3.2.1 Waarde-Archeologie 5

De archeologische waarden worden planologisch beschermd in dit bestemmingsplan. Uitgangspunt hierbij zijn de bestemmingsplanregels voor bestemming Archeologie (zie artikel 8 van de regels bij dit plan). De vindplaatsen in Stichtsekant krijgen als aanduiding 'Waarde-Archeologie 5'.

3.2.2 Leiding-Hoogspanningsverbinding

Voor de hoogspanningslijn geldt een zakelijk rechtstrook van 27,5 m aan weerzijden gemeten vanuit het hart van de lijn. Binnen deze strook zijn in het algemeen geen gebouwen en andere bouwwerken toegestaan. De bescherming van deze waarde is opgenomen in artikel 7 van de regels. Naast de medebestemming Leiding-Hoogspanningsverbinding geldt er een indicatieve veiligheidszone gemeten uit het hart van de hoogspanningsverbinding. Deze veiligheidszone is met een algemene gebiedsaanduiding Veiligheidszone - Leiding op de verbeelding aangewezen. Op deze gronden worden geen gevoelige functies toegelaten als scholen, crèches of kinderopvangplaatsen inclusief het daarbij behorend buiten gedeelte (artikel 11.1 van de regels). In paragraaf 5.6 Kabels en leidingen wordt nader ingegaan op de hoogspanningslijn en bijbehorende regeling toegelicht.

In artikel 7 en 8 zijn de regels van de dubbelbestemmingen Leiding-Hoogspanningsverbinding en Waarde-Archeologie 5 opgenomen.

3.3 Algemene regels

In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen met een algemeen karakter. Deze regels gelden dus voor het hele plan. De regels bestaan uit: antidubbeltelregel, algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene afwijkingsregels en de algemene wijzigingsregels.

Kleine windmolens.

In de algemene afwijkingsregels is de afwijkingsbevoegdheid voor kleinschalige windinstallaties op of aan het hoofdgebouw opgenomen (artikel 12.1, onder e. van de regels). Deze kleine windmolens zijn te beschouwen als 'overige functioneel met de bestemming verbonden voorzieningen' zoals is aangegeven in de doeleindenomschrijving van de bestemmingen (zie bijv. voor de bestemming Bedrijventerrein artikel 3.1 onder t, van de regels, of voor bijvoorbeeld de bestemming Verkeer artikel 5.1 over k, van de regels).

Voor het toestaan van dergelijke windmolens moet worden voldaan aan de volgende randvoorwaarden:

  • de windinstallaties mogen op het hoofdgebouw of aan de gevel van het hoofdgebouw worden gebouwd:
  • de maximum bouwhoogte voor hoofdgebouwen mag met maximaal 3 meter worden overschreden;
  • de rotordiameter van de windinstallaties mag maximaal 2 meter bedragen.

Voor horizontale as windturbines (HAT) en verticale as windturbines (VAT) is in de onderstaande afbeelding (afbeelding 18) weergegeven hoe de rotordiameter wordt gemeten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1R04-vg01_0019.jpg"

afbeelding 18: windturbines met horizontale en verticale as

De afwijkingsbevoegdheid is opgenomen in de Algemene afwijkingsregels van artikel 12.1, onder e, van de regels. Dit is in overeenstemming met het 'Programmaplan Energie werkt!'.


Hoogspanningsverbinding

Aan weerszijden van de hoogspanningsverbinding geldt een algemene gebiedsaanduiding Veiligheidszone - Leiding. Voor de toelichting op deze gebiedsaanduiding wordt verwezen naar hierboven bij paragraaf 3.2 bij de dubbelbestemming Leiding-Hoogspanningsverbinding.

In hoofdstuk 3 van de regels zijn de algemene regels van het plan opgenomen.

3.4 Overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 4 van de regels zijn de Overgangs- en slotregels opgenomen.

Hoofdstuk 4 Relevante beleidskaders

Het ruimtelijk beleid van rijk, provincie en gemeente werkt door in de manier van bestemmen van gronden en bouwwerken. In tabel 4.1 staat op welke manier de verschillende beleidsdocumenten doorwerken in het bestemmingsplan. In Bijlage 3 Beleidskader is een uitgebreide beschrijving opgenomen van het beleidskader. In deze bijlage worden ook beleidsdocumenten beschreven die niet direct tot een regeling in het bestemmingsplan leiden. Deze beleidsdocumenten zijn in onderstaande tabel daarom niet opgenomen.

 Tabel 4.1 Beleidskader

Beleidsdocument   Beleidsuitgangspunt   Vertaling in het bestemmingsplan  
Rijksbeleid  
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte   Excellent vestigingsklimaat in de stedelijke regio's;


Ruimte voor unieke cultuurhistorische kwaliteiten;


Ladder voor duurzame verstedelijking.  
Stichtsekant biedt ruimte aan logistieke en gemengde bedrijvigheid, w.o. voor zeer grote bedrijfsvestigingen.
De unieke formatie van behoudenswaardige archeologische vindplaatsen uit de steentijd is planologisch geborgd.
Bij herziening van bestemmingsplan Stichtsekant worden programma/bedrijfsfuncties uit vigerende plan overgenomen met meer flexibiliteit in de bestemmingen.  
Structuurvisie Windenergie op Land (SvWOL)   zoekgebied voor grootschalige windenergie   Stichtsekant ligt in het zoekgebied voor het opwekken van grootschalige windenergie. In het bestemmingsplan zijn geen grote windturbines opgenomen. Het maakt geen grootschalige opwerkking van windenergie mogelijk.  
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2012)   Radarverstoringsgebieden   Geen mogelijkheid opnemen voor de bouw van windturbines die hoger zijn dan 110m boven NAP.  
Nationaal Waterplan (2009)   Waterberging
Combinatie water en groen  
Ruimtelijk plan bevat groenstructuur met oppervlakkige waterafvoer en waterberging; in bestemmingen water en groen opnemen.  
Rijksbeleid en -wetgeving archeologische monumentenzorg   beheer en behoud van het archeologisch erfgoed   Het archeologisch vooronderzoek van het gebied is onderzocht. De vindplaatsen zijn beschermd en in dit bestemmingsplan aangewezen met de bestemming Waarde - Acheologie-5  
Provinciaal en regionaal beleid  
Omgevingsplan Flevoland (2006)   Provinciaal bundelingsbeleid;

Locatiebeleid werklocaties;

Archeologisch aandachtsgebied  
Stichtsekant valt binnen 'stedelijk gebied'(2015);
Stichtsekant: werkmilieu, regulier bedrijfsterrein;
Archologsich onderzoek plaatsgevonden; behoudenswaardige vindplaatsen planologisch geborgd in bestemmingsplan.  
Beleidsregel locatiebeleid stedelijk gebied (2011)   Locatiebeleid   In het plan voor Stichtsekant rekening houden met de criteria voor werkmilieu, regulier bedrijventerrein.  
Beleidsregel archeologie en ruimtelijke ordening (2008)   Archeologisch aandachtsgebied   Opnemen van een dubbelbestemming Waarde-Archeologie 5 voor behoudenswaardige archeologische vindplaatsen en bufferzone.  
Beleidsregel Windmolens 2008 (2008)   Opschalen en saneren van windmolens   Het bestemmingsplan maakt geen opstellingen mogelijk van turbines voorzien van wieken op een hoge mast. De realisatie van kleine windmolens op gebouwen is via een afwijkingsbevoegdheid wel mogelijk.  
Noodverordening wind (2015)   Opschalen en saneren van windmolens   Het bestemmingsplan maakt geen opstellingen mogelijk van turbines voorzien van wieken op een hoge mast. De realisatie van kleine windmolens op gebouwen is via een afwijkingsbevoegdheid wel mogelijk.  
Waterbeheerplan Waterschap Zuiderzeeland 2010-2015 (2010)   Voldoende water
Veiligheid  
Opnemen van mogelijkheid voor water en waterhuishoudkundige voorzieningen binnen alle bestemmingen.  
Gemeentelijk beleid  
Almere Principles (2009)   Duurzame ruimtelijke ontwikkeling   Almere Principles uitgangspunt bij aanpassing ruimtelijk plan Stichtsekant (ivm borging archeologische vindplaatsen  
Detailhandelsvisie Almere (2014)   Uitgangspunten detailhandelsstructuur:
- Fijnmazigheid winkelvoorzieningen
- Positie van het stadscentrum als hèt centrale (winkel)centrum van Almere. - Ruimte bieden aan ondernemers.
- E-commerce faciliteren.
 
De kolom Modern Gemengd is voor het gebied Stichtsekant relevant. Op grond hiervan is ondergeschikte detailhandel toegestaan mits ondergeschikt tot maximaal 20% van het aantal m² b.v.o. met een maximum van 100m². Perifere detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van perifere detailhandel in de vormen Auto's, Boten en Caravans.
Beperkt detailhandel in combinatie met facility point en e-commerce faciliteiten is mogelijk.  
Afhaalpunten (2014)   Afhaalpunten toestaan op alle bedrijventerreinen met uitzondering van De Vaart en Buitenvaart (geen uitstalling met uitstraling winkel)   Op het terrein Stichtsekant afhaalpunten toestaan onder de volgende voorwaarden:
- voldoende parkeerplaatsen en ruimte voor laden, lossen en manoeuvreren op eigen terrein;
- goede ontsluiting: een directe en korte aansluiting op de hoofdwegenstructuur.
 
Kringloopwinkels (2014)   Kringloopwinkels toestaan op binnenstedelijke en modern gemengde bedrijventerreinen   Op Stichtsekant is geen bestaande kringloopwinkel en is niet passend als hier een nieuwe wordt gevestigd.
 
Stichtsekant, ontwikkelingstrategie en verkavelingsplan op hoofdlijnen (2012)   Nieuwe ruimtelijke structuur voor het gebied Stichtsekant naar aanleiding van de vondst en inpassing van 24 behoudenswaardige archeologische vindplaatsen op Stichtsekant
 
Voorliggend bestemmingsplan vormt een eerste uitwerking van deze nota en is hiermee in overeenstemming.  
Structuurplan Almere 2010 (2003)

 
Stedelijk milieu: Differentiatie in woon- en werkmilieus, ontwikkelen van bijzondere voorzieningen- en werkmilieus.
Bijdrage aan kwalitatieve werkgelegenheids-impuls en ruimte voor nieuwe en groeiende ondernemingen.  
Flexibele bedrijfsbestemming om optimaal en vraaggericht ruimte te bieden aan zich vestigende bedrijven en daarbij zorgvuldig met ruimte omgaan.
De ruimtelijke hoofdstructuur zoals aangegeven in deze structuurvisie wordt aangepast naar aanleiding van de notitie: "Stichtsekant, ontwikkelingsstrategie en verkavelingsplan op hoofdlijnen" uit 2012. Er is een nieuwe structuurvisie in voorbereiding, waarin de ruimtelijke hoofdstructuur van het Verkavelingsplan op Hoofdlijnen wordt overgenomen.
 
Structuurplan Almere Hout (2001)   Structuurplan voor het gebied in de oostflank van Almere om het gebied om te vormen tot stedelijk gebied. Dit beleid is overgenomen in het Structuurplan Almere uit 2003.   Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de opgave van het Structuurplan Almere Hout. Er is een nieuwe structuurvisie in voorbereiding, waarin de ruimtelijke hoofdstructuur van het Verkavelingsplan op Hoofdlijnen wordt overgenomen.  
Concept Structuurvisie Almere 2.0 (2010)   Ruimte bieden voor werkgelegenheid en bedrijven   Stichtskant is opgenomen als werklocatie in Concept-Structuurvisie.  
Energie Werkt! (2015)   Energieneutraliteit in Almere in 2022 door middel van 5 werklijnen   Ruimte bieden aan initiatieven voor duurzame energie.
Binnen het plangebied zijn zonnepanelen, zonnecollectoren en kleine windmolens op of aan gebouwen mogelijk.  
Welstandsnota Almere (2015)
 
In de Welstandsnota zijn grote delen van de stad als welstandsvrij aangewezen. Voor de groenstructuren en de hoofdwegen en bijzondere gebieden geldt wel een welstandtoets.   Voor Stichtsekant geldt alleen een welstandtoets voor prominente bebouwing aan de A27 en de Waterlandseweg.  
Beleidsnota kleine bouw (2010)   Beleidsuitgangspunten voor kleine bouwplannen en uitbreidingen.   Bestemmingsplan is in overeenstemming met het beleid.  
Masten en antennes t.b.v. het mobiele telefoonnet (1999)   Plaatsing van masten is mogelijk op werklocaties   In de regels van het voorliggend plan is het plaatsen van masten en antennes mogelijk gemaakt.  
Prostitutiebeleid Almere (2000)   Vestigingsbeleid seksinrichtingen; vestiging niet mogelijk op hoogwaardige bedrijventerreinen   Stichtsekant wordt als hoogwaardig bedrijvenpark ontwikkeld; vestiging van prostitutiebedrijven en seksinrichtingen zijn uitgesloten.  
Coffeeshopbeleid gemeente Almere (2013)   Vestigingsbeleid coffeeshops   Vestiging van coffeeshop(s) op Stichtsekant is uitgesloten.  
Nota Archeologische Monumentenzorg (2016)   Het archeologiebeleid waarmee de gemeente invulling geeft aan de Monumentenwet.   De behoudenswaardige vindplaatsen in het plangebied zijn aangewezen met de dubbelbestemming Waarde-Archeologie 5  
Archeologieverordening (2016)   Bescherming archeologisch waardevolle terreinen overeenkomstig de verordening.   De behoudenswaardige vindplaatsen in het plangebied zijn aangewezen met de dubbelbestemming Waarde-Archeologie 5  
Steentijdwildernis in Almere. Visie en toolbox voor invulling, visualisatie en gebruik van steentijdvindplaatsen (2012)   Inspiratiedocument voor de inrichting van steentijdvindplaatsen.   Het verkavelingsplan op hoofdlijnen voor het gebied Stichtsekant is in overeenstemming met deze toolbox opgesteld.  
Uitgiftebeleid benzineverkooppunten (2000)   Locaties benzineverkooppunten   In voorliggend bestemmingsplan Stichtsekant wordt een facilitypoint met benzine verkooppunt mogelijk gemaakt ter plaatse van de aanduiding 'gemengd'.  
Beleidsplan Verkeersveiligheid (1997)     Bestemmingen Verkeer en Verblijfsgebied in overeenstemming met Beleidsplan Verkeersveiligheid  
Mobiliteitsplan Almere (2012)   Divers: openbaar vervoer en fiets krijgen prioriteit boven de auto   Er zijn voorzieningen voor auto, fiets en openbaar vervoer binnen het plangebied aanwezig  
Horecanota Almere (2000)   Horeca levert bijdrage aan kwaliteit werklocaties. Horeca wordt gekoppeld aan andere voorzieningen (facility point).
Verder bedrijfsgebonden horeca, zoals een bedrijfskantine/-restaurant.  
Horeca opnemen in locatie facility point en voor fase 1B.  
Gemeentelijke Visie op het Vestigingsbeleid (2010)   Stichtsekant valt in de GVV onder de categorie 'Werkmilieu' en is aangewezen als locatietype 'regulier bedrijfsterrein' met modern gemengd terrein, hoogwaardig en logistiek terrein.   Vanwege flexibiliteit is binnen de bedrijvenbestemming logistieke en gemengde bedrijvigheid mogelijk. Het is een gemengd bedrijventerrein waar logistiek mogelijk is, en verschillende werkmilieus kunnen ontstaan.  
Uitgiftebeleid benzineverkooppunten (2000)   Het uitgiftebeleid benzineverkooppunten gaat uit van de uitgifte van alleen solitaire tankstationlocaties. Daarnaast is in de nota een spreidingskaartje voor benzineverkooppunten opgenomen. Op deze kaart staat aangegeven waar benzineverkooppunten gerealiseerd mogen worden.   Op grond van het uitgiftebeleid is op Stichtsekant de vestiging van een benzineverkooppunt mogelijk.  
Kader Facility points voor (snel)weggebruikers (2012)   In de nota worden drie concepten van 'facility points' beschreven en locaties aangewezen, waaronder Stichtsekant   Het plan maakt de komst van een facilitypoint op het landgoed mogelijk.  
Waterplan Almere (2005)   Voor Stichtsekant is een Waterstructuur Plan (2013) opgesteld dat in het bestemmingsplan is opgenomen.   Opnemen in de bestemmingen water en waterberging.  
Gemeentelijk Waterhuishoudingsplan 2011-2016   Voor Stichtsekant is een Waterstructuur Plan (2013) opgesteld dat in het bestemmingsplan is opgenomen.   Opnemen in de bestemmingen water en waterberging.  
Waterstad Almere Toeristisch recreatief beleidsplan (1996)   Stichtsekant heeft als regulier bedrijventerrein geen recreatief-/toeristische functie. Wel lopen er fietspaden over Stichtsekant met ook een recreatieve functie.    
Kleur aan Groen (2014)   Spelregels voor een zorgvuldige inpassing van initiatieven in het groenblauwe raamwerk van Almere   Groen blauwe raamwerk valt niet in het plangebied van voorliggend bestemmingsplan.  
Veiligheid gebouwde omgeving (checklist veiligheid in ruimtelijke planvormingsprocessen) (2007)   Checklist voor ontwikkelingen in het openbare en semi-openbare gebied.
Bij concrete invulling van nieuwe ontwikkelingen dient toepassing te worden gegeven aan de checklist veiligheid.  
Bij nieuwe ontwikkelingen rekening houden met de veiligheidsaandachtspunten, verkeersveiligheid, sociale veiligheid, fysieke veiligheid en externe veiligheid.  
Vuurwerknota 2005, ruimtelijke implementatie Vuurwerkbesluit (2005)   Vuurwerkopslag en -verkoop kan plaatsvinden op bedrijventerreinen.   Opnemen van mogelijkheid voor opslag en verkoop van consumentenvuurwerk en theatervuurwerk binnen de bestemmingen 'Bedrijven' en 'Facility Point'.  

Hoofdstuk 5 Omgevingstoets

Om aan te kunnen tonen dat een bestemmingsplan uitvoerbaar is, moet bij de vaststelling van een bestemmingsplan worden bekeken of de ontwikkelingen binnen het plan voldoen aan de regelgeving op het gebied van milieu, ecologie, archeologie en water.

5.1 Milieu-effectrapportage

Voor plannen en besluiten die ontwikkelingen bevatten die (mogelijk) belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben, geldt de verplichting om de procedure voor milieueffectrapportage te doorlopen of te beoordelen of het doorlopen van een dergelijke procedure noodzakelijk is (een mer-beoordeling). Op die manier krijgt milieu een volwaardige rol in de afweging van belangen. De categorieën van activiteiten waarbij deze verplichting aan de orde is, zijn vastgelegd in het Besluit milieueffectrapportage (Besluit mer). De activiteiten die belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben staan genoemd in de bijlagen bij het Besluit milieueffectrapportage. Het gaat om de C-lijst en de D-lijst waarin alle activiteiten staan genoemd waarvoor mer-verplichtingen kunnen gelden. De aard en omvang van de activiteit bepaalt in belangrijke mate welke verplichtingen gelden ten aanzien van de rapportages. Er is sprake van een vormvrije mer-beoordeling, een mer-beoordeling of een mer-plicht.


De gevallen waarvoor een milieueffectrapportage verplicht is, staan in onderdeel C. De gevallen waarvoor een mer-beoordeling verplicht is, staan in onderdeel D.


De verplichting voor een mer-beoordeling geldt ook wanneer op grond van de selectiecriteria in bijlage III bij de EEG-richtlijn milieu-effectbeoordeling niet kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. Deze omstandigheden zijn:

  • 1. de kenmerken van de projecten (omvang project, gebruik van natuurlijke hulpbronnen, productie van afvalstoffen, verontreiniging en hinder, risico en ongevallen en de cumulatie met andere projecten);

  • 2. de plaats van de projecten (bijzondere gebieden, bestaand grondgebruik, rijkdom/kwaliteit/regeneratievermogen van natuurlijke hulpbronnen van het gebied, het opnamevermogen van het natuurlijk milieu);

  • 3. de kenmerken van de potentiële effecten (in samenhang met de eerste twee criteria: bereik, grensoverschrijdende karakter van het effect, orde/grootte/complexiteit effect, waarschijnlijkheid effect, duur/frequentie/onomkeerbaarheid van het effect).


In relatie tot de ontwikkelingen van het bestemmingsplan Stichtsekant is het van belang af te wegen of er gevallen genoemd in de C en D lijst aan de orde zijn waardoor er mer-plicht dan wel een mer-beoordelingsplicht aan de orde is.


Er komen geen relevante activiteiten voor op de C-lijst, zodat er op basis van de C lijst geen directe m.e.r.-plicht staat voor Stichtsekant. Wel zijn er activiteiten en voorgenomen ontwikkelingen die vallen onder een m.e.r.-beoordelingsplicht van de D lijst. Het gaat hierbij om de volgende categorieën en gevallen:

  • de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen met een oppervlakte van 100 hectare of meer, een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, of een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m² of meer (categorie D11.2 van bijlage II het Besluit mer);

  • De aanleg, wijziging of uitbreiding van een industrieterrein in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 75 hectare of meer (categorie D11.3 van bijlage II bij het Besluit mer)

Voor de omvang van Stichtsekant als totaalontwikkeling is er sprake van een oppervlak van ca. 124 hectare uitgeefbaar terrein. Het voorliggende bestemmingsplan heeft een geringer oppervlak: het heeft betrekking op een totaal van circa 58 hectare uitgeefbaar terrein waarvan in het voorjaar 2015 circa 14 hectare is uitgegeven en gerealiseerd. Circa 44 hectare kan nog worden uitgegeven. Het voorliggend plangebied is daarmee kleiner dan de 100 hectare genoemd in categorie D 11.2 en kleiner dan de 75 hectare in categorie D 11.3. In het voorliggend bestemmingsplan worden geen woningen noch een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000m² of meer mogelijk gemaakt. Voorliggend plan valt daarmee ver onder de drempelwaarden genoemd in het Besluit-mer.

Het plangebied van voorliggend bestemmingsplan bestaat uit een deel van het oorspronkelijke ontwikkelingsplan uit 2003 dat inmiddels in ontwikkeling (fase 1 A en 1B) is en een tweede fase (het noordelijk gedeelte van fasen 2 en 3). De omvang van dit plangebied is afgestemd op de verwachting wat in de komende planperiode van tien jaar uitgegeven zal gaan worden. Dit gebied heeft een omvang van circa 58 hectare uitgeefbaar terrein. Ongeveer 14 hectare daarvan is tot nu toe gerealiseerd en uitgegeven en circa 44 hectare kan nog worden uitgegeven.

Het is niet de verwachting dat binnen tien jaar het overige terreingedeelte van Stichtsekant in ontwikkeling wordt genomen. Dit gedeelte heeft een omvang van circa 66 hectare uitgeefbaar terrein en ligt voornamelijk ten zuiden van het plangebied van voorliggend bestemmingsplan.

In 2001 is voor het gehele gebied Stichtsekant, een MER opgesteld en betrokken in de procedure voor het bedrijventerrein Stichtse Brug (de zelfstandige projectprocedure (ZPP) bedrijventerrein Stichte Brug). Deze MER ligt eveneens ten grondslag aan het vigerende bestemmingsplan Bedrijvenpark Stichtsekant uit 2005.

De wijzigingen in het plan voor de ontwikkeling van Stichtsekant zijn voornamelijk ingegeven door de archeologische vindplaatsen die in het oorspronkelijke plangebied zijn aangetroffen, maar ook door een wijziging in de eisen die bedrijven stellen aan de locatie en het toepassen van de Almere Principles op het terrein. Een en ander heeft geleid tot een nieuwe ontwikkelingsvisie en een aangepast verkavelingsplan op hoofdlijnen (zie afbeelding 14 in paragraaf 2.2.1 Ruimtelijk concept).

Gesteld kan worden dat het plan zoals nu is voorzien nog beter dan in het vigerend plan uit 2005 inspeelt op omstandigheden vanuit ondergrond en de combinaties van functies, groen, waterberging en bescherming van archeologische waarden in zich heeft. Ten aanzien van de wettelijke normeringen en omgevingsfactoren is er feitelijk niet veel veranderd en kan worden gesteld dat de milieu aspecten zoals afgewogen in het MER in 2001 nog toepasselijk zijn. Deze MER is als bijlage 4 MER Almere Hout - 26 september 2001 bij de toelichting van dit bestemmingsplan gevoegd.

Wel is in een oriënterende verkenning gecheckt hoe het plan zich anno 2015 verhoudt tot de regelgeving op het vlak van natuur en stikstofdepositie.

Hiervoor is een verkenning uitgevoerd die als uitkomst heeft dat op het Naardermeer en de Oostelijke Vechtplassen een zeer marginale extra depositie oplevert. In absolute termen is daarbij dan sprake van een effect, echter afgewogen tegen de daar ter plaatse geldende achtergronddepositie is dit verwaarloosbaar. Een cumulatie met andere projecten treedt daarom niet op. In bijlage 5 Voortoets Stichtsekant Nbw 2015 bij deze toelichting is deze verkenning opgenomen.

Het nader analyseren hiervan middels een passende beoordeling voor Stichtsekant, waarbij vervolgens een volledige plan-Mer zou moeten worden uitgevoerd, zal geen wezenlijke aanpassingen opleveren van het nu voorliggende plan en ook niet van de uiteindelijke depositie op genoemde stikstofgevoelige gebieden. De effecten wegen niet op tegen de modelonzekerheden.

Vanuit deze constatering, en dat de milieubelangen al zijn meegenomen in de MER uit 2002, waarvoor recent een verkenning is uitgevoerd, en dat de ontwikkelingen in voorliggend bestemmingsplan ver onder de drempelwaarden van een stedelijk ontwikkelingsproject (categorie D11.2), en van de aanleg, wijziging of uitbreiding van een industrieterrein (categorie D11.3) liggen, is de conclusie gerechtvaardigd dat kan worden uitgesloten dat de ontwikkelingen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben. Het is voor voorliggend bestemmingsplan daarom niet zinvol en ook niet nodig nader onderzoek naar milieueffecten uit te voeren, en een mer-procedure te doorlopen, danwel een mer-beoordelingsbesluit vast te stellen.

5.2 Geluid

Voor het aspect geluid spelen voor Bedrijvenpark Stichtsekant effecten door verkeersgeluid en industrielawaai.


Verkeersgeluid

Op het terrein zijn geen geluidsgevoelige functies voorzien. In het bestemmingsplan zullen geluidgevoelige bestemmingen uitgesloten worden. Dit impliceert dat er op het terrein geen planologische beperkingen zijn als gevolg van geluid van wegen. Voor kantoren geldt dat dit geen geluidgevoelige bestemmingen zijn en dat deze hierdoor ook op geluid belaste plaatsen gerealiseerd mogen worden.


Industrielawaai

Op Bedrijvenpark Stichtsekant worden 'grote lawaaimakers' (voorheen A-inrichtingen op grond van de Wet Geluidhinder) geweerd. Rondom het bedrijvenpark hoeft zodoende geen geluidszone, zoals bedoeld in de Wet Geluidhinder, te worden vastgelegd.

In het Bestemmingsplan Bedrijvenpark Stichtsekant van 28 februari 2006 is destijds in de toelichting aangegeven dat er ondanks het feit dat het geen gezoneerd industrieterrein is, er een beheerssysteem zou worden opgezet om het geluid vanwege het bedrijventerrein te beheersen,. Hierbij zou het zoneringssysteem van de Wet geluidhinder als uitgangspunt dienen.

Inmiddels is gebleken is dat er geen juridische mogelijkheid is de akoestische consequenties van een dergelijk systeem voor een bedrijvenpark als Stichtsekant af te dwingen en is afgezien van de opzet van het beheerssysteem.


5.3 Luchtkwaliteit

In Titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer worden normen gesteld aan de luchtkwaliteit wat betreft een zestal stoffen. Voor de normen voor zwaveldioxide, koolmonoxide, benzeen en lood geldt dat overschrijding daarvan in Nederland nauwelijks valt te verwachten. De norm voor stikstofdioxide (NO2) wordt in Nederland met name in de directe omgeving van drukke (snel)wegen overschreden. De norm voor fijn stof (PM10) wordt eveneens op diverse locaties overschreden.

In de Wet milieubeheer is indirect een koppeling gelegd met ruimtelijke plannen. Deze koppeling houdt in dat bij het voorbereiden van ruimtelijke plannen, waaronder een bestemmingsplan, de gevolgen voor de luchtkwaliteit moeten worden onderzocht. De gevolgen hangen direct samen met de eventuele verkeersaantrekkende werking van het plan ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan.

Bij de start van een project moet onderzocht worden of het effect relevant is voor de luchtkwaliteit. Hierbij moet aannemelijk gemaakt worden dat luchtkwaliteit 'niet in betekende mate' aangetast wordt. Daartoe is een algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate' (Besluit NIBM) vastgesteld waarin de uitvoeringsregels zijn vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. 'Niet in betekende mate' is sinds de inwerkingtreding van het nationaal samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL) gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10.

Gezien het feit dat het hier gaat om een bedrijfsterrein waarbij er geen nieuwe voor luchtkwaliteit gevoelige objecten worden geprojecteerd, de grenswaarden nu niet overschreden worden en ook niet zullen worden overschreden gezien de aard van de bedrijfsactiviteiten, kan er, gezien hoofdstuk 5 van de Wm, geconcludeerd worden dat er derhalve geen redenen zijn om voor dit gebied maatregelen op bestemmingsplanniveau te treffen om de luchtkwaliteit op termijn te verbeteren.

De huidige luchtkwaliteit voldoet in heel Almere aan de normen. Vanwege de landelijke generieke maatregelen en het steeds schoner worden van het voertuigenpark in Nederland, zal in de toekomst de luchtkwaliteit verder verbeteren. Op basis van deze inzichten vormt het aspect luchtkwaliteit geen belemmering voor de actualisatie van het bestemmingsplan.

5.4 Externe veiligheid

Ten behoeve van dit bestemmingsplan zijn onderstaande documenten opgesteld:

De conclusies zijn als volgt :

Inrichtingen:

Vanwege de globale aard van dit bestemmingsplan, en omdat niet concreet bekend is of risicovolle inrichtingen zich hier zullen vestigen en zo ja, welke en waar, kan de toetsing aan de pijlers van het externe veiligheidsbeleid (plaatsgebonden risico en verantwoordingsplicht groepsrisico) voor deze groep bedrijven (nog) niet plaatsvinden.

De vestiging van nieuwe risicovolle inrichtingen is in de planregels uitgesloten, maar tevens is bepaald dat via een wijzigingsbevoegdheid vestiging mogelijk wordt gemaakt, indien deze activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat. Verder is in de planregels opgenomen, dat de plaatsgebonden risicocontour van 10-6/jaar of de daarmee overeenkomende vaste afstand binnen de eigen kavelgrens moet liggen.

Het bestemmingsplan maakt de vestiging van overige inrichtingen met externe veiligheidsrisico's mogelijk, zoals opslag van vuurwerk, munitie, propaan, gasflessen etc. Het uitgangspunt hierbij is, dat de plaatsgebonden risicocontour van 10-6/jaar of de daarmee overeenkomende vaste afstand, op grond van het Vuurwerkbesluit, de circulaire Opslag ontplofbare stoffen voor civiel gebruik en het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer, binnen de eigen kavelgrens moet liggen.

Om te kunnen voldoen aan het wettelijk vereiste beschermingsniveau voor burgers (= plaatsgebonden risico van 10-6/jaar), zijn de planregels artikel 3.1, onder P en artikel 3.7 onder d, in dit bestemmingsplan opgenomen.

Transport:

Plaatsgebonden risico 

De A27 heeft een plaatsgebonden risicocontour van 10-6/jaar van 0 m. De N305 heeft geen plaatsgebonden risicocontour van 10-6/jaar.

Hiermee wordt voldaan aan het wettelijk vereiste beschermingsniveau voor burgers.


Groepsrisico

Uit berekeningen blijkt, dat wegvak F043 van de A27 en wegvak F044 van de N305 gemodelleerd als één route, het hoogste groepsrisico heeft.

In de bestaande situatie is het groepsrisico ongeveer een factor 1000 onder de oriëntatiewaarde. In de autonome situatie blijft het groepsrisico nagenoeg gelijk. In de toekomstige situatie neemt het groepsrisico ten gevolge van het onderhavige bestemmingsplan 40-voudig toe, maar blijft met een factor 26 ruim onder de oriëntatiewaarde.

In de huidige en autonome situatie ligt de bepalende kilometer voor het groepsrisico langs de Waterlandseweg. In de toekomstige situatie verschuift deze naar wegvak F043 van de A27. De locatie met het hoogste groepsrisico ligt dan halverwege het plangebied.

Verantwoording groepsrisico en hulpverlening

Gelet op de geringe hoogte van het toekomstige groepsrisico worden geen nadere ruimtelijke maatregelen getroffen.

De gemeente acht het totale te bereiken externe veiligheidsniveau aanvaardbaar. Zowel qua hoogte van het toekomstige groepsrisico (een factor 26 onder de oriëntatiewaarde) als ten aanzien van de bestrijdbaarheid van een calamiteit op de weg en de zelfredzaamheid van de personen in het plangebied op gebiedsniveau.


Incidenten kunnen nu eenmaal ook op deze wegvakken gebeuren. Echter, de kans hierop is klein en de effecten voor het plangebied zijn beheersbaar.



5.5 Bedrijven en milieuzonering

Milieuzonering

Voor een algemene toelichting op de toepassing van de publicatie ''Bedrijven en milieuzonering'' (hierna: publicatie) zie bijlage 15 bij deze toelichting. Hieronder staat de in dit bestemmingsplan gemotiveerde toepassing van eerder genoemde publicatie.

Uitgangspunten:

Onder andere op basis van 'Stichtsekant, ontwikkelingstrategie en verkavelingsplan in hoofdlijnen, februari 2012' en het 'Startdocument bestemmingsplan Bedrijvenpark Stichtsekant, februari 2014' gelden de volgende uitgangspunten:

  • voor de bedrijfsbestemming wordt met één bestemming gewerkt zonder nadere detaillering;
  • niet alleen logistieke bedrijven maar ook gemengde en ABC bedrijvigheid (ABC = auto's, boten caravans) overal toestaan;
  • facilitypoint in het 'landgoed'; daarbij wordt de huidige bestemming (dienstverlening, detailhandel, horeca (restaurant/hotel) en benzineservicestation met LPG) voortgezet exclusief kinderopvang;

Aanvullende uitgangspunten zijn:

  • Bevi-bedrijven, vuurwerkbedrijven en bedrijven met ontplofbare stoffen voor civiel gebruik (bedrijven waarbij volgens de publicatie gevaar maatgevend is) zijn specifiek beoordeeld op het aspect gevaar volgens de hiervoor geldende regelgeving. Zie paragraaf 5.4 Externe veiligheid;
  • geen milieugevoelige functies ((bedrijfs-)woningen, kinderdagverblijven, ziekenhuizen, scholen, verblijfsrecreatie etc.) toestaan op het bedrijventerrein;
  • conform huidige bestemmingsplan milieucategorieën: 1 t/m. 4.2 toestaan, met dien verstande dat bedrijven behorende tot en met milieucategorieën 4.1 en 4.2 voor maximaal 10% van het plangebied zijn toegestaan;
  • geen Wgh-inrichtingen ('grote lawaaimakers') toestaan.

Omgevingstypen:

In de omgeving van het bedrijventerrein liggen de volgende functies/omgevingstypen:

Naam   Functie & aard van de omgeving   Omgevingstype   Toelichting  
Oosterwold   Toekomstige woonwijk   Rustige woonwijk   Omgevingskwaliteit die wordt nagestreefd is die van een rustige woonwijk of een vergelijkbaar omgevingtype.  
Naturistenvereniging Chamavi/camping   Verblijfsrecreatie in een rustig buitengebied   Rustige woonwijk   Omgevingskwaliteit die wordt nagestreefd is die van een rustige woonwijk of een vergelijkbaar omgevingtype.  
Cirkelbos, oostelijke rand tegen Stichtsekant   Natuurgebied, onderdeel EHS, overig EHS   Gemengd gebied   De oostelijke rand wordt als gemengd gebied beschouwd. In dit gebied ligt o.a. de Tennet grondstation gelegen voor het transport van een ondergrondse hoogspanningsleiding naar de bovengrondse hoogspanningsleiding, de camping Chamavi, als recreatieve functie is deze functie tevens te beschouwen als een milieubelastende functie. Verder zijn de randen langs de Waterlandseweg, Gooimeerdijk en de Lijsterweg in principe hoog geluidbelast.  
Kathedralenbos   Natuurgebied   Gemengd gebied   Strook langs Waterlandseweg en A27. Hier verhoogde geluidbelasting dus gemengd gebied.  
Strook tussen Waterlandseweg en Hoge Vaart   Natuurgebied, onderdeel EHS, overig EHS   Gemengd gebied   Strook langs Waterlandseweg. Hier verhoogde geluidbelasting dus gemengd gebied  
Stichtse Putten   Natuurgebied, onderdeel EHS, waardevol gebied   Gemengd gebied   De strook langs A27 is verhoogd geluidbelast, dus gemengd gebied.  
Gooimeer   Natuurgebied, onderdeel EHS, waardevol gebied   Gemengd gebied   De strook langs A27/Gooimeerdijk is verhoogd geluidbelast, dus gemengd gebied.  
Eemmeer   Natuurgebied, onderdeel Natura 2000 gebied (EHS)   Gemengd gebied   De strook langs A27 is verhoogd geluidbelast, dus gemengd gebied.  

De volgende richtafstanden dienen te worden aangehouden tot de in de vorige tabel bepaalde omgevingstypen:

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1R04-vg01_0020.jpg"

Vanwege de hier toegelaten categorieën, maximaal 4.2, gelden dus maximale afstanden van respectievelijk 300 m en 200 m. De dichtstbijzijnde afstand tot de toekomstige woonwijk Oosterwold is ca. 375 m, zodat dit omgevingstype geen invloed heeft op de milieuzonering.

In het facilitypoint komen geen milieugevoelige functies ((bedrijfs)woningen, kinderdagverblijven, ziekenhuizen, scholen, verblijfsrecreatie etc.), zodat vanuit de hier toegestane functies geen milieuzonering hoeft te worden toegepast.

Uitwerking milieuzonering:

Vanuit de verschillende omgevingstypen, zijn de richtafstanden op kaart gezet. In onderstaande afbeelding is deze kaart opgenomen (Afbeelding 18). De rode lijnen geven de richtafstanden vanuit de verschillende omgevingstypen. Er ontstaat dus een groot gebied ca. 145 ha waarin maximaal categorie 4.2 is toegestaan en langs de randen lagere categorieën.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1R04-vg01_0021.jpg"

Afbeelding 18: kaartbeeld met richtafstanden vanuit verschillende omgevingstypen.

Bij de verdere uitwerking van de milieuzonering zijn de categoriegrenzen meer logisch gekozen, d.w.z. logisch langs de kavelstructuren, zodat geen kavels ontstaan met meerdere milieucategorieën. Hierbij zijn de volgende keuzes gemaakt:

  • Op de kavels ten noorden van de Lijsterweg tussen het Cirkelbos en de Wittevrouwen, wordt een hogere milieucategorie toegestaan: maximaal categorie 3.2. Dit geeft een deel van het Cirkelbos, qua omgevingstype een gemengd gebied, een iets lager beschermingsniveau (tot maximaal 50 m vanaf deze kavels) wat aanvaardbaar wordt geacht gezien de naastgelegen Waterlandseweg, Lijsterweg, het verdeelstation voor de hoogspanningsleiding elektriciteit en de camping Chamavi.
  • Op het kavel ten noorden van de Lijsterweg tussen de Wittevrouwen en het Kapittelpad wordt een lagere milieucategorie toegestaan: maximaal milieucategorie 4.1. Dit geeft een iets hoger beschermingsniveau aan Chamavi, qua omgevingstype een rustige woonwijk.
  • Op het kavel ten zuiden van de Lijsterweg tussen Chamavi en de groenstrook wordt een lagere milieucategorie toegestaan: maximaal milieucategorie 3.2. Dit geeft een iets hoger beschermingsniveau aan Chamavi, qua omgevingstype een rustige woonwijk.
  • Op de kavels ten zuiden van de Lijsterweg, aan de oostzijde tegen de A27 aan wordt een hogere milieucategorie toegestaan: maximaal categorie 4.2. Dit geeft een deel van het gebied Stichtseputten, qua omgevingstype een gemengd gebied, een iets lager beschermingsniveau wat aanvaardbaar wordt geacht gezien de ligging van de snelweg A27 tussen het bedrijventerrein en de Stichtseputten.
  • Op de kavels ten zuiden van de Waterlandseweg, is het grensgebied van milieucategorie 4.1 naar milieucategorie 4.2, parallel gelegd met de wegen Wittevrouwen en Fort Blauwkapel. Dit geeft het toekomstige woongebied Oosterwold, qua omgevingstype een rustige woonwijk, een gering hoger beschermingsniveau.

Dit leidt tot een overzichtelijke milieuzonering die uit drie deelgebieden bestaat: een deelgebied met maximaal milieucategorie 3.2, 4.1 en 4.2.

De uiteindelijke milieuzonering is weergegeven op de plankaart. Afhankelijk van de locatie op het bedrijventerrein zijn bedrijven uit milieucategorie 1 tot en met 4.2 algemeen toelaatbaar. Inrichtingen die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken - zoals bedoeld in de Wet geluidhinder – en vestiging van nieuwe inrichtingen die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen worden in het plangebied uitgesloten. Echter, de vestiging van de laatste categorie is mogelijk via een wijzigingsbevoegdheid.

Uit een inventarisatie van de bestaande bedrijven (zie bijlage 6 Inventarisatie bedrijven Stichtsekant 2015 bij deze toelichting), blijkt dat alle al gevestigde bedrijven binnen de toelaatbare milieucategorieën vallen. Het is dus niet noodzakelijk om een specifieke aanduiding of bestemming op de verbeelding op te nemen om te waarborgen dat deze bedrijfsactiviteiten blijvend kunnen worden uitgeoefend.

Afwijken van de gebruiksregels:

De toelaatbaarheid zoals deze hierboven is beschreven, betekent niet dat de uitoefening van activiteiten uit een hogere categorie in alle gevallen onaanvaardbaar is. De Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten zoals deze is opgenomen in de VNG-publicatie geeft namelijk een vrij grove indeling van de hinderlijkheid van bedrijven. De situatie bij een specifiek bedrijf kan daarvan afwijken. Vooral komt het voor dat een bedrijf als gevolg van de geringe omvang van hinderlijke (deel)activiteiten of door een milieuvriendelijke werkwijze, minder hinder veroorzaakt dan in de Standaard SvB is verondersteld. In dat geval kan bij omgevingsvergunning worden afgeweken van de algemene toelaatbaarheid. Op die manier kan een dergelijk bedrijf voor de desbetreffende activiteit toe worden gelaten. Dit geldt alleen voor bedrijven uit maximaal één categorie hoger dan de in het bestemmingsplan toegestane categorie.

Motivering Staat van Bedrijfsactiviteiten:

De in dit bestemmingsplan opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten (SvB) is gebaseerd op Lijst 1 Activiteiten van bijlage 1 van de VNG-publicatie. Met het oog op de overzichtelijkheid en de maximaal toegestane milieucategorie 4.2, zijn de activiteiten uit milieucategorie 5.2 en hoger niet opgenomen.

Ten opzichte van Lijst 1 Activiteiten, zijn alle activiteiten weggelaten die niet passen op een bedrijventerrein of die rechtstreeks via de redactie van bestemmingsregeling toelaatbaar worden gesteld, bijvoorbeeld als nevenfunctie. Hier zijn de volgende activiteiten uit Lijst 1 Activiteiten van bijlage 1 geschrapt:

  • de meeste landbouw, jacht en bosbouwactiviteiten;
  • winning van delfstoffen;
  • horeca-activiteiten;
  • detailhandel;
  • overheidsdiensten, onderwijs, gezondheidszorg en welzijnszorg;
  • zakelijke dienstverlening.

Verder is er een specifieke Staat van Horeca Activiteiten opgenomen.

Conclusie

In dit bestemmingsplan wordt door toepassing van milieuzonering zorg gedragen voor een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de in de omgeving van het bedrijventerrein gelegen omgevingstypen, en worden de ''bedrijven'' op het bedrijvenpark niet onaanvaardbaar in hun functioneren belemmerd.

5.6 Kabels en leidingen

Hoogspanningslijn

Ten noordoosten in het plangebied loopt een bovengrondse 150 kV hoogspanningslijn. In de noordwest hoek net buiten plangebied gaat de lijn onder de grond. In de onderstaande afbeelding (afbeelding 19) is een printscreen opgenomen van een detail van de netkaart waarop de bovengrondse hoogspanningslijn met een blauwe lijn (150Kv) is aangegeven. Uit de gegevens blijkt dat er een indicatieve magneetveldzone geld van 80 meter aan weerszijde van de hoogspanningslijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1R04-vg01_0022.jpg"

Afbeelding 19: printscreen Netkaart ter plaatse van Stichtsekant. De ligging van de hoogspanningslijn is met de blauwe lijn aangegeven. (Bron: : netkaart Rivm http://geodata.rivm.nl/netkaart.html)

Voor deze hoogspanningslijn geldt - op basis van het privaatrecht – een zakelijk rechtstrook, van 27,5 m aan weerszijden, gemeten vanuit het hart van de lijn. Binnen deze strook zijn in het algemeen niet toegestaan:

  • gebouwen en andere bouwwerken;
  • bomen, hoogopgaande beplanting, steiger, wijzigingen bodemniveau, opslag enz.;
  • boven- en ondergrondse leidingeninstallaties enz.
  • recreatie en industrieterreinen.

Toegestaan onder voorwaarden zijn overige activiteiten zoals normaal agrarisch grondgebruik, natuur etc. Hoewel bebouwing in principe wordt vermeden, is het mogelijk dat onder bepaalde voorwaarden wordt gebouwd onder of direct naast een hoogspanningslijn.

Verder geldt een indicatieve magneetveldzone van 80 meter aan weerszijden, gemeten vanuit het hart van de hoogspanningslijn. Hierbinnen bedraagt de z.g. magneetveldsterkte gemiddeld over een jaar tenminste 0,4 Tesla. Vanaf deze hoeveelheid wordt dit magneetveld als schadelijk voor de gezondheid van kinderen beoordeeld.

Conform beleidsadvies uit 2005 van het toenmalige ministerie van VROM en de bijbehorende verduidelijking uit 2008, mogen geen nieuwe gevoelige functies binnen deze zone worden gevestigd. Als "gevoelige bestemmingen" worden aangemerkt woningen, scholen crèches en kinderopvangplaatsen, inclusief daarbij behorend "buiten" gedeelte. Andere bestemmingen waar kinderen voor (nog) kortere tijd en niet dagelijks verblijven, zoals sportvelden, kinderspeelplaatsen, recreatiegebieden etc.) zijn geen gevoelige bestemmingen.

Met beide zones is in dit bestemmingsplan rekening gehouden in artikel 7 Leiding-Hoogspanningsverbinding en artikel 11.1 Veiligheidszone - Leiding van de planregels.

5.7 Ecologie

Groen

Algemeen

In het Structuurplan Almere 2010 (september 2003) wordt voor het groen onderscheid gemaakt in parken, parkbossen en plantages.


Het plangebied grenst direct aan het Cirkelbos, onderdeel van de Boswachterij het Almeerderhout. Dit bosgebied bestaat voornamelijk uit vochtig loofbos, afgewisseld met open plekken, grasland en enkele watergangen. Direct grenzend aan het plangebied is een camping in het bos gelegen.

Het plan zelf ligt geheel binnen een gebied dat in gebruik was als akkerbouwgebied en nu nog deels als tijdelijke akkerbouw.


Boswet

Bij het kappen van bomen die vallen onder het regime van de Boswet dient een melding te worden gedaan. Bovendien is hierbij sprake van een herplantplicht. Onder de Boswet vallen alle beplantingen van bomen die groter zijn dan 10 are of, als het een rijbeplanting betreft, uit meer dan 20 bomen bestaan en die zich buiten de bebouwde kom inzake de Boswet bevinden. Een aantal boomsoorten valt niet onder de boswet. Dit zijn linde, paardekastanje, Italiaanse populier en treurwilg. Ook éénrijige beplantingen van populier en wilg langs landbouwgronden vallen niet onder de Boswet, net als boomgaarden en kwekerijen van kerstbomen of van bosplantsoen. Ook erfbeplanting valt buiten de werking van de Boswet.

Het plangebied ligt geheel buiten de bebouwde kom Boswet. Met uitzondering van de erfbeplantingen van de (voormalige) boerderijen is er echter geen houtopstand aanwezig. De Boswet werpt daarom geen belemmering op voor de uitvoering van het plan.


Ecologische structuur

De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is in 1990 in het leven geroepen om de achteruitgang van de natuur in Nederland een halt toe te roepen. Het is een netwerk van gebieden in Nederland dat moet voorkomen dat dieren en planten geïsoleerd raken en uitsterven, waardoor natuurgebieden hun waarde verliezen. Het Rijk en de provincies hebben spelregels afgesproken met betrekking tot de planologische en kwalitatieve bescherming de EHS, welke zijn verwerkt in de 'Spelregels EHS' (LNV, 2007). In de EHS geldt het 'nee, tenzij' principe. Dit houdt in dat ingrepen waarbij de oppervlakte of de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS significant worden aangetast niet zijn toegestaan, tenzij er geen alternatieven zijn en er sprake is van een groot openbaar belang.


Binnen het plangebied bevinden zich geen gebieden van de EHS. Het grenst echter wel direct aan het gebied het Cirkelbos (ten westen van het plangebied) en de Stichtse Putten die als EHS is begrensd. Het Cirkelbos bestaat voornamelijk uit vochtig loofbos, afgewisseld met open plekken, grasland en enkele watergangen. Beeldbepalend element zijn de cirkelvormige bosaanplant, alsmede een (matig stromende) kustmatige beek. Het vormt een kerngebied voor vogels van bos en struweel, vleermuizen boommarter en bever. Tevens is het een stapsteen voor bosgebonden soorten van het oude land naar het Kotterbos-Oostvaardersplassen. Dit bosrijke gebied is aangemerkt als 'overige EHS'. Dit zijn gebieden met vaak een hoge lokale waarde, deels door de ligging in of nabij kernen, maar soms ook door bijzondere abiotische waarden of bijvoorbeeld als landschappelijk element. De omvang of de gebruiksdruk zijn echter zodanig dat het alleen met hoge beheersinspanningen mogelijk is om deze waarden duurzaam te blijven beheren.


De Stichtse Putten worden door de A27 - welke over de gehele lengte van het plangebied op een verhoogd talud ligt - van het plangebied gescheiden. Het gebied bestaat uit een centrale (zandwin)plas, bosvakken en grasland. Het vormt een kerngebied voor bos- en struweelgebonden vogelsoorten, vleermuizen en bever. De relatie met het Cirkelbos is momenteel vrijwel geheel afwezig. Het gebied is aangewezen als waardevolle EHS.


Als gevolg van de ontwikkelingen op de Stichtsekant kan er sprake zijn van invloed op deze EHS gebieden. Deze invloed kan zowel positief zijn als negatief. Het akkerbouwgebied kenmerkt(e) zich als zeer intensief. De ecologische relatie met beide EHS-gebieden was en is nagenoeg afwezig. De omvorming van het akkergebied naar een bedrijventerrein zal daardoor geen negatief effect hebben op de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS. Wel moet worden onderzocht of er activiteiten worden ontplooid die door hun uitstralingseffect een negatief effect hebben op de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS (externe werking). Gezien de aard van de geplande bedrijven kan echter op voorhand worden uitgesloten dat deze de wezenlijke kenmerken en waarden zullen schaden. Ten opzichte van het historisch gebruik (intensieve landbouw) kan zelfs worden verwacht dat het plan een positieve bijdrage kan leveren aan de natuurwaarden. De inliggende groenzones, gekoppeld aan archeologische waarden en wateropgaven kunnen dienen als foerageergebied voor dieren uit het bosgebied en zullen groenstructuren verbinden. Hoewel de A27 een robuste buffer vormt tussen het plangebied en de Stichtse Putten, zijn er beperkte migratiemogelijkheden nabij de Stichtse Brug en het viaduct over de Hoge Vaart. In onderstaande afbeelding is de ecologische hoofdstructuur opgenomen (zie afbeelding 20).

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1R04-vg01_0023.jpg"

Afbeelding 20: Ligging van de EHS (aangegeven in groen 3 soorten groen Legenda ontbreekt ) ten opzichte van het plangebied. (Bron ondergrond: Omgevingsplan 2006, provincie Flevoland, geraadpleegd via http://flevoland.tercera-ro.nl/mapviewer/)


Gebiedsbescherming - Ecologische Masterplan Almere

In het Ecologische Masterplan 2006 ligt de visie van Almere op het gebied van ecologie vastgelegd. In acht uitgangspunten staat concreet aangegeven hoe Almere als natuurstad versterkt kan worden. Hieronder valt onder andere de realisatie van een aantal ecologische verbindingszones, deze op kaart aangegeven zones bevinden zich niet in het plangebied. Wel is een bestaande ecologische verbinden langs de Hage Vaart gelegen. Deze wordt echter begrenst door de Waterlandse weg en maakt geen onderdeel uit van het plangebied, noch bestaat er een (sterke) ecologische relatie. Wel zijn drie uitgangspunten van toepassing op de ontwikkeling van de Stichtsekant:

  • Uitgangspunt 2: voor toekomstige uitbreidingsgebieden wordt de blauwgroene ontwikkeling tijdig en gelijkwaardig aan nieuwe rode ontwikkelingen gekoppeld;
  • Uitgangspunt 5: op het niveau van de stadsdelen wordt een raamwerk aan leefgebieden gerealiseerd, met als doel de biodiversiteit van het openbaar groen te vergroten.

De bescherming van de natuur is in Europees verband vastgelegd in de Vogelrichtlijn (VR) en de Habitatrichtlijn (HR). Beide richtlijnen dragen zorg voor zowel gebiedsbescherming als soortbescherming. Nederland heeft de richtlijnen voor gebiedsbescherming geïmplementeerd in de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: Nbwet). Voor de soortenbescherming zijn de richtlijnen geïmplementeerd in de Flora en faunawet (hierna: Ffw). In deze paragraaf wordt de gebiedsbescherming en de Nbwet beschreven. In de volgende paragraaf wordt ingegaan op de soortenbescherming en de Flora en faunawet.

De Nbwet heeft betrekking op de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden die Nederland bij de Europese Commissie heeft aangemeld (Natura 2000-gebieden) en beschermde natuurmonumenten. Ruimtelijke ingrepen die in of nabij deze gebieden plaatsvinden, moeten worden getoetst op hun effecten op deze gebieden.

Het plangebied de Stichtsekant maakt geen deel uit van een Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is het Eemmeer & Gooimeer Zuidoever. De Gooimeer Zuidoever ligt op circa 4 kilometer afstand, het deelgebied Eemmeer ligt dichterbij: circa 400 meter, maar is daarvan gescheiden door de Stichtse brug en de A27. In het plangebied komen geen soorten voor waarvoor een instandhoudingsdoel is opgenomen in dit Natura 2000-gebied. Wel kunnen ontwikkelingen in het plangebied een effect hebben op de natuurwaarden in het Natura 2000-gebied (externe werking). Gezien de afstand tot het deelgebied Gooimeer-Zuidoever is een effect op de instandhoudingsdoelen in dit deelgebied op voorhand uit te sluiten.

Soortbescherming - Flora- en faunawet

De bescherming van de natuur is in Europees verband vastgelegd in de Vogelrichtlijn (VR) en de Habitatrichtlijn (HR). Beide richtlijnen dragen zorg voor zowel gebiedsbescherming als soortenbescherming. Nederland heeft de richtlijnen voor soortenbescherming geïmplementeerd in de en de Flora- en faunawet (hierna: Ffwet). De soortenbescherming is in Nederland geïmplementeerd in de Natuurbeschermingswet. In de vorige paragraaf is daarop ingegaan.


De Ffwet heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, (trek)vogels, reptielen en amfibieën, op een aantal vissen, libellen en vlinders, op enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde diersoorten (uit de groepen kevers, mieren, schelp- en schaaldieren) en op een honderdtal vaatplanten. Welke soorten planten en dieren wettelijke bescherming genieten, is vastgelegd in een aantal bij de Ffwet behorende besluiten en regelingen.


De Ffwet bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier -en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings - of vaste rust of verblijfplaatsen. Artikel 2 van de Ffwet schrijft voor dat iedereen de algemene zorgplicht voor de in wild levende planten en dieren in acht moet nemen. Dit houdt in dat handelingen die niet noodzakelijk verband houden met het beoogde doel, maar nadelig zijn voor de flora en fauna, achterwege moeten blijven.


In 2011 is het gebied geïnventariseerd op beschermde soorten door het ecologisch adviesbureau Van der Goes & Groot (van Groen & van Straaten 2011). Daarnaast is de Nationale Database Flora en Fauna geraadpleegd. Het plangebied maakt onderdeel uit van het leefgebied van een aantal beschermde soorten. Hieronder staan ze per soortgroep benoemd.


Vaatplanten

In het plangebied zijn geen beschermde planten aangetroffen.


Vissen

In de watergangen in het plangebied zijn geen beschermde vissen aangetroffen.

Amfibieën en reptielen

Binnen het plangebied zullen naar verwachting diverse algemene amfibieën aanwezig zijn. Omdat voor deze soorten een algemene vrijstelling geldt, als uitvoering gegeven wordt aan een ruimtelijke ontwikkeling, is daar geen onderzoek naar gedaan. De zwaarder beschermde rugstreeppad is niet aanwezig in het plangebied. De aanwezigheid van andere zwaarder beschermde soorten (waaronder de ringslang) kan op basis van habitatgeschiktheid en verspreidingsgegevens worden uitgesloten.


Zoogdieren

Binnen het plangebied komen meerdere soorten algemene grondgebonden zoogdieren voor als konijn, haas, mol, (spits)muizen, wezel, egel, vos en ree. Allen zijn licht beschermde soorten zoals die zijn opgenomen in tabel 1 behorende bij het Besluit houdende wijziging van een aantal algemene maatregelen van bestuur in verband met wijziging van artikel 75 van de Flora- en faunawet en enkele andere wijzigingen (hierna: AMvB artikel 75 Ffwet).

Het gebied is in 2011 tevens geïnventariseerd op de aanwezigheid van foerageergebied en migratieroutes van vleermuizen (allen zwaar beschermd - waarvoor vewezen wordt naar tabel 3 behorende bij de AMvB artikel 75 Ffwet). Het plangebied blijkt door slechts vier vleermuissoorten als foerageergebied te worden gebruikt. Het gebruik beperkt zich tot enkele exemplaren in de bosrand (ruige dwergvleermuis), een van de boerenerven (gewone dwergvleermuis) en het Gooimeer (Laatvlieger). Verder werden enkele exemplaren van de Rosse Vleermuis vastgesteld. Van deze soort is bekend dat deze vanuit het Gooi in Flevoland komt foerageren en daarbij vaak op enkele tientallen meters hoogte overvliegt.

Het beperkte aantal vleermuizen in het plangebied is niet onverwacht. Grote open gebieden worden door de meeste soorten gemeden. Gezien deze lage aantallen en de kansen de inrichting van het plangebied voor vleermuizen heeft, kan een negatief effect op de gunstige staat van instandhouding worden uitgesloten, mogelijk met uitzondering van de rosse vleermuis. Nader onderzoek zal moeten uitwijzen of hiervoor een ontheffing onder de Flora- en faunawet voor nodig is.

Er zijn geen andere (zwaarder beschermde) zoogdiersoorten aangetroffen.


Vogels

Tijdens het broedseizoen zijn enkele soorten broedvogels in het plangebied aanwezig. De belangrijke structuren voor deze vogels zijn de watergangen (onder meer meerkoet, wilde eend, meerkoet, knobbelzwaan, kleine karekiet) en soorten van het open land (veldleeuwerik, oeverzwaluw, gele kwikstaart en zwarte kraai). Dit zijn - op de veldleeuwerik na - allemaal algemene broedvogels.

Bij het verwijderen van groen, grondwerkzaamheden en de werkzaamheden aan watergangen moet rekening gehouden worden met het broedseizoen van vogels, om verstoring van broedgevallen te voorkomen.


5.8 Waterparagraaf

Inleiding


Bij de Stichtse Brug langs de A27 is de gemeente Almere bezig om een duurzaam bedrijventerrein te ontwikkelen. Het bedrijventerrein vormt vanaf de A27 de entree tot Almere en Flevoland.

Het voorliggend bestemmingsplan is ge-end op het Bedrijvenpark Stichtsekant. Naar aanleiding van de vondst van 23 behoudenswaardige archeologische vindplaatsen is een aanpassing in het ruimtelijke plan voor Stichtsekant vereist.

De actualisatie van het bestemmingsplan uit 2006 biedt de kans om de aanpassing in het ruimtelijk plan voor Stichtsekant in een bestemmingsplan te verankeren en de vindplaatsen planologisch in te passen.

In het nieuwe ruimtelijk plan is mede vanwege de archeologie een bijzondere waterstructuur toegepast met oppervlakkige afvloeiing. Samen met het Waterschap Zuiderzeeland is deze waterstructuur verder uitgewerkt tot een waterstructuurplan. De waterstructuur is verankerd in deze waterparagraaf


Proces van de watertoets

In het kader van de Watertoets is tijdens het ruimtelijk ontwerpproces in opdracht van gemeente Almere, het waterstructuurplan bedrijventerrein Stichtsekant opgesteld. Dit is gebeurd in nauwe samenwerking met het waterschap Zuiderzeeland.

Aan de hand van de geohydrologisch gebiedskenmerken en het vigerend waterbeleid zijn ontwerpuitgangspunten vastgesteld. Vervolgens zijn in een workshop de mogelijkheden van afwatering, berging en het aan te leggen watersysteem besproken en zijn ontwerpkeuzes gemaakt. Dit heeft geresulteerd in aangepast verkavelingsplan met een bijbehorend waterstructuurplan op hoofdlijnen.

Het waterstructuurplan heeft als doelstelling om een WB21 (waterbeheer 21e eeuw) proof watersysteem te realiseren dat een oppervlakkige afvoer en oppervlakkige berging kent en daarnaast een belangrijke meerwaarde heeft ten aanzien van de waterkwaliteit en ecologie.

Deze waterparagraaf is een samenvatting van het rapport 'Waterstructuurplan bedrijventerrein Stichtsekant te Almere' met als kenmerk 076640928:0.18 - Definitief van februari 2013 (bijgevoegd als bijlage 10 bij deze toelichting). De waterparagraaf toont aan dat het herziene plangebied geen problemen oplevert ten aanzien van het functioneren van het huidig en benodigd watersysteem, gelet op de fasering en de uiteindelijke eindfase.

Waterbeleid

Nationaal en Provinciaal

De Europese Kaderrichtlijn Water is in december 2000 vastgesteld door het Europees Parlement en geïmplementeerd in de Wet op de Waterhuishouding. Het doel van deze richtlijn is het beschermen en verbeteren van de kwaliteit van oppervlaktewateren en grondwater en bevorderen van duurzaam gebruik van water. In de Vierde Nota Waterhuishouding, de Nota Ruimte (2006), de Startovereenkomst 'Waterbeleid 21e eeuw' (WB21), de Bestuurlijke Notitie Watertoets en het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW), komt het streven naar een veilig, gezond en duurzaam waterbeheer naar voren. Thema's zoals 'water in de stad' en 'water als ordenend principe' zijn als speerpunten in het vigerende beleid beschreven. Basisprincipes van dit beleid zijn: 'meer ruimte voor water' en het 'voorkomen van afwenteling van de waterproblematiek in ruimte of tijd'. Dit resulteert in twee drietrapsstrategieën eveneens geldend voor bedrijventerrein Stichtsekant:

  • Waterkwantiteit (vasthouden, bergen, afvoeren).
  • Waterkwaliteit (schoonhouden, scheiden, zuiveren).

Waterschap Zuiderzeeland

Het nationaal en provinciaal beleid is door het waterschap Zuiderzeeland in het Waterkader en Waterbeheerplan 2010-2015 vertaald naar meer specifieke uitgangspunten en randvoorwaarden verwoord in de navolgende paragraven.

Gemeente Almere

De gemeente Almere heeft in 2005 een waterplan vastgesteld. Het Waterplan geeft aan welke rol het binnendijks water heeft en wat er nodig is om die rol te vervullen. Bij herstructurering van de bestaande stad of nieuwbouw, geeft de watervisie richting aan de omgang met water. Gemeente en Waterschap dragen de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het water in de stad. Het waterplan biedt een kader voor deze samenwerking. Het waterplan is opgesteld om zowel de huidige knelpunten in het watersysteem op te lossen als om te anticiperen op toekomstige veranderingen en kansen.

Naast een waterplan heeft de gemeente het Gemeentelijk Waterhuishoudingplan (GWHP) 2011-2016 opgesteld. Het GWHP is nodig vanwege nieuwe wetgeving op het terrein van riolering, hemelwaterafvoer en grondwaterbeheer en de hierbij behorende zorgplichten van de gemeente Almere. De gemeente Almere heeft er met het GWHP voor gekozen het waterbeleid in zijn geheel in te vullen. Het GWHP is een samensmelting van bestaand beleid op de gehele waterhuishouding voor de komende vijf jaar: oppervlakte water, hemelwater, stedelijk afvalwater en grondwater.

Het GWHP is een breder beleidsplan en vervangt het Gemeentelijk Rioleringsplan dat geldig was tot januari 2011. Het gemeentelijk Waterhuishoudingsplan wordt besproken in hoofdstuk 4 en paragraaf 3.4 van bijlage 3 bij deze toelichting.

Verkaveling op hoofdlijnen

Door de gemeente Almere is een integraal en realiseerbaar verkavelingsplan op hoofdlijnen opgesteld met een weergave van relevante facetten als economisch programma, ruimtelijke kwaliteit, verkeer, waterhuishouding en grondexploitatie. Het verkavelingsplan geeft houvast om de regie op de strategische doelen in alle ontwikkelingsfasen te houden en de planintenties te helpen realiseren. Archeologie speelt een belangrijke rol in het verkavelingsplan. De landschapszones hebben vorm gekregen door gedane archeologische vondsten, verspreidt in het plangebied. Voor het aspect 'water' blijkt veel mogelijk. De diepteligging van de vondsten ten opzichte van maaiveld staat in de meeste gevallen aanleg van waterberging of een afvoersloot toe boven de archeologisch vindplaats.

Het gebied, totaal 123 hectare netto uitgeefbaar, is opgesplitst in verschillende segmenten en fasen. Op dit moment zijn fase 1A (logistiek t/m 2017, 26 ha) en fase 1B (gemengd industrieel t/m 2021, 13 ha) in uitgifte. De overige gebieden zijn nog niet gerealiseerd, maar wel aangekocht en in gebruik als tijdelijke landbouwgrond. De flexibele hoofdstructuur houdt keuzes tussen westelijke versus oostelijke ontwikkeling volledig open.

Met het oog op de economische uitvoerbaarheid is niet het hele gebied Stichtsekant opgenomen in de herziening van het bestemmingsplan. In onderstaande afbeelding (afbeelding 21) is het plangebied van voorliggend bestemmingsplan aangegeven. Ten zuiden van de plangrens blijven de huidige kavelsloten (lichtblauw) en de kwelsloot (donkerblauw) behouden net als de agrarische percelen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1R04-vg01_0024.jpg"

Afbeelding 21: Plan bedrijventerrein Stichtsekant met begrenzing bestemmingsplan. De bestaande kavelsloten zijn lichtblauw aangegeven en de bestaande kwelsloot is donkerblauw aangegeven.

Beschrijving van het toekomstig watersysteem

Algemeen functioneren

Het hemelwater van verhard terrein wordt bovengronds afgevoerd richting de retentiegebieden gelegen in de landschapszones. De bovengrondse afvoer gebeurd door wadi's, gelegen in het groen langs de openbare weg. De wadi's staan in verbinding met verschillende landschapszones waar de waterbergingsopgave wordt gehaald. De wadi's langs de openbare weg volstaan als bodempassage waarmee zuivering van eventueel verontreinigd wegwater is gegarandeerd. Na het halen van voldoende berging wordt vertraagd afgevoerd naar de afvoersloten. De sloten hebben een vrije afvoer naar het noorden naar het peilgebied NAP -5,20 m (fase 1). De te verleggen afvoersloten worden niet dieper ontgraven dan de huidige situatie om een toename aan kwel te voorkomen.

Het bovengronds afvoeren van hemelwater levert:

  • Inzicht in werking van het systeem en mogelijke tekortkomingen
  • Een betere (ecologische) landschappelijke inpassing
  • Een lagere beheernorm
  • Een grotere betrokkenheid van burgers/bedrijven.
  • Een betere toegankelijkheid bij calamiteiten

Het toepassen van wadi's is de meest duurzame optie door zijn dubbelfuncties, te weten:

  • Vasthouden van regenwater
  • Zuiveren van regenwater
  • Ontwatering bij eventueel te hoge grondwaterstanden via de drainage

Voor het uitgeefbaar terrein wordt het hemelwater bovengronds aangeleverd ter hoogte van de perceelgrens. Er is na overleg geen onderscheid gemaakt in afvoer van schoon dakwater en (licht) vervuild hemelwater van het terrein. Het hemelwater dat vervuild kan raken door bedrijfsmatige activiteiten als een wasplaats, laad- en loskuil of opslag van potentieel verontreinigende stoffen wordt gescheiden om apart te zuiveren alvorens het bovengronds aan te leveren op openbaar terrein. In het geval van een grote vervuiling is er sprake van een afvoer naar het vuilwaterstelsel.

De afvoersloot is geen onderdeel van het halen van voldoende retentie. De retentiezones en de afvoersloten zijn gescheiden door een stuwconstructie welke zorgt voor een overloop bij benutting van de berging en lediging door een vertraagde afvoerconstructie.

In afbeelding 22 hieronder zijn de afstroomvakken, wadi's en de retentiezones aangegeven die binnen het bestemmingsplan vallen. De retentiezones functioneren afzonderlijk van elkaar. De wijzigingen op de afwatering- en waterberging situatie ten opzichte van het Waterstructuurplan bedrijventerrein Stichtsekant te Almere 2013 zijn in de Memo wijzigingen ten opzichte van het Waterstructuurplan (2015)van 30 januari 2015 beschreven. Deze nota is als bijlage 11 bij deze toelichting opgenomen.

In deze waterparagraaf zijn de resultaten opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1R04-vg01_0025.jpg"

Afbeelding 22: Afstroomvakken, wadi's en retentiezones (rode lijn is de grens van het plangebied van voorliggend bestemmingsplan)

Om een goede af- en ontwatering van de te behouden agrarische percelen te waarborgen is één omlegging van een ontwateringsloot nodig, te realiseren binnen dit bestemmingsplan. Het gaat om de bestaande ontwateringsloot die zonder afvoer komt te zitten door de komst van het uitgeefbaar terrein F1. De sloot wordt daarom verlegd ten zuiden van de openbare weg en sluit vervolgens aan op een permanent te realiseren sloot langs de retentiezone behorende bij vak F1 (zie afbeelding 25).

Het ontwerp van de wadi's en retentie gebieden die nu buiten de bestemmingsplangrens liggen wijzigen niet ten opzichte van het Waterstructuurplan van februari 2013.

Waterberging

Voor zowel stedelijk als landelijk gebied geldt bij alle ruimtelijke ontwikkelingen dat er geen afwenteling mag plaatsvinden. De toename aan verharding mag conform het WB21 beleid niet voor een extra belasting op het huidig watersysteem zorgen. Daarnaast mag er in het plangebied geen wateroverlast ontstaan. De WB21-trits "Vasthouden, Bergen, Afvoeren" is van toepassing.


Voor het berekenen van de retentieopgave zijn de volgende verhardingspercentages gehanteerd:

  • 90% van het uitgeefbaar terrein is verhard waarvan 2/3 daken en 1/3 wegen en terreinen.
  • 100% verharding van de openbare verharde wegen.
  • De fietspaden in het openbaar groen hebben een afvoer naar de aanliggende berm en worden als onverhard oppervlak beschouwd

Ontwerpuitgangspunten voor het halen van voldoende berging:

  • Geen inundatie t.o.v wegniveau bij een Westlandbui (97,8 mm in 24 uur).
  • De toegestane geknepen afvoer bedraagt maximaal 1,5 l/s/ha over het bruto oppervlak.
  • Verdampingsfactor van 1 mm over het verhard oppervlak (plasvorming op dak, terrein en weg).
  • Bergingscapaciteit vooraf in de wadi's meenemen.
  • 10% klimaatscenario.
  • Er is geen sprake van kwelaanvoer richting de 'ondiepe' retentiezones
  • Infiltratiecapaciteit wadi's en retentiezones zijn niet opgenomen in de berekening:
    • a. De wadi voert via de drain af naar retentie, wegzijging naar ondergrond is verwaarloosbaar.
    • b. Infiltratie retentiezone is in de praktijk wel van toepassing, voor de theoretische berekening is gerekend met alleen een gecontroleerde toegestane vertraagde afvoer.

Om meerdere malen in een jaar water in de retentiezone te zien is als uitgangspunt gehanteerd dat bij een Westlandbui circa 50 cm peilstijging moet ontstaan. Naast een minimale peilstijging moet ook rekening worden gehouden met een maximale peilstijging ten tijde van de maatgevende Westlandbui. Het toestaan van een peilstijging > 80 cm heeft een ontoelaatbare ontgravingsdiepte tot gevolg in relatie met kwel.

Op basis van het afvoerend oppervlak en de beschikbare bruto oppervlakken van de retentiezones zijn retentieberekeningen uitgevoerd. In de berekeningen zijn de benodigde m3 aan berging bepaald met een benodigd oppervlak voor retentie en bijbehorende peilstijging voor de buien T=1, T=2 , T=5, T=10, T=25 en T=100. Aanvullend is de Westlandbui conform het Waterschap Zuiderzeeland ingevoerd met een intensiteit van 98 mm in 24 uur.

De berekende peilstijging vanaf de bodem van de retentie blijft ten tijde van de Westlandbui overal onder het ontworpen wegniveau. Voor de retentiezone B is het benodigd retentieoppervlak verkleind ten opzichte van het bruto beschikbaar oppervlak om circa 50 cm peilstijging te realiseren.

Op basis van de bergingsberekeningen is de conclusie dat binnen de aangewezen ruimtes voor retentie voldoende capaciteit voor waterberging aanwezig is. In onderstaande tabel zijn de resultaten van de Westlandbui samengevat weergegeven. In de bijlage zijn de berekeningen weergegeven met de resultaten bij de buien T=1, T=2 , T=5, T=10, T=25 en T=100.


Retentie  
Benodigd
retentie opp.  
Peilstijging bij Westlandbui   Benodigde berging   Bodempeil
retentiezone  
Wegpeil  
A1   1.500 m2    0,80 m   1.228 m3   NAP -3,80   NAP -2,90  
B   2.755 m2    0,44 m   1.216 m3   NAP -3,40   NAP -2,90  
C   10.500 m2    0,69 m   7.208 m3   NAP -3,60   NAP -2,90  
F1   7.605 m2    0,80 m   6.212 m3   NAP -3,60   NAP -2,90  

Tabel II: Resultaten bergingsberekeningen samengevat

Om langdurig volstaande retentiezones te voorkomen door een beperkte infiltratie naar de ondergrond is een afvoer naar de afvoersloot nodig. Dit kan in de vorm van een stuw met een doorlaat (knijpstuw). De stuw houd het regenwater vast zodat afwenteling van afvoerpieken wordt voorkomen. De doorlaat zorgt voor de toegestane vertraagde afvoer van 1,5 l/sec/ha.

De toegestane vertraagde afvoer door de doorlaat is per retentiezone berekend en in onderstaande opsomming weergegeven.

  • Retentie A1 2,40 l/sec
  • Retentie B 2,56 l/sec
  • Retentie C 15,21 l/sec
  • Retentie F1 13,27 l/sec

De retentieberekeningen zijn als bijlagen 12 bij deze toelichting gevoegd.

Bodemdaling

Binnen het plangebied zal bodemdaling op gaan treden. De verwachte bodemdaling tot 2050 varieert tussen 0 tot maximaal 40 cm. Ondanks deze bodemdaling is de verwachting dat de afvoersloten vrij kunnen blijven afvoeren naar het lager gelegen peilgebied, immers het verschil tussen bodempeil van de afvoersloten en het waterpeil van de lager gelegen waterpartij is groter dan 50 cm. Ook de afvoer van de wadi naar de retentie en de retentie naar de afvoersloten zal naar verwachting niet snel tot problemen leiden aangezien de droogvallende voorzieningen grofweg in gelijke mate zullen dalen. Bij verschil in zetting zijn lokaal maatregelen (grondverzet / lokaal ophogen) nodig om de bovengrondse afvoer naar de retentiezones te herstellen.

Aandachtspunt is de daling van de retentiezones ten opzichte van de optredende grondwaterstanden. Daar waar de retentiezones net boven de hoogste grondwaterstanden liggen kan in de toekomst sprake zijn van een nattere situatie of afvoer van grondwater via de vertraagde afvoerconstructie naar de afvoersloot, dit laatste zal een aanpassing van de afvoerconstructie vergen.

5.9 Bodemkwaliteit

Bodem

De bodem van het bedrijventerrein Stichtsekant ligt op de bodem van de voormalige Zuiderzee. In de ondergrond komen voornamelijk pleistocene dekzanden voor die tijdens de laatste ijstijd (Weichselien) zijn afgezet als gevolg van verstuivingen en rivierafzettingen.

Na de laatste ijstijd is tijdens het Holoceen (ca. 10.000 jaar geleden) een pakket slappe klei-, zavel- en veenlagen op het pleistoceen zandpakket afgezet. Hierna ontstond een zoetwatermeer dat eerst 'Flevo' heette maar in de Romeinse tijd de naam 'Aelmere' kreeg.

Vanaf het begin van onze jaartelling veranderde het zoetwatermeer langzaam in de zoute 'Sudersee' waardoor lokale afzettingen nog steeds veel zout bevatten.

Na de aanleg van de afsluitdijk in 1932 veranderde de Zuiderzee in het zoete 'IJsselmeer'. In 1968 is de zuidelijke IJsselmeerpolder drooggevallen, waarmee de voormalige zeebodem een landbodem werd.

In 1974 is de eerste paal voor de bouw van Almere-Haven de grond in gegaan en vanaf dat moment is Almere ontwikkeld. Het bedrijventerrein Stichtsekant eerste fase is rond 2005 ontwikkeld.

De bodem bestaat uit slappe holocene klei-, zavel- en veenlagen op een pleistoceen zandpakket. In het zand en de oorspronkelijke zeebodem (klei) zijn historisch geen bodemverontreinigingen te verwachten (archeologische vindplaatsen uitgezonderd).

Op het bedrijventerrein Stichtsekant ligt het maaiveld gemiddeld op een hoogte van circa 2,7 m –NAP (in 2014). De komende jaren treedt er door allerlei processen bodemdaling op. Door rijping van de klei, oxidatie van veen en onttrekking van bodemvocht krimpt de bodem in. De prognose tot ca. 2050 is voor Almere een bodemdaling van gemiddeld 30-60 cm en plaatselijk meer dan 60 cm.

Bodemonderzoeken

Op het bedrijventerrein Stichtsekant zijn een aantal milieukundige bodemonderzoeken uitgevoerd. De resultaten van de bodemonderzoeken zijn uitgebreid beschreven in de desbetreffende rapportages.

Over het algemeen kan gesteld worden dat de bodem geen verontreinigingen bevat.

Incidenteel worden licht verhoogde concentraties van de generieke achtergrondwaarden in de grond en in het grondwater aangetroffen. Deze komen veelvuldig in Almere (net als in de rest van Nederland) voor en worden beschouwd als diffuse antropogene (door menselijk handelen veroorzaakte), dan wel natuurlijke achtergrondwaarden. Zij geven geen aanleiding tot nader onderzoek.

Bodemkwaliteitskaart

Op de functiekaart, behorende bij de Nota Bodembeheer van Almere is het bedrijventerrein Stichtsekant aangeduid met de functie 'Industrie'.

Uit de bodemkwaliteitskaart van Almere blijkt de kwaliteit van ontgraven (boven- en onder-)grond AW2000 te zijn. Dit komt overeen met de bodemkwaliteitsklasse 'Landbouw/ Natuur'.

Gecombineerd leveren de functie- en de kwaliteitskaart een toepassingskaart op die aangeeft dat de toepassingseis voor de toe te passen grond ook AW2000 is. Uitgesloten hiervan is het tracè en zijn de wegbermen van de Waterlandseweg.

Hergebruik van vrijkomende grond en/of zand uit het gebied zou idealiter zo veel mogelijk binnen het gebied plaats moeten vinden. Over de hergebruiks-mogelijkheden en voor nadere informatie over het Besluit bodemkwaliteit, de bodemkwaliteitskaart en het bodembeheerplan kan contact worden opgenomen met de Omgevingsdienst Flevoland, Gooi- & Vechtstreek (OFGV) te Lelystad.

Op grond van de Woningwet moet elke aanvraag voor een bouwvergunning vergezeld gaan van de resultaten van bodemonderzoek.

Door gebruik te maken van de bodemkwaliteitskaart als bewijsmiddel kan afgeweken worden van de eis voor een bodemonderzoek en op basis van de bodemkwaliteitskaart door de OFGV een geschiktheidsverklaring worden afgegeven.

Bij uitgifte van grond kan de bodemkwaliteitskaart een bodemonderzoek vervangen om de juridische aansprakelijkheid van eventueel aanwezige verontreinigde grond te regelen.

Ten aanzien van de geldigheid van bodemonderzoeken wordt door de gemeente Almere een termijn aangehouden van vijf jaar, tenzij een vermoeden bestaat van bodem-bedreigende activiteiten.

Besluit bodemkwaliteit

Het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) stelt regels voor het gebruik van steenachtige bouwstoffen, grond en baggerspecie die in contact kunnen komen met regenwater, grondwater of oppervlaktewater. Het gaat om onder meer asfalt, bitumineuze dakbedekkingen, baggerspecie, ophoogzand, grond, dakpannen, tegels, nieuwe bakstenen, heipalen, straatstenen, beton- en menggranulaat.

In sommige gevallen moet de gebruiker die een bouwstof gebruikt dit melden aan het bevoegd gezag.

Het bevoegde gezag beoordeelt de meldingen van eigenaren en opdrachtgevers van een werk over de toepassing van bouwstoffen. Ook ziet het bevoegd gezag toe op de naleving van het Besluit bodemkwaliteit.

Grondwater en kwel

De grondwaterstand in het plangebied wordt sterk beïnvloed door de regulatie van het oppervlaktewaterpeil. Door handhaving van vaste polderpeilen zijn de fluctuaties in de grondwaterstand gering.

Het gehele bedrijventerrein staat onder invloed van kwel, dat aan het maaiveld uittreedt. Voor een deel bestaat de kwel uit zogenoemd regionale kwel. Het betreft hier water dat elders in de bodem is geïnfiltreerd en ter hoogte van het plangebied naar boven komt. Als gevolg van de kweldruk van het grondwater zou in een ongereguleerde situatie het grondwater net boven of net onder het maaiveld staan.

Een ander deel van de kwel bestaat uit Gooimeerwater dat onder en door de dijk heen stroomt. Het merendeel van deze dijkkwel wordt opgevangen in de dijksloot langs de Gooimeerdijk.

Naar schatting bedraagt de lokale kwel circa 1.800 m³ per dag, de hoeveelheid kwelwater vanuit het Gooimeer wordt geschat op circa 600 m³ per dag. Door de continue aanvoer van kwelwater hoeft in droge perioden geen water van elders te worden aangevoerd.

Waterkwaliteit

Het kwelwater is relatief schoon.

Als gevolg van de grote invloed van kwel- en regenwater in het plangebied is de waterkwaliteit als goed te karakteriseren. Ditzelfde geldt voor de kwaliteit van het grondwater.

Gezien het landgebruik in het verleden (agrarisch) worden geen zware verontreiniging van de waterbodems verwacht. Mogelijk bezitten zij wel te hoge concentraties aan voedingsstoffen.

Grondwaterbeschermingsgebied

Het bedrijventerrein Stichtsekant ligt vanwege het op grote diepte voorkomende zoete grondwater in het grondwaterbeschermingsgebied 'Gedeelte Zuidelijk Flevoland'.

In Zuidelijk Flevoland is namelijk op grote diepte een strategische grondwatervoorraad van goede kwaliteit aanwezig. Deze watervoorraad is afgeschermd door een slecht doorlatende kleilaag, die zich in een groot gedeelte van Zuidelijk Flevoland bevindt. Voor de bescherming van de kwaliteit van het grondwater is het van belang dat de kleilaag intact blijft.

Op het bedrijventerrein Stichtsekant gelden daarom beperkingen voor diepere bodemverstoringen. Afhankelijk van de plaats gaat het om verstoringen dieper dan 17.00 respectievelijk 23.00 meter onder NAP.

Voor nadere informatie omtrent de boringsvrije zone in Flevoland kan contact opgenomen worden met de Omgevingsdienst Flevoland, Gooi- en Vechtstreek (OFGV) te Lelystad.

5.10 Archeologie en cultuurhistorie

Binnen het bestemmingsplangebied van Stichtsekant zijn geen historisch-geografische en (steden-)bouwkundige waarden bekend. Op dit moment is een historisch-geografische en (steden-)bouwkundige inventarisatie voor Stichtsekant niet voorhanden.

Archeologische waarden

Het archeologisch vooronderzoek is afgerond. Binnen het bestemmingsplangebied van Stichtsekant liggen 3 behoudenswaardige vindplaatsen uit de Steentijd. De vindplaatsen staan aangegeven op de Archeologische Beleidskaart van Almere en moeten in het nieuwe bestemmingsplan worden overgenomen op de plankaart. Alleen buitendijks geldt nog een onderzoeksplicht naar scheepswrakken.

In delen waar “behoudenswaardige archeologische vindplaatsen” zijn aangetoond, moet de bestemming worden gewijzigd in “Archeologie 2”. Aan deze bestemmingen is een aanlegvergunningenstelsel gekoppeld ter bescherming van de archeologische waarden. Toetsingskader is het vigerend AMZ-beleid.

Het is denkbaar dat er zich binnen het plangebied onder het maaiveld nog onbekende scheepswrakken bevinden. Men dient er dan ook rekening mee te houden dat scheepsresten aangetroffen kunnen worden bij het uitvoeren van grondwerkzaamheden. Een dergelijk aantreffen dient conform artikel 53 lid 1 van de Monumentenwet 1988 gemeld te worden aan de minister van OC en W (kan via de stadsarcheoloog van de gemeente) gemeld te worden. Ter voorkoming van verdere beschadiging dienen de werkzaamheden ter plaatste gestaakt te worden. Na vaststelling van de waarde en het belang van de aangetroffen resten, zal besloten worden welke maatregelen nodig zijn.

5.11 Radarverstoringsgebied

Radars voor militaire luchtvaart

Zoals bij de beschrijving van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening is aangegeven (zie Rijksbeleid, is op het plangebied het ruimtelijke regime van radars voor militaire luchtvaart van toepassing. Het plangebied valt niet in een radarverstoringsgebied waarin een maximale hoogte voor bouwwerken geldt. Het plangebied ligt wel in twee radarverstoringsgebieden (AOCS Nieuw Milligen en Soesterberg) waarbinnen maximale hoogten gelden voor de tippen van de wieken van windturbines. Voor het radarverstoringsgebied AOCS Nieuw Milligen geldt een maximale bouwhoogte van 118 meter t.o.v. NAP en voor radarverstoringsgebied Soesterberg geldt een maximale bouwhoogte van 128 meter t.o.v. NAP. Het onderhavige bestemmingsplan maakt de bouw van dergelijke windturbines niet mogelijk.

Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL)

De Luchtverkeersleiding Nederland (afgekort: LVNL) beheert technische installaties en systemen ten behoeve van de luchtverkeersbeveiliging. Een belangrijk deel hiervan betreft de apparatuur voor communicatie-, navigatie-, en surveillance infrastructuur (afgekort: CNS). CNS apparatuur wordt gebruikt om het radiocontact tussen de verkeersleiding en de piloten te onderhouden, navigatie in het naderingsgebied en en-route mogelijk te maken en de plaatsbepaling van vliegtuigen zeker te stellen.

LVNL is verplicht haar taken te verrichten overeenkomstig het bepaalde in Nederland verbindende verdragen (artikel 5.23, lid 7 Wet luchtvaart), zoals het verdrag van Chicago. Op basis van het verdrag van Chicago, dat Nederland heeft geratificeerd, is de International Civil Aviation Organisation (ICAO) opgericht. ICAO vaardigt internationale burgerluchtvaartcriteria uit die de Nederlandse Staat dient te implementeren. LVNL dient aldus te handelen conform ICAO.

Voor het veilig afwikkelen van vliegverkeer gelden rondom de technische systemen van LVNL maximaal toelaatbare hoogtes voor objecten: de zogenaamde toetsingsvlakken. In dit kader beoordeelt LVNL of de uitvoering van voorgenomen (bouw)plannen inderdaad van invloed zijn op de correcte werking van cns apparatuur. De afmetingen van de toetsingsvlakken is gebaseerd op berekeningsvoorschriften in de internationale burgerluchtvaartcriteria (ICAO EUR DOC 015).

In onderstaande afbeelding (Afbeelding 23) is het toetsingsvlak voor de VOR/DME Muiden opgenomen. Het toetsingsvlak kent een 600 meter vrije straal gemeten vanaf de basis van de antenne op maaiveldhoogte. Vanaf het 0 meter vlak loopt het toetsingsvlak trechtervormig omhoog tot een hoogte van 51,56 m(NAP) op een afstand van 3 km. Vanaf de straal van 3 km geldt een apart windturbinevlak met een toetsingshoogte vanaf 51,56m (NAP) tot een straal van 15 km gemeten vanaf de basis van de antenne. Dit deel van het toetsingsvlak (vanaf 3 km tot 15 km) is enkel van toepassing op windturbines.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1R04-vg01_0026.jpg"

Afbeelding 23: Hoogteradialen luchtvaartverkeer

Het plangebied valt gedeeltelijk in de 15 kilometer toetsingsvlak voor windturbines van de VOR/DME Muiden. Het voorliggend bestemmingsplan maakt alleen de bouw van kleinschalige windturbines mogelijk tot een hoogte van maximaal 5 meter vanaf peil. Bouwwerken en windturbines hoger dan 51,56 meter boven NAP zijn op basis van het voorliggend bestemmingsplan niet mogelijk.

Hoofdstuk 6 Implementatie

6.1 Planning en fasering

Stichtsekant wordt gefaseerd ontwikkeld en uitgegeven. Momenteel zijn fase 1A (logistiek) en 1B (gemengd-industrieel) in uitgifte. De business facilities krijgen een plaats in het 'landgoed'. In de komende periode vindt ontwikkeling plaats van noord naar zuid. De flexibele hoofdstructuur houdt keuzes tussen westelijke versus oostelijke ontwikkeling open.

Het plangebied fase 1 en het noordelijke gedeelte van fasen 2 en 3 van voorliggend bestemmingsplan, wordt naar verwachting in de komende tien jaar uitgegeven. Het overige gebied van Stichtsekant volgt daarna. Indien over enkele jaren naar voren komt dat er eerder uitgifte van dit gebied mogelijk is, kan dit terrein in de planontwikkeling worden opgenomen.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Voor Stichtsekant is een grondexploitatie opgesteld. Het uitgeefbaar gebied, de opbrengsten en de kosten van de grondexploitatie en de programmatische en kwalitatieve uitgangspunten van het Verkavelingsplan op Hoofdlijnen (2012) vormen de basis voor de grondexploitatie.

Het bestemmingsplangebied Stichtsekant Noord beslaat het noordelijk deel van Stichtsekant en heeft een totale uitgifte capaciteit circa 58 ha (55%). Van het totaal uitgeefbaar terrein is circa 56,1 ha bestemd voor bedrijven en 1,8 ha mede voor businessfacilities. Gezien de lange looptijd van de ontwikkeling van geheel Stichtsekant is er voor de eerste 10 jaar een exploitatiebegroting opgesteld (prijspeil 1 januari 2015).

Naast de realisatie van dit bedrijventerrein is er in de grondexploitatie rekening gehouden met de afronding van de volgende civieltechnische werkzaamheden: de aanleg van zandcunetten op de tracés van de toekomstige rijwegen, het bouwrijp maken, de inrichting van het openbaar gebied.

De grondexploitatie 2015 laat zien dat met de te verwachten inkomsten voor de gemeente de kosten kunnen worden gedekt voor de verwerving, bouwplanontwikkeling, rente, het bouwrijp maken, de inrichting van de openbare ruimte, de infrastructuur, de gronduitgifte en de bijbehorende plankosten. De gemeenteraad heeft de exploitatiebegroting Stichtsekant op 25 juni 2015 vastgesteld.

Op basis van een actuele behoefteraming naar de vraag van werklocaties kan worden geconstateerd dat het bestemmingsplan Stichtsekant Noord economisch uitvoerbaar is en dat het uitgeefbaar terrein naar verwachting binnen de bestemmingsplanperiode kan worden uitgegeven. In deze behoefteraming is een prognose opgesteld voor de vraag naar bedrijfsterreinen in de periodes 2015-2025 en 2025 -2040. Ook is de ruimtevraag van de verschillende bedrijfssectoren onderzocht, zoals handel en logistiek, productie en zakelijke diensten. Uit het onderzoek komt naar voren dat tweederde van de vraag naar bedrijventerreinen afkomstig zal zijn uit de sector handel, transport en logistiek. De vraag naar ruimte voor logistieke en gemengde bedrijvigheid is vervolgens afgezet tegen het beschikbare aanbod van bedrijfsterreinen voor deze bedrijvigheid. Hieruit komt naar voren dat er op basis van de prognose binnen de bestemmingsplanperiode voldoende vraag is naar het bedrijfsterrein binnen het plangebied van het bestemmingsplan Stichtsekant Noord.

In de onderstaande tabel is de behoefteraming bedrijfsterreinen, vraag en aanbod uitgeefbaar bedrijfsterrein voor bedrijven handel, transport en logistiek voor de periode 2015 - 2025 opgenomen.

Handel, transport en logistiek

  2015 - 2025  
Vraag   45 tot 101 ha.  
Aanbod
wv. bestemmingplan Stichtsekant Noord  
67 ha.
25 ha.  

Bestemmingsplan Stichtsekant Noord biedt ook ruimte aan bedrijven die zich willen vestigen op een gemengd bedrijventerrein. In totaal omvat het bestemmingsplan Stichtsekant Noord nog circa 18 ha gemengd bedrijventerrein (incl. facility point/gemengd).

In de periode 2015 – 2025 is er in Almere een vraag naar deze gemengde bedrijvigheid van 23 tot 42 ha. Het aanbod in Almere hiervoor is 32 ha, waarvan 18 ha op Stichtsekant Noord.

In de onderstaande tabel is de behoefteraming van bedrijfsterreinen, vraag en aanbod uitgeefbaar bedrijfsterrein voor gemengde bedrijvigheid, inclusief het facility point opgenomen.

Gemengd incl. facility point

  2015 - 2025  
Vraag   23 tot 42 ha.  
Aanbod
wv. bestemmingplan Stichtsekant Noord  
32 ha.
18 ha.  

Om recht te doen aan een organische ontwikkeling van het gebied zijn de gebieden voor bedrijven in handel, transport en logistiek, en gebieden voor overige gemengde bedrijvigheid flexibel in te vullen.

Op basis van deze gegevens kan worden geconstateerd dat het bestemmingsplan Stichtsekant Noord economisch uitvoerbaar is, dat het uitgeefbaar terrein naar verwachting binnen de bestemmingsplanperiode kan worden uitgegeven.

Het exploitatieplan

Op grond van artikel 6.12, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening stelt de gemeenteraad bij de vaststelling van (onder meer) een bestemmingsplan een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen, indien het kostenverhaal niet op een andere wijze is verzekerd.

Het moet gaan om een bouwplan, omdat de effectuering van het kostenverhaal op grond van het exploitatieplan altijd gekoppeld is aan de verlening van de bouwvergunning. In het Besluit ruimtelijke ordening is aangegeven wat onder een bouwplan moet worden verstaan (artikel 6.2.1, van het Besluit ruimtelijke ordening):

  • de bouw van een of meer woningen;
  • de bouw van een of meer hoofdgebouwen;
  • de uitbreiding van een hoofdgebouw met tenminste 1000m2 of met een of meer woningen;
  • de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits tenminste 10 woningen worden gerealiseerd;
  • de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor kantoor- of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1500 m2 bedraagt;'
  • de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1000 m2.


Op grond van artikel 6.12, tweede lid van de Wet ruimtelijke ordening kan worden afgezien van het vaststellen van een exploitatieplan indien:

  • a. het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of de vergunning begrepen gronden anderszins verzekerd is;
  • b. het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is, en
  • c. het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels, als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is,

of

bij algemene maatregel van bestuur aangegeven gevallen (artikel 6.2.1a van het Besluit ruimtelijke ordening):

  • d. het totaal der exploitatiebijdragen dat met toepassing van artikel 6.19 van de wet kan worden verhaald, minder bedraagt dan €10.000,-;
  • e. er geen verhaalbare kosten zijn als bedoeld in artikel 6.2.4, onderdelen b tot en met f Bro;
  • f. de verhaalbare kosten, bedoeld onder b., uitsluitend de aansluiting van een bouwperceel op de openbare ruimte of de aansluiting op nutsvoorzieningen betreffen.


Met het voorliggend bestemmingsplan is het niet noodzakelijk om een exploitatieplan vast te stellen. De gemeente is grotendeels eigenaar van de gronden in Stichtsekant. Bij nieuwe uitgifte worden de kosten van de grondexploitatie in de grondprijs verdisconteerd. Het verhaal van de kosten van de grondexploitatie is daarmee anderszins verzekerd. Er is geen noodzaak tot het opnemen van een tijdvak of fasering (als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, onder ten vierde, onderscheidenlijk onder ten vijfde, van de Wet ruimtelijke ordening), noch is het noodzakelijk om eisen, regels of een uitwerking van regels voor het bouwrijp maken te stellen (eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, van de Wet ruimtelijke ordening).

Voor de gronden van het plangebied die niet in eigendom van de gemeente zijn geen verhaalbare kosten aanwezig (voorzover het voorliggend bestemmingsplan een aangewezen bouwplan behelst als bedoeld in artikel 6.2.1. van het Besluit ruimtelijke ordening). Deze terreinen zijn al ingericht en de kosten daarvan zijn in het verleden bij de gronduitgifte verhaald.

Planschade

Het vaststellen van een bestemmingsplan is op grond van afdeling 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening een aangewezen handeling die in aanmerking kan komen voor een tegemoetkoming in de planschade. De inschatting is dat met het vaststellen van voorliggend bestemmingsplan niet of slechts beperkt tot een tegemoetkoming in de planschade leidt aangezien het voorliggend bestemmingsplan voornamelijk een voortzetting en een verruiming van het vigerend planologisch regime betreft.

6.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Inleiding: vooroverleg en inspraak

Onderdeel van de bestemmingsplanprocedure is het overleg ex artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het concept ontwerp bestemmingsplan Stichtsekant Noord is in de periode van 29 mei 2015 voor het overleg ex artikel 3.1.1. Bro toegestuurd aan betrokken instanties voor een reactie. Aan is gevraagd om binnen zes weken (tot uiterlijk 10 juli 2015) een vooroverlegreactie kenbaar te maken.

Gedurende deze periode is op 25 juni 2015 een informatiebijeenkomst georganiseerd voor de bedrijven op Stichtsekant en op 8 juli 2015 aan de camping Chamavi om het plan toe te lichten.

Uit de bijeenkomst bij de ondernemers is naar voren gekomen dat ondernemers kunnen instemmen met een globale eindbestemming. Daarbij hebben zij te kennen gegeven dat zij graag meer mogelijkheden willen om reclameobjecten te plaatsen. Naar aanleiding hiervan is het concept ontwerp aangepast om de maximum bouwhoogte voor losstaande reclameobjecten te verhogen van 6 meter naar een maximum bouwhoogte van 10 meter.

Tijdens de bijeenkomst met camping Chamavi zijn geen onderwerpen naar voren gekomen die aanleiding zijn tot aanpassing van het concept ontwerp bestemmingsplan.

Vooroverleg

Een concept van het ontwerp bestemmingsplan Stichtsekant Noord is voor het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening toegezonden aan de volgende instanties:

  • 4. Brandweer Flevoland;
  • 5. Flevolandschap;
  • 6. Gemeente Blaricum;
  • 7. Gemeente Huizen;
  • 8. Gemeente Zeewolde;
  • 9. Gewest Gooi & Vechtstreek;
  • 10. Provincie Flevoland;
  • 11. Kamer van Koophandel;
  • 12. KPN;
  • 13. Liander;
  • 14. Luchtverkeersleiding Nederland (LNVL);
  • 15. Ministerie van Infrastructuur en Milieu;
  • 16. Ministerie van Economische zaken;
  • 17. Gasunie;
  • 18. Natuur en Milieu;
  • 19. Provincie Noord-Holland;
  • 20. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed;
  • 21. Staatsbosbeheer;
  • 22. Tennet;
  • 23. Vereniging Bedrijfskring Almere;
  • 24. Vitens;
  • 25. Vogel- en natuurwacht Zuid-Flevoland;
  • 26. Waterschap Zuiderzeeland;
  • 27. Politie Flevoland.

Het waterschap Zuiderzeeland en de Brandweer Flevoland hebben een reactie ingediend. Hieronder worden deze reacties samengevat en beantwoord. De instanties genoemd onder nr. 16 en nr. 15 hebben per mail laten weten geen opmerkingen te hebben. Van de overige instanties zijn geen reacties ontvangen.

De reactie van de Brandweer Flevoland is door ons ontvangen op 25 juni 2015 en die van het Waterschap Zuiderzeeland op 16 juli 2015. Deze reacties zijn als bijlage 13 vooroverlegreactie Brandweer Flevoland) en 14 vooroverlegreactie Waterschap Zuiderzeeland opgenomen bij deze toelichting. De reacties staan hieronder samengevat weergegeven. Daaronder staat (in cursief) de reactie van de gemeente.

Samenvatting reactie Brandweer Flevoland:

Beperking van de omvang

De rijksweg met het Basisnet is een gegeven waar de risico ontvanger zich op aan dient te passen. Aan de wettelijke vereiste (PR, PAG) is voldaan. Nadere ruimtelijke maatregelen om het risico te beperken zou kunnen zijn het vergroten van de afstand tot de bron. Anderzijds kunnen er op gebouwniveau slimme maatregelen getroffen worden (zie richtlijn ontwerpregels Almere).

Zelfredzaamheid

Om bij een incident zelfredzaam te zijn moeten burger op de hoogte zijn van risico's in hun omgeving en een idee hebben wat ze kunnen doen ten tijde van een incident. Veiligheidsregio en gemeente verzorgen vooraf de risicocommunicatie.

Bij een zwaar ongeval met gevaarlijke stoffen verzorgen de veiligheidsregio met de gemeente de alarmering en crisiscommunicatie, via WAS-sirenes, omroepinstallaties, publieke omroepen (radio, televisie, internet) en beschikbare netwerken (telefoonnetwerken, NL Alert).

In het plangebied zijn voldoende mogelijkheden om zowel per voertuig of te voet van de bron af uit het effectgebied te vluchten. Afhankelijk van de plek van het incident en de windrichting via de hoofdontsluiting, via het bos of via de Stichtse brug.

Bestrijdbaarheid

Het plangebied is voldoende bereikbaar door de brede toegangsweg en de alternatieven via het bos en de Stichtsebrug (Handreiking bereikbaarheid).

Het plan voorziet in zowel primaire (brandkranen) als secondaire (open water) bluswater (Handreiking bluswater).

Reactie gemeente:

Er zijn op (gebiedsniveau) voldoende mogelijkheden om het plangebied van meerdere zijden te bereiken en tevens voldoende mogelijkheden om het plangebied te ontvluchten. De bestrijdbaarheid is in orde. Daarom worden geen ruimtelijke maatregelen in dit bestemmingsplan getroffen om de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid te verhogen.

Het advies om de omvang van de risico's te beperken middels nadere maatregelen zoals het vergroten van de afstand tot de risicobron, wordt niet opgevolgd. Zie de motivatie onder punt 4 van dit document. Gelet op de geringe hoogte van het toekomstige groepsrisico wordt geen grotere afstand aangehouden. Het effect hiervan op de aantal potentiële dodelijke slachtoffers (en hiermee samenhangend het aantal gewonden en de materiële schade) is beperkt, en de financiële gevolgen (in termen van niet uitgeefbaar bedrijventerrein) zijn groot.

Het advies om de omvang van de risico's te beperken door op gebouwniveau 'slimme maatregelen' te treffen, wordt opgevolgd. De gemeente interpreteert dit als het treffen van 'slimme ontwerpmaatregelen' op kavel- en/of gebouwniveau, met als gevolg een hogere veiligheid van personen in en buiten gebouwen en een beperking van de omvang van een eventuele ramp (in termen van aantal gewonden en de materiële schade) en grotere mogelijkheden voor hulpverlening, bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid bij een eventuele ramp. Het treffen van deze ruimtelijke maatregel wordt vanwege de effectiviteit, wel begrensd tot een afstand van ca. 200 m vanaf de Waterlandseweg en A27.

In voorliggend bestemmingsplan is besloten om een bevoegdheid om nadere eisen te stellen voor wat betreft de situering en de inrichting voor nieuw te vestigen bedrijven. Hierbij is een adviesverplichting opgenomen voor de Brandweer Flevoland. Deze bepaling is opgenomen in artikel 3.3 Nadere eisen. In paragrafen 3.1.1 Bedrijventerrein en 5.4 Externe veiligheid met bijbehorende bijlage 9 Verantwoordingsplicht groepsrisico Stichtsekant wordt deze regeling nader toegelicht.

Samenvatting reactie Waterschap Zuiderzeeland

Waterschap Zuiderzeeland

Kort samengevat komt de reactie erop neer dat de het voorliggend bestemmingsplan in nauw overleg met het waterschap is totstand gekomen waarbij als uitgangspunt geldt het Waterstructuurplan bedrijventerrein Stichtsekant uit 2013 en de concrete invulling hiervan zoals opgenomen in de Memo wijzigingen ten opzichte van het Waterstructuurplan. Gekozen is echter tevens voor een algemene globale bestemming van het terrein waarin de waterstructuren niet zijn vastgelegd maar nog flexibel kunnen worden aangepast afhankelijk van concrete initiatieven. Om deze reden doet het waterschap het verzoek om nader betrokken te blijven bij de verdere vorming/uitwerking van Stichtsekant.

Reactie gemeente:

Hiervan wordt kennisgenomen en de toezegging gedaan dat bij de verdere uitwerking in het gebied Stichtsekant het Waterschap wordt betrokken

Raadsconsultatie

Het college heeft op 3 november 2015 ingestemd met voorliggend ontwerp bestemmingsplan. Hierbij heeft het college tevens besloten om het plan ter consultatie aan de raad voor te leggen, en over te gaan tot ter inzage legging van het bestemmingsplan indien uit de consultatie van de raad het plan niet of slechts op ondergeschikte punten moet worden gewijzigd.

Dat het ontwerp bestemmingsplan ter consultatie aan de raad wordt voorgelegd is vastgelegd in het Proces bestemmingsplannen en beheersverordeningen (vastgesteld door het college op 24 juni 2015). Hierin is bepaald dat herzieningen van bestemmingsplannen voor o.a. bedrijventerreinen ter consultatie aan de raad worden voorgelegd, alvorens het plan ter inzage komt te liggen.

Voorliggend ontwerp bestemmingsplan is in de raad ter consultatie besproken op 26 november en 3 december 2015. Hierbij is de motie van de PvdA 'Geen dubbele kosten door dubbele verkeerswegen in Stichtsekant' (kenmerk: RG-316/2015) aanvaard. Deze motie heeft tot doel om de ruimtereservering in het bestemmingsplan voor vrijliggende busbanen te verwijderen, aangezien de raad reeds eerder heeft besloten (in 2009 en 2012) om voor de financiering daarvan geen bedragen op te nemen in de grondexploitatie.

Het voorliggend bestemmingsplan is naar aanleiding van de consultatie als volgt aangepast:

Het woord 'busbanen' in de bestemming Verkeer (artikel 4 van de regels) is komen te vervallen. Tevens is de wijzigingsbevoegdheid voor een te realiseren ongelijkvloerse kruising bij de aansluiting van de Waterlandseweg, indien dit noodzakelijk blijkt bij de aanleg van een vrije openbaar-vervoerbaan vervallen. Deze bevoegdheid was opgenomen in de bestemming Groen en Water (resp. artikelen 4 en 5 van de regels).

Op de verbeelding (plankaart) is de gebiedsaanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied' verwijderd. Deze wijzigingsbevoegdheid is gelegenten westen van de Nederstichtselaan

Naar aanleiding van een opmerking van een raadslid is voorts de maximum bouwhoogte van vlaggenmasten verhoogd en gelijkgesteld met de maximum bouwhoogte van vrijstaande reclameobjecten (nml. maximaal 10m hoog).

De toelichting is naar aanleiding van deze punten aangepast.

Bovenvermelde aanpassingen op de regels, de verbeelding en de toelichting betreffen wijzigingen op ondergeschikte punten van het ontwerp bestemmingsplan. Hiermee is voldaan aan de voorwaarde van het collegebesluit dat het plan ter inzage kan worden gelegd als het plan niet of slechts op ondergeschikte punten moet worden gewijzigd naar aanleiding van de consultatie.

Zienswijzen

Voorliggend bestemmingsplan heeft in het kader van de wettelijke voorbereidingsprocedure als opgenomen in artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening in samenhang met afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht ter inzage gelegen van maandag 14 december 2015 tot en met maandag 25 januari 2016. Gedurende deze termijn zijn geen zienswijzen tegen het ontwerp bestemmingsplan ingediend.

Gewijzigd vaststellen

Aan de raad is voorgelegd om het plan gewijzigd ten opzichte van het ontwerp vast te stellen. De wijzigingen betreffen voorgestelde ambtelijke aanpassingen en hebben betrekking op technische aanpassingen van de regels voor betere leesbaarheid en het herstellen van een omissie in de regels en het laten aansluiten op (recent) vasgesteld beleid zoals het nieuwe Archeologiebeleid 2016, de nota Energie Werkt! (het toevoegen van de regeling voor kleinschalige windmolens als opgenomen in 'Werklijn 3 Wind') en het reclamebeleid zoals verwoord in de Welstandsnota. In het raadsvoorstel (RV-20/2016) is een overzicht opgenomen van de voorgestelde ambtelijke aanpassingen.

De raad heeft het bestemmingsplan inclusief deze wijzigingen op 19 mei 2016 vastgesteld.

Bijlagen

Bijlage 1 Spelregelkaart Stichtsekant 2015

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1R04-vg01_0027.jpg"

Bijlage 3 Beleidskader

Hoofdstuk 1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van het Rijk is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. Ze schetst de ontwikkelingen en ambities voor Nederland in 2040. Ingezet wordt op het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Het Rijk kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen en laat meer over aan gemeenten en provincies. Deze nationale belangen zijn:

  • 1. Een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren;
  • 2. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie;
  • 3. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
  • 4. Efficiënt gebruik van de ondergrond;
  • 5. Een robuust hoofdnetwerk van wegen, spoorwegen en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen;
  • 6. Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem;
  • 7. Het instandhouden van het hoofdnetwerk van wegen, spoorwegen en vaarwegen om het functioneren van de mobiliteitssysteem te waarborgen;
  • 8. Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
  • 9. Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her) ontwikkeling;
  • 10. Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
  • 11. Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten;
  • 12. Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten;
  • 13. Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele plannen.

Daarnaast blijft het Rijk betrokken bij gebiedsontwikkelingen van nationaal belang, waaronder Schaalsprong Almere, de Zuidas en Rotterdam-Zuid. In de SVIR is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Het doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Het Rijk wil met de introductie van de ladder vraaggerichte programmering bevorderen. De ladder beoogt een zorgvuldige en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. De ladder is als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

Op grond van artikel 3.1.6 lid 2 Bro moet de toelichting bij een bestemmingsplan, dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • indien uit de beschrijving blijkt dat er sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • indien uit de beschrijving blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Toepassing van de ladder voor duurzame verstedelijking is verplicht voor bestemmingsplannen die nieuwe stedelijke ontwikkelingen, gebaseerd op een regionale behoefte, mogelijk moeten maken. Daarnaast kan de ladder een handig hulpmiddel zijn voor alle vragen waar een zorgvuldige ruimtelijke inpassing van stedelijke ontwikkelingen aan de orde is of waar zorgvuldig ruimtegebruik nagestreefd wordt.

De ontwikkeling van bedrijvenpark Stichtsekant is in 2001 in gang gezet (Ontwikkelingsplan Almere Stichsekant) en werd verankerd in de vigerende bestemmingsplannen Bedrijvenpark Stichtsekant (2005) en Entreecluster Bedrijvenpark Stichtsekant Entreecluster (2008). Het bestaande planologisch regime maakt een bedrijventerrein mogelijk. Dit regime wordt in het voorliggend plan voortgezet. Binnen het plangebied zijn geen nieuwe nieuwbouwlocaties opgenomen ten opzichte van het bestemmingsplan uit 2005. Het voorliggende bestemmingsplan biedt vooral flexibiliteit bij de invulling van bestaande stedelijke ontwikkelingen. Hiermee wordt een optimale benutting van de ruimte in het bestaande stedelijk gebied nagestreefd.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de nationale belangen in de SVIR.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2012)

In de SVIR is aangegeven dat voor een aantal onderwerpen algemene regels door het Rijk moeten worden gesteld. Deze regels zijn concreet normstellend bedoeld en worden geacht direct of indirect (door tussenkomst van de provincie) door te werken in de ruimtelijke besluitvorming van provincies en gemeenten. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is deze algemene maatregel van bestuur waarin de nationale belangen uit de SVIR juridisch zijn geborgd. De ministeriële regeling die bij het Barro hoort (Regeling algemene regels ruimtelijke ordening) is gelijk met het Barro in werking getreden.

De onderwerpen waar het Rijk in het Barro ruimte voor vraagt zijn:

  • Mainportontwikkeling Rotterdam
  • Bescherming van de waterveiligheid in het Kustfundament
  • Bescherming van de waterveiligheid in en rond de grote rivieren
  • Bescherming en behoud van de Waddenzee en waddengebied
  • Bescherming en behoud van erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde
  • Uitoefening van defensietaken

Op 1 oktober 2012 is het Barro aangevuld met de ruimtevraag voor de volgende onderwerpen (Barro, eerste aanvulling):

  • Veiligheid rond rijksvaarwegen
  • Toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet
  • Elektriciteitsvoorziening
  • Ecologische hoofdstructuur
  • Bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament
  • Verstedelijking in het IJsselmeer
  • Toekomstige rivierverruiming van de Maastakken

De wijziging van het Barro ging vergezeld van een wijziging van de Rarro. Ook deze wijziging trad op 1 oktober 2012 in werking. De Rarro bevat een uitwerking van het al eerder in het Barro gepubliceerde ruimtelijke regime rond radars voor militaire luchtvaart.

Op het plangebied is alleen het ruimtelijke regime van radars voor militaire luchtvaart van toepassing. Het voorheen geldende regime is aangepast op basis van nieuwe technische inzichten en ontwikkelingen op het gebied van radarverstoring. Er wordt onderscheid gemaakt tussen bouwwerken in het algemeen en windturbines. Het regime geldt niet voor bestaande bouwwerken en windturbines. Voor windturbines gelden ruimere radarverstoringsgebieden dan voor overige bouwwerken. Het plangebied valt niet in een radarverstoringsgebied waarin een maximale hoogte voor bouwwerken geldt. Het plangebied ligt wel in twee radarverstoringsgebieden (AOCS Nieuw Milligen en Soesterberg) waarbinnen maximale hoogten gelden voor de tippen van de wieken van windturbines. Voor het radarverstoringsgebied AOCS Nieuw Milligen geldt een maximale bouwhoogte van 118 meter t.o.v. NAP en voor radarverstoringsgebied Soesterberg geldt een maximale bouwhoogte van 128 meter t.o.v. NAP. Het onderhavige bestemmingsplan maakt de bouw van dergelijke windturbines niet mogelijk.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Barro en Rarro.

Naast de primaire radars is er apparatuur die de luchtverkeersleiding en de luchtvaartnavigatie ondersteunen, zoals secundaire radars, bakens en landingsinstrumenten. In de omgeving van deze apparatuur gelden bouwbeperkingen. Deze apparatuur en de bouwbeperkingen zijn geen onderdeel van de regeling voor primaire radars in het Barro en Rarro. In paragraaf 5.11 Radarverstoringsgebied wordt ingegaan op het radarverstoringsgebied voor burgerluchtverkeer

Structuurvisie Windenergie op Land (2014)

Op 28 maart 2014 heeft de Ministerraad de Structuurvisie Windenergie op land (SvWOL) vastgesteld. Daarmee is het beleid van kracht geworden om ruimte te bieden voor grootschalige windparken om de doorgroei naar ten minste 6.000 megawatt (MW) windenergie op land in 2020 te realiseren. Het voornemen om een structuurvisie voor Windenergie op land op te stellen is aangekondigd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012). De belangrijkste reden voor het ontwikkelen van de SvWOL is de wens van het kabinet om grootschalig windenergievermogen te concentreren in de daarvoor meest geschikte gebieden. Op die manier kan de landschappelijke versnippering en verstoring worden beperkt. Bovendien zal het aanwijzen van gebieden voor grootschalige windenergie in een structuurvisie de procedure voor realisatie van grote projecten versnellen.

Naast grootschalige windparken zijn ook kleinschalige initiatieven (kleiner dan 100 MW) noodzakelijk om de 6.000 MW windenergie op land in 2020 te halen. De ministers van Infrastructuur en Milieu en van Economische Zaken hebben met de provincies afspraken gemaakt over de realisatie van 6.000 MW in 2020, die deel uitmaken van de Structuurvisie.

In de Structuurvisie Windenergie op land zijn 11 gebieden in Nederland aangewezen waar grootschalige opwekking van windenergie (meer dan 100 MW) mogelijk is. Hiermee biedt de SvWOL het ruimtelijk kader voor deze grootschalige windprojecten, waarop de rijkscoördinatieregeling (RCR) van rechtswege van toepassing is

De gebieden zijn in overleg met de provincies aangewezen.

In onderstaande afbeelding (Afbeelding I) zijn de gebieden in Flevoland aangewezen die in aanmerking komen voor grootschalige windenergie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1R04-vg01_0028.jpg"

Afbeelding i Aangewezen gebieden voor grootschalige opwekking van windenergie. (Bron: Structuurvisie Windenergie op land, uitgave Minsterie IenM en EZ, maart 2015, pagina 15).

Het gebied Stichtsekant valt in een gebied dat in de Structuurvisie Windenergie op Land (SvWOL) is aangewezen voor grootschalige opwekking windenergie. In het bestemmingsplan zijn geen grote windturbines opgenomen. Het maakt geen grootschalige opwekking van windenergie mogelijk.

Europese Kaderrichtlijn Water (2000)

De Europese Kaderrichtlijn Water is vastgesteld in 2000. De kaderrichtlijn heeft als doelstellingen:

  • een goede ecologische toestand van de oppervlaktewateren (zoete, kust- en overgangswateren);
  • het tot nul terugbrengen van de lozing van gevaarlijke stoffen;
  • een goede toestand van het grondwater;
  • een duurzaam gebruik van water;
  • afzwakking van de negatieve gevolgen van overstromingen en perioden van droogte.

Sinds 1 november 2003 is er een wettelijke verplichting om een watertoets uit te voeren bij ruimtelijke plannen, waaronder bestemmingsplannen. Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet inzichtelijk worden gemaakt wat de gevolgen zijn van een ruimtelijke ontwikkeling voor het waterbeheerssysteem en op welke wijze de ruimtelijke ontwikkeling en het waterbeheer op elkaar worden afgestemd.

Het aspect water wordt in dit bestemmingsplan uitvoerig behandeld. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Kaderrichtlijn Water.

Het Nationaal Bestuursakkoord Water (2008)

Dit akkoord is op 25 juni 2008 onder andere in verband met de implementatie van de Europese Kaderrichtlijn Water geactualiseerd. Met de actualisatie van het NBW onderstrepen de betrokken partijen, rijk, provincies, gemeenten en waterschappen nogmaals het belang van samenwerking om het water duurzaam en klimaatbestendig te beheren. In het akkoord staat onder meer hoe met klimaatveranderingen, de stedelijke wateropgave en de ontwikkelingen in woningbouw en infrastructuur moet worden omgegaan. Ook is er meer aandacht voor het realiseren van schoon en ecologisch gezond water.
Het NBW heeft tot doel om in de periode tot 2015 het watersysteem in Nederland op orde te brengen en te houden en te anticiperen op klimaatverandering. Het gaat hierbij om de verwachte zeespiegelstijging, bodemdaling en klimaatverandering. Nederland krijgt hierdoor steeds meer te maken met extreem natte en extreem droge periodes.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Nationaal Bestuursakkoord Water.

Nationaal Waterplan 2009-2015 (2009)

Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van het wetsvoorstel Waterwet. Het Nationaal Waterplan is op 22 december 2009 in de Ministerraad vastgesteld en beschrijft de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. Belangrijke onderdelen van het Nationaal Waterplan zijn het nieuwe beleid op het gebied van waterveiligheid, het beleid voor het IJsselmeergebied, het Noordzeebeleid en de Stroomgebiedbeheerplannen op grond van de Kaderrichtlijn Water.

Bij de ontwikkeling van locaties in de stad wordt ernaar gestreefd dat de hoeveelheid groen en water per saldo toeneemt. Dit moet stedelijk gebied aantrekkelijk en leefbaar maken en houden. Bij de aanpak van de stedelijke wateropgave wordt rekening gehouden met verdergaande verstedelijking en klimaatverandering en zoveel mogelijk aangesloten bij de dynamiek van de stad. De combinatie van water en groen biedt volop kansen om het stedelijk watersysteem robuuster en klimaatbestendiger te maken. Het beleid van de bovenstaande nota is doorvertaald naar het beleid van het waterschap, de waterbeheerder van het gebied.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Nationaal Waterplan. Grote waterpartijen worden bestemd voor water en waterberging.

Rijksbeleid en - wetgeving archeologische monumentenzorg

Het nationaal beleid voor de archeologische monumentenzorg staat in het teken van het behoud en beheer van het erfgoed. Op gelijke voet staat het streven naar herkenbaarheid van het archeologisch erfgoed voor het publiek door het te gebruiken als inspiratiebron voor de ruimtelijke inrichting van Nederland. Dit beleid geldt voor alle cultuurhistorische waarden, dat wil zeggen voor zowel archeologische, historisch-geografische als bouwkundige waarden.

Het beginpunt van dit beleid is gelegen in de Nota Belvedère uit 1999. In deze nota geeft het Rijk te kennen dat de cultuurhistorische identiteit van gebieden sterker richtinggevend moet worden voor de ruimtelijke inrichting. Het Rijk streeft naar het ontwikkelingsgericht inzetten van bestaande cultuurhistorische kwaliteiten, waarbij vervlechting van cultuurhistorie in het ruimtelijke ordeningsbeleid uitgangspunt vormt.

Het beleid is onder meer geworteld in de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz). Via de Wamz is het Verdrag van Malta geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving. Daartoe zijn behalve de Monumentenwet 1988 ook de Woningwet, de wet Milieubeheer en de Ontgrondingenwet gewijzigd. Het beleid is daarnaast geworteld in de Nota Belvedère uit 1999 en de Notitie 'Kunst van leven' hoofdlijnen Cultuurbeleid uit 2007. In 2008 is de Monumentenwet 1988 opnieuw gewijzigd waardoor onder andere de rol van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE) in het adviestraject voor vergunningverlening is beperkt. In 2007 is het Project Modernisering Monumentenstelsel (MoMo) van start gegaan. Doel hiervan is onder meer een integrale modernisering van de Monumentenwet 1988. Sinds december 2008 heeft de minister van OC en W drie beleidstukken uitgebracht: De discussienotitie 'Een lust geen last' (2008), de Beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg (eind 2009) en de Visie Cultureel Erfgoed 'Kiezen voor karakter' (juni 2011).

Als consequentie van de Beleidsbrief is de Monumentenwet 1988 gewijzigd. Per 1 januari 2012 is de 50-jaren termijn voor wettelijk beschermde monumenten uit de wet gehaald. Ook is op 1 januari 2012 een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Op grond van artikel 3.1.6 Bro moeten naast archeologische waarden nu ook bovengrondse cultuurhistorische waarden bij de vaststelling van het bestemmingsplan worden meegewogen.

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is voor het onderwerp 'cultureel erfgoed' aangegeven dat het Rijk verantwoordelijk blijft voor cultureel en natuurlijk UNESCO Werelderfgoed (inclusief voorlopige lijst), kenmerkende stads- en dorpsgezichten, rijksmonumenten en het maritieme erfgoed. Het beleid ten aanzien van het landschap is geen rijksverantwoordelijkheid meer, maar laat zij over aan de provincies.

Nota Belvedère (1999)

In de Nota Belvedère (juli 1999) geeft het Rijk te kennen dat de cultuurhistorische identiteit van gebieden sterker richtinggevend moet worden voor de ruimtelijke inrichting. Het Rijk streeft naar ontwikkelingsgericht inzetten van bestaande cultuurhistorische kwaliteiten, waarbij vervlechting van cultuurhistorie in het ruimtelijke ordeningsbeleid uitgangspunt vormt. In de ruimtelijke inrichting dienen de cultuurhistorische waarden niet alleen herkenbaar te blijven, maar ook te worden versterkt. De doelstellingen zijn:

  • I. het erkennen en herkenbaar houden van cultuurhistorische identiteit;
  • II. het versterken en benutten van de kwaliteit van cultuurhistorisch waardevolle gebieden;
  • III. het scheppen van voorwaarden voor initiatieven van derden;
  • IV. het verspreiden van kennis, het toegankelijk maken en het stimuleren van inspiratie voor inrichting en ontwerp;
  • V. het verbeteren van de samenwerking tussen overheden en derden;
  • VI. het beter gebruik maken van bestaand instrumentarium.


Wet op de Archeologische Monumentenzorg

Op 1 september 2007 is de Monumentenwet 1988 (herziening 2007) van kracht geworden. Uitgangspunten van de wet zijn onder meer:

  • behoud in situ van waardevolle archeologische resten;
  • de verstoorder betaalt;
  • vooronderzoek, zo ver mogelijk voorafgaande aan de planontwikkelingen;
  • het is in de ruimtelijke ordening (bestemmingsplannen) verplicht om rekening te houden met (mogelijke) archeologische waarden;
  • gemeenten worden verantwoordelijk voor de archeologie en de archeologische monumentenzorg;
  • liberalisering van de opgravingsmarkt.

Nota "Kunst van Leven"

De notitie 'Kunst van Leven, hoofdlijnen cultuurbeleid' (juli 2007) is de agenda voor het cultuurbeleid in de komende jaren. Het kabinetsbeleid is in deze notitie uitgewerkt langs de thema's excellentie, innovatie en e-cultuur, participatie, mooier Nederland en een sterke cultuursector.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het rijksbeleid en de - wetgeving voor archeologische waarden.

Hoofdstuk 2 Provinciaal en regionaal beleid

Omgevingsplan Flevoland 2006

In het Omgevingsplan Flevoland 2006 (Omgevingsplan) is het integrale omgevingsbeleid van de provincie Flevoland voor de periode 2006-2015 neergelegd, met een doorkijk naar 2030. Het Omgevingsplan is een samenbundeling van de vier wettelijke plannen op provinciaal niveau: Streekplan (onder de Wet ruimtelijke ordening nu een Structuurvisie), Milieubeleidsplan, Waterhuishoudingsplan en Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan. Het Omgevingsplan bevat tevens de hoofdlijnen van het economische, sociale en culturele beleid.

Stichtsekant valt in het Omgevingsplan binnen de gebiedsaanduiding 'stedelijk gebied (tot 2015)'. Ook in de Ontwikkelingsvisie 2030 in het Omgevingsplan is het gebied aangeduid als stedelijk gebied. Het stedelijk gebied omvat zowel huidig en toekomstig bebouwd als onbebouwd gebied en biedt voldoende ruimte aan woongebieden, werklocaties, infrastructuur, (recreatieve) voorzieningen, water, groengebieden en ecologische verbindingen. Het doel van het verstedelijkingsbeleid is de ontwikkeling van vitale steden en dorpen en gericht op behoud en versterking van de kwaliteit van de fysieke omgeving via efficiënt ruimtegebruik, kwaliteitsverbetering en herstructurering van het stedelijk gebied.

Het provinciale bundelingsbeleid is gebaseerd op een aantal algemene uitgangspunten, waaronder:

  • De specifieke ruimtelijke kenmerken van steden en dorpen worden benut door behoud en versterking van de kwaliteit van die kenmerken.
  • De omvang van nieuwe ruimte voor wonen, werken en voorzieningen moet in verhouding staan tot de grootte van de kern en de positie ervan in de stedelijke en groen-blauwe hoofdstructuur.

De uitgangspunten zijn vertaald in stedelijke profielen. Van de gemeenten wordt verwacht dat zij het provinciale bundelingsbeleid vertalen in lokaal beleid en in concrete (ruimtelijke) plannen. De gemeenten dienen bij de uitwerking van het bundelingsbeleid een evenwichtige ontwikkeling van het stedelijk gebied mogelijk te maken, waarbij tijdig voldoende ruimte voor wonen, bedrijven, voorzieningen en overige stedelijke functies wordt geboden. Daarbij dient optimaal gebruik te worden gemaakt van het bestaande bebouwd gebied.

Volgens het stedelijk profiel van Almere is de stedenbouwkundige ontwikkeling binnen Almere in hoofdzaak een gemeentelijke aangelegenheid. De provincie rekent het tot haar taak te zorgen voor een goede regionale inbedding van de groei van Almere in al haar facetten, zowel in Flevoland zelf als op bovenregionaal niveau. Meerzijdige ontwikkeling blijft het uitgangspunt en is ook noodzakelijk voor de voorziene opvangtaak van Almere.

De provincie wil bij de ontwikkeling van bedrijvigheid rekening houden met de karakteristieken van de individuele gemeenten en tot maatwerk komen. Daarom is met de gemeenten afgesproken dat ze een Gemeentelijke Visie op het Vestigingsbeleid (GVV) opstellen. Een GVV is een strategische visie op werklocaties, waarin voor bestaande en toekomstige werklocaties het beoogde locatietype is opgenomen. Per werklocatie wordt een profiel geschetst van de typen bedrijvigheid die er gevestigd kunnen worden en hoe de toetsingscriteria per locatietype zijn uitgewerkt. Een GVV, waarvan Gedeputeerde Staten hebben geconstateerd dat deze voldoet aan het provinciale beleid, is in beginsel bepalend voor het onderdeel locatiebeleid bij de beoordeling van gemeentelijke ruimtelijke plannen.

In het archeologiebeleid, vastgelegd in het Provinciaal Omgevingsplan, maakt de provincie een onderscheid in Provinciaal Archeologische Kerngebieden en Provinciaal Aardkundige Kerngebieden (PArK'en), archeologische aandachtsgebieden en de Top-10 archeologische locaties. Deze acht de provincie van provinciaal belang. In een PArK richt de provincie zich actief op het behoud van de archeologische waarden in hun eigentijdse landschappelijke omgeving. De provincie wil voor het Eemstroomgebied verkennen of er aanleiding is om delen aan te wijzen als PArK.

Archeologische aandachtsgebieden zijn gebieden met een relatief hoge dichtheid aan goed geconserveerde archeologische waarden. De inzet beperkt zich tot het opsporen en het planologisch beschermen, dan wel - indien niet anders mogelijk - opgraven van individuele archeologische waarden. Terreinen die op de landelijke Archeologische MonumentenKaart (AMK) staan vallen onder de aandachtsgebieden, met dien verstande dat ze in principe altijd planologische bescherming moeten krijgen. De Top-10 vertegenwoordigt een dwarsdoorsnede van de Flevolandse archeologie. De provincie vindt het van wezenlijk belang dat de Top-10 locaties behouden blijven. In de bescherming en instandhouding van individuele archeologische locaties geeft de provincie voorrang aan de Top-10 locaties.

In het Omgevingsplan 2006 is het binnendijkse grondgebied van Almere opgenomen als archeologisch aandachtsgebied. Archeologische aandachtsgebieden zijn gebieden met een relatief hoge dichtheid aan goed geconserveerde archeologische waarden. Zij omvatten delen van de prehistorische stroomgebieden van de Vecht, IJssel en Eem, waarin onder andere nederzettingen van de Swifterbantcultuur liggen. De inzet in archeologische aandachtsgebieden beperkt zich tot het opsporen en het planologisch beschermen, dan wel - indien niet anders mogelijk - opgraven van individuele archeologische waarden. Een strook dwars door Almere Hout en de vindplaatsen Zenit 1 en Zenit 2 in Almere Buiten behoren tot de Top 10 archeologische locaties van de provincie. In uitwerkingsgebieden is de kennis van de aanwezige waarden beperkt.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Omgevingsplan.

Nota Archeologiebeleid (2001)

Het beleid voor de archeologische monumentenzorg van de provincie Flevoland sluit op hoofdlijnen aan op het nationaal beleid voor de archeologische monumentenzorg. In de Nota Archeologiebeleid stelt de provincie dat in het rijksbeleid het accent te veel ligt op het behoud. De provincie wil meer aandacht voor archeologie als ruimtelijke kwaliteit en het gebruik ervan als een bouwsteen voor de inrichting van de ruimte.

Partiële herzieningen Omgevingsplan Flevoland (2008)

In het kader van de komst van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 is het Omgevingsplan op onderdelen herzien. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om de juridische doorwerking van het Omgevingsplan na inwerking treden van de Wro. Een tweede herziening van het Omgevingsplan heeft betrekking op de waterhuishouding. Bij de vaststelling van het Omgevingsplan op 2 november 2006 is bepaald dat het onderdeel waterhuishouding van het plan in 2009 op twee onderwerpen nader uitgewerkt wordt in een partiële herziening. Het eerste onderwerp is waterkwaliteit, naar aanleiding van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW). In deze partiële herziening worden de waterlichamenkaart en de waterkwaliteitsdoelen en –maatregelen vastgelegd. Het tweede onderwerp is de wateropgave, ook wel bekend onder de naam Waterbeheer 21-ste eeuw of kortweg WB21. Bij de vaststelling van het Omgevingsplan in 2009 was er nog onvoldoende duidelijkheid over de omvang van de wateropgave en de wijze waarop deze in onze zich nog sterk ontwikkelende provincie kan worden opgelost. In deze partiële herziening zijn de aanpak en de rolverdeling bij het oplossen van de wateropgave nader bepaald en vastgelegd. Tenslotte is van de gelegenheid gebruik gemaakt om enkele kleinere zaken te repareren c.q. meer uitvoeringsgericht te maken.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de partiële herzieningen van het Omgevingsplan.

Beleidsregel locatiebeleid stedelijk gebied (2011)

In deze beleidsregel hebben Gedeputeerde Staten criteria genoemd die worden gebruikt bij het beoordelen van gemeentelijke ruimtelijke plannen. De provincie streeft naar een zodanige vestiging van bedrijven, kantoren en voorzieningen, dat een optimale bijdrage wordt geleverd aan de vitaliteit van steden en dorpen. De provincie geeft in deze beleidsregel aan welke typen werklocaties worden onderscheiden en welke vestigingsvoorwaarden (kantorenomvang, ruimtelijke kwaliteit, bereikbaarheid en leefbaarheid) daaraan worden verbonden.

Op grond van de beleidsregel kan Stichtsekant worden aangemerkt als een 'specifiek werkmilieu'.

Specifieke werkmilieus zijn bedoeld voor bedrijven, kantoren en voorzieningen die qua schaal en functioneren (bijvoorbeeld milieuhinder, externe veiligheid, omvangrijke goederenstromen, autosnelweg ontsluiting) niet passen in centrummilieus en gemengde woonwerkmilieus. Specifieke werkmilieus zijn goed bereikbaar per (vracht)auto en veroorzaken daarbij zo min mogelijk overlast voor de directe omgeving. Een goede verbinding met het hoofdwegennet is daarom belangrijk. Het autoverkeer moet zo snel en veilig mogelijk op het hoofdwegennet kunnen komen.

Binnen specifiek werkmilieu valt Stichtsekant binnen de reguliere bedrijventerreinen. Dit zijn specifieke locaties bedoeld voor de vestiging van bedrijven.

Ten aanzien van de kantorenomvang geldt:

dat maximaal 50% kantoorhoudendheid op kavelniveau is toegestaan, met uitzondering van een aan te geven (hoogwaardige) zone op het bedrijventerrein waarvoor een maximum kantoorhoudendheid van 70% op kavelniveau geldt, mits dit milieuhygiënisch kan worden ingepast.

Ten aanzien van de ruimtelijke kwaliteit geldt:

dat een beeldkwaliteitsplan wordt toegevoegd aan een ruimtelijk plan voor een werklocatie grenzend aan de snelweg of provinciale weg.

Ten aanzien van de bereikbaarheid geldt:

a. dat het parkeren op eigen terrein dan wel op gedeelde parkeerterreinen plaatsvindt, om te voorkomen dat het parkeren wordt afgewenteld op de omgeving;

b. dat een bedrijvenzone waar een maximum percentage kantoorhoudendheid van 70% op kavelniveau wordt gehanteerd, minimaal 2 keer per uur per richting in de spits met openbaar vervoer wordt ontsloten. De gemeente motiveert hoe de potenties voor openbaar vervoer optimaal benut worden;

c. dat voor een adequate auto-ontsluiting er een goede verbinding met het hoofdwegennet is;

d. dat er een goede fietsontsluiting is, die bij voorkeur de woongebieden en de werkgebieden rechtstreeks met elkaar verbindt.

e. dat een mobiliteitstoets wordt uitgevoerd zoals bedoeld in de regionale Nota Mobiliteit.

Ten aanzien van de leefbaarheid geldt:

dat bedrijven toelaatbaar zijn die genoemd staan in de categorie 1, 2 en 3 van de VNG-bedrijvenstaat. Om onderscheid te maken met centrummilieus en gemengde woonwerkmilieus ligt bij bedrijfsvestiging de voorkeur op categorie 3.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het locatiebeleid voor een Regulier Bedrijventerrein.

Beleidsregel archeologie en ruimtelijke ordening 2008

Met deze beleidsregel willen Gedeputeerde Staten aangeven op welke wijze zij omgaan met de uitgangspunten zoals die in het Omgevingsplan Flevoland 2006 zijn geformuleerd met betrekking tot de archeologie. In de Beleidsregel zijn criteria vastgesteld die GS hanteren bij de toetsing van gemeentelijke ruimtelijke plannen. Het gaat om de volgende criteria:

  • Archeologische waarden en verwachtingen moeten gelokaliseerd, gewaardeerd en begrensd zijn;
  • Archeologisch onderzoek en de producten hiervan moeten voldoen aan de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA);
  • Voor zover in het plangebied behoudenswaardige archeologische waarden en/of hoge archeologische verwachtingen liggen, mogen deze in principe niet als gevolg van de uitvoering van het ruimtelijk plan worden beschadigd of vernietigd. Met dien verstande dat een archeologische verwachting vervalt op het moment dat de archeologische waarden hierbinnen zijn gelokaliseerd en begrensd;
  • In bestemmingsplannen, projectbesluiten, wijzigings- en uitwerkingsplannnen moeten behoudenswaardige archeologische waarden en hoge archeologische verwachtingen zijn gekoppeld aan het bouwverbod en/of te zijn opgenomen in stelsels van omgevingsvergunningen, waarbij ingrepen die de archeologische waarde of verwachting kunnen beschadigen, vernietigen of ontoegankelijk maken, vergunningplichtig moeten zijn.

In dit bestemmingsplan worden de behoudenswaardige archeologische waarden beschermd (zie nadere uitwerking in paragraaf 2.1.5 Archeologie).

Beleidsregel windmolens 2008 (2008)

Het windmolenbeleid is neergelegd in het Omgevingsplan Flevoland 2006. Het voorziet in opschaling en sanering van de huidige situatie gericht op het bereiken van een grotere ruimtelijke kwaliteit van het landschap. Door middel van opschaling kan met minder windmolens meer vermogen gerealiseerd worden en tevens een kwaliteitsverbetering in ruimtelijke en landschappelijke zin gehaald worden. Daarmee kunnen de nadelen van de huidige situatie worden weggenomen en kan ingespeeld worden op ontwikkelingen in de markt. Om de bestaande situatie geleidelijk over te laten gaan in een nieuwe situatie met meer ruimtelijke kwaliteit, is het nodig sanering en ontwikkeling bij het nemen van planologische besluiten aan elkaar te koppelen en gericht ontwikkelingsplanologie te bedrijven. Met het instellen van de tijdelijke stop op de plaatsing van windmolens is de huidige situatie geconsolideerd. De voortzetting van de exploitatie van de windmolens betekent (op termijn) meegaan in de schaalvergroting die de marktontwikkeling oplegt aan de windenergiebranche. Dit bepaalt tegelijkertijd het kader voor de bedrijfsvoering, de herinvesteringen en de acceptatie van de gewenste sanering. In de praktijk zullen de huidige eigenaren hun belangen en verkregen rechten dienen samen te brengen in nieuwe exploitatievormen waarmee minder maar grotere windmolenopstellingen in Flevoland ontstaan. Alleen op deze manier kan de gewenste landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitsverbetering worden bereikt. Ook dient aandacht besteed te worden aan uniformering qua type en grootte van de windmolens.

Het bestemmingsplan maakt geen opstellingen mogelijk van turbines voorzien van wieken op een hoge mast. De realisatie van kleine windmolens op gebouwen is via een afwijking wel mogelijk. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de beleidsregel windmolens.

Noodverordening wind (2015)

De provincie Flevoland heeft beleid voor opschalen en saneren van windmolens. Doel van dit beleid is dat met minder windmolens meer elektriciteit wordt opgewekt. Dit beleid is neergelegd in het Omgevingsplan Flevoland 2006 (inclusief aanpassingen ervan) en de Beleidsregel windmolens 2008. Daarnaast heeft het Rijk beleid voor windenergie opgenomen in de Rijksstructuurvisie Wind op land. Hierin zijn binnen Flevoland zoekgebieden voor nieuwe windmolens aangegeven. Verder geldt voor het windmolenbeleid in Flevoland de 7e tranche van de Crisis- en herstelwet. De 7e tranche bepaalt dat in Flevoland gebruik kan worden gemaakt van het moderniseringsartikel van de Wro waarbij dat artikel meer is toegesneden op het beleid voor opschalen en saneren van windmolens. Deze regeling is momenteel opgenomen in artikel 6h, van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet.

Het beleid voor wind wordt in samenspraak met het werkveld uitgewerkt wat mogelijk ook tot aanpassing van dit beleid en regels leidt. De bedoeling van het proces is tevens dat hieruit projecten voortkomen die passen binnen het (nieuwe) beleid voor opschalen en saneren. Voor realisatie van het beleid en die projecten zullen de bestaande bestemmingsplannen moeten worden aangepast. Tot die tijd is het echter gewenst dat er geen nieuwe molens worden opgericht, waaronder ook wordt verstaan gehele vervanging van windmolens en/of vergroting van de bestaande capaciteit van de windmolen. Tot die tijd kunnen gemeenten te maken krijgen met aanvragen om een omgevingsvergunning die mogelijk passen binnen het geldende bestemmingsplan.

De combinatie provinciale Noodverordening wind met daaraan voorafgaand een voorbereidingsbesluit biedt daartegen bescherming. Provinciale Staten hebben op 29 oktober 2014 het voorbereidingsbesluit wind vastgesteld dat op 31 oktober 2014 in werking is getreden. De Noodverordening wind is op 12 maart 2015 in werking getreden. 

Een windmolen is in de Noodverordening wind omschreven als: een turbine voorzien van wieken, geplaatst op een hoge mast, waarmee de bewegingsenergie van de lucht (wind) wordt omgezet in rotatie-energie voor het opwekken van elektriciteit, inclusief de bij dit bouwwerk behorende (infrastructurele) voorzieningen. Het gaat om turbines voorzien van wieken, geplaatst op een hoge mast. Kleine windmolens – veelal in de vorm van een turby – die op gebouwen gangbaar zijn worden hier niet onder begrepen.

Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe opstellingen mogelijk van turbines voorzien van wieken op een hoge mast. De realisatie van kleine windmolens op gebouwen is wel mogelijk. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Noodverordening wind.

Waterbeheerplan 2010-2015 (2010)

De Wet op de waterhuishouding verplicht waterbeheerders eens in de vier jaar een waterbeheerplan op te stellen. In dit plan geven zij aan hoe zij het rijks- en provinciebeleid op het gebied van water vertalen naar concrete doelen en maatregelen voor hun beheergebieden. Momenteel is het Waterbeheerplan 2010-2015 van het Waterschap Zuiderzeeland van kracht. Het Waterbeheerplan beschrijft welke doelen het waterschap zichzelf stelt en welke maatregelen worden genomen om die doelen te bereiken in de periode 2010-2015. Voor het waterschap is het Waterbeheerplan een belangrijk strategisch document dat een leidraad voor de organisatie is.

Waterschap Zuiderzeeland streeft ernaar om samen te werken aan integraal waterbeheer voor een veilige, kwalitatief goede en aantrekkelijke leefomgeving op een open en verantwoorde werkwijze. Deze missie is vertaald naar drie belangrijke doelen en vijf thema's. De drie doelen zijn veiligheid, voldoende water en schoon water. De vijf thema's zijn stedelijk water, calamiteitenbestrijding, vergunningverlening en handhaving, communicatie en de belevingswaarde van water.

Veiligheid

Hoog water is een reële bedreiging voor de veiligheid in Flevoland. De primaire keringen beschermen Flevoland tegen deze bedreiging. Het waterschap wil ook in de toekomst de veiligheid blijven waarborgen door zich voor te bereiden op sociale, ruimtelijke, economische en klimatologische ontwikkelingen. De veiligheid van Flevoland tegen overstromingen wordt binnendijks ondersteund door een compartimenteringsdijk (de Knardijk). De buitendijkse gebieden worden door middel van regionale keringen beschermd tegen de dreiging van hoog water.

Voldoende water

Het Waterschap wil een robuust watersysteem dat voorbereid is op de effecten van toekomstige klimaatveranderingen. Dit betekent dat het watersysteem zo is ingericht dat wateroverlast wordt voorkomen tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten. De andere kant van de verwachte klimaatveranderingen is dat ook extreem droge periodes vaker voor zullen komen. Het robuuste watersysteem dat het Waterschap nastreeft zal dan ook in staat moeten zijn om te anticiperen op watertekort tijdens extreme droogte. Daarbij is de feitelijke situatie van het watersysteem ook daadwerkelijk zoals in de legger is beschreven. Het beheer en onderhoud richt zich op het goed functioneren van het watersysteem, daarnaast is het ook afgestemd op het ter plekke gewenste ecologische functioneren van de watergang. Grondwaterbeheer (uitgezonderd drinkwaterwinning, grote industriële onttrekkingen van meer dan 500.000 m³ per jaar en koude-warmte opslag) ligt vanaf 2009 bij het Waterschap. De verschillende eisen die gebruiksfuncties stellen aan het peil, de voorraad en de kwaliteit van het grondwater zullen goed moeten worden afgestemd.

Schoon water

Goede leef, verblijf- en voortplantingsmogelijkheden (structuurdiversiteit) voor de aquatische flora en fauna in het beheergebied zijn noodzakelijk. Het Waterschap streeft naar een goede oppervlaktewaterkwaliteit waarbij de aanwezigheid van schadelijke stoffen in het water en de waterbodems geen probleem is. Veel menselijke activiteiten hebben een negatief effect op de kwaliteit van het water doordat water wordt verontreinigd. Door goed om te gaan met afvalwater zorgt het Waterschap ervoor dat zo veel mogelijk van deze effecten teniet worden gedaan.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Waterbeheerplan.

Waterkader 2007

Om aan te geven wat er voor het waterbeheer in, maar ook ná het watertoetsproces belangrijk is,
heeft Waterschap Zuiderzeeland dit Waterkader opgesteld. Het Waterkader geeft richting en houvast
voor waterzaken binnen ruimtelijke plannen. Voor het bestemmingsplan Stichtsekant is de watertoets doorlopen en is het waterkader toegepast.

Hoofdstuk 3 Gemeentelijk beleid
3.1 Ruimtelijke ontwikkeling

Almere Principles (2009)

Almere wil in 2030 de meest duurzame stad van Nederland zijn. In 2007 zijn op basis van de Cradle to cradle uitgangspunten zeven Almere Principles ontwikkeld:

  • 1. Koester diversiteit
  • 2. Verbind plaats en context
  • 3. Combineer stad en natuur
  • 4. Anticipeer op verandering
  • 5. Blijf innoveren
  • 6. Ontwerp gezonde systemen
  • 7. Mensen maken de stad

De principles zijn op 8 april 2008 gepresenteerd aan de gemeenteraad en dienen als leidraad bij de verdere ontwikkeling van de stad.

Almere kent een goede uitgangspositie om de schaalsprong vanuit duurzaamheidsprincipes te benaderen. De keuze is ook niet los te zien van de historie van de stad. Almere is vanaf het begin bedacht en opgebouwd vanuit duurzaamheid. Dat bewijzen de blauwgroene structuur, het meerkernige stadsconcept, het gescheiden verkeerssysteem en de doordachte afvalstructuur. Omdat Almere daarnaast een jonge stad is, is de basiskwaliteit van gebouwen en omgeving hoog. Almere stelt duurzaamheideisen aan zowel de bestaande stad als aan de nieuw te bouwen stadsdelen. Het gaat niet alleen om de gebouwde omgeving, maar ook om de openbare ruimte, om beheer en om duurzame sociale en economische processen.

In bestemmingsplannen is duurzaamheid geen apart benoemd thema. Ruimtelijke oplossingen voor structurerende duurzaamheidsthema's zoals water, ecologie en verkeer worden in de betreffende delen uitgewerkt. Omdat een bestemmingsplan niet het meest geëigende middel is, worden niet tot weinig ruimtelijke thema's als energiebesparing, materiaalkeuze en gezondheidsaspecten hier niet in uitgewerkt. Deze aspecten krijgen in andere stadia van projectontwikkeling voldoende aandacht.

Het ruimtelijk plan voor Stichtsekant is ontwikkeld vanuit de Almere Principles.

Structuurplan Almere 2010 (2003)

Met dit structuurplan zijn de hoofdlijnen van de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van Almere tot 2010 weergegeven. Tevens wordt een doorkijk geboden tot 2030. Centraal staat de afronding van de oorspronkelijke opgave van Almere als een volwaardige en evenwichtige stad met 250.000 inwoners (met nieuwe stadsdelen zoals Almere Poort, Almere Hout en Almere Pampus (binnendijks, inclusief kustzone). De kwaliteitsimpuls voor de oorspronkelijke opgave leidt tot vier extra opgaven die betrekking hebben op de verbetering van het raamwerk van groen en water, en van infrastructuur. Dit zijn:

  • 1. kwaliteitsverbetering groenstructuur;
  • 2. betere benutting water;
  • 3. inhaalslag externe bereikbaarheid;
  • 4. verbetering interne bereikbaarheid;

Verder zijn er de vijf extra opgaven die de verschillende stedelijke milieus betreffen:

  • 5. verdere uitbreiding en verdieping voorzieningenaanbod;
  • 6. meer verscheidenheid in woningen en woonmilieus;
  • 7. actief beheer bestaand stedelijk gebied;
  • 8. kwalitatieve werkgelegenheidsimpuls;
  • 9. ruimte voor startende en groeiende ondernemingen.

Het structuurplan gaat uit van een westelijke oriëntatie voor Almere. Opgenomen is dat er wordt gewerkt aan de ontwikkeling van Almere Poort en aan het planvormingsproces voor het binnendijkse deel van Almere Pampus (inclusief kustzone). Tevens wordt er gewerkt aan Overgooi. Voor Almere Hout is er in het structuurplan in de periode tot 2010 een rol weggelegd in het kader van de kwaliteitsverbetering van de stad als geheel. De ontwikkeling van het westelijke deel van Almere Hout wordt hierbij voor de periode tot 2010 opgevoerd in het kader van de extra opgaven om in Almere meer verscheidenheid in woon- en werkmilieus te bewerkstelligen. Hier komen, naast suburbane wijken, zogenaamde woon- werklandschappen.

Het Structuurplan Almere 2010 vervangt het structuurplan uit 1983 en de recenter vastgestelde structuurplannen voor Overgooi (juli 1999), Almere Poort (december 1999) en Almere Hout (mei 2001). De ruimtelijke hoofdstructuur die in deze structuurplannen voor deelgebieden is vastgelegd, is in het structuurplan overgenomen.

In het Structuurplan maakt Stichtsekant onderdeel uit van de stedelijke milieus.`Uitgangspunten voor deze milieus zijn het vergroten van de differentiatie in woon- en werkmilieus, het stimuleren van intensief grondgebruik, het uitbreiden van het werken in de wijk, functiemenging en het ontwikkelen van bijzondere voorzieningen en werkmilieus. Hierbij is een onderverdeling gemaakt in verschillende milieus. In afbeelding 7 bij paragraaf 1.4 Begrenzing van het plangebied van de toelichting is het kaartbeeld behorende bij de Structuurvisie 2010 is Stichtsekant als bedrijventerrein aangegeven.

Stichtsekant is in het Structuurplan Almere opgenomen als werkmilieu en draagt bij aan een kwalitatieve werkgelegenheidsimpuls voor Almere.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de opgaves van het Structuurplan en levert vooral een bijdrage aan de opgaves 8 en 9 en ook aan de opgaves 1 en 2.

Structuurplan Almere Hout (2001)

Almere Hout ligt in de oostflank van Almere tussen de A6, de gemeentegrens met Zeewolde en de bosgebieden Waterlandse bos en Cirkelbos. Om dit gebied om te kunnen vormen tot nieuw stedelijk gebied is het Structuurplan Almere Hout vervaardigd, dat is overgenomen in het Structuurplan Almere (2003). Het gebied Almere Hout zal een belangrijke woonfunctie krijgen. Daarnaast biedt het gebied ruimte aan groen, recreatieve functies, alsmede aan werken. Bij de functie werken gaat het onder meer om de realisering van bedrijvenpark Stichtsekant.De ontwikkeling van Stichtsekant past binnen het gemeentelijk streven naar meer werkgelegenheid en gedifferentieerde werkmilieus in Almere. In het Structuurplan Hout wordt Stichtsekant betiteld als een bedrijventerrein, waar wonen niet tot de mogelijkheden behoort. In het Structuurplan heet de Waterlandseweg de ontsluitende functie voor Bedriijvenpark Stichtsekant, waarbij sprake is van één aansluitpunt. De Gooimeerdijk heeft voor het bedrijvenpark geen auto-ontsluitende functie meegekregen, terwijl ook is afgezien van een rechtstreekse autoverbinding met Hout Zuid.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de opgave van het Structuurplan Hout. Vanwege inpassing van de behoudenswaardige archeologische vindplaatsen moest de ligging van de hoofdinfrastructuur, de Nederstichtselaan, in de plannen worden aangepast, evenals de ligging van het kanaal, dat in de plannen niet kon worden voortgezet naar de zuidzijde van het plangebied.

Voor het gebied Oosterwold (ten noorden van Stichtsekant) is inmiddels een nieuwe structuurvisie opgesteld (de Intergemeentelijke Structuurvisie Oosterwold (2013)) waarvoor nu een Omgevingsplan wordt opgesteld. Hiermee is dit gedeelte van het oude Structuurplan Hout overschreven.

Er is een nieuwe structuurvisie in voorbereiding waarin Stichtsekant wordt opgenomen.

Concept structuurvisie Almere 2.0 (2010)

De Concept Structuurvisie Almere 2.0 is vastgesteld als richtinggevend integraal beleidskader (ecologie, sociaal, economie, ruimtelijk) voor de uitwerking van het Integraal Afspraken Kader (IAK), waarbij de belangrijkste richtinggevende inhoudelijke kaders betreffen:

  • 1. Almere benut en versterkt de oorspronkelijke suburbane meerkernige opzet van Almere
  • 2. De groenblauwe structuur is de drager van de huidige stad en de toekomstige ontwikkelingen
  • 3. Almere verkleurt van gezinsstad naar een diverse samenleving
  • 4. In Almere ontwikkelt een sterke en gedifferentieerde economie
  • 5. De primaire westelijke groei van Almere versterkt de Noordelijke Randstad met de IJmeerlijn als nieuwe drager van de metropoolvorming
  • 6. De grootschalige gebiedsontwikkelingen vinden plaats langs de schaalsprongas met dicht stedelijke ontwikkelingen aan de westzijde (Almere Pampus, eventueel Almere IJland), een nieuwe centrumontwikkeling (Almere Centrum Weerwater) en ruimte voor organische groei aan de oostkant (Almere Oosterwold)
  • 7. Almere loopt voorop bij innovaties op het gebied van duurzame gebiedsontwikkeling

De structuurvisie concentreert zich voornamelijk op de westelijke en oostelijke ontwikkeling van de stad, zoals Almere Pampus, Almere IJland en Almere Oosterwold. De bestaande stad moet versterkt worden door kwaliteiten toe te voegen en de diversiteit te vergroten. Het Structuurplan Almere 2010 wordt vooralsnog gehandhaafd als ruimtelijk ordeningskader.

Hieronder is het kaartbeeld van de conceptstructuurvisie Almere 2.0 opgenomen (Afbeelding II). Daarin is - net als de Structuurvisie 2010 - aangegeven dat aan het plangebied een bedrijfsbestemming wordt toegedacht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1R04-vg01_0029.jpg" Afbeelding II: Kaartbeeld Concept-Structuurvisie Almere 2.0

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de doelstellingen van de Concept Structuurvisie en draagt bij aan de versterking van het vestigingsklimaat voor bedrijven aan toename van het aantal arbeidsplaatsen.

Programmaplan Energie Werkt! (2015)

Almere heeft de ambitie om in 2022 energieneutraal te zijn (exclusief mobiliteit). Om dit te bereiken is het noodzakelijk om focus te brengen in de vereiste gezamenlijke inspanning met, door en voor de stad, om een versnelling in hernieuwbare energievoorziening te realiseren. Dit is aanleiding geweest om te komen tot (en tevens het doel van) het Programmaplan Energie Werkt! Het programmaplan richt zich op de periode 2015 - 2018.

Het programma bevat een werkwijze langs 5 inhoudelijke werklijnen:

  • Werklijn 1 Zon

In deze werklijn wordt langs vier speerpunten ingezet op het vergroten van hernieuwbare (elektrische) energieopwekking uit zon. Het stimuleren van extra panelen op particuliere daken en daken van gemeentelijk vastgoed, scholen en verenigingen wordt in deze werklijn vormgegeven. Ook wordt gekeken hoe we grootschalige panelen kunnen realiseren op huurwoningen en wordt onderzocht hoe en waar zonnevelden op (braakliggende) gronden kunnen ontstaan.

  • Werklijn 2 Warmte

Deze werklijn legt de focus op het verduurzamen van het bestaande warmtenet en het aanleggen en voeden van eventuele nieuwe warmtevoorziening op hernieuwbare energiebronnen. Voor het bestaande net wordt in het programma een beeld gegeven van de mogelijke opties om het net te verduurzamen en welke investeringen daarbij horen. Er wordt verkend of en hoe met partner Nuon samengewerkt gaat worden. Het bespreken van de hoogte en differentiatie in aansluittarieven maakt deel uit van deze verkenning. Voor nieuwe gebieden wordt ingezet op innovatieve technieken.

  • Werklijn 3 Wind

Windenergie kan zowel binnen als buiten Almere opgewekt worden. De keuze in deze werklijn is dat Almere binnen de gemeentegrenzen initiatieven faciliteert als bewoners en/of bedrijven daarom vragen. Binnen deze werklijn zijn hiervoor strikte criteria opgesteld en worden initiatieven daarin begeleid. Voor investeringen in windenergie buiten Almere wordt verkend hoe op passende wijze aangesloten kan worden op lopende ontwikkelingen binnen de Provincie Flevoland. In deze werklijn is opgenomen dat in elk nieuw bestemmingsplan kleinschalige windinstallaties mogelijk worden gemaakt via binnenplanse afwijking van de bouwregels, waarbij de windinstallatie op het hoofdgebouw of aan de gevel van het hoofdgebouw geplaatst moet worden. De toegestane bouwhoogte voor hoofdgebouwen mag met maximaal 3 meter worden overschreden en de rotordiameter van de windinstallaties mag maximaal 2 meter bedragen (zie Programmaplan Energie werkt!, juli 2015, pagina 26).

  • Werklijn 4 Scholen en verenigingen

In deze werklijn worden Almeerse scholen en verenigingen aangezet tot het nemen van duurzame energiemaatregelen en worden deze brandpunten in de Almeerse wijken en buurten benut om de ambitie energieneutraal in 2022 onder de aandacht te brengen en zichtbaar vorm te geven. Door inzicht te verschaffen in mogelijke maatregelen en daarbij financieringsarrangementen aan te bieden wil deze werklijn in deze doelgroep hernieuwbare energie als standaard neerzetten.

  • Werklijn 5 Bewoners en bedrijven

Bewoners worden vanuit deze werklijn ondersteund om stappen te (blijven) zetten naar energieneutraal Almere. Via diverse stimuleringsmaatregelen wordt hierop ingezet. Door inzicht en advies te verschaffen maar ook financieringsmogelijkheden te geven draagt deze werklijn binnen deze doelgroep bij aan een versnelling in de duurzame energietransitie. Voor bedrijven wordt ingezet op meer inzicht in rendabele investeringen en maatregelen die samenhangen met energiebesparing en hernieuwbare energieopwekking.

Binnen het plangebied zijn zonnepanelen, zonnecollectoren en kleine windmolens op of aan gebouwen mogelijk. De binnenplanse afwijkingsbevoegdheid voor de kleinschalige windmolens op of aan het hoofdgebouw zoals aangegeven in de werklijn Wind, is opgenomen in artikel 12.1, onder e, van de regels.

Kadernota Grondbeleid (2009)

Voor de periode 2009-2030 formuleert de gemeente Almere de volgende specifieke doelen van het grondbeleid:

  • 1. Het faciliteren van de realisatie van de Almere Principles. Het grondbeleid moet bijdragen aan het realiseren van diversiteit, ecologisch gezonde systemen en de participatie van duurzame stakeholders en met name eindgebruikers en eindbeheerders vanaf de allereerste stadia.
  • 2. Het bevorderen van ruimtelijke kwaliteit. Het grondbeleid moet de basis leggen voor ruimtelijke kwaliteit, aansluitend bij de dynamische vraag van huishoudens en bedrijven.
  • 3. Het faciliteren van de stedelijke economie. Het grondbeleid dient een belangrijke bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van de stedelijke economie door het creëren van ruimte voor een gedifferentieerde bedrijvigheid en werkgelegenheid in het kader van de stedelijke ontwikkeling en herstructurering.
  • 4. Het inspelen op de Schaalsprong. Dat omvat de bouw van 60.000 woningen in twintig jaar (gemiddeld 3.000 woningen per jaar) en de realisatie van de accommodatie voor 100.000 banen (gemiddeld 5.000 banen per jaar). Het grondbeleid moet er dus voor zorgen dat er tijdig aantrekkelijke en gedifferentieerde locaties worden aangeboden die aansluiten op de dynamische vraag van huishoudens en bedrijven. Voorts moet het grondbeleid eraan bijdragen dat de gevolgen voor de Schaalsprong voor de gemeente positief zijn.
  • 5. Het faciliteren van het programma voor de bestaande stad. Het gaat hierbij om het leveren van een bijdrage aan een gebiedsgerichte aanpak, gericht op een duurzame samenleving.
  • 6. Het veiligstellen van de betaalbaarheid van sociale woningen en maatschappelijk vastgoed. Een essentiële component van de stedelijke dynamiek is dat substantiële delen van de huur- en de koopwoningvoorraad betaalbaar en financieel bereikbaar zijn en blijven voor huishoudens met een bescheiden inkomen. De betaalbaarheid van sociale huur- en koopwoningen en maatschappelijk vastgoed is een punt van aandacht, niet alleen in de investeringsfase maar ook in de beheersfase. Dit heeft ingrijpende gevolgen voor het functionele grondprijsbeleid en gronduitgiftebeleid.
  • 7. Het faciliteren van particulier opdrachtgeverschap. Uit het vorige punt vloeit vooral dat het grondbeleid in een deel van de stedelijke ontwikkeling en herstructurering gunstige condities schept voor individueel en collectief particulier opdrachtgeverschap en mede-opdrachtgeverschap.
  • 8. Het beheersen van de financiële risico's en het benutten van financiële kansen. Het grondbeleid gaat noodzakelijkerwijze gepaard met financiële risico's voor de gemeente, marktpartijen en huishoudens. Het grondbeleid dient er mede op gericht te zijn dat de financiële risico's voor de gemeente adequaat worden beheerst, en voorts dat kansen op positieve exploitatieresultaten worden benut.

Naast deze doelen heeft de gemeenteraad ingestemd met een repertoire aan beleidsinstrumenten, bestaande uit verwervingsbeleid, kostenverhaal, kostenverevening en grondprijs- uitgiftebeleid.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Kadernota.

Stichtsekant, ontwikkelingsstrategie en verkavelingsplan op hoofdlijnen 2012

Het college heeft op 6 maart 2012 ingestemd met de nota "Stichtsekant, Ontwikkelingstrategie en Verkavelingsplan in Hoofdlijnen". De raad is hiervan geïnformeerd bij brief van gelijke datum, met kenmerk DSO/2012/2158021sf.

Deze nota betreft een nieuw ruimtelijk plan voor de fasen 2, 3 en 4 van het bedrijvenpark Stichtsekant als vervolg op het Ontwikkelingsplan voor Stichtsekant. In 2010 zijn 23 behoudenswaardige archeologische vindplaatsen in fase 2, 3 en 4 vastgesteld.

Het Ontwikkelingsplan ruimtelijke plan bleek lastig uit te voeren met de behoudenswaardige vindplaatsen. Dit heeft geleid tot het besluit om het ruimtelijk plan voor de fase 2, 3

en 4 aan te passen met de strategie om de vindplaatsen in te zetten als openbaar gebied. Uitgangspunt daarbij is geweest een nieuw ruimtelijk plan te maken, dat in voldoende mate het vigerende programma, financiën, duurzaamheid en ruimtelijke context respecteerde. Daarnaast heeft de planherziening de kans geboden om Stichtsekant nog nadrukkelijker te ontwikkelen vanuit de Almere Principles als duurzaam bedrijventerrein. Vanwege de omvang van het gebied (ca. 215 hectare bruto; ca. 123 ha netto uitgeefbaar) en de lange doorlooptijd bevat het document geen blauwdruk plan voor Stichtsekant, waarbij het eindplan vaststaat. Via een ontwikkelingsstrategie en een globale verkaveling (verkavelingsplan op hoofdlijnen) wordt richting gegeven aan de ontwikkeling van Stichtsekant. Afhankelijk van de gekozen fasering worden er deelgebieden verder gedetailleerd en gerealiseerd.

In het ruimtelijk plan zijn opgenomen: de kaders en uitgangspunten, de visie op Stichtsekant, het profiel en programma, de Stichtsekant Principles, de ontwikkelingstrategie, mogelijkheden voor tijdelijk gebruik en het verkavelingsplan op hoofdlijnen. Het verkavelingsplan op hoofdlijnen bestaat uit een stedenbouwkundige hoofdopzet met uitgeefbaar gebied - flexibel indeelbare kavels - voor logistieke en gemengde bedrijvigheid, en met de hoofdstructuren voor de verkeersontsluiting, groen en water. De archeologische vindplaatsen zijn ingepast in een robuuste groenstructuur, de Stichtse Warande, die het bedrijvenpark extra identiteit en kwaliteit geeft en die het Cirkelbos verbindt met de Stichtse Putten. Hieronder is een afbeelding opgenomen van het verkavelingsplan op hoofdlijnen dat de stedenbouwkundige hoofdopzet vormt voor het uitgeefbaar gebied (Afbeelding III). Dit verkavelingsplan is als ondergrond opgenomen bij de verbeelding van voorliggend bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1R04-vg01_0030.jpg"

Afbeelding III: verkavelingsplan op hoofdlijnen met de stedenbouwkundige hoofdopzet.

Het voorliggend bestemmingsplan vormt een eerste uitwerking van de nota Stichtsekant, Ontwikkelingstrategie en Verkavelingsplan in Hoofdlijnen en is hiermee in overeenstemming.

Welstandsnota Almere, vastgesteld op 15 januari 2015.

Met het vaststellen van de Welstandsnota Almere op 15 januari 2015 maakt de gemeente Almere een radicale ommezwaai in het tot nu toe gevoerde Welstandsbeleid. Het nieuwe welstandsbeleid kan als volgt worden samengevat.

Het basisprincipe voor de stad is welstandsvrij, dat geldt zowel voor de woonwijken als de bedrijventerreinen. In de grotere (her)ontwikkelgebieden zorgen kwaliteitsteams en/of supervisors voor sturing op beeldkwaliteit. Ook deze gebieden zijn welstandsvrij.

Voor een aantal gebieden blijft welstandstoezicht gehandhaafd. Het betreft het groenblauwe raamwerk, de hoofinfrastructuur en beeldbepalende bebouwing erlangs, de centrumgebieden en een aantal specifiek benoemde bijzondere gebieden in de stad. Het reclame beleid is vereenvoudigd en geldt voor de geheel stad. Voor de hele stad blijft de excessenregel van kracht en de zogenaamde hardheidsclausule.

Het vigerende Welstandsbeleid staat op de Website van de Gemeente. Op de Welstandskaart staat aangegeven dat Stichtsekant een bedrijventerrein is. Bedrijventerreinen zijn in principe welstandsvrij en dit geldt ook voor Stichtsekant. Bijzonder van Stichte Kant is de alzijdig op ligging langs de hoofdinfrastructuur. Voor beeldbepalende gebouwen langs de hoofdinfrastructuur kunnen uitzonderingen gelden. Voor Stichtekant gelden tevens de reclamecriteria, de excessenregel en de hardheidsclausule.

Het Welstandsbeleid Almere is vastgesteld op 15 januari 2015 en in werking getreden op 17 maart 2015. Bij de vaststelling is gevraagd om een evaluatie van de “radicale ommezwaai”. Geadviseerd wordt daarom om de website te raadplegen voor de laatste versie van het Welstandsbeleid Almere.


Nota kleine bouw 2008 (2009, herzien 2010)

In deze nota worden kaders benoemd voor de uitbreiding van woningen, het gebruik van woningen voor beroepen en bedrijven aan huis, bouwwerken nabij woningen en bedrijven, de oprichting van antennemasten e.d. Als een bouwplan aan de voorwaarden uit de nota voldoet, dan wordt medewerking verleend aan een bouwaanvraag, ook als deze niet past in het bestemmingsplan. Voor nieuwe bestemmingsplannen is het uitgangspunt dat de regeling uit de Nota hierin wordt overgenomen. Deze kaders scheppen duidelijkheid voor inwoners en bedrijven. Samengevat regelt de nota de volgende bouw- en gebruiksmogelijkheden:

  • a. uitbreiding van of een bijgebouw bij woongebouwen;
  • b. uitbreiding van of een bijgebouw bij niet-woongebouwen (bijvoorbeeld winkels, scholen, bedrijfsgebouwen);
  • c. realiseren van gebouwen voor openbaar nut, openbaar vervoer of wegverkeer;
  • d. oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde (bijvoorbeeld schuttingen, kunstobjecten, overkappingen);
  • e. realiseren van een kas of bedrijfsgebouw van lichte constructie;
  • f. regeling met betrekking tot aan-huis-gebonden beroepen of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in huis;
  • g. oprichten van antenne-installaties.

De bouw en gebruiksmogelijkheden uit de nota zijn verwerkt in de regels en de verbeelding van het bestemmingsplan. 

Masten en antennes t.b.v. het mobiele telefoonnet (1999)

Naast het nationale en provinciale antennebeleid heeft de gemeente ook een eigen 'antennebeleid'. Masten dienen zo dicht mogelijk bij hoofdinfrastructuur te worden gesitueerd. Plaatsing van masten is niet mogelijk in (toekomstige) woonwijken. Plaatsing van masten gebeurt zo min mogelijk in natuurgebieden, in parken en aan de rand van woongebieden. Bij de plaatsing van antennes dienen de aanvragers zoveel mogelijk gebruik te maken van elkaars opstelpunten, tenzij dit technisch niet mogelijk is. Plaatsing van antennes gebeurt bij voorkeur op bestaande verticale elementen: gebouwen, torens, bestaande masten en hoogspanningsmasten.

Voor Stichtsekant betekent dit dat de plaatsing van masten en antennes mogelijk is.

Prostitutiebeleid Almere (2000)

Het beleid is gericht op concentratie van bepaalde vormen van seksinrichtingen (in het uitgaanscentrum met bepaalde dominante functies zoals horeca en uitgaan, waar ruime mogelijkheden zijn met betrekking tot sluitingstijden). In de nota wordt vestiging van een bedrijf in een woonwijk ontoelaatbaar geacht. Daarnaast wordt het buitengebied uitgesloten omdat dit óf een blijvend recreatiegebied óf een toekomstig woongebied is.

Er wordt afgezien van de aanwezigheid van raamprostitutie en straatprostitutie in Almere. Uitgangspunt is dat er enige concentratie is in de stadskernen van Almere Stad, Almere Haven en Almere Buiten van de zichtbare prostitutie (seksclub, sekstheater, seksbioscoop, seksautomatenhal, erotheek en sekswinkel). Het vestigingsbeleid gaat uit van: maximaal vijf seksclubs, maximaal vijf erotische massagesalons, maximaal vijf privé-huizen, maximaal vijf bedrijven in de seksbranche waar geen seksuele handelingen plaatsvinden (sekswinkel, erotheek, seksbioscoop, seksautomatenhal en sekstheater) en maximaal drie parenclubs. Deze kunnen verdeeld worden over de centrumgebieden van de stadskernen van Almere Stad, Almere Haven en Almere Buiten. De mogelijkheid bestaat dat steeds één van de vijf bedrijven zich kan vestigen op een bedrijventerrein. Vestiging op een bedrijventerrein is gebonden aan extra voorwaarden. Aan het aantal en de locatie van escortbureaus worden geen eisen gesteld. Thuisprostitutie is toegestaan mits de regeling voor beroepsuitoefening aan huis in het bestemmingsplan in acht wordt genomen.

Aangezien Stichtsekant wordt ontwikkeld als een hoogwaardig terrein (stedenbouwkundig), zal de vestiging van een prostitutiebedrijf worden uitgesloten. 

Coffeeshopbeleid gemeente Almere 2013

Het Coffeeshopbeleid gemeente Almere 2013 bevat de uitgangspunten en criteria die worden gehanteerd bij de behandeling van de (aanvragen voor) vestiging van koffieshops in Almere.

Binnen de gemeente Almere worden maximaal vier gedoogbeschikkingen afgegeven voor het exploiteren van een coffeeshop. Voor de stadskern Almere Stad maximaal twee, voor de stadskern Almere Haven maximaal één en voor de stadskern Almere Buiten maximaal één. Als dit maximum van vier is bereikt worden verdere aanvragen op grond daarvan afgewezen. Een coffeeshop kan slechts gevestigd worden op een locatie met een horecabestemming. Een coffeeshop valt onder Categorie I “ lichte horeca”. Vestigingscriteria ten aanzien van de locatie zijn onder andere:

  • geen vestiging van coffeeshops in woonwijken;
  • situering ten opzichte van scholen: de loopafstand dient minimaal 350 meter te zijn tussen een school (basis- en voortgezet onderwijs) en een coffeeshop (uitgezonderd Festivalplein)
  • dusdanig gesitueerd dat maatschappelijke controle en controle door controlerende instanties mogelijk is;
  • vestiging aan de rand van bedrijventerreinen is toegestaan, tenzij geen controle mogelijk is;
  • vestiging in het centrum is toegestaan.

Vestiging van een coffeeshop op Stichtsekant is uitgesloten.

Uitgiftebeleid benzineverkooppunten (2000)

Het uitgiftebeleid benzineverkooppunten gaat uit van de uitgifte van alleen solitaire tankstationlocaties. Daarnaast is in de nota een spreidingskaartje voor benzineverkooppunten opgenomen. Op deze kaart staat aangegeven waar benzineverkooppunten gerealiseerd mogen worden.

Op grond van het uitgiftebeleid is op Stichtsekant de vestiging van een benzineverkooppunt mogelijk bij het facilitypoint. In paragraaf 3.3 van deze bijlage wordt de nota Kader Facility Points voor (snel)weggebruikers uit 2012 besproken.

3.2 Bereikbaarheid en mobiliteit

Beleidsplan verkeersveiligheid 1998-2003 (1997)

Het beleid inzake verkeersveiligheid is opgenomen in het 'Verkeersveiligheidsplan Gemeente Almere, Technische rapportage' en in het 'Beleidsplan Verkeersveiligheid 1998-2003'. In het beleidsplan wordt aangegeven vanuit welke visie en met welke doeleinden aan de verbetering van de verkeersveiligheid gewerkt gaat worden. De technische rapportage geldt als basis voor het Beleidsplan. Het bevat een inventarisatie van doel- en taakstellingen op zowel landelijk als provinciaal niveau en een inventarisatie en analyse van ongeval gegevens. Verder is er een toetsing van de huidige wegenstructuur opgenomen aan de uitgangspunten van het Duurzaam Veilig beleid. Tot slot worden maatregelen en activiteiten voor het terugdringen van de verkeersonveiligheid aangegeven op het gebied van infrastructuur, educatie, voorlichting, handhaving en organisatie.

De hoofdlijnen van beleid bestaan uit:

  • het continueren van de gescheiden verkeersstelsels, scheiding van langzaam en autoverkeer en het vrije busbaanstelstel met zijn eigen beveiliging;
  • aanwijzen van de woon-/verblijfsgebieden tot 30 km/u-zones;
  • de snelheidslimiet op de lokale dreven vasthouden op 50 km/u;
  • uitvoeren van een pakket aan maatregelen met name op de dreven, busbaankruisingen en fietsroutes teneinde de veiligheid te verbeteren;
  • intensiveren van verkeerseducatie, -voorlichting en -handhaving.

Dit bestemmingsplan is in overeenstemming met de hoofdlijnen van het Beleidsplan verkeersveiligheid.

Mobiliteitsplan Almere (2012)

Keuzes op het gebied van verkeer en vervoer zijn in belangrijke mate voorwaardenscheppend voor stedelijke ontwikkelingen. Ze werken ook door in het dagelijks leven op straat. Het gaat dan met name om een goede bereikbaarheid, maar óók om de wijze waarop verkeer en vervoer wordt ingebed in het stedelijk weefsel. De volgende 8 hoofdkeuzes worden gemaakt:

  • 1. Stimuleren economische ontwikkeling door verbeteren regionale bereikbaarheid, handhaven goede interne bereikbaarheid en versterken van wijkeconomie met introductie stadsstraten.
  • 2. Betere inpassing infrastructuur in stedelijk weefsel en aanwenden infrastructuur ter ondersteuning van organische groei.
  • 3. Handhaven van een gezond, verkeersveilig en duurzaam verkeerssysteem met aandacht voor initiatieven uit de markt.
  • 4. Vasthouden kwalitatief hoogwaardig openbaar vervoer waarbij de sociale veiligheid en de inpassing in het stedelijk weefsel verbeteren.
  • 5. Realiseren hoger fietsgebruik door het aanbieden van een kwalitatief hoogwaardig, sociaal veilig en kostenefficiënt hoofdfietsnetwerk.
  • 6. Aanbieden van veilige en prettige looproutes in woonwijken en winkelcentra en openbaar vervoer voorzieningen.
  • 7. Vasthouden van de goede interne bereikbaarheid per auto met aandacht voor inpassing, beleving en oriëntatie.
  • 8. Parkeeroplossingen op maat voor bewoners, bezoekers en werknemers.


Doelstellingen met ruimtelijke betekenis zijn:

  • Meer functiemenging.
  • Maken van stadsstraten: straten of lanen die een meer stedelijke uitstraling hebben door het verkeer niet meer strikt van de omgeving te scheiden; ook ter versterking van de wijkeconomie.
  • Concentratie van voorzieningen rondom knooppunten (met name stations).
  • Verbetering sociale veiligheid op fietsroutes (onder andere bundeling met auto-infrastructuur c.q. langs (woon)bebouwing), looproutes en openbaar vervoer. Tenminste één sociaal veilige fietsroute tussen stadsdelen.
  • In nieuwe gebieden met de gebruikelijke Almeerse dichtheid en hoger wordt het systeem van verkeersscheiding grotendeels doorgezet (eventueel eigen rijstrook, in plaats van aparte infrastructuur). In nieuwe gebieden met lagere dichtheden kan in principe van dit systeem worden afgestapt. In bestaand gebied geen grote ingrepen.
  • Openbaar vervoer en fiets krijgen prioriteit boven de auto.
  • Hoofdfietsnetwerk met ongelijkvloerse kruising van de dreven.
  • Doorgaand autoverkeer weren uit woongebieden.
  • Aandacht voor verkeersveilige schoolomgeving.
  • Capaciteitsvergroting regionale vervoersverbindingen (ov en auto).
  • Op langere termijn een IJmeerverbinding als voorwaarde voor gezonde groei Almere.
  • Bij interne bereikbaarheid krijgen economisch belangrijke gebieden (zoals het Stadscentrum en het centrum van Almere Buiten inclusief Doemere) prioriteit.

Dit bestemmingsplan is in overeenstemming met de doelstellingen van het Mobiliteitsplan.

3.3 Werk in de stad

Horecanota Almere (2000)

De horeca heeft als branche te maken met vele regelingen en beleidsmaatregelen die de gemeente Almere behartigt. Omwille van een eenduidig overzicht en toegankelijk beleid is een nota opgesteld die dit in een meer integraal kader plaatst. De horecanota bevat in hoofdzaak een 'foto' van het bestaande gemeentelijke horecabeleid anno 2000. Deze 'foto' is in overleg met diverse in- en externe betrokkenen gemaakt. Wat betreft ruimtelijk beleid is aangegeven dat voor de bestemmingsplannen een uniforme omschrijving van drie gedefinieerde typen horeca (lichte, middelzware en zware horeca) zal worden gehanteerd. Deze is opgesteld en wordt als Staat van Horeca-activiteiten opgenomen in de bestemmingsplannen.

Verder is er een indeling gemaakt van gebieden waar horeca kan worden toegevoegd of verminderd:

  • Consolidatiegebied: geen uitbreiding van horeca mogelijk.
  • Ontwikkelingsgebied: nieuwe horeca is mogelijk.
  • Concentratiegebied: sterke concentratie van horeca is mogelijk.
  • Deconcentratiegebied: horeca zal worden verminderd.

Deze indeling van gebieden is vertaald naar woongebieden, centra, Poort, Hout, bedrijventerreinen en kantoorgebieden en buitengebied, stadscorridors en parken.

Voor bedrijventerreinen als Stichtsekant geldt dat aanwezigheid van horeca een belangrijke aanvulling betekent van het pakket aan voorzieningen en als zodanig een bijdrage levert aan de kwaliteit en aantrekkelijkheid van werklocatie. Uitgangspunt is dat alleen horeca zich vestigt die is gericht op het bedrijventerrein. Eeen uitzondering kan worden gemaakt voor zogeheten weggebonden horeca. Een bedrijventerrein als Stichtsekant leent zich goed voor de vestiging van weggebonden horeca.

De vestiging van horeca kan op een bedrijventerrein worden gekoppeld aan andere voorzieningen, bijv. een facility of servicepunt. Naast deze zelfstandige horecafunctie is op elk bedrijventerrein de zgn. bedrijfsgebonden horeca toegestaan, een bedrijfsrestaurant of bedrijfskantine.

Dit bestemmingsplan is in overeenstemming met de Horecanota.

Gemeentelijke visie op het vestigingsbeleid (2010)

In de Gemeentelijke Visie op het Vestigingsbeleid (GVV) heeft de raad het beleidskader neergelegd voor de kwalitatieve en kwantitatieve ambities van de vestigingslocaties in Almere. Om Almere te ontwikkelen tot een complete stad met een eigen economische identiteit en daarmee de concurrentiepositie van de Randstad te versterken, is meer werkgelegenheid nodig voor een evenwichtige woonwerkbalans. De GVV beoogt de economische ontwikkeling te versterken, de mobiliteit te beheersen, de infrastructuur efficiënt te gebruiken en de ruimtelijke kwaliteit en leefbaarheid te verbeteren. Hiermee kan Almere een gunstig vestigingsklimaat bieden voor bestaande en nieuwe bedrijven en haar inwoners voldoende, gevarieerde werkgelegenheid bieden. Hoofdpunten van de GVV zijn:

  • 1. De Almere Principles zijn het vertrekpunt voor de ontwikkeling van toekomstige vestigingslocaties.
  • 2. De programmering van vestigingslocaties is gericht op voldoende (direct beschikbare, geplande en gereserveerde) voorraad.
  • 3. Het formuleren van uitgangspunten voor duurzame gebiedsontwikkeling.
  • 4. Het faciliteren en stimuleren van functiemenging op vestigingslocaties.
  • 5. Het behoud van werkgelegenheid op bedrijventerreinen als uitgangspunt voor herstructurering en het uitwerken van het beheer en de herstructureringsopgave.

De visie is vertaald in een overzicht van typen vestigingslocaties, waarin is aangegeven of, en zo ja onder welke voorwaarden, functies als kantoor, voorzieningen, wonen en dergelijke mogelijk zijn. Functies als detailhandel (regulier, perifere detailhandel en grootschalige detailhandel) zijn nog wel genoemd in dit beleidsstuk maar zijn overschreven door het in 2014 vastgestelde Detailhandelsvisie Almere (zie hieronder).

Aanaloog aan de Beleidsregel locatiebeleid stedelijk gebied (zie paragraaf Provinciaal en regionaal beleid in Beleidskader ) wordt er onderscheid gemaakt in centrummilieus (grootstedelijk en overig), gemengde woon-werkmilieus (gemengd wonen-werken en binnenstedelijk) en specifieke werkmilieus (kantoren, voorzieningen, regulier bedrijventerrein en industrieterrein).

Stichtsekant is in dit beleidsdocument alsvolgt omschreven: Fasen 1B en 2 zich ontwikkelen als modern gemengd terrein (bedrijventerreinen die ruimte bieden aan een diversiteit van bedrijven, met een hindercategorie 1 t/m 3 en die niet zijn getypeerd als hoogwaardig of distributiepark). Fase 1B komt overeen met het plangebied van het bestemmingsplan Entreecluster Stichtsekant uit 2008. Fase 2 komt overeen met de gebieden die in het bestemmingsplan Bedrijvenpark Stichtsekant zijn aangewezen met een gemengde bestemming (de vier oranje blokken met belijning ten zuiden van de Lijsterweg) en de bestemming facilitypoint (grijze gedeelte in het midden van het terrein). In paragraaf 1.5 Vigerende bestemmingsplannen onder de kop Vigerend bestemmingsplan Bedrijvenpark Stichtsekant is een afbeelding opgenomen van de plankaart waarop de bestemmingen zijn aangegeven.

De Fasen 1A en 3 zijn in de GVV als logistieke terreinen aangewezen. Deze gronden zijn bestemd voor transport- en distributiebedrijven, ruim opgezet met grote kavels en met een goede ontsluiting). Fase 1A is deels gerealiseerd en heeft in het bestemmingsplan Bedrijvenpark Stichtsekant een logistieke bestemming. Fase 3 is gelegen op de gronden ten zuiden van de Lijsterweg waar ook de logistieke bestemming is aangewezen.

Fase 4 wordt benoemd als hoogwaardig (voor bedrijven met hoogwaardige activiteiten in een ruimtelijke kwaliteit met een hoogwaardige uitstraling) bedrijventerrein. Dit gedeelte komt overeen met de gronden die in het bestemmingsplan Bedrijvenpark Stichtsekant 2006 zijn aangewezen met een uit te werken bestemming voor hoogwaardige bedrijfsdoeleinden (kleur donker paars in het zuid westen op de plankaart van het bestemmingsplan Bedrijvenpark Stichtsekant).

Het voorliggend bestemmingsplan betreft alleen fasen 1 en het noordelijk gedeelte van fasen 2, 3. Het voorliggend bestemmingsplan laat in het gehele plangebied zowel logistiek als gemengde bedrijvigheid toe. Het gedeelte met hoogwaardige bedrijfsdoeleinden valt buiten het plangebied en wordt niet meegenomen in het nieuwe plan.

In het vigerende planologisch regime laat bedrijvigheid tot maximaal milieucategorie 4.2 toe. In het nieuwe plan wordt deze maximale toelaatbare milieucategorie voortgezet, waarbij wel een zonering is aangebracht ten opzichte van de omliggende EHS natuurgebieden en de camping aan de westzijde van het plangebied. Dit betekent dat aan de westkant een zone is opgenomen waar maximaal milieucategorie 3.2 is toegestaan en in het noorden een zone waar bedrijven tot maximaal 4.1 is toegestaan. De zones waar maximaal milieucategorie 2 en 3.1 zijn toegestaan in het vigerend bestemmingsplan evenals de inwaardse zonering ter bescherming van de komst van gevoelige functies zoals kinderdagverblijf op het facility point zijn komen te vervallen in het nieuwe plan te vervallen. In het programma van het facilitypoint zijn deze gevoelige functies komen te vervallen; de noodzaak om een inwaardse zonering op te nemen in het voorliggend bestemmingsplan is daarmee komen te vervallen Zie in par.2.2.2 Wonen, werken en voorzieningen, onder de kop "Buisiness facilities op het 'Landgoed'" en onder hieronder de nota Kader Facility Points voor (snel)weggebruikers uit 2012.. De zonering ten behoeve van het natuurgebied het Cirkelbos en de EHS is ten opzichte van het bestemmingsplan uit 2006 vereenvoudigd door een lagere beschermingsniveau te accepteren voor deze gebieden. Deze gebieden liggen aan drukke wegen (A27 en de Waterlandseweg) en er is al een verdeelstation gelegen voor de hoogspanningsleiding. In pargraaf 5.5 Bedrijven en milieuzonering is deze milieuzonering beschreven.

Het terrein Stichtsekant is in overeenstemming met het locatietype'regulier bedrijventerrein' en valt onder het segment modern gemengd waar ook Logistiek is toegestaan.

De GVV wordt op dit moment herzien waarin het huidige plan wordt overgenomen.

Uitgiftebeleid benzineverkooppunten (2000)

Het uitgiftebeleid benzineverkooppunten gaat uit van de uitgifte van alleen solitaire tankstationlocaties. Daarnaast is in de nota een spreidingskaartje voor benzineverkooppunten opgenomen. Op deze kaart staat aangegeven waar benzineverkooppunten gerealiseerd mogen worden.

Op grond van het uitgiftebeleid is op Stichtsekant de vestiging van een benzineverkooppunt mogelijk.

Kader Facility Points voor (snel)weggebruikers (ambtelijk toetsingskader, april 2012)

Het Kader Facility Points voor (snel)weggebruikers betreft een ambtelijk toetsingskader voor locaties van (business)-facility-points met (snel)weggebruikers als klant en een advies over wijze van gronduitgifte van de beoogde locaties voor deze (bedrijfs)activiteiten. Het voornemen is deze notitie op te nemen in de GVV bij de eerste herziening daarvan.

In het Kader zijn drie concepten 'facility point' beschreven onderscheiden naar doelgroepen, soorten activiteiten en ruimtelijke randvoorwaarden:

  • Basisconcept: een facility point bestaande uit alleen horeca zijnde t.b.v. kort doelgericht verblijf
  • Plusconcept: een horecavoorziening + aanvullende voorzieningen t.b.v. een kort of langer verblijf / combinatiebezoek
  • 'Truckersconcept': parkeerplaats + voorzieningen voor vrachtwagens met kort of lang verblijfsmotief

Eén van de locaties is gelegen op Stichtsekant met mogelijkheden voor een plusconcept en/of truck-concept.

Wat betreft gronduitgifte wordt afhankelijk van de marktvraag een adequate wijze van gronduitgifte gehanteerd. Uitgangspunt is uitgifte door middel van een tender/prijsvraag. Solitaire uitgifte is mogelijk, indien een concept facility point naar functie, omvang en verschijningsvorm, dat toelaat.

Het Kader, een kaart met mogelijke locaties en een omschrijving van het begrip facility point, zal worden opgenomen in de te actualiseren Gemeentelijke Visie op het Vestigingsbeleid. Totdat het huidige GVV is geactualiseerd deze notitie als leidraad hanteren bij de afweging van vestiging van dit soort initiatieven.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Kader Facility Points voor (snel)weggebruikers. Het bedrijventerrein vormt een van de locaties voor een Plusconcept of truckconcept. De locatie hiervoor is gedacht aan het Landgoed. In voorliggend bestemmingsplan is dit gedeelte aangewezen met een bedrijvenbestemming met een aanduiding 'gemengd'. Het realiseren van een dergelijk facility point wordt hiermee mogelijk gemaakt.

Detailhandelsvisie Almere 2014

(vastgesteld door de raad op 6 maart 2014)

De Detailhandelsvisie Almere 2014 geeft in hoofdlijnen antwoord op de vraag hoe Almere in de komende jaren met detailhandel in de stad wil omgaan.

De belangrijkste uitgangspunten voor de detailhandelsstructuur zijn:

  • de fijnmazigheid van winkelvoorzieningen;
  • de positie van het stadscentrum als hét centrale (winkel)centrum van Almere;
  • ruimte bieden aan ondernemers;
  • e-commerce faciliteren.

Dit vindt zijn uitwerking in:

  • Concentratie van dagelijkse detailhandel in of aan buurt-, wijk- en stadsdeelcentra
  • Concentratie van niet-dagelijkse detailhandel in of aan stadsdeelcentra
  • Prioriteit voor kansrijke innoverende concepten
  • Verruimen van mogelijkheden voor kleinschalige detailhandel buiten de winkelgebieden
  • Vergroten van de verzorgingsfunctie en complementariteit van warenmarkten
  • Behouden van ruime mogelijkheden winkelopening
  • Handhaven van regels
  • Programmering gericht op kwaliteit
  • Uitvoeringsparagraaf 'samenwerking markt en overheid'

De detailhandelsvisie bevat een aantal relevante begripsbepalingen, waaronder PDV en GDV. Het (toelatings)kader bevat een verdere vertaling van het beleid:

Economische segmenten   Dagelijks   Niet dagelijks   E-commerce  
    Recreatief   Doelgericht (PDV)   web- winkel   internet- winkel   afhaal-punten  
Milieus en Locaties              
stadscentrum en stadsdeelcentra   ja   ja   ja*   ja   ja   ja  
wijk- en buurtcentra   ja, supermarkt van (elk) maximaal 1.500 m² w.v.o.*/**   ja   nee   ja   ja   ja  
retailcentra***   nee   ja, mits passend binnen het thema   ja, mits passend binnen het thema   ja   ja   ja  
woonwijken (inclusief bedrijfs- woningen op bedrijventerreinen)   ja, mits < 25 m² w.v.o. aan huis   ja, mits < 25 m² w.v.o.   nee   ja   ja*   ja****  
binnenstedelijke, modern gemengde bedrijventerreinen   nee   nee, tenzij ondergeschikt maximaal 20% van het aantal m² b.v.o. met een maximum van 100 m² w.v.o.   alleen daar waar het volgens de geldende bestemmings- plannen mogelijk is, met uitzondering van ABC goederen¹)   ja   nee   ja****  
hoogwaardige bedrijventerreinen   nee   nee, tenzij ondergeschikt maximaal 20% van het aantal m² b.v.o. met een maximum van 100 m² w.v.o.   nee   ja   nee   ja****  
logistieke bedrijventerreinen   nee   nee, tenzij ondergeschikt maximaal 20% van het aantal m² b.v.o. met een maximum van 100 m² w.v.o.   nee   ja   nee   ja****  
industrieterreinen (De Vaart 1-3 en 4)   nee   nee, tenzij ondergeschikt maximaal 20% van het aantal m² b.v.o. met een maximum van 100 m² w.v.o.   nee   ja   nee   nee  
agrarische bedrijventerreinen, zoals Buitenvaart   ja, mits < 25 m² w.v.o. in de bedrijfswoning ***** en m.b.t. ondergeschikte detailhandel maximaal 20% van het aantal m² b.v.o. met een maximum van 100 m² w.v.o. *****   nee, tenzij ondergeschikt maximaal 20% van het aantal m² b.v.o. met een maximum van 100 m² w.v.o.*****   nee, met uitzondering van 1 tuincentrum   ja*****   ja*****   nee  

* Mits wordt voldaan aan de randvoorwaarden met betrekking tot bereikbaarheid, parkeren, laden, lossen en milieu-eisen (5 parkeerplaatsen per 100 m² b.v.o.).

** In stadsdeel Haven maximaal 1.200 m² w.v.o.

*** Retailcentra vallen onder het locatietype 'voorzieningenmilieu' uit de Gemeentelijke Visie op het Vestigingsbeleid (GVV, 2010) en Doemere is een voorzieningenmilieu voor PDV en het toekomstig retailpark Poort is een voorzieningenmilieu voor GDV. Ook de eventuele toekomstige detailhandelszone op Twentsekant is aangewezen als een voorzieningenmilieu voor PDV/GDV (pas op zijn vroegst na 2020 in ontwikkeling).

**** Op nog nader te bepalen locaties en onder nog nader te bepalen voorwaarden/criteria.

***** Gelieerd aan de hoofdbestemming (verbreed agrarisch) binnen het nieuwe bestemmingsplan Agrisch gebied Buitenvaart.

¹) ABC-goederen kunnen zich ook vestigen op de binnenstedelijke en modern gemengde bedrijventerreinen als voldaan wordt aan de ruimtelijk relevante criteria als goede bereikbaarheid en ruimtelijke inpassing buiten de PDV zones.

Het bedrijventerrein Stichtsekant is te kwalificeren als een modern gemengd bedrijventerrein waar logistiek ook mogelijk is. Voor de detailhandel is voor Stichtsekant de hierboven opgenomen kolom Modern Gemengd maatgevend. Op grond hiervan is ondergeschikte recreatieve detailhandel toegestaan mits ondergeschikt tot maximaal 20% van het aantal m² b.v.o. met een maximum van 100 m² w.v.o..

Op Stichtsekant is geen zone aangegeven waar perifere detailhandel is toegestaan (PDV)zone. Dit betekent dat alleen PDV in de vorm van ABC zijn toegestaan. Het terrein voldoet aan de criteria hiervoor het is goed ontsloten en bereikbaar.

Afhaalpunten

(vastgesteld door burgemeester en wethouders op 30 september 2014)

De raad heeft op 6 maart 2014 ingestemd met de beleidskeuzes van de "Detailhandelsvisie Almere 2014". In het raadsvoorstel is aangekondigd dat op twee punten zou worden teruggekomen, namelijk afhaalpunten en kringloopwinkels.

Op basis van de Detailhandelsvisie Almere 2014 worden afhaalpunten bij voorkeur geïntegreerd in de bestaande winkelstructuur. Hoewel afhaalpunten in winkelgebieden kunnen worden opgezet, bestaat er behoefte om pure afhaalpunten ook buiten de winkelgebieden kansen te bieden.

Afhaalpunten worden in de Detailhandelsvisie Almere 2014 niet als detailhandel gezien, maar als een bedrijfsfunctie (logistiek). Een afhaalpunt wordt in de detailhandelsvisie daarom gedefinieerd als "een locatie waar de consument uitsluitend via internet bestelde goederen kan afhalen of retourneren, en waar uitsluitend logistiek en opslag van bestelde goederen gedurende een korte periode plaatsvindt en waarbij geen sprake is van uitstalling ten verkoop en/of overige activiteiten". Doordat pure afhaalpunten ook als een (logistiek) bedrijf gezien kunnen worden, dus niet als een winkelfunctie, ontstaat de mogelijkheid om deze te realiseren op locaties buiten de bestaande winkelstructuur. Afhaalpunten worden toegestaan op alle bedrijventerreinen. De bedrijventerreinen Buitenvaart (agrarisch) en De Vaart (industrieel) worden hiervan uitgesloten.

Voorwaarden voor vestiging van een puur afhaalpunt op bedrijventerreinen zijn:

  • voldoende parkeerplaatsen en ruimte voor laden, lossen en manoeuvreren dienen op eigen terrein te worden gerealiseerd;
  • de locatie van het afhaalpunt dient goed ontsloten te zijn: een directe en korte aansluiting op de hoofdwegenstructuur.

Afhaalpunten zijn op Stichtsekant mogelijk. Aan de voorwaarden uit dit beleid wordt voldaan. Volgens de regels is het afhaalpunt mogelijk als op eigen terrein voldoende parkeerplaatsen en ruimte voor laden, lossen en manoeuvreren aanwezig is. Het bedrijventerrein is goed ontsloten en er is een korte aansluiting op de hoofdwegenstructuur (zoals Waterlandseweg en de A27).  


Kringloopwinkels

(vastgesteld door burgemeester en wethouders op 30 september 2014)

De raad heeft op 6 maart 2014 ingestemd met de beleidskeuzes van de "Detailhandelsvisie Almere 2014". In het raadsvoorstel is aangekondigd dat op twee punten zou worden teruggekomen, namelijk afhaalpunten en kringloopwinkels.

Volgens de Detailhandelsvisie is detailhandel toegestaan op locaties met een detailhandelsbestemming. Kringloopwinkels vestigen zich in de praktijk echter eerder op bedrijventerreinen vanwege het volumineuze karakter en de relatief lagere huurprijs dan in winkelcentra. Er zijn in Almere drie kringloopwinkels gevestigd: op De Steiger, op Markerkant en op Frezersplaats. De kringloopwinkel op Poldervlak is begin 2014 afgebrand.

In vergelijking met de definitie zoals die is opgenomen in de Detailhandelsvisie Almere 2014 zijn de termen 'breed assortiment' en 'om niet' toegevoegd, mede om het verschil te benadrukken met een 'gewone' tweedehandswinkel.

Door de brede opzet van deze specifieke bedrijfstak is het wenselijk dat hiervoor ook ruimte wordt geboden buiten de winkelcentra.

De typen bedrijventerreinen waar kringloopwinkels zich kunnen vestigen worden beperkt tot die bedrijventerreinen die voor consumenten goed bereikbaar zijn en die relatief dicht bij een woonwijk liggen. Daarnaast komen die bedrijventerreinen in aanmerking waar de bedrijven qua aard van de bedrijfsactiviteiten niet onnodig belemmerd worden in hun bedrijfsvoering met de komst van een kringloopwinkel. Kringloopwinkels moeten geen negatieve ruimtelijke effecten veroorzaken op de bedrijfsomgeving waar deze gevestigd zijn. Daarom komen de binnenstedelijke en modern gemengde bedrijventerreinen (zoals in de GVV van 2010 genoemd) hier voor in aanmerking. De bedrijventerreinen Buitenvaart (agrarisch) en De Vaart (industrieel) en de bedrijventerreinen Stichtsekant, Hollandsekant en Sallandsekant (logistiek) komen hiervoor niet in aanmerking. Elke vestiging dient fysiek en verkeerskundig inpasbaar te zijn. Parkeren, laden, lossen en manoeuvreren dient op eigen terrein plaats te vinden.

Het terrein Stichtsekant ligt ver van woonwijken en daarom worden geen Kringloopwinkels toegelaten.

3.4 Groene stad

Waterplan Almere (2005)

Het Waterplan geeft aan welke rol het binnendijks water binnen de stad speelt en wat er nodig is om die rol te vervullen. Bij herstructurering van de bestaande stad of nieuwbouw, geeft de watervisie richting aan de omgang met water. Een belangrijk onderdeel van de watervisie is de waterfunctiekaart waarop drie functies zijn weergegeven: een natuurlijke, recreatieve of stedelijke functie. De functie bepaalt hoe het water moet worden ingericht, beheerd en onderhouden. Gemeente en Waterschap dragen de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het water in de stad. Het waterplan biedt een kader voor deze samenwerking. Het waterplan is opgesteld om zowel de huidige knelpunten in het watersysteem op te lossen als te anticiperen op toekomstige veranderingen en kansen.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Waterplan Almere.

Gemeentelijk Waterhuishoudingsplan 2011-2016

Per 1 januari 2008 is er veel veranderd voor alle gemeenten, met de Wet Gemeentelijke Watertaken. De nieuwe wetgeving stelt gemeenten beter in staat een bijdrage te leveren aan de aanpak van watervraagstukken in bebouwd gebied. Gemeenten krijgen zorgplichten voor de inzameling en verwerking van overtollig hemelwater en grondwater. De gemeente moet hiermee rekening houden bij het opstellen van haar Gemeentelijk Riolering Plan (GRP).

De gemeente heeft nu drie zorgplichten:

  • 1. de inzameling en het transport van stedelijk afvalwater (Wet Milieubeheer);
  • 2. de inzameling en verwerking van afvloeiend hemelwater (Waterwet);
  • 3. het treffen van maatregelen in het openbaar gebied teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken (Waterwet).

De noodzaak tot actualisatie en verbreding van het gemeentelijk rioleringsplan (GRP) is aangegrepen om de bestaande beleidsdocumenten op het gebied van water te integreren en de samenhang in de waterhuishouding te verstevigen:

  • 4. Waterplan Almere (visie)
  • 5. Regionale bestuursovereenkomst stedelijk water Flevoland
  • 6. Maatwerkovereenkomst (hier is het B&O plan stedelijk water onderdeel van)
  • 7. Beleidskader onderhoud kapitaalgoederen
  • 8. Europese Kaderrichtlijn Water (KRW)
  • 9. Nationaal Bestuursakkoord Water
  • 10. Bestuursakkoord Waterketen

Het Gemeentelijk Waterhuishoudingsplan Almere 2011-2016 bundelt de hoofdlijnen van deze beleidsdocumenten en geeft daarmee structuur en samenhang aan de gemeentelijke waterhuishouding. Met dit Gemeentelijk Waterhuishoudingsplan wordt nogmaals de visie uit het waterplan bevestigd.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Gemeentelijk Waterhuishoudingsplan.

Kleur aan Groen (2014)

De nota Kleur aan Groen geeft verder inhoud aan het derde principe van de Almere Principles (2009). Dit is het principe 'Combineer stad en natuur! Het principe luidt: om de stad betekenis te geven, zullen wij bewust streven naar unieke en bestendige combinaties van het stedelijke en het natuurlijke weefsel, en naar een verhoogd besef van de menselijke verbondenheid met de natuur.'

De basis van de nota is een kaart van het groenblauwe raamwerk. Deze kaart is in onderstaande afbeelding (Afbeelding: IV) opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1R04-vg01_0031.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1R04-vg01_0032.png"

Afbeelding IV: kaartbeeld Groenblauwe Raamwerk Almere (bron: Nota Kleur aan Groen)

Op de kaart zijn landschapstypes aangegeven. Zij laten zien dat er verschillende landschappen zijn met elk hun eigen ruimtelijke karakteristieken en kenmerkend gebruik. Er wordt onderscheid gemaakt in: bos, moeras, park, voorzieningenpark, water en identiteitsdragers. Om te kunnen beoordelen of een initiatief een verbetering voor (het gebruik van) het groenblauwe raamwerk oplevert, zijn de kwaliteiten van het raamwerk samengevat in ‘de essentie’. Initiatieven zijn uitsluitend mogelijk als ze recht doen aan de essentie. Zo wordt bepaald of het raamwerk de beste plek is voor het initiatief, of dat het beter past op een bedrijventerrein of een centrumlocatie.

De volgende essenties zijn opgenomen in de Nota Kleur aan Groen:

Het groenblauwe raamwerk:

  • 1. is het fundament van de groene stad Almere;
  • 2. is voor de stad en haar bewoners;
  • 3. is verbonden met de stad;
  • 4. geeft Almere identiteit.

In aanvulling op de essentie gelden ontwikkelprincipes. Ze geven de condities voor een zorgvuldige inpassing en het bereiken van een optimale kwaliteitsbijdrage aan het groen en blauw.

Deze ontwikkelprincipes zijn:

  • 1. De groengebieden en het water vormen een samenhangend geheel;
  • 2. Het initiatief versterkt de identiteit van het gebied;
  • 3. Het initiatief is verbonden met het gebied;
  • 4. Het initiatief draagt blijvend bij aan het beheer van het gebied. De kwaliteit van het groen staat hierbij centraal, niet de financiering ervan.
  • 5. Er geldt terughoudendheid bij het bouwen in het groen, waarbij ingrepen gericht zijn op de versterking van de kwaliteit van het groenblauwe raamwerk. Voor bebouwing geldt een extra kwaliteitstoets, op basis van de nota Kleur aan Groen.
  • 6. Het college informeert de raad vooraf per raadsbrief over initiatieven die daadwerkelijk in aanmerking komen voor realisatie, indien deze afwijken van de bepalingen in de nota Kleur aan Groen. Hierbij schetst het college waarom afwijken van de nota meerwaarde heeft.

Door deze spelregels verschuift de aandacht. De functie op zich is niet doorslaggevend. Het gaat om de kwaliteit die een initiatief op een specifieke plek kan toevoegen.

Het bedrijventerrein Stichtsekant grenst aan gebieden die worden aangewezen in de nota Kleur aan Groen (het Cirkelbos, Almeerderhout en de Hoge Vaart. Het terrein zelf valt buiten deze gebieden. Dit bestemmingsplan is in in overeenstemming met de nota Kleur aan Groen.

3.5 Veiligheid

Checklist veiligheid ruimtelijk planvormingsproces Almere (2007)

In het programma Veiligheid 2007-2010 worden de speerpunten op het gebied van veiligheid behandeld. Eén van de thema's is 'Veiligheidsaspecten in gebouwde omgeving en infrastructuur beter geborgd.

Uit de evaluatie van het vorige programma Integrale veiligheid blijkt dat ten aanzien van het thema 'Veiligheidsaspecten in gebouwde omgeving en infrastructuur is beter geborgd' vooral extra aandacht in de planfase gewenst is. Daarnaast blijkt uit ervaring van betrokkenen dat de werkprocessen in dit kader (planfase, bouwfase, ingebruikname, sloopfase) verder moeten worden gestroomlijnd. Een veiligheidschecklist voorkomt dat in het ruimtelijk planvormingsproces bepaalde veiligheidsaspecten over het hoofd worden gezien en maakt eenduidige behandeling van het aspect veiligheid mogelijk.

De rapportage omvat voor de aspecten sociale veiligheid, fysieke veiligheid en externe veiligheid een overzicht van aandachtspunten waarmee in het ruimtelijk planvormingsproces van Almere rekening gehouden moet worden. Bij de aandachtspunten wordt aangegeven op welke planfase het veiligheidspunt van toepassing is. Hierbij is een onderverdeling gemaakt in structuurplan, ontwikkelingsplan/bestemmingsplan, en verkavelingsplan/inrichtingsplan. De op ontwikkelingsplannen en bestemmingsplannen gerichte veiligheidspunten zijn ook van toepassing op afwijkingen van bestemmingsplannen en kunnen ook gehanteerd worden voor herontwikkelingsplannen. De input voor de checklist is geleverd door de verschillende gemeentelijke diensten en Politie Flevoland. Zie voor de gesprekspartners de bijlage. De veiligheidspunten zijn van toepassing op het publieke domein (openbaar en semi-openbaar gebied). Veiligheidspunten die betrekking hebben op het ontwerp van gebouwen vallen buiten de kaders van deze veiligheidschecklist (hiervoor geldt het Bouwbesluit).

Voor Stichtsekant zijn de veiligheidsaandachtspunten voor verkeersveiligheid, sociale veiligheid, fysieke veiligheid en externe veiligheid van belang bij nieuwe ontwikkelingen. Bij de concrete invulling van deze nieuwe ontwikkelingen dient toepassing te worden gegeven aan de veiligheidschecklist.

Vuurwerknota 2005, Ruimtelijke implementatie Vuurwerkbesluit (2005)

Op 1 maart 2002 is het Vuurwerkbesluit in werking getreden, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk. De regels hebben betrekking op vervoer, opslag, verkoop en gebruik van vuurwerk. De meeste regels zijn technisch van aard en komen in het vergunningverlenings- of meldingstraject tot uitvoering. Er worden ook regels gegeven die een ruimtelijke betekenis hebben. De ruimtelijke regels van het Vuurwerkbesluit dienen te worden vastgelegd c.q. in acht genomen in nieuwe bestemmingsplannen, herzieningen, wijzigingen en vrijstellingen.

Almere is niet aangewezen als opslaggebied voor professioneel vuurwerk. Het beleid geeft aan dat vuurwerkopslag en -verkoop kan plaats vinden in winkelcentra en op bedrijventerreinen. Verkoop en opslag geschiedt niet in woongebieden en kleine winkelcentra met woningen erboven.

Voor Stichtsekant betekent dit dat verkoop en opslag van consumentenvuurwerk is toegestaan mits aan de veiligheidseisen wordt voldaan

3.6 Sociale structuur, onderwijs en cultuur

Archeologie

De hoofdlijnen van het archeologiebeleid van de gemeente Almere zijn beschreven in De schatkamer van Almere. Beleidsnota Archeologische Monumentenzorg Gemeente Almere 2001-2005 (vastgesteld in september 2001). In dit bestemmingsplan wordt geanticipeerd op de nieuwe Nota Archeologische Monumentenzorg 2016 en de Archeologieverordening 2016 die naar verwachting in mei 2016 in werking treden.

Nota Archeologische Monumentenzorg 2016

Almere voert een actief Archeologisch Monumentenzorg (AMZ) beleid. De hoofdlijnen van het archeologiebeleid staan beschreven in de Nota Archeologische Monumentenzorg 2016. Het archeologiebeleid richt zich in de eerste plaats op:

  • Het veiligstellen van de meest waardevolle vindplaatsen in de gemeente;
  • Het zoveel mogelijk integreren van deze locaties in de diverse inrichtingsplannen;
  • Het kenbaar en herkenbaar maken van de bijzondere geschiedenis van Almere aan het publiek.

Op 21 april 2016 heeft de raad de uitgangspunten van dit beleid vastgesteld, evenals de Archeologieverordening 2016 en de toelichting daarop. Dit beleid, de Archeologieverordening en toelichting treedt naar verwachting in mei 2016 in werking. De Archeologische Beleidskaart is onderdeel van de door de raad vastgestelde beleidsuitgangspunten en treedt naar verwachting gelijktijdig in werking.

De onderzoeksplicht geldt alleen indien aan twee condities is voldaan: 1. De voorgenomen bouw- en aanlegactiviteiten komen niet in aanmerking voor een vrijstelling, en 2. De betreffende gronden zijn niet eerder bebouwd / overbouwd is geweest met bijvoorbeeld een weg of huizen. De inzet van beschikbare middelen richt zich op gebieden waarin zich representatief te achten prehistorische landschappelijke zones bevinden. De verwachting is dat dit doorgaans de hogere delen van het prehistorisch dekzandlandschap betreffen en oeverwallen die voorkomen binnen de Oude Getijdenafzettingen.

De gebieden met een archeologische vergunningsplicht staan aangegeven op de Archeologische beleidskaart (ABA). Op de kaart wordt onderscheid gemaakt tussen 6 verschillende archeologische waarden.

In de regels en de verbeelding van dit bestemmingsplan is een beschermende regeling opgenomen voor het terrein met vastgestelde waarde. In paragraaf 2.1.5 Archeologie wordt hier nader op ingegaan.

Archeologieverordening 2016

In de gemeentelijke Archeologieverordening is vastgelegd hoe het college omgaat met archeologisch waardevolle terreinen en voor welke terreinen een vergunningsplicht dan wel een vrijstelling hiervan geldt. Archeologisch waardevolle terreinen zijn gebieden waarbinnen op basis van onderzoek behoudenswaardige archeologische vindplaatsen vastgesteld zijn. Daar buiten liggen gebieden waarbinnen archeologische vindplaatsen worden verwacht maar nog niet zijn vastgesteld.

In de Archeologieverordening 2016 wordt onderscheid gemaakt tussen “Waarde-Archeologie 1 t/m 6”. Deze waarden zijn gekoppeld aan gebieden op de Archeologische Beleidskaart Almere. Binnen deze gebieden wordt gewerkt met een vergunningsplicht met vrijstellingen. De vergunning kan al dan niet tijdelijk en/of onder voorwaarden verleend. De vergunning moet geweigerd worden indien het project/ de werkzaamheden de archeologische waarden aantast of risico's daarop kan opleveren. Het beleid heeft tot doel aangetroffen Steentijdvindplaatsen en scheepswrakken van voldoende kwaliteit te behouden in situ.

  Archeologisch relevante laag
 
Horizontale vrijstelling   Verticale vrijstelling  
Waarde 1   Kwelder / Dekzand   500m²   150 cm  
Waarde 2   Dekzand   500m²   100 cm  
Waarde 3   Dekzand   500m²   50 cm  
Waarde 4   Oeverwallen / rivierduinen   100 m²   50 cm  
Waarde 5   Behoudenswaardige vindplaatsen   geen   geen  
Waarde 6   Buitendijks   25.000m²   geen  
Vrijgesteld   nvt   nvt   nvt  

In de Archeologieverordening 2016 is dwingend opgenomen dat de gebieden op de Archeologische Beleidskaart Almere integraal in alle toekomstige ruimtelijke plannen en juridisch-planologische kaders moet worden overgenomen, met een met de verordening overeenkomende bescherming. In de regels van voorliggend bestemmingsplan is dit uitgewerkt in de dubbelbestemming "Waarde-Archeologie 5" voor de terreinen waar behoudenswaardige archeologische vindplaatsen liggen.

Binnen de bestemmingsplangrenzen liggen drie terreinen die zijn aangewezen met de bestemming "Waarde-Archeologie 5". In het zuidwestelijk gedeelte zijn nog twee kleine gedeelten van behoudenswaardige archeologische vindplaatsen die gedeeltelijke in het plangebied vallen. Deze gedeelten zijn eveneens aangewezen met de bestemming "Waarde-Archeologie 5".

Binnen de bestemmingsplangrenzen liggen 3 terreinen die zijn aangewezen met de bestemming "Waarde-Archeologie 5". In het zuid-westelijk gedeelte zijn nog twee kleine gedeelten van behoudenswaardige archeologische vindplaatsen die gedeeltelijke in het plangebied vallen. Deze gedeelten zijn eveneens aangewezen met de bestemming "Waarde-Archeologie 5".

Steentijdwildernis in Almere. Visie en toolbox voor invulling, visualisatie en gebruik van steentijdvindplaatsen (2012).


De nota "Steentijdwildernis in Almere. Visie en toolbox voor invulling, visualisatie en gebruik van steentijdvindplaatsen", is een inrichtingsconcept waarmee de archeologische vindplaatsen uit de steentijd beleefbaar en bruikbaar worden gemaakt. De gemeente heeft als doelstelling dat in 2030 de Almeerse archeologie onderdeel is geworden van het collectieve geheugen van de Almeerders, onder andere door cultuureducatie.

Het verkavelingsplan op hoofdlijnen voor het gebied Stichtsekant is in overeenstemming met deze toolbox opgesteld.

Bijlage 15 Toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten

Algemeen

Regeling toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten met behulp van milieuzonering:

Om de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten in dit bestemmingsplan vast te leggen is gebruik gemaakt van een milieuzonering. Een milieuzonering zorgt ervoor dat milieubelastende functies (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) waar nodig ruimtelijk voldoende worden gescheiden. De gehanteerde milieuzonering is gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsactiviteiten.

Een Staat van Bedrijfsactiviteiten is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten, al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu, zijn ingedeeld in een aantal categorieën. Voor de indeling in de categorieën zijn de volgende ruimtelijk relevante milieuaspecten van belang:

  • geluid;
  • geur;
  • stof;
  • gevaar (met name brand- en explosiegevaar).

Toepassing 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' voor bedrijventerreinen

Algemeen:

De aanpak van milieuzonering en de in dit plan gebruikte 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' zijn gebaseerd op de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009), op de Voorbeeld Staat van Bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen. De Staat van Bedrijfsactiviteiten kan in verschillende situaties gehanteerd worden, bijvoorbeeld:

  • om de milieuzonering van bedrijfsactiviteiten op een samenhangend bedrijventerrein te regelen;
  • in buitengebieden;
  • op losliggende relatief grootschalige bedrijfspercelen op enige afstand van burgerwoningen;
  • om indien gewenst de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten te regelen in stedelijk gebied of (delen van) woongebieden met enige vorm van bedrijvigheid .


In dit soort situaties zorgt de milieuzonering ervoor dat hinderlijke bedrijfsactiviteiten op voldoende afstand van woningen of andere gevoelige functies worden gesitueerd. Dit gebeurt door het aanhouden van richtafstanden tussen deze milieugevoelige en milieubelastende activiteiten.

Richtafstanden bepalend voor de categorie-indeling:

In de Staat van Bedrijfsactiviteiten is voor elke bedrijfsactiviteit voor ieder van de ruimtelijke relevante milieuaspecten (zie hiervoor) een richtafstand ten opzichte van een 'rustige woonwijk' vermeld. De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. Daarnaast vermeldt de Staat van Bedrijfsactiviteiten indicaties voor verkeersaantrekkende werking.


Omgevingstype bepalend voor de daadwerkelijk te hanteren afstanden:

De gewenste afstand tussen een bedrijfsactiviteiten (en overige milieubelastende activiteiten zoals landbouw, recreatie, detailhandel, horeca, dienstverlening en openbare instellingen) en woningen (of andere gevoelige functies zoals scholen, ziekenhuizen, verblijfsrecreatie) wordt mede bepaald door het type gebied waarin de gevoelige functie zich bevindt. Conform de VNG-publicatie worden daarbij twee omgevingstypen onderscheiden: rustige woonwijk en gemengd gebied. De richtafstanden die zijn vermeld in de Staat van Bedrijfsactiviteiten gelden ten opzichte van een rustige woonwijk (of een vergelijkbaar omgevingstype). Voor een gemengd gebied (en daarmee te vergelijken gebieden) gelden kleinere afstanden.

Daarnaast dient in de milieuzonering rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van eventuele bedrijfswoningen, burgerwoningen of andere gevoelige functies (zoals een kinderdagverblijf) op een bedrijventerrein.


Omgevingstype rustige woonwijk:

In een rustige woonwijk komen enkel wijkgebonden voorzieningen voor en vrijwel geen andere functies zoals kantoren of bedrijven. Langs de randen (in de overgang naar eventuele bedrijfsfuncties) is weinig verstoring door verkeer. Als daarmee vergelijkbare omgevingstypen noemt de VNG-publicatie onder meer een rustig buitengebied (eventueel met verblijfsrecreatie) en een stilte- of natuurgebied.


Omgevingstype gemengd gebied:

In een gemengd gebied komen naast wonen ook andere functies voor, zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Daarmee vergelijkbare gebieden zijn lintbebouwingen in het buitengebied waarin functiemenging voorkomt en gebieden gelegen direct langs een hoofdinfrastructuur. Kenmerkend voor het omgevingstype gemengd gebied is dat sprake is van een zekere verstoring en dus van een relevant andere omgevingskwaliteit dan in een rustig woongebied.

Te hanteren richtafstanden

De Staat van Bedrijfsactiviteiten onderscheidt een tiental milieucategorieën. De volgende tabel geeft voor beide omgevingstypen (rustige woonwijk en gemengd gebied) per milieucategorie inzicht in de gewenste richtafstanden. De richtafstand geldt tussen de grens van de bestemming die bedrijven toelaat en de uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan (of via vergunningvrij bouwen) mogelijk is. Daarbij gaat het nadrukkelijk om een richtafstand. Kleinere afwijkingen ten opzichte van deze afstand zijn mogelijk zonder dat hierdoor knelpunten behoeven te ontstaan. Gedetailleerd onderzoek naar de daadwerkelijke milieubelasting van concrete activiteiten maakt eveneens een onderbouwde afwijking mogelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1R04-vg01_0033.jpg"

  • 1. Het betreffen bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving toelaatbaar zijn in woonwijken.
  • 2. Het betreffen bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving zelfs toelaatbaar zijn tussen of onmiddellijk naast woonbebouwing in gemengde gebieden.

Toelaatbaarheid van bedrijven die onder een specifieke regelgeving vallen:

In de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn ook aanduidingen opgenomen die aangeven dat bepaalde bedrijven onder een specifieke wettelijke regeling kunnen vallen. Het betreft:

  • bedrijven die 'in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken' zoals bedoeld in de Wet geluidhinder (zogenoemde grote lawaaimakers); deze bedrijven zijn alleen toegestaan op industrieterreinen die in het kader van deze wet gezoneerd zijn ;
  • bedrijven die onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) kunnen vallen (nu of in de toekomst); het betreft risicovolle bedrijven waar gebruik, opslag en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt; voor dergelijke bedrijven gelden (wettelijke) normen ten aanzien van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico;
  • bedrijven die onder het Vuurwerkbesluit vallen; voor dergelijke bedrijven gelden (wettelijke) afstandsnormen.

In de regels van dit bestemmingsplan is aangegeven of en zo ja, onder welke voorwaarden dergelijke bedrijven in het plangebied zijn toegestaan.

De toegepaste Staat van Bedrijfsactiviteiten:

De in dit bestemmingsplan opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten komt in verregaande mate overeen met de Voorbeeld Staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen uit de VNG-publicatie. Conform de aanbevelingen van de publicatie is de Staat aangepast aan de specifieke kenmerken van dit bestemmingsplan.


De volgende activiteiten uit de lijsten zijn niet opgenomen:

  • de meest landbouwactiviteiten;
  • winning van delfstoffen;
  • horeca-activiteiten;
  • detailhandel;
  • overheidsdiensten, onderwijs, gezondheidszorg en welzijnszorg;
  • zakelijke dienstverlening;
  • cultuur, sport en recreatie.


In de toegepaste Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn alle activiteiten opgenomen die passen binnen de definitie van bedrijf volgens de begripsbepalingen in de regels van dit bestemmingsplan.


Flexibiliteit:

De Staat van Bedrijfsactiviteiten blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door bedrijfsactiviteiten in te schatten. De richtafstanden en inschalingen gaan uit van een gemiddeld bedrijf met een moderne bedrijfsvoering. Het komt in de praktijk voor dat een bepaald bedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke werkwijze of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Bedrijfsactiviteiten is verondersteld. In de regels is daarom bepaald dat het bevoegd gezag (meestal college van burgemeester en wethouders) een dergelijk bedrijf toch via een omgevingsvergunning kan toestaan, indien dit bedrijf niet binnen de algemene toelaatbaarheid past. Bij de Staat van Bedrijfsactiviteiten is deze mogelijkheid beperkt tot maximaal één categorieën (dus bijvoorbeeld categorie 3.1 in plaats van 2 of categorie 4.1 in plaats van 3.2). Om deze vergunning te kunnen verlenen moet worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie.

Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde bedrijven zich aandienen, waarvan de activiteiten in de Staat van Bedrijfsactiviteiten niet zijn genoemd, maar die qua aard en invloed overeenkomen met bedrijven die wel zijn toegestaan. Met het oog hierop is in de regels bepaald dat het bevoegd gezag vestiging van een dergelijk bedrijf via een omgevingsvergunning kan toestaan. Om deze vergunning te kunnen verlenen moet op basis van milieutechnisch onderzoek worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met direct toegelaten bedrijven.

In de Staat van Bedrijfsactiviteiten is bij de indeling van sommige bedrijfsactiviteiten uitgegaan van een continue bedrijfsvoering, waarbij de hinderlijke activiteiten ook 's nachts plaatsvinden. Dit is in de Staat van Bedrijfsactiviteiten aangegeven met een 'C' in de laatste kolom. Het kan echter voorkomen dat een specifiek bedrijf niet continu werkt. Dit gegeven kan eveneens aanleiding zijn om het bedrijf via de bovengenoemde afwijkingsbevoegdheid een categorie lager in te delen.

Voor de concrete toetsing van een verzoek om afwijking van het bestemmingsplan middels een omgevingsvergunning wordt verwezen naar bijlage 5 van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering.

Bijlage 16 Toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten

Milieuzonering van horeca-activiteiten

De problematiek van hinder door horecabedrijven onderscheidt zich nauwelijks van de problematiek van hinder veroorzaakt door "gewone" niet-agrarische bedrijven. Bij het opstellen van de in de regels opgenomen Staat van Horeca-activiteiten en het daarmee samenhangende toelatingsbeleid is daarom nauw aangesloten bij de Staat van Bedrijfsactiviteiten die al veel langer in bestemmingsplannen wordt toegepast.

Voor horecabedrijven bieden de Wet milieubeheer (Wm) en de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) onvoldoende mogelijkheden om alle relevante vormen van hinder te voorkomen. De milieuzonering van horecabedrijven in het bestemmingsplan richt zich daarom in aanvulling op de Wet milieubeheer en Algemene Plaatselijke Verordening op de volgende vormen van hinder:

  • geluidshinder door afzonderlijke inrichtingen in een rustige omgeving;
  • (cumulatieve) geluidshinder buiten de inrichting(en) en verkeersaantrekkende werking/ parkeerdruk.

Analoog aan de regeling voor "gewone" bedrijven worden bij het ruimtelijk beleid voor hinderlijke horeca-activiteiten drie stappen onderscheiden:

  • het indelen van activiteiten in ruimtelijk relevante hindercategorieën;
  • het onderscheiden van gebiedstypen met een verschillende hindergevoeligheid;
  • het uitwerken van een beleid in hoofdlijnen: in welke gebieden zijn welke categorieën in het algemeen toelaatbaar.

De onderstaande toelichting gaat nader in op de gehanteerde hindercategorieën en het algemene toelatingsbeleid voor deze categorieën. In het bestemmingsplan vindt de nadere ruimtelijke afweging per locatie plaats.

Gehanteerde criteria

Voor een indicatie van de mate van hinder veroorzaakt door horeca-activiteiten biedt de basiszoneringslijst uit de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2007) een goed vertrekpunt. De daar gehanteerde, nogal grove benadering behoeft echter voor een in de praktijk bruikbare Staat van Horeca-activiteiten aanvulling en nadere motivering. In aanvulling op de gegevens uit de VNG-publicatie is gebruikgemaakt van de volgende ruimtelijk relevante criteria:

  • de voor verschillende soorten horeca-inrichtingen over het algemeen gebruikelijke openingstijden;
  • de mate waarin een bedrijfstype naar verwachting bezoekers en in het bijzonder bezoekers per auto en/of brommers (scooters) aantrekt.

Categorieën van horeca-activiteiten

Mede op grond van bovengenoemde criteria worden in de Staat van Horeca-activiteiten de volgende drie categorieën onderscheiden (onderverdeeld in subcategorieën):

Categorie 1: "lichte horeca"

Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds geopend zijn (in hoofdzaak verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken: restaurants, cafetaria's, ijssalons en dergelijke.

In deze categorie zijn de volgende subcategorieën onderscheiden:

1a. Aan de detailhandelsfunctie verwante horeca, die in de praktijk nauwelijks van detailhandel kan worden onderscheiden zoals ijssalons, cafetaria's, snackbars en dergelijke. Met name in centrumgebieden kan het in verband met ruimtelijk-functionele aspecten gewenst zijn deze groep als afzonderlijke categorie te beschouwen;

1b. Overige lichte horeca, zoals restaurants (zonder bezorg- of afhaalservice); Bij deze categorie dient een afweging plaats te vinden ten aanzien van overlast voor omwonenden en de aanwezigheid van parkeergelegenheid.

1c. Restaurant met bezorg- of afhaalservice. Bij deze categorie dient, behalve de afweging onder 1b ook een afweging plaats te vinden ten aanzien van de vekeersontsluiting in verband met de verkeersaantrekkende werking.

Categorie 2: "middelzware horeca"

Bedrijven die aanzienlijke hinder kunnen veroorzaken voor omwonenden. Deze hinder kan onder andere ontstaan door openingstijden 's nachts of door grote verkeersaantrekkende werking.


In deze categorie zijn de volgende subcategorieën onderscheiden:

2a. Bedrijven genoemd onder 1a, 1b en 1c met een bedrijfsvloeroppervlak van meer dan 250 m². Bij deze categorie dient een afweging plaats te vinden ten aanzien van de verkeersontsluiting in verband met de relatief grote verkeersaantrekkende werking.

2b. Bedrijven die ook 's nachts geopend kunnen zijn en aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken, zoals cafés, bars, biljartcentra en zalenverhuur. Deze bedrijven zijn over het algemeen alleen toelaatbaar in weinig gevoelige gebieden, zoals (centrum)gebieden met primair een functie voor detailhandel, horeca en voorzieningen.

Categorie 3: "zware horeca"
Bedrijven die grote hinder kunnen veroorzaken voor omwonenden, zoals dancings, discotheken en partycentra. Deze hinder kan onder andere ontstaan door een combinatie van openingstijden 's nachts en een grote verkeersaantrekkende werking. Deze bedrijven zijn alleen toelaatbaar in specifiek voor dergelijke bedrijven aangewezen gebieden.

Flexibiliteitsbepalingen

De Staat van Horeca-activiteiten is een relatief grof hulpmiddel om hinder door horeca-activiteiten in te schatten en is bovendien tijdgebonden. Het komt in de praktijk voor dat een bepaald horecabedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een aangepaste werkwijze (bijvoorbeeld geen openstelling noodzakelijk in de nachturen) of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Horeca-activiteiten is verondersteld. In de planregels is daarom bepaald dat met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de toegestane categorieën van de Staat van Horeca-activiteiten om horecabedrijven toe te staan die één categorie hoger zijn, indien het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de toegestane categorieën van de Staat van horeca-activiteiten. Dit kan bijvoorbeeld van categorie 3 naar 2a, maar ook van categorie 1c naar 1b. Deze mogelijkheid tot afwijken dient met name te worden getoetst aan de aspecten verkeersaantrekkende werking, bedrijfsvloeroppervlakte en openingstijden.

Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde horeca-activiteiten zich aandienen, die niet zijn genoemd in de Staat van Horeca-activiteiten. In de planregels is daarom bepaald dat met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de toegestane categorieën van de Staat van Horeca-activiteiten om horecabedrijven toe te staan die niet zijn genoemd in de Staat van Horeca-activiteiten, indien het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de toegestane categorieën van de Staat van horeca-activiteiten.

Verder is het denkbaar dat in de planperiode het algemene beeld van de in de Staat van Horeca-activiteiten genoemde horeca-activiteiten zich als gevolg van bepaalde ontwikkelingen wijzigt. Om hierop adequaat te kunnen reageren, zijn burgemeester en wethouders bevoegd om via een wijziging de categorie-indeling van de bedrijven in de Staat van Horeca-activiteiten aan te passen.