direct naar inhoud van 4.4 Ecologie
Plan: Aanpassingen Kromslootpark
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0034.BP1Q02-vg01

4.4 Ecologie

Toetsingskader en beleid

Bij elk ruimtelijk plan moet, met het oog op beschermenswaardige natuurwaarden, rekening worden gehouden met de regelgeving op het gebied van gebiedsbescherming en soortenbescherming.

Gebiedsbescherming

De bescherming van Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten is geregeld in de Natuurbeschermingswet. Indien ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van de natuurwaarden binnen deze gebieden, moet een vergunning worden aangevraagd. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het beleid ten aanzien van de Ecologisch Hoofdstructuur (EHS).

Indien er sprake is van aantasting van Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten moeten maatregelen worden getroffen om de effecten van het plan zo veel mogelijk te voorkomen (mitigeren). Wanneer nadelige effecten na deze stap nog niet (volledig) teniet zijn gedaan, moet het resterende nadelige effect worden gecompenseerd.

In de EHS geldt het 'nee, tenzij' principe. Dit houdt in dat ingrepen waarbij de oppervlakte of de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS significant worden aangetast niet zijn toegestaan, tenzij er geen alternatieven zijn en er sprake is van een groot openbaar belang.

Soortenbescherming

Op grond van de Flora- en faunawet geldt een algemeen verbod voor het verstoren en vernietigen van beschermde plantensoorten, beschermde diersoorten en hun vaste rust- of verblijfplaatsen. Onder voorwaarden is ontheffing van deze verbodsbepalingen mogelijk. Voor soorten die vermeld staan in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn zijn deze voorwaarden zeer streng. Ook hier geldt dat eerst moet worden gekeken naar mitigerende maatregelen.

Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan

Gebiedsbescherming

Het plangebied ligt in het Kromslootpark. Het park maakt deel uit van de EHS. Met de aanleg van de fietspaden worden de wezenlijke kenmerken van het gebied niet aangetast. Uitgangspunt voor de aanleg van deze paden is behoud en, waar mogelijk, verbetering van de wezenlijke kenmerken van het EHS-gebied. De gasleiding wordt parallel aan de nieuwe A6 aangelegd. De leiding, die ondergronds ligt, tast de wezenlijke kenmerken van de EHS niet aan. De voorgenomen ontwikkeling heeft, gezien de aard en omvang, geen invloed op het Natura 2000-gebied IJsselmeer en Markermeer.

Soortenbescherming

Voor het gedeelte ten zuiden van de A6 is in 2009 een ecologisch onderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 2 Ecologisch onderzoek). Het onderzoeksgebied strekt zich van het Zilverstrand via het Kromslootpark naar het Beginbos. Onderhavig plangebied betreft een klein gedeelte van het onderzochte gebied. Uit het onderzoek blijkt dat het hele gebied verschillende beschermde soorten bevat. Voor de verschillende soorten wordt het volgende geconcludeerd:

  • Voor de vastgestelde en verwachte aanwezige broedvogels dienen de werkzaamheden buiten het broedseizoen plaats te vinden. Een ontheffing is voor deze broedvogels dan niet nodig. Het broedseizoen loopt ruwweg van maart tot en met juli.
  • In het hele onderzoeksgebied zijn daarnaast broedvogels aangetroffen waarvan de verblijfplaatsen jaarrond zijn beschermd. Het betreft de Buizerd en Boomvalk. Het territorium van de Buizerd bevindt zich net buiten onderhavig plangebied. Voor deze soort hoeft dus geen ontheffing aangevraagd te worden. Het nest van de Boomval wordt mogelijk wel bedreigd. Hiervoor zal een ontheffing worden aangevraagd, waarin passende compenserende en mitigerende maatregelen worden genomen.
  • In het plangebied zijn foeragerende vleermuizen aangetroffen. Mogelijk bevinden zich in het plangebied ook verblijfplaatsen. Indien werkzaamheden worden verricht aan bomen met potentie als verblijfplaats voor vleermuizen, dan dient hun aan- of afwezigheid vooraf onderzocht te worden. Indien vleermuizen op de bewuste locatie verblijven, dan dient een ontheffingsaanvraag te worden ingediend, waarin passende mitigerende en compenserende maatregelen worden beschreven.
  • Voor alle soorten geldt de zorgplicht. Bij werkzaamheden dienen dieren dan ook zoveel mogelijk de kans te krijgen om te vluchten.

Bij de uitvoering van de werkzaamheden wordt met de conclusies van het ecologisch onderzoek rekening gehouden. Indien nodig, wordt een ontheffingsaanvraag ingediend. De verwachting is dat deze ontheffing verkregen kan worden. Aan de diverse gedragscodes voor het uitvoeren van werkzaamheden moet men zich bij de uitvoering van het project houden. De uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is hiermee voldoende aangetoond.