direct naar inhoud van Toelichting
Plan: De Hoven, De Werven en De Gouwen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0034.BP1BCDEFLMN01-vg01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Een bestemmingsplan

Een bestemmingsplan regelt de bestemming en het gebruik van de gronden voor een bepaald gebied. Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (kaart), planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridische plan. De regels omvatten de omschrijvingen van de in het plan vervatte bestemmingen, waarbij per bestemming het doel of de doeleinden worden aangegeven. In de toelichting worden de achtergronden en beweegredenen aangegeven die hebben geleid tot de bestemmingen. De plantoelichting heeft geen rechtskracht. Een bestemmingsplan wordt tijdens de verschillende procedurestappen langs elektronische (digitale) en analoge weg beschikbaar gesteld. Wanneer de inhoud van het digitale en analoge bestemmingsplan verschillend zijn, is de inhoud van het digitale bestemmingsplan beslissend.

1.2 Aanleiding voor dit bestemmingsplan

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat bestemmingsplannen een geldigheidsduur van tien jaar hebben. Als deze periode afloopt, moet een nieuw bestemmingsplan of een nieuwe beheersverordening de regeling voor gebruik en bebouwing van gronden overnemen of een verlengingsbesluit genomen worden door de gemeenteraad. In het kader van deze wettelijk voorgeschreven actualisatieplicht voor bestemmingsplannen is een nieuw bestemmingsplan opgesteld voor de wijken De Hoven, de Werven en de Gouwen. Omdat in het plan een aantal aanpassingen wordt doorgevoerd als gevolg van nieuwe ontwikkelingen, zoals een op basis van actueel beleid gebaseerde nieuwe regeling voor woningen en bedrijven en verwerking van nieuw beleid, is het niet mogelijk een beheersverordening op te stellen.

1.3 Begrenzing van het plangebied

Het plangebied wordt globaal begrensd door:

  • het Vroege Vogelbos aan de noordzijde;
  • de Noorderdreef en de Oosterdreef aan de oostzijde;
  • de Lange Wetering, Kerkgracht, Schoolstraat, Middenhof, Binnenhof en Marktgracht (Centrum Almere Haven) aan de zuidzijde;
  • de Westerdreef, Montessoripad, Arkpad, Nijvergouw, Bosgouw aan de westzijde. De groene gebieden aldaar behoren niet tot het plangebied.

In onderstaande figuur is de begrenzing van het nieuwe bestemmingsplan weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1BCDEFLMN01-vg01_0001.png"

1.4 Vigerende bestemmingsplannen

Met dit bestemmingsplan worden de geldende bestemmingsplannen voor de gebieden geheel vervangen. Het gaat om de volgende bestemmingsplannen:

plannummer   plannaam   vaststellingsdatum   onherroepelijk  
BP1B01   De Werven 1981   11-2-1983   3-6-1983  
BP1ABCDEFM01   De Hoven en De Werven   26-9-2002   26-11-2003  
BP1L02   De Gouwen en De Paal   16-5-2002   17-9-2003  
BPPAR02*   Parapluherziening opslag en verkoop vuurwerk   11-6-2009   18-8-2009  

*Voor zover dit bestemmingsplan het plangebied raakt.

Van bestemmingsplan De Werven 1981 geldt nu nog alleen het gebied Tuinderswerf. Dit wordt dus in het nieuwe bestemmingsplan opgenomen. Verder worden langs de randen van het plangebied hier en daar kleine correcties aangebracht, waarmee kleine stukken van andere bestemmingsplannen in dit plan worden opgenomen of vice versa. Dit is bijvoorbeeld langs de Noorderdreef.

1.5 Leeswijzer

Om de digitale raadpleegbaarheid van het bestemmingsplan te vergroten, is de toelichting opgezet rondom de in het plan gebruikte bestemmingen. Na een beschrijving van het plangebied en de nieuwe ontwikkelingen (hoofdstuk 2) worden de bestemmingen beschreven (hoofdstuk 3). Vanuit dit hoofdstuk worden koppelingen gemaakt naar het achterliggende beleidskader ( hoofdstuk 4) en de omgevingstoets (hoofdstuk 5). In het hoofdstuk implementatie (hoofdstuk 6) wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Karakteristieken plangebied

Almere Haven

Almere is opgebouwd uit meerdere kernen. De groei in inwoners kan daarmee flexibel worden opgevangen. Almere Haven, liggend ten zuiden van de A6 was het eerste stadsdeel van Almere dat tot ontwikkeling is gebracht. Vanaf 1976 werden de eerste woningen gebouwd. In die tijd was het de bedoeling dat Almere Haven uiteindelijk 20.000 inwoners zou huisvesten en uit zo'n 8.000 woningen zou bestaan. Het centrum ervan was het eerste centrumgebied van Almere. De komst van het stadsdeel Almere Stad vanaf 1980 heeft de centrumfunctie overgenomen en dit stadsdeel vormt nu het hoofdcentrum van Almere. In Almere Haven wonen nu meer dan 22.000 mensen, waarvan bijna 8.000 in het plangebied. Het totaal aantal woningen in Haven bedraagt bijna 10.000, waarvan er iets meer dan 3.500 in het plangebied liggen. Almere Haven heeft bijzondere kwaliteiten, zoals het vele groen, de ligging aan het Gooimeer en het dorpse karakter.

De Hoven en de Werven

Algemeen

De wijken De Hoven en De Werven zijn tussen 1976 en begin 80-er jaren gebouwd. Het woningaanbod is zeer divers: vrijstaand, rijtjes, gestapeld (appartementen), maar ook twee-onder-één kap woningen. De planningstheorie uit de jaren 70 is in de ruimtelijke opbouw nog steeds goed te herkennen. Deze opbouw wordt ook wel de 'bloemkoolwijk' genoemd. Bloemkoolwijken kenmerken zich door kronkelende paden en hofjes. Het zijn woonmilieus opgebouwd uit buurten met woonerven. De verkeersstromen zijn sterk hiërarchisch geordend. Het doorgaande verkeer wordt geleid over een beperkt aantal hoofdwegen, in dit geval de Noorder-, Ooster- en Westerdreef. De straten en woonerven vormen aparte subwijkjes, die als bloemkoolroosjes om de hoofdwegen zijn "geplant" en in beginsel maar één toegangsweg hebben. De subwijkjes zijn niet door wegen met elkaar verbonden en bestaan dus uit dood- of rondlopende straten. Dit concept zorgt voor autoluwe woongebieden: de auto is er 'te gast'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1BCDEFLMN01-vg01_0002.png"

luchtfoto van de bloemkoolwijk De Achterwerf

De Lange Wetering (een brede watergang) en de busbaan doorsnijden het plangebied en verdelen het in een binnengebied en een buitenrandgebied. De verkeersstructuur is hierop afgestemd.

Groen

Eén van de belangrijkste kenmerken van Almere Haven is het vele groen: de groene wiggen, pleinen en de Lange Wetering met zijn groene oevers. De wijken hebben daardoor een zeer groene uitstraling. In het gebied liggen verschillende parken. In het Stadswerfpark bevindt zich een grote speeltuin, maar er is ook veel ruimte voor wandelen, fietsen of spelen. De Tuinderswerf is een groen parkgebied waarin ook gewandeld en gespeeld kan worden. In 2013 zijn overigens in een deel van de Tuinderswerf evenwijdig aan de Oosterdreef appartementen gerealiseerd. Ook ligt er een vergunning voor het realiseren van een zestal quadrantwoningen.

Verkeer

In Almere is een 'duurzaam veilig' verkeerssysteem aangelegd. Dit betekent dat verkeerssoorten gescheiden zijn en functies, inrichting en gebruik zijn afgestemd. Passend binnen 'duurzaam-veilig' is sprake van een zogenaamde 'zelfverklarende' infrastructuur bestaande uit:

  • stroomwegen (A6, A27, Hogering/ Buitenring/ Tussenring/ Waterlandseweg) = verkeersaders
  • gebiedsontsluitingswegen (dreven) = verkeersaders
  • erftoegangswegen (buurtwegen/woonstraten) = verblijfsgebieden

De kruispunten van de Almeerse gebiedsontsluitingswegen zijn uitgevoerd in de vorm van rotondes of, in het geval van hoge verkeersintensiteiten, met verkeerslichten. De verblijfsgebieden hebben zo veel mogelijk auto-aansluitingen op de gebiedsontsluitingswegen (om de 250 à 400 m).

Het gebied kent dus een gescheiden verkeersstelsel met een autohoofdontsluiting, een fietsnetwerk en een busbaan. De Ooster- en Westerdreef omringen het gebied en vormen de hoofdontsluiting. Vanaf de Oosterdreef loopt de Voorstraat het gebied in. Deze straat is een belangrijke ontsluitingsweg en loopt door het plangebied tot aan het stadscentrum van Haven. De woonwijken worden vanaf de twee dreven en de Voorstraat ontsloten. Het is niet mogelijk van de ene subwijk naar de andere te rijden: dit moet altijd via de hoofdontsluitingswegen. In de subwijken geldt een 30 km p/u regime. Op de dreven en op de Voorstraat (vanaf de Oosterdreef tot aan de Middenhof) is 50 km p/u toegestaan.

In zowel De Hoven als De Werven zijn fietspaden aangelegd die van noord naar zuid en van oost naar west (en vice versa) lopen. De routes komen samen in het centrum en verbinden de wijken in Almere Haven. Door De Werven en De Hoven loopt een vrije busbaan. Deze gaat via het centrum van de ene naar de andere wijk. In beide wijken staat een bushalte.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1BCDEFLMN01-vg01_0003.png"

De parkeerdruk in het gebied is niet hoog. Er wordt voornamelijk in het openbaar gebied geparkeerd en in sommige gevallen op eigen terrein.

Beeldkwaliteit

De beeldkwaliteit hangt nauw samen met de ruimtelijke elementen die bepalend zijn voor de ruimtelijke structuur. In het bestaande plan was een aantal beeldbepalende elementen opgenomen die qua beeldkwaliteit en karakter bepalend zijn voor de herkenbaarheid van het gebied. Deze lagen langs de Voorstraat (hoofdentree van de wijken), de entree van de Achterwerf, de Lange Wetering met zijn groene oevers, het groene karakter van het Schoolwerfpark en twee langzaamverkeersroutes. Om deze kwaliteit te behouden was in het bestemmingsplan bepaald dat aan de voorzijde van de woningen dakkapellen niet zijn toegestaan. In dit nieuwe bestemmingsplan zijn deze bepalingen niet overgenomen. Reden is beeldkwaliteitseisen nu uitsluitend via de Welstandsnota worden geregeld en niet meer via een bestemmingsplan.

Functies

Wonen

Wonen is de hoofdfunctie in het plangebied. In de Hoven staan ruim 1.100 woningen en in De Werven bijna 1.250. In totaal wonen er meer dan 5.000 personen. Het gemiddelde aantal woningen per ha (= woningdichtheid) is ongeveer 40. Deze dichtheid neemt naar de randen van de wijken toe af. Uitgangspunt voor de ontwikkeling van de wijken was het realiseren van een zo gedifferentieerd mogelijk woongebied. De meeste woningen zijn grondgebonden eengezinswoningen (rijtjes). In de subwijken Groenhof en Achterwerf staan ook vrijstaande woningen en in de Buitenhof twee-onder-één-kapwoningen. Verspreid over de wijken zijn gestapelde woningen (portiekflats) te vinden. De verhouding huur- en koopwoningen in beide wijken is ongeveer 60% huur en 40% koop.

Bedrijven en kantoren

Er is grote diversiteit aan bedrijven aanwezig, verspreid over het plangebied, zoals adviesbureaus, computerbedrijven, klusbedrijven en een kantorencomplex. In totaal zijn dit zo'n 15 bedrijven. In het gebied ligt geen bedrijventerrein. Daarnaast zijn er circa 250 kleinschalige bedrijven of beroepen aan huis.

Horeca

De enige horecavestiging in de vorm van een coffeeshop zit op de Schoolstraat 260. In de sporthal op de Stadswerf zit ook een horecavestiging die primair bedoeld is voor de gebruikers van en gelieerd is aan de sporthal.

Detailhandel & dienstverlening

Het plangebied bevat zo'n acht detailhandelsvestigingen. Deze bevinden zich in de plinten van de woningen aan de Binnenhof en rondom de kruising Voorstraat-Schoolstraat.

Maatschappelijk

In de Hoven staan drie basisscholen: de Ark aan de Middenhof, de Polderhof op de Buitenhof en op de Uithof is de Eerste Almeerse Montessorischool gevestigd. Aan de Polderhof zit ook een peuterspeelzaal en een kinderdagverblijf. Daarnaast is er op de Goedewerf een kinderdagverblijf en een buitenschoolse opvang gevestigd en zit er een Marokkaans cultureel centrum en moskee op de Schoolstraat. De panden aan de Wittewerf 20 en Binnenhof 23 zijn buurthuizen en in een verzamelgebouw aan de Achterwerf 246 zitten onder meer een tandarts, thuiszorgorganisatie en een verloskundigen- en haptonomiepraktijk

Cultuur en ontspanning

Het parkeerterrein aan de zuidzijde van het Stadswerfpark langs de Schoolstraat is aangemerkt als evenemententerrein. Verder liggen in het park zelf speeltuin De Speelhaven en een playground met onder meer een basketbal- en voetbalveld en voorzieningen voor skaters.

Recreatie

Aan de Wittewerf ligt een volkstuinencomplex, De Kluitenduikers. Ook aan de Binnenhof liggen volkstuinen. In de Tuinderswerf is het gebied ten zuiden van de busbaan in gebruik voor extensieve recreatiedoeleinden (park, wandelen, fietsen, spelen).

Sport

Aan de Parkwerf (in het Stadswerfpark) staan een zwembad en een sporthal. Verder is aan basisschool De Polderhof een gymzaal gekoppeld.

De Gouwen 

Algemeen

De Gouwen bestaat uit acht verschillende subwijkjes, gerealiseerd in het begin van de jaren 80. Naast woonwijken is ook het bedrijventerrein De Paal er gevestigd. Hét structurerend element in de Gouwen is de groene wig, een groengebied dat vanaf Vroege Vogelbos door de Gouwen naar het centrum van Almere Haven loopt. De hele wijk De Gouwen is overigens omgeven door groenstructuren: de groene wig vanuit Vroege Vogelbos, nabij de entree tot Muidergouw en Lindengouw, langs de busbaan en de dreven en nabij rotondes. Naast het groen zijn de stadsgracht, busbaan en de dreven belangrijke structuurelementen. Bouwblokken zijn gesitueerd in dezelfde richting als deze elementen en deze elementen hebben een grote rol gespeeld bij de stedenbouwkundige opzet. De Gouwen wordt getypeerd als 'wonen op de overgang van het stedelijk naar het landelijk gebied'. Dit komt tot uiting in een steeds lagere bebouwingsdichtheid naar de randen toe door de bouw van (half)vrijstaande woningen. Rijtjeswoningen staan langs de hoofdfietsstructuur en rond binnenterreinen. De tuinen van woningen grenzen aan deze binnenterreinen. Daardoor heeft deze wijk een besloten, introvert karakter. Het betreft hier (net als De Hoven en De Werven) een bloemkoolwijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1BCDEFLMN01-vg01_0004.png"

Groen

Ook hier is het groen volop aanwezig: de groene wig vanuit het Vroege Vogelbos, het gebied tussen de Noorderdreef en de Lindengouw-Muidergouw en rond de randen van het gebied. De groene gebieden ten noorden van de Bosgouw en ten zuiden van de Nijvergouw liggen buiten het plangebied.

Verkeer

De opzet van De Gouwen is gelijk aan De Hoven en De Werven. Het gebied kent een gescheiden verkeersstelsel met een auto(hoofd)ontsluiting (Noorderdreef en Westerdreef), een fietsnetwerk en een openbaar vervoerslijn. In de woongedeelten van de wijk geldt een snelheidsregime van maximaal 30 km p/u. De Gouwen wordt doorkruist met vrijliggende fietsvoorzieningen en de vrije busbaan. Langs de vrije busbaan liggen twee bushaltes. Parkeren vindt plaats in het openbaar gebied, met name bij de rijtjeswoningen (Bosgouw, Brongouw, Peppengouw, Overgouw, Muidergouw), maar bij twee-onder-één-kapwoningen en vrijstaande woningen veelal op eigen erf (Muidergouw, Kromgouw, Lindengouw).

Functies

Wonen
De woningtypen in De Gouwen variëren van twee lagen met en zonder kap. Langs de randen van de wijken zijn zowel rijtjes- als vrijstaande woningen aanwezig. In de binnenterreinen staan vooral rijtjeswoningen. Het aantal woningen bedraagt ruim 1100 met meer dan 2700 bewoners. De verhouding koop-huur is 80-20%.

Bedrijven/ kantoren
In de woonwijken zijn ongeveer tien losstaande bedrijfsgebouwen aanwezig, waarin kleinschalige adviesbureaus en/ of dienstverlenende bedrijven, zoals een kapper, zitten. In woningen zitten zo'n 150 aan-huis-verbonden bedrijven of beroepen.

Horeca

Op de Brongouw 148 zit een café.

Detailhandel & dienstverlening

Op de Brongouw zat ook een buurtsupermarkt, maar deze zit er niet meer. Het gebouw staat nu leeg.

Maatschappelijk

Op de Bosgouw zit een basisschool (de Flierefluiter) en aan de Brongouw een buurtcentrum met peuterspeelzaal.

Sport

Tenniscomplex De Gouwen is gevestigd aan de Tuingouw. Bij basisschool De Flierefluiter zit nog een gymzaal.

De Paal

De Paal is een binnenstedelijk bedrijventerrein van circa 5 ha. Het bestaat uit twee verkeerslussen waarlangs de bedrijven zijn gevestigd. Deze lussen ontsluiten direct op de Noorderdreef, dus de omliggende woningen hebben er vrij weinig last van, ook omdat bij de aard en omvang van de bedrijven met de woningen rekening is gehouden. Op De Paal zijn zo'n 50 bedrijven gevestigd met zo'n 400 werkzame personen. De aard van de bedrijven is divers: groothandel en handelsbemiddelingsbedrijven, dienstverlenende en ambachtelijke bedrijven. Er zit ook een kleine cafetaria (nr 7-5) en één benzinestation. Naast bedrijven zijn op De Paal ook 16 woonwerkeenheden gevestigd op de plaats van een voormalig tuincentrum. Bedrijventerrein De Paal wordt direct ontsloten via de Noorderdreef. Verkeer van en naar De Paal hoeft dus niet via de woonwijk te rijden. Parkeren vindt in principe plaats op eigen terrein.

2.2 Nieuwe ontwikkelingen

In het plangebied spelen niet veel nieuwe ontwikkelingen. De kleinere ontwikkelingen, die vooral op kavelniveau spelen, worden beschreven in Hoofdstuk 3. Op de meer algemene ontwikkelingen wordt hieronder ingegaan.

Gemeentelijke Visie op het Vestigingsbeleid (GVV)

In 2010 is door de gemeente de GVV vastgesteld. Daarin wordt beoogd de economische ontwikkeling te versterken en de ruimtelijke kwaliteit en leefbaarheid te verbeteren. Dit betekent dat functiemenging op binnenstedelijke bedrijventerreinen zo veel mogelijk wordt toegestaan. Voor het binnenstedelijk bedrijventerrein De Paal houdt dat in dat in plaats van de huidige bestemming 'bedrijf' er een bestemming 'gemengd' is opgenomen. Hierdoor zijn naast de functie bedrijf ook functies als kantoor, maatschappelijk, cultuur en ontspanning en recreatie mogelijk. Meer hierover in paragraaf 3.2.3.

Archeologie

Het is verplicht op grond van de Monumentenwet en de Wro om (te verwachten) behoudenswaardige archeologische waarden te beschermen via het bestemmingsplan en daarin integraal op te nemen. Dit is vastgelegd in gemeentelijk beleid (zie Bijlage 1 Beleidskader, 3.6 Sociale structuur, onderwijs en cultuur). Dit was nog niet zo ten tijde van het vorige bestemmingsplan. Dit leidt dus tot een wijziging met ruimtelijke gevolgen, zoals in bepaalde gevallen een onderzoeksplicht. Zie verder paragraaf 3.2.16.

Verdubbeling A6, Weerwaterzone en Floriade 2022

De gemeente Almere heeft een opgave van de rijksoverheid voor het realiseren van 60.000 nieuwe woningen en 100.000 nieuwe arbeidsplaatsen. Daarvoor is een verbetering van de bereikbaarheid en dus verbreding van de A6 noodzakelijk. Dit zal naar verwachting in 2020 gereed zijn. Samenhangend met de verbreding van de A6 is de gemeente bezig met de ontwikkeling van de Weerwaterzone. Een deel van deze zone zal ook worden gebruikt voor de Floriade in 2022. De A6 splitst de stad nu nog in twee delen. De bedoeling is om de A6 ter hoogte van het Weerwater te verlagen, zodat de barrièrewerking tussen Almere Stad en Almere Haven minder wordt én de geluidshinder wordt beperkt. Daardoor ontstaan mogelijkheden voor een gebiedsontwikkeling van liefst 413 ha voor woningen, kantoren of voorzieningen. Deze gebiedsontwikkeling zal naar verwachting in 2018 starten en in 2030 gereed zijn. De plannen voor de Weerwaterzone en de verbreding van de A6 grenzen aan het woongebied de Gouwen aan de noordzijde (Vroege Vogelbos) en de Noorderdreef. De ontwikkelingen zijn echter nog niet concreet genoeg om hiermee rekening te kunnen houden in dit bestemmingsplan. Tegelijk met de verdubbeling van de A6 wordt de afrit van de A6 richting Almere Haven via de Noorderdreef aangepast. Dit heeft geen directe gevolgen of invloed op dit bestemmingsplan. Ook het Floriade-terrein ligt buiten het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1BCDEFLMN01-vg01_0005.jpg"

figuur Weerwaterzone / Floriade

Prioriteitenprogramma aanpak Binnenring Almere Haven

Voor bijna heel Almere Haven geldt dat de woningen, openbare ruimte en voorzieningen zichtbaar ouder worden en niet altijd meer voldoen aan de functionele eisen van deze tijd. Met name de binnenring is een kwetsbaar gebied. De binnenring van Almere Haven wordt gevormd door de wijken De Wierden, De Hoven, De Werven en het centrum van Almere Haven. Deze binnenring beslaat het halve stadsdeel van Haven en is ook het oudste gedeelte ervan. De samenstelling van de woningvoorraad is er eenzijdig (veel sociale huur) en de instroom van nieuwe bewoners is zeer beperkt. Dit komt mede door de woningvoorraad die verouderd is en niet geschikt voor goede doorstroming en nieuwe instroom. De vergrijzing zorgt daarnaast voor minder grote huishoudens en daardoor voor minder draagvlak ten aanzien van voorzieningen en winkels. De inkomenssituatie is ook kwetsbaar: veel mensen hebben een laag inkomen. Bovendien bestaat er een flink cultuurverschil tussen mensen die al lang in de wijken wonen (erg betrokken en trots) en nieuwe bewoners (minder betrokkenheid). Deze problematiek in met name de binnenring heeft negatieve consequenties voor het functioneren van het hele stadsdeel. Zonder ingrijpen zal niets veranderen. Daarom heeft de gemeente besloten tot een integrale aanpak middels het prioriteitenprogramma binnenring Almere Haven. Naast de gemeente zijn ook woningcorporaties, scholen, zorginstellingen, welzijnsinstellingen, politie én bewoners hierbij betrokken. De kernopgaven zijn:

  • 1. Stimuleren zelforganiserend vermogen;
  • 2. Aanpak van overlast en armoede;
  • 3. Stimuleren doorstroom en nieuwe instroom;
  • 4. Voldoende en passende voorzieningen;
  • 5. Basis op orde;
  • 6. Aantrekkelijk stadsdeelcentrum en sterk merk Haven.

Met name de onderwerpen “voldoende en passende voorzieningen” en “basis op orde” zijn van belang voor dit bestemmingsplan.

  • "voldoende en passende voorzieningen”: in De Werven en De Hoven gaat het om het verder ontwikkelen van de bestaande buurtontmoetingscentra. Ook het Stadswerfpark is een aandachtspunt. Het erin gelegen zwembad zal, zodra er een vervangend zwembad in Almere Poort is gerealiseerd, worden gesloopt (waarschijnlijk begin 2016). Op deze plek zullen hoogstwaarschijnlijkheid dan woningen worden gerealiseerd. De naastgelegen sporthal wordt gerenoveerd. Er wordt daarnaast een stedenbouwkundige verkenning van het park uitgevoerd om te kijken wat het park voor mogelijkheden biedt. In dit onderzoek wordt ook de playground en een mogelijk nieuwe locatie voor een JOP meegenomen. Eén van de basisscholen in De Hoven, de Polderhof, zal in 2015 een functie krijgen als school voor de hele wijk. Naast de focus op de fysieke voorzieningen wordt ook gezorgd voor programma's en een activiteitenaanbod op maat, in aansluiting op signalen uit de wijk.
  • "basis op orde”: De Werven en De Hoven verouderen zoals eerder gezegd. Zowel de openbare ruimte als de woningen hebben een impuls nodig. De eigenaren (woningcorporaties) zullen daartoe hun(sociale) woningvoorraad opknappen. In De Werven zijn al de helft van de huidige woningen opgeknapt. De andere helft is in 2014 aan de beurt. De sociale woningen aan de Goedewerf zullen worden verkocht. Ook de meeste sociale woningen aan de Binnenhof, de Middenhof en de Voorstraat zijn gerenoveerd. Er zijn plannen om de resterende woningen aan de Middenhof aan te pakken. In 2016 zal de gemeente starten met groot onderhoud aan de openbare ruimte in De Werven. Daarvoor is inmiddels de inventarisatie gestart om te peilen welke wensen bij de bewoners van De Werven leven, zodat deze wellicht meegenomen kunnen worden. In De Hoven wordt een inventarisatie gemaakt van knelpunten en wordt gekeken of er middelen vrijgemaakt kunnen worden om deze aan te pakken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1BCDEFLMN01-vg01_0006.png"

foto: gerenoveerde Voorstraat

Voor het bestemmingsplan zelf hebben deze ontwikkelingen geen directe of grootschalige wijzigingen tot gevolg. Alleen op perceelsniveau heeft het gevolgen voor onder meer de bestemming van de sporthal. Ook worden als gevolg van de renovatie op een paar panden de bestemming voor Wonen iets vergroot. Voor het zwembad wordt de bestemming nog niet aangepast. Hiervoor wordt een aparte procedure gevoerd in 2015 of 2016, omdat op dit moment nog geen concrete plannen (aantal, soort, omvang) van de woningen duidelijk zijn.

Hoofdstuk 3 Bestemmingen

In dit hoofdstuk zijn de bestemmingen omschreven en de planuitgangspunten voor de bestemmingen benoemd. Als de uitgangspunten voortkomen uit een beleidskader of een onderzoek uit de omgevingstoets dan is een koppeling opgenomen naar deze informatie.

3.1 Toelichting op de juridische regeling

Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen

Op 1 juli 2008 is de Wro en het bijbehorende Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Met de invoering van de Wro is de vormgeving van bestemmingen en planregels gestandaardiseerd. De standaarden zijn vastgelegd in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening. Het voorliggende bestemmingsplan is opgesteld volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012) en voldoet aan de vereisten op het gebied van digitalisering. Het bestemmingsplan voldoet tevens aan de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) die per 1 oktober 2010 in werking is getreden.

Opzet van de planregels

De planregels van dit bestemmingsplan zijn als volgt opgezet:

  • in Hoofdstuk 1 zijn de begrippen gedefinieerd en is de wijze van meten bepaald;
  • Hoofdstuk 2 bevat de regels voor de verschillende bestemmingen;
  • in Hoofdstuk 3 zijn algemene regels opgenomen, die gelden voor meerdere of alle bestemmingen;
  • Hoofdstuk 4 bevat de overgangs- en slotbepalingen.

Flexibiliteitsbepalingen

In het bestemmingsplan zijn diverse regels opgenomen waarmee flexibiliteit ten opzichte van de hoofdbestemming wordt ingebouwd. Afwijkingsregels zijn bedoeld voor afwijkingen binnen de bestemming zelf. Op basis van de afwijkingsregels kan een omgevingsvergunning worden verleend. Met toepassing van wijzigingsbevoegdheden kan het college van burgemeester en wethouders wijzigingen aanbrengen binnen een bestemming of een bestemming wijzigen in een andere bestemming. Wijzigingsregels en afwijkingsregels kunnen worden gekoppeld aan een enkele bestemming, maar kunnen ook gelden voor meerdere bestemmingen (algemene wijzigingsregels of algemene afwijkingsregels). Bij afwijkingsregels en wijzigingsbevoegdheden worden verschillende voorwaarden opgenomen die in acht moeten worden genomen. Het gaat bijvoorbeeld om een maximum oppervlakte of het uitgangspunt dat er geen sprake mag zijn van onevenredige afbreuk aan de woon- of werksituatie.

3.2 Bestemmingen

3.2.1 Cultuur en ontspanning

Deze bestemming is gelegd op gronden in het Stadswerfpark die in gebruik zijn door speeltuin 'De Speelhaven'. Voor deze speeltuin was in het hiervoor geldende bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen op grond waarvan het bestaande speelterrein kon worden uitgebreid. In de afgelopen jaren is het speelterrein op kleine schaal uitgebreid. Omdat de gemeente een verkenning naar de mogelijkheden van het park doet (zie paragraaf 2.2) en de speeltuin wellicht verder wordt uitgebreid, is de wijzigingsbevoegdheid overgenomen in dit bestemmingsplan. Op de dierenweide aan de oostzijde van het Stadswerfpark ligt ook de bestemming 'Cultuur en Ontspanning'. Hier is gelijk aan het vorige bestemmingsplan maximaal 75 m² aan bebouwing toegestaan.

3.2.2 Detailhandel

In de vorige bestemmingsplannen lag de bestemming 'detailhandel' (overigens in combinatie met wonen) alleen op de locatie van de voormalige buurtsupermarkt aan de Brongouw. De supermarkt is echter in overleg met de eigenaar verplaatst naar de wijk De Laren. Dit betekent dat de mogelijkheid voor een supermarkt is komen te vervallen. Op het perceel is met dit bestemmingsplan een gemengde bestemming gelegd, namelijk 'Gemengd - 1' (zie verder paragraaf 3.2.3.1). Op percelen met een bestemming 'Gemengd - 2' is detailhandel ook toegestaan. Verder heeft een paar panden aan de Voorstraat en Binnenhof die voor 'Gemengd - 3' zijn bestemd, tevens een aanduiding 'detailhandel' behouden, net als in het vorige bestemmingsplan. Op bedrijventerrein De Paal was, voor zover de percelen in het vorige bestemmingsplan bestemd waren voor 'bedrijfs- en kantoordoeleinden', detailhandel in auto's, boten en caravans mogelijk. Ook was maximaal 100 m² detailhandel toegestaan bij het benzinestation. Het nieuwe bestemmingsplan maakt dit wederom mogelijk. Wat betreft de verkoop van vuurwerk is de regeling overgenomen uit het paraplubestemmingsplan opslag en verkoop vuurwerk uit 2009. Dit betekent dat uitsluitend op bedrijventerrein De Paal de opslag en verkoop van vuurwerk onder strikte voorwaarden is toegestaan, maar niet bij de woonwerkeenheden en de bedrijfswoning.

3.2.3 Gemengd 1, 2 en 3
3.2.3.1 Gemengd - 1: bedrijventerrein De Paal en bedrijvenstrip Achterwerf

Inleiding

Bedrijventerrein De Paal valt in de categorie binnenstedelijk bedrijventerrein. Op de Achterwerf ligt een strook met bedrijven met daarbij behorende woningen. Bedrijventerrein De Paal is in het vorige bestemmingsplan bedoeld voor vestiging van bedrijven. In de GVV wordt echter een ruimer vestigingsklimaat aangeboden voor bedrijven en ook andere functies (zie paragraaf 2.2 of Hoofdstuk 4 Relevante beleidskaders). Het binnenstedelijk bedrijventerreinen De Paal en de bedrijvenstrook aan de Achterwerf hebben daarom een bestemming 'Gemengd - 1' gekregen, waarbij meer functies zijn toegestaan dan uitsluitend bedrijven.

Functiemenging

Niet langer wordt uitgegaan van functiescheiding, maar van functiemenging. Daarom is de Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging uit de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' toegepast. In paragraaf 5.5 wordt hier verder op ingegaan. Categorie A en B activiteiten, zoals bedoeld in deze Staat, zijn op De Paal toegestaan evenals categorie C activiteiten. Categorie C activiteiten zijn ook toegelaten, omdat er een goede ontsluiting op de hoofdinfrastructuur is zonder dat woningen buiten het terrein overlast zullen hebben van de grotere verkeersaantrekkende werking van deze activiteiten. Alle bestaande bedrijven vallen binnen de toelaatbare activiteiten uit de Staat van bedrijfsactiviteiten, Voor de woonwerkeenheden op De Paal en de woningen in de bedrijvenstrip aan de Achterwerf geldt dat alleen activiteiten tot en met maximaal categorie A zijn toegestaan. Ook past het in het geldende bestemmingsplan en is het in overeenstemming met de GVV, aangezien in of direct naast dezelfde panden woningen (geluidsgevoelige objecten) mogelijk zijn.

Functionele mogelijkheden

De in de bestemming 'Gemengd - 1' toegestane functies op bedrijventerrein De Paal en de bedrijvenstrook aan de Achterwerf zijn gebaseerd op de GVV, maar ook het vorige bestemmingsplan 'De Gouwen en De Paal'.

bedrijven

Bedrijven zijn toegestaan, inclusief bijbehorende ondergeschikte horeca en detailhandel als ondergeschikte bedrijfsactiviteit. Onder het kopje 'Functiemenging' hierboven is ingegaan op de toegestane zwaarte van de bedrijven. Zelfstandige horeca is niet toegestaan met uitzondering van de bestaande, legale cafetaria op De Paal. Op een deel van De Paal is detailhandel in auto's, boten en caravans en niet voor huishoudelijk gebruik bedoelde machines en apparaten mogelijk conform het vorige bestemmingsplan. Dit kan alleen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel-1'. Op het overige deel van het terrein is detailhandel niet mogelijk. Dit is in lijn met de GVV en met de Detailhandelsvisie (zie Hoofdstuk 4 Relevante beleidskaders en bijlage 3.3 Werk in de stad). webwinkels (geen fysiek klantcontact ter plaatse, alleen verzending van goederen) en afhaalpunten (uitsluitend afhalen van al gekochte goederen, geen extra aankopen mogelijk, geen showroom) zijn toegestaan. Deze worden ook genoemd in de definitie van het begrip bedrijf. Ook een kringloopwinkel (om niet geleverde goederen, ideële doelstelling) is toegestaan op bedrijventerrein De Paal. internetwinkels met uitstalling voor verkoop zijn (op basis van de Detailhandelsvisie) niet toegestaan.

cultuur en ontspanning

Onder cultuur en ontspanning valt bijvoorbeeld een dansschool, een muziekschool of een oefenruimte voor koren.

kantoor

De functie 'kantoor' als zelfstandige functie was in het vorige bestemmingsplan slechts toegestaan op een deel van De Paal. Dit is overgenomen in dit bestemmingsplan. Op grond van de GVV zijn zelfstandige kantoren overal op het bedrijventerrein toelaatbaar, zij het onder voorwaarden. Per vestiging mag de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer dan 1500 m² bedragen. Per bedrijventerrein geldt daarbij ook nog dat het bebouwd grondoppervlak ten hoogste 25% mag bedragen. Dit is alleen van toepassing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd-1'. Als in één pand meerdere functies zijn gehuisvest, waaronder één of meerdere kantoren, telt dus alleen (maximaal) het bebouwde grondoppervlakte mee voor de 25%-bepaling.

maatschappelijke voorzieningen

Ook maatschappelijke voorzieningen zijn binnen deze bestemming toegestaan. Hieronder vallen in principe ook kinderdagverblijven. Kinderdagverblijven en ook onderwijsgebouwen zijn echter geluidsgevoelige objecten als bedoeld in de Wet geluidhinder. Op bedrijventerrein De Paal moet qua geluid rekening worden gehouden met het verkeerslawaai van de Noorderdreef en van de busbaan (zie verder paragraaf 5.2 Geluid voor meer uitleg). De (gevel)belasting van geluidsgevoelige objecten mag niet meer bedragen dan de desbetreffende geldende voorkeursgrenswaarde volgens de Wet geluidhinder (inclusief het Besluit geluidhinder) dan wel de toe te kennen hogere waarde. Dit is lastig te realiseren zonder bouwkundige maatregelen te nemen of een hogere waarde toe te kennen. Ook kan een geluidsgevoelige functie beperkend werken voor omliggende bedrijven. Daarom zijn maatschappelijke voorzieningen wel overal binnen de bestemming Gemengd - 1 toegestaan, maar geluidsgevoelige, zoals kinderdagverblijven niet. Nieuwe geluidsgevoelige functies zijn alleen toelaatbaar na een herziening of afwijking van het bestemmingsplan. In het kader van de dan te volgen procedure zal moeten worden aangetoond dat een dergelijke functie geluidstechnisch, qua invloed op omliggende bedrijven en qua woon- en leefklimaat aanvaardbaar is.

sportvoorzieningen

Onder sportvoorzieningen vallen bijvoorbeeld een sportschool of sporthal.

(bedrijfs)woningen

Op bedrijventerrein De Paal zijn in de bestaande woonwerkeenheden woningen toegestaan. In één bedrijfspand is op basis van het vorige bestemmingsplan een bedrijfswoning mogelijk. In de bedrijvenstrip van de Achterwerf zijn de bijbehorende woningen voor 'Wonen - 1' bestemd. Dit wordt overgenomen in dit nieuwe bestemmingsplan. In de bedrijfswoning/ woonwerkeenheid zijn net als bij 'normale' woningen bedrijfsmatige activiteiten aan huis en aan huis verbonden beroepen toegestaan. Ook is (op grond van de Detailhandelsvisie) is daarom per woning maximaal 25 m² verkoopvloeroppervlak aan detailhandel toegestaan. Ook webwinkels en internetwinkels zijn daarbij toegestaan, voor zover wordt voldaan aan randvoorwaarden met betrekking tot parkeren e.d. Dat is in dit bestemmingsplan geregeld in de regeling aan-huis-verbonden beroepen of bedrijfsmatige activiteiten.

Op grond van de GVV zijn nieuwe bedrijfswoningen toegestaan mits inpandig, dus gekoppeld aan het bedrijfsgebouw. In paragraaf 5.5 Functiemenging is ingegaan op de mogelijkheden voor functiemenging en de mogelijke invloed van gevoelige functies op nabijgelegen bedrijven. Voor bedrijfswoningen geldt hetzelfde als bij de kinderdagverblijven: dit zijn geluidsgevoelige objecten als bedoeld in de Wet geluidhinder. Qua geluid moet dan ook rekening worden gehouden met verkeerslawaai van de Noorderdreef en/ of de busbaan. In dit bestemmingsplan zijn nieuwe bedrijfswoningen niet rechtstreeks toegestaan, maar alleen na een herziening of afwijking van het bestemmingsplan. In het kader van die procedure zal moeten worden aangetoond dat een bedrijfswoning geluidstechnisch mogelijk is, omliggende bedrijven in hun (exploitatie)mogelijkheden niet worden beperkt en qua woon- en leefklimaat aanvaardbaar is.

horeca

Horeca is op grond van de Horecanota niet toegestaan op De Paal. Uitzondering is de bestaande cafetaria op De Paal 7-5. Uitsluitend horeca als bedoeld in categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten is hier toelaatbaar.

opslag en verkoop van vuurwerk

Op grond van het Almeerse vuurwerkbeleid is de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk en theatervuurwerk op bedrijventerrein De Paal onder voorwaarden toegestaan. In de woonwerkeenheden en de enige toegestane bedrijfswoning op De Paal en in de bedrijvenstrip aan de Achterwerf is opslag en verkoop van vuurwerk niet toegestaan, omdat in of direct aan hetzelfde gebouw een woning mogelijk is.

overig

Op De Paal staat een telecommast, die ook als zodanig aangeduid is. Bij de toegang tot het bedrijventerrein vanaf de Noorderdreef zit een benzinestation (geen lpg) inclusief een kleine shop. Ook deze is apart aangeduid.

Bebouwing

In artikel 4 zijn de planregels van de bestemming Gemengd - 1 opgenomen. De maximale hoogte van de telecommast bedraagt 40 m (dit is overeenkomstig het geldende bestemmingsplan). Ten aanzien van parkeren is op deze bestemming de in de bijlage opgenomen Lijst van parkeernormen van toepassing. Parkeren moet in principe op eigen terrein gebeuren. Waar dat niet kan vanwege de situatie ter plaatse, is afwijking mogelijk. Zo kan uit een gemeentelijke beoordeling blijken dat er in de omgeving voldoende parkeerplaatsen aanwezig zijn, waardoor het realiseren van parkeerplaatsen op eigen terrein niet nodig is (parkeerbalans).

3.2.3.2 Gemengd - 2: verspreid liggende panden met gemengde bestemming in de Gouwen

Verspreid over de wijk De Gouwen (in de Bosgouw, Nijvergouw en de Brongouw) staan kleine, losstaande bedrijfsruimten die een bestemming 'Gemengd - 2' hebben. Deze waren en zijn bedoeld voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in de wijk: kantoor, maatschappelijke functies, detailhandel en bedrijven tot maximaal milieucategorie 1. In dit nieuwe bestemmingsplan is dit vertaald via de functiemengingslijst in de maximale categorie B. Horeca is ook mogelijk, maar alleen waar dat is aangeduid. Dat is slechts één locatie, te weten Brongouw 148 (zie paragraaf 3.2.5). Afhaalpunten kunnen ook. De ruimten zien er uit als bergingen of garages. Deze 'bijgebouwen' zijn het resultaat van het beleid om werken in de woonwijken te stimuleren. Doel is om de wijken te verlevendigen en jonge bedrijvigheid aan te trekken. In deze bestemming is opslag en verkoop van vuurwerk niet toegestaan. Bij de bushalte in de Brongouw staat een pand waar voorheen een buurtsupermarkt was gevestigd. Deze supermarkt is verplaatst naar de wijk De Laren. Bij de verplaatsing van de supermarkt is afgesproken hier een zo ruim mogelijke bestemming aan te geven, echter zonder supermarktfunctie. Dit pand heeft daarom ook een bestemming 'Gemengd - 2' gekregen. Dit sluit het beste aan bij het bestaande beleid uit de GVV en de Detailhandelsvisie en is overeenkomstig de gebruiksmogelijkheden voor andere panden in de omgeving met een gemengde bestemming. De regels voor deze bestemming zijn te vinden in Artikel 5. Wat ten aanzien van parkeren voor de bestemming Gemengd - 1 geldt, is ook hier van toepassing.

3.2.3.3 Gemengd - 3: gemengde bestemmingen in De Hoven en De Werven

Langs de Voorstraat, Binnenhof en Middenhof en aan de Achterwerf 260 e.v. staan panden met een gemengde bestemming op de begane grond en wonen erboven. In deze gebouwen zijn naast wonen de volgende functies mogelijk: kantoor, maatschappelijke voorzieningen, dienstverlening en kleinschalige bedrijven tot maximaal categorie A. Detailhandel mag slechts daar waar een perceel een nadere aanduiding 'detailhandel' bezit. In deze bestemming is opslag en verkoop van vuurwerk niet toegestaan, omdat in hetzelfde gebouw wonen mogelijk is. Afhaalpunten zijn ook toegestaan. De regels voor deze bestemming zijn te vinden in Artikel 6. Wat ten aanzien van parkeren voor de bestemming Gemengd - 1 geldt, is ook hier van toepassing.

3.2.4 Groen

De bestemming 'Groen' is alleen toegekend aan de structurele groengebieden in dit plan. In paragraaf 5.8 Waterparagraaf is aangegeven dat het belangrijk is dat gronden met een groenbestemming, indien nodig, ook voor waterberging kunnen worden gebruikt Op grond van de Sportnota (zie Hoofdstuk 4 Relevante beleidskaders en 3.4 Groene stad ) wil de gemeente dichtbij huis laagdrempelige sportmogelijkheden creëren. Daarom is in de bestemmingsomschrijving van de groenbestemming de mogelijkheid voor sport- en speelvoorzieningen (alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde) opgenomen. Voor de bestemming 'Groen' is een Wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee in geval van grondverkoop in verband met tuinvergroting de bestemming 'Groen' gewijzigd kan worden in de bestemmingen 'Wonen - 1', 'Wonen - 2' of 'Tuin'. Ook ligt op de groenbestemming in een deel van het Stadswerfpark een wijzigingszone ten behoeve van de voorgenomen, mogelijke uitbreiding van de speeltuin (zie paragraaf 3.2.1). In Artikel 7 Groen is een mogelijkheid opgenomen om via afwijking van het bestemmingsplan een JOP te kunnen realiseren. Voor het toepassen hiervan moet aan een aantal voorwaarden zijn voldoen. De afstand van de JOP (bouwwerk) tot aan de woonbestemming (grens van het bestemmingsvlak wonen) moet bijvoorbeeld minimaal 50 m bedragen.

3.2.5 Horeca

In het plangebied zijn een coffeeshop (Schoolstraat 260), een café (Brongouw 148) en een cafetaria (De Paal 7-5) gevestigd. Verder zit in de sporthal in het Stadswerfpark ondergeschikte horeca. Voor de coffeeshop is de bestemming 'Horeca' opgenomen. Binnen deze bestemming is maximaal horeca tot en met categorie 1 toegestaan. Ten aanzien van het gebruik of bezit van drugs is in het bestemmingsplan niets geregeld, omdat dit strafbaar is op grond van de Opiumwet. Het café aan de Brongouw heeft de bestemming 'Gemengd - 2' behouden, maar de nadere aanduiding 'horeca' tot en met maximaal categorie 2b gekregen (conform de huidige situatie). Daarmee wordt de huidige situatie positief bestemd. De cafetaria op De Paal heeft ook een aanduiding 'horeca' (maximaal categorie 1a) gekregen binnen de nieuwe bestemming 'Gemengd - 1'. De sporthal heeft de bestemming 'Sport'. Binnen deze bestemming is ondergeschikte horeca mogelijk. In Artikel 8 zijn de planregels van de bestemming 'Horeca' opgenomen.

3.2.6 Kantoor

Op de Achterwerf 305 staat een pand dat als kantoor was bestemd. Dit wordt in het nieuwe bestemmingsplan (artikel 9) overgenomen. De bouw- en gebruiksmogelijkheden veranderen niet. Op bedrijventerrein De Paal zijn kantoren (in sommige gevallen onder bepaalde restricties qua oppervlakte en/ of percentage) ook toegestaan. Deze percelen krijgen geen bestemming 'Kantoor', maar vallen onder de bestemming 'Gemengd - 1'. De losstaande bedrijfsgebouwen in de wijk De Gouwen en de panden in de Hoven met een gemengde bestemming (zie paragraaf 3.2.3) mogen ook voor kantoordoeleinden worden gebruikt. Deze zijn als 'Gemengd - 2' en 'Gemengd - 3' bestemd.

3.2.7 Maatschappelijk

Het gebied bevat een aantal maatschappelijke voorzieningen:

  • een viertal basisscholen, waarvan één met voorzieningen voor kinderopvang;
  • een vrijstaande kinderopvangvoorziening;
  • een aantal buurtcentra;

De scholen, buurtcentra en kinderopvangvoorzieningen zijn voor 'Maatschappelijk' bestemd. Deze bestemming is ruim, in die zin dat alle soorten maatschappelijke voorzieningen zijn toegestaan. Hierdoor is een zo groot mogelijke vorm van flexibiliteit mogelijk. Andere functies zijn niet rechtstreeks toegestaan. Qua bouwmogelijkheden zijn beperkingen opgenomen middels een maximum bebouwingspercentage en een maximale bouwhoogte. In artikel 10 zijn de planregels van de bestemming 'Maatschappelijk' opgenomen.

3.2.8 Recreatie

Onder deze bestemming vallen de volkstuinen aan de Binnenhof en de Wittewerf en het park in de Tuinderswerf (tussen de busbaan en de Lange Wetering). De gebruiks- en bouwmogelijkheden zijn onveranderd ten opzichte van het vorige bestemmingsplan. De regels staan in artikel 11.

3.2.9 Sport

De bestaande sportvoorzieningen zijn:

  • het zwembad (wordt waarschijnlijk in 2016 gesloopt), de sporthal en de playground met onder meer een basketbal- en voetbalveld en voorzieningen voor skaters in het Stadswerfpark;
  • het tenniscomplex in De Gouwen.

Al deze voorzieningen hadden in de vorige bestemmingsplannen nog geen sportbestemming. Conform de SVBP2012 moet er nu wel een bestemming 'Sport' aan worden toegekend. Alle soorten sportfuncties zijn binnen de bestemming toegestaan (flexibiliteit), al zijn er op dit moment geen plannen bekend om de huidige functie te veranderen. Omdat er concrete plannen zijn om de sporthal te renoveren en op kleine schaal uit te breiden, is het bouwvlak ten opzichte van het vorige bestemmingsplan aan de parkzijde met 10% vergroot. Dit heeft voor omliggende percelen, bedrijven of omwonenden geen nadelige gevolgen. Op de playground kunnen geen gebouwen worden opgericht, maar wel bouwwerken, geen gebouwen zijnde. In artikel 12 staan de regels voor de bestemming 'Sport'.

3.2.10 Tuin

De bestemming 'Tuin' is toegekend aan voor- en/ of zijtuinen bij voornamelijk woningen. Deze gronden zijn daarom bestemd voor een gebruik als tuin, die behoort bij de op hetzelfde perceel gelegen woning. Het is niet de bedoeling dat de gronden worden volgebouwd met schuurtjes of andere bouwwerken. Daarom zijn uitsluitend erf- en terreinafscheidingen tot 1 meter hoog en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot 2 meter hoog toegestaan. Ook zijn trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers en overstekken mogelijk. Voor erkers gelden beperkingen qua omvang. Bij een aantal woningen in de wijk De Hoven (Binnenhof en Groenhof) zijn in de voortuin carports gebouwd zonder wanden (met uitzondering van de bestaande voorgevel van de woning). Deze carports zijn als zodanig aangeduid binnen de bestemming 'Tuin'.

3.2.11 Verkeer

Extern gemotoriseerd verkeer

De externe aansluiting van het plangebied op de omliggende omgeving wordt met name verzorgd door de twee aansluitingen op de Noorderdreef ter hoogte van de Lindengouw en bedrijventerrein De Paal en de drie aansluitingen op de Oosterdreef ter plaatse van de Voorstraat en Rozen- en Achterwerf. Ook via de Westerdreef kunnen bewoners het gebied in- en uitgaan. Deze drie dreven zijn onderdeel van het drevensysteem van Almere. Ze voeren naar het centrum van Almere Haven en naar de rijksweg A6. De delen van de dreven die in dit bestemmingsplan zijn opgenomen zijn bestemd als 'Verkeer'.

Openbaar vervoer

Dwars door het plangebied loopt een vrije busbaan. Deze is bestemd als 'Verkeer'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1BCDEFLMN01-vg01_0007.jpg"

figuur: busbaan (grijze lijn)

Op gronden met de bestemming 'Verkeer' mogen geen gebouwen worden gebouwd met uitzondering van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen. In artikel 14 zijn de planregels van de bestemming 'Verkeer' opgenomen.

3.2.12 Verkeer-Verblijfsgebied

Intern gemotoriseerd verkeer

Voor het gemotoriseerd verkeer wordt het plangebied intern ontsloten door de ontsluitingswegen die van de Noorderdreef, Westerdreef en Oosterdreef aftakken. Alle interne wegen in het plangebied maar ook openbare parkeerplaatsen hebben de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' gekregen.

Langzaam verkeer

Alle straten zijn toegankelijk voor fiets en bromfiets. Binnen het gebied liggen ook vrije fietspaden. De belangrijkste langzaam verkeersverbindingen lopen door naar de omgeving, waarbij de dreven ongelijkvloers worden gekruist. De belangrijkste langzaam verkeersverbindingen hebben een bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' gekregen. Wat betreft de groenvoorzieningen in de wijk is gekeken of het structureel groen betreft of meer snippergroen. Ook is gekeken naar de bestemming op basis van de vorige bestemmingsplannen. Het snippergroen heeft, tezamen met aangrenzende woonstraten en fiets- en voetpaden de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' gekregen. Voordeel daarvan is de flexibiliteit qua inrichting van het openbaar gebied. Bijvoorbeeld de aanleg van groen of extra parkeerplaatsen wordt zo eenvoudiger. Op de gronden met de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' mogen geen gebouwen worden gebouwd, behalve ten behoeve van nutsvoorzieningen en via afwijking een JOP. Voor het toepassen van de afwijkingsmogelijkheid moet aan een aantal voorwaarden zijn voldoen. De afstand van de JOP (bouwwerk) tot aan de woonbestemming (grens van het bestemmingsvlak) moet bijvoorbeeld minimaal 50 m bedragen. Almere wil zoals eerder beschreven in paragraaf 3.2.4 laagdrempelige sportmogelijkheden dichtbij huis. Daartoe is in de bestemmingsomschrijving van de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' de mogelijkheid voor sport- en speelvoorzieningen (uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde) opgenomen. In de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee in geval van grondverkoop in verband met tuinvergroting de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' gewijzigd kan worden in de bestemmingen 'Wonen - 1', 'Wonen - 2 ' of 'Tuin'. Het parkeerterrein aan de zuidzijde van het Stadswerfpark (langs de Schoolstraat) is een plek die ook voor evenementen wordt gebruikt, zoals voor de kermis. Evenementen vallen onder de functie 'cultuur en ontspanning'. De hoofdfunctie is en blijft echter parkeren (bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied') maar het terrein wordt tevens voorzien van de aanduiding 'evenemententerrein'. In artikel 15 zijn de planregels van de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' opgenomen.

3.2.13 Water

In het plangebied liggen meerdere waterlopen die deel uitmaken van het hoofdwatersysteem van Almere Haven. De Lange Wetering verbindt het Gooimeer met de Hoge Vaart en functioneert als een recreatieve vaarroute die toegang biedt tot het Markermeer. Ook zorgt de Lange Watering voor de afwatering in het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1BCDEFLMN01-vg01_0008.jpg"

Deze waterlopen hebben een bestemming 'Water' gekregen. In paragraaf 5.8 Waterparagraaf is ingegaan op de aspecten waterhuishouding en riolering.

3.2.14 Wonen - 1

Functionele mogelijkheden

De gronden met de bestemming 'Wonen - 1' zijn bestemd voor het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen dan wel bedrijfsmatige activiteiten aan huis. Ook de bij woningen behorende erven, toegangspaden, in- en uitritten, parkeervoorzieningen e.d. zijn toegestaan op grond van deze bestemming.

Vrije beroepen

Het uitoefenen van vrije beroepen in huis is in overeenstemming met de bestemming 'Wonen - 1', tenminste voor zover het vrije beroep vanuit het gebouw waarin wordt gewoond, wordt uitgeoefend. Kenmerk van deze beroepen is een sterke verwevenheid tussen wonen en werken. De in de bestemming 'Wonen - 1' opgenomen bebouwingsmogelijkheden zijn ook van kracht bij het bouwen ten behoeve van een vrij beroep. Traditionele vrije beroepen, zoals een notaris, een huisarts, een tandarts of een accountant, zijn binnen de woonbestemming altijd toegestaan, mits onder meer de woonfunctie in overwegende mate intact blijft, het beroepsmatig gebruik zich beperkt tot een vloeroppervlak van maximaal 50% van het totale vloeroppervlak en er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid.

Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten

Bij de aan-huis-verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten aan huis moet aan de volgende beroepen en bedrijven worden gedacht, zoals opgesomd in de onderstaande lijst. Deze lijst is niet limitatief.

Omschrijving   Voorwaarden/toelichting  
Vrije beroepen   bijv. notaris, huisarts, tandarts, accountant  
Uitgeverijen   Kantoren  
Grafische afwerking    
Reproductiebedrijven opgenomen media    
Vervaardiging van sieraden e.d.    
Reparatie t.b.v. particulieren   bijv. fietsen, maar reparaties van auto's en motorfietsen vallen hier niet onder  
Reisorganisaties    
Verzekeringsbedrijf/kantoor    
Verhuur van en handel in onroerend goed    
Computerservice- en informatietechnologiebureaus e.d.    
Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek    
Hoveniersbedrijven   Bedoeld wordt een eenmanszaak die zijn auto thuis parkeert, kantoor aan huis heeft en eventueel spullen opslaat. Het mag geen kwekerij zijn  
Meubel- en woningstoffeerderijen    
Cursussen    
Workshops    
Kantoor algemeen    
Schoonheidsspecialisten, pedicures en manicures    
Bed & breakfast   Het gaat om het laten gebruiken van normale slaapkamers in een woning door reizigers/ vakantiegangers, waarbij ook het verstrekken van ontbijt mogelijk is. Ten hoogste zijn vijf gasten tegelijk mogelijk. Ook moet de woning wel een woning blijven. Er mag geen complete verbouwing plaatsvinden tot een hotel en de eigenaar/exploitant moet er ook wonen.  
Gastouderschap, niet zijnde kinderdagverblijven   Opvang binnen de eigen woning, geen verbouwingen, geen professionele organisatie  
Wassalons en wasserettes   Geen wasmachines/drogers, alleen inzameling en afleveren van kleding  
Kappers    
Detailhandel   Maximaal 25 m2 verkoopvloeroppervlak. Ook zijn webwinkels en internetwinkels toegestaan. Als daar ook een showroom of afhaalmogelijkheid bij hoort, valt dat onder de regeling van kleinschalige detailhandel aan huis (dus tot 25 m2 verkoopvloeroppervlak).  
Buiten de hierboven genoemde gevallen   Activiteiten die naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de bovengenoemde activiteiten  

Wijzigingsbevoegdheid kleurverschieten

Een aantal panden met een woonbestemming aan de Voorstraat en aan de Middenhof zijn voor 'Wonen - 1' bestemd. In het vorige bestemmingsplan was de mogelijkheid opgenomen om de woonbestemming op de begane grond van deze panden te veranderen in andere functies. Hiervan is geen gebruik gemaakt. Omwille van het behoud van de flexibiliteit is deze regeling in dit bestemmingsplan weer opgenomen. De bestemming 'Wonen - 1' kan dus, zij het onder voorwaarden, worden gewijzigd ten behoeve van de functies kantoor, maatschappelijke voorzieningen of bedrijven tot en met categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging.

Tuinvergrotingen

In het plangebied hebben de afgelopen jaren veel wijzigingen plaatsgevonden in de grenzen tussen openbare ruimte en particulier terrein bij woningen. Veel stukjes openbaar groen zijn door verkoop overgedragen aan bewoners, ter vergroting van hun tuin. Gronden die zijn verkocht, hebben in het nieuwe bestemmingsplan een bestemming 'Wonen - 1', 'Wonen - 2' of 'Tuin' gekregen. Gronden waarvoor een bruikleenovereenkomst geldt, maar die in principe ook verkocht kunnen worden, hebben eveneens een bestemming 'Wonen - 1', 'Wonen - 2' of 'Tuin' gekregen. Gronden die in bruikleen zijn gegeven omdat ze vanwege de aanwezigheid van kabels of leidingen niet kunnen worden verkocht, hebben een bestemming 'Groen' of 'Verkeer - Verblijfsgebied' gehouden. Om de aanwezige kabels en leidingen te beschermen, mogen deze gronden niet worden bebouwd met bijvoorbeeld schuurtjes. Als de bewoner die gronden in bruikleen heeft, verhuist, wordt met een volgende bewoner in principe geen nieuwe overeenkomst gesloten. Mogelijk worden de komende jaren nog meer gronden verkocht aan bewoners. In de vorige bestemmingsplannen was een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om in het geval van verkoop van gronden een wijziging naar de bestemmingen 'Wonen - 1', 'Wonen - 2 ' of 'Tuin' mogelijk te maken. Deze wijzigingsbevoegdheid is ook in het nieuwe bestemmingsplan opgenomen.

Bouwen

Verruiming van de bouwmogelijkheden

De woonbestemming is ruimer bestemd dan in het vorige bestemmingsplan. In het vorige bestemmingplan waren goot- en bouwhoogten gedetailleerd geregeld. In het nieuwe plan is niet meer met goothoogten gewerkt. Van iedere woning is alleen de bouwhoogte geregeld, waardoor er meer ruimte komt voor dakopbouwen en dakkapellen. Voor de begane grondlaag wordt doorgaans vier meter bouwhoogte aangehouden, voor twee bouwlagen zeven meter en voor drie bouwlagen tien meter. Voor veel bouwblokken is een hoogtemaat genomen, waarbij het hoogste deel bepalend is. Dat betekent dat voor een flink aantal woningen nog een extra laag/dakopbouw mogelijk is. Er is ook minder met aanduidingen gewerkt en meer met rechtstreekse bouwmogelijkheden. Het nieuwe bestemmingsplan De Hoven, De Werven en De Gouwen is dus globaler en flexibeler van opzet dan het oude plan.

Bebouwing in voortuinen

In de voortuinen is de grens van het bouwvlak van het hoofdgebouw in principe strak om de aanwezige bebouwing, waardoor er geen uitbreiding aan de voorzijde mogelijk is. Uitbouwen aan de voorzijde van de woningen vallen qua hoogte niet onder de basisregel van één bouwhoogte per bouwblok. Uitbouwen aan de voorzijde van de woning zijn qua hoogte bestemd zoals ze zijn. Bij een aantal woningen in de wijk De Hoven (Binnenhof en Groenhof) zijn in de voortuin carports gebouwd. Deze zijn als zodanig aangeduid (zie paragraaf 3.2.10 Tuin).

Bebouwingsmogelijkheden aan de achterzijde van woningen

Bij het bepalen van het bouwvlak van het hoofdgebouw is aan de achterzijde van de hoofdgebouwen in principe een rechte lijn getrokken langs de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw. Later gebouwde uitbouwen vallen daardoor onder de erfbebouwingsregeling. Dit is om iedereen gelijke bouwrechten te geven. Als de achtergevel van het hoofdgebouw geen rechte lijn is (dus zonder eventuele uitbouwen) is het bouwvlak van het hoofdgebouw in principe wel recht getekend, waardoor er dus uitbreidingsruimte in het bouwvlak ontstaat. Waar dit tot hinder van de buren zou kunnen leiden (schaduw of verminderde lichttoetreding) is de oorspronkelijke achtergevel gevolgd. Voor de erfbebouwings- mogelijkheden is aangesloten bij de regeling uit de Nota Kleine Bouw 2008. Deze regeling is van toepassing op bijvoorbeeld schuurtjes en garages. Om te voorkomen dat het erf wordt volgebouwd is een maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken toegestaan (60 m2) en mag maximaal 50% van het erf worden bebouwd. Qua maatvoering en positionering moet de erfbebouwing ondergeschikt zijn aan de hoofdbebouwing. De diepte van aan het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter. De maximale bouwhoogte van aanbouwen is 0,30 meter boven de vloer van de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw, tot een maximum van 4 meter. Vrijstaande erfbebouwing heeft een goothoogte van maximaal 3 meter. Boven op de aanbouwen mag een dakterras worden gebouwd.

Bebouwingsmogelijkheden aan de zijkant van woningen

Aan de zijkant van woningen is in principe uitbreidingsgelegenheid geboden tot op de grens van het bouwperceel. Wel moet minimaal 1 meter achter de voorgevel worden gebouwd. Het bouwvlak van het hoofdgebouw is hier dus doorgetrokken tot de zijdelingse perceelsgrens. Uitbreidingsgelegenheid is niet geboden, waar dit leidt tot parkeerproblemen, tot verminderd zicht in bochten voor langsrijdend verkeer of als omwonenden hier last van hebben doordat de zijgevel van de woning dan dichter bij hun perceel komt te liggen. Overigens zijn hierbij zoveel mogelijk de rechten uit de nog geldende bestemmingsplannen aangehouden.

Kleine windmolens

Kleine windmolens mogen bij recht op de grond worden gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 3 m (als bouwwerk geen gebouw zijnde). Via een afwijkingsbevoegdheid mogen ze ook op een hoofdgebouw of aan de gevel ervan op voorwaarde dat de maximum bouwhoogte van het hoofdgebouw met maximaal 3 m wordt overschreden en de rotordiameter maximaal 2 m bedraagt. Voor horizontale as windturbines (HAT) en verticale as windturbines (VAT) is in onderstaande figuur weergegeven hoe de rotordiameter wordt gemeten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1BCDEFLMN01-vg01_0009.png"

HAT VAT

De landschappelijke effecten zijn beperkt tot stedelijk niveau: zichtbaarheid is nauwelijks. Bovendien moeten voor deze molens vergunningen worden aangevraagd, waardoor toetsing aan veiligheidseisen, Wet Geluidhinder en Wet milieubeheer zal plaatsvinden.

Gasdrukregel- en meetstations

In paragraaf 5.4 Externe veiligheid wordt ingegaan op de aanwezigheid van een aantal gasdrukregel- en meetstations in het plangebied. Op dit station zijn de regels uit de Wet milieubeheer en het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) van toepassing. Eén van deze gasdrukregel- en meetstations ligt naast het perceel Schoolwerf 176. Op een klein deel van dit perceel, namelijk binnen een afstand van 6 m tot het gasdrukregel- en meetstation, zijn kwetsbare objecten (o.a. (uitbreidingen van) woningen) op grond van het Activiteitenbesluit niet toegestaan. De bestemming 'Wonen - 1' laat dit echter wel toe. Daarom heeft het deel van het perceel dat op minder dan 6 m afstand van het gasdrukregel- en meetstation ligt een aanduiding gekregen, waardoor hier geen kwetsbare objecten in als bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen kunnen worden gerealiseerd. Het bouwen van een garage of tuinhuis kan wel, omdat dit geen gebouwen zijn waar langdurig personen verblijven. Ook het gebruik als (onbebouwde) tuin is toegestaan.

3.2.15 Wonen - 2

Deze bestemming bevat een regeling voor de vrijstaande woningen. Deze staan vooral in de Groenhof, Achterwerf en Muidergouw. Bij vrijstaande woningen wordt geen bouwvlak aangegeven, maar slechts een bestemmingsvlak bestemd voor 'Wonen - 2'. Conform het beleid uit de nota Kleine Bouw is een bebouwingspercentage van 50% toegestaan en zijn de regels rond erfbebouwing iets anders. De voortuinen van de vrijstaande woningen hebben een bestemming 'Tuin' gekregen. Qua functionele en bouwmogelijkheden geldt verder hetzelfde als bij de bestemming 'Wonen - 1' (paragraaf 3.2.14)

3.2.16 Waarde - Archeologie 1

Archeologische waarden

In de bodem van het plangebied kunnen zich archeologische resten uit de steentijd bevinden, specifiek de periode vanaf het einde van de Oude Steentijd tot en met de Midden Steentijd (10.000 - 4.900 v. Chr.). Aanvankelijk na het einde van de laatste ijstijd was het klimaat nog erg koud. Het grondgebied van Almere bestond uit een open dekzandlandschap waarin vooral rendierjagers actief waren. Met het stijgen van de temperatuur veranderde ook het landschap, en daarmee ook het landschapsgebruik. In de Midden Steentijd (8.800-4.900 v. Chr.) transformeerde het dekzandlandschap eerst in een bos met hoofdzakelijk berken- en dennenbomen (circa 7.000 v. Chr.) en vervolgens in een gemengd loofbos. In dat veranderende landschap leefden mobiele jagers- en verzamelaarsgroepen, voor wie seizoensvariaties in het aanbod van voedsel en grondstoffen een belangrijke motor waren achter de dynamiek in hun samenlevingen. Als gevolg van de zeespiegelstijging begonnen rond 6.000 v. Chr. de lagere delen van het Almeerse landschap te vernatten. De zeespiegelstijging zette zich gestaag door, totdat Almere rond 3.800 v. Chr. was veranderd in een uitgestrekt moerasgebied dat onder invloed was komen te staan van de getijden van de zee. Hiermee kwam een einde aan circa 5.000 jaar steentijdbewoning in dit deel van Flevoland. Rond het jaar nul was ter hoogte van het huidige Almere één groot meer ontstaan, dat in de Romeinse tijd het Lacus Flevum werd genoemd. Hieruit vormde zich het latere Aelmere dat vanaf de 14e eeuw de Zuiderzee werd genoemd. De Zuiderzee vormde lange tijd het economisch hart van Nederland. In heel Flevoland zijn 450 scheepswrakken aangetroffen uit de Zuiderzeetijd. Momenteel zijn in Almere 26 locaties met scheepsresten bekend, waarvan 22 scheepswrakken. Hiervan liggen er nog 17 bewaard in de bodem. In het plangebied zijn geen scheepswrakken bekend, maar de aanwezigheid van één of meer scheepswrakken en -restanten in de ondergrond is niet uit te sluiten. Voor het grootste deel van het plangebied heeft nog geen archeologisch onderzoek plaatsgevonden. De archeologische beleidskaart geeft aan dat binnen het plangebied zeven (soms delen ervan) archeologische selectiegebieden liggen. Hier geldt een onderzoeksverplichting en archeologievergunning bij voorgenomen bouw- of aanlegwerkzaamheden groter dan 100 m² en dieper dan 50 cm. De onderzoeksverplichting vervalt op die delen van de gronden die reeds bebouwd zijn of zijn geweest met onderheide bebouwing en voor bouwwerken ten behoeve van de samenvallende bestemmingen met een oppervlakte kleiner dan 100 m².

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1BCDEFLMN01-vg01_0010.png"

Het selectiegebied zoals aangeduid op de Archeologische Beleidskaart Almere heeft in het plangebied een bestemming 'Waarde - Archeologie 1' gekregen. Op de verbeelding zijn de gebieden die reeds bebouwd zijn of zijn geweest met onderheide bebouwing en de bouwwerken ten behoeve van de samenvallende bestemmingen met een oppervlakte kleiner dan 100 m² niet meer als zodanig bestemd. Aan de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' is een bouwverbod met afwijkingsmogelijkheid en een vergunningstelsel voor de aanleg van werken gekoppeld om de mogelijk aanwezige archeologische waarden te beschermen. Ook is in het bestemmingsplan geregeld, dat indien er bij onderzoek behoudenswaardige archeologische vindplaatsen worden aangetroffen, deze worden ingepast en dus niet overbouwd kunnen worden. Daarom is de bestemming tevens gekoppeld aan een stelsel van wijzigingsbevoegdheden teneinde een bestemmingswijziging mogelijk te maken op basis van de resultaten van het archeologisch onderzoek. Voor gronden waar in het onderzoek geen behoudenswaardige archeologische vindplaatsen zijn vastgesteld, kan de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' vervallen. Indien wel behoudenswaardige vindplaatsen worden aangetroffen, dan moet op die locaties de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' worden gewijzigd in 'Waarde - Archeologie 2'. De regels voor deze bestemming zijn opgenomen in Bijlage 4 bij de regels, omdat deze bestemming nu nog niet voorkomt.

Scheeps- en vliegtuigwrakken

Hoewel er geen scheepswrakken in het plangebied zijn gevonden, moet in het geval van een toevalsvondst gehandeld worden conform artikel 53 Monumentenwet 1988 en artikelen 5:5 en 5:13 van het Burgerlijk Wetboek. De vondst moet onmiddellijk bij de stadsarcheoloog worden gemeld. De stadsarcheoloog doet dan melding bij de minister van OCW. Hetzelfde geldt voor (nog te ontdekken) resten van vliegtuigwrakken uit bijvoorbeeld de Tweede Wereldoorlog.

3.3 Overige regels

3.3.1 Inleidende regels

Begripsbepalingen

In Artikel 1 Begrippen zijn de begripsbepalingen opgenomen van de regels. In dit artikel wordt uitgelegd wat onder bepaalde begrippen moet worden verstaan, die in de regels worden gebruikt. Bijvoorbeeld wat met een carport of met recreatieve voorzieningen wordt bedoeld.

Wijze van meten

In Artikel 2 Wijze van meten is de wijze van meten opgenomen van de regels. In dit artikel staat hoe bij de toepassing van de regels moet worden gemeten. Bijvoorbeeld hoe de oppervlakte van een bouwwerk moet worden gemeten.

3.3.2 Algemene regels

Anti-dubbeltelregel

In artikel 20 is de anti-dubbeltelregel opgenomen. Deze regel is opgenomen om te voorkomen dat van ruimte die in een bestemmingsplan voor de realisering van een bepaald gebruik of functie mogelijk is gemaakt, na realisatie daarvan, door feitelijke functie- of gebruiksverandering opnieuw (voor een tweede keer) gebruik zou kunnen worden gemaakt. Grond die één keer in beschouwing is genomen voor het toestaan van een bouwplan, mag niet een tweede maal meetellen voor de toelaatbaarheid van andere bouwplannen. De anti-dubbeltelregel is een standaardregel, die is voorgeschreven in het Bro.

Overschrijding grenzen

In artikel 21.1 is een regel opgenomen, dat bestemmings- en bouwgrenzen door bepaalde (ondergeschikte) onderdelen van een gebouw (zoals overstekken en afdaken) mogen worden overschreden. De regel biedt flexibiliteit ten aanzien van de situering van ondergeschikte onderdelen aan gebouwen.

Ondergeschikte bouwonderdelen op daken

Artikel 21.2 bevat een regel, dat bepaalde (ondergeschikte) onderdelen van een gebouw (zoals installatiecontainers, kleine windmolens en liftschachten) niet worden meegerekend bij het bepalen van de (bouw)hoogte van een gebouw. De regel biedt daarmee flexibiliteit ten aanzien van de situering van ondergeschikte onderdelen op gebouwen.

Afwijkingsregels

In artikel 22 zijn drie afwijkingsregels opgenomen. Er kan worden afgeweken van de regels voor:

  • het afwijken van maten (maximaal 10 %);
  • het overschrijden van bouwgrenzen (maximaal 3 meter en het bouwvlak maximaal 10% groter);
  • het oprichten van ondergrondse pompgemalen voor riooltransportleidingen.

De afwijkingsregels mogen niet worden gebruikt indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de (op grond van de bestemming gegeven) gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Wijzigingsregels

In artikel 23 is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor burgemeester en wethouders om een bestemmingsvlak met maximaal 10% te vergroten. Dit mag, indien dit nodig is voor een (steden)bouwkundig betere realisering van bestemmingen of bouwwerken of in verband met de werkelijke toestand van een terrein.

Overige regelingen

Artikel 24 bepaalt dat indien in de regels wordt verwezen naar regelingen of verordeningen, dat het dan gaat om de regelingen of verordeningen die gelden op het moment dat het ontwerp bestemmingsplan ter inzage is gelegd.

3.3.3 Overgangs- en slotregels

Het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik is opgenomen in artikel 25. Daarin is bepaald op welke manier met situaties wordt omgegaan die op basis van het vorige bestemmingsplan wel waren toegestaan, maar niet in het nieuwe bestemmingsplan zijn opgenomen. Het overgangsrecht zijn standaardregels, die zijn voorgeschreven in het Bro. In artikel 26 is de slotregel opgenomen. Hierin staat onder welke naam de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 4 Relevante beleidskaders

Het ruimtelijk beleid van rijk, provincie en gemeente werkt door in de manier van bestemmen van gronden en bouwwerken. In de onderstaande tabel staat op welke manier de verschillende beleidsdocumenten doorwerken in dit bestemmingsplan. In Bijlage 1 Beleidskader is een uitgebreide beschrijving opgenomen van het beleidskader. In deze bijlage worden ook beleidsdocumenten beschreven die niet direct tot een regeling in het bestemmingsplan leiden. Deze documenten zijn daarom niet in de tabel hieronder opgenomen.

Beleidsdocument   Beleidsuitgangspunt   Vertaling in het bestemmingsplan  
Rijksbeleid  
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
 
Ladder voor duurzame verstedelijking   Nieuwe ontwikkelingen zijn beperkt, kleinschalig en lokaal gericht. Ze vinden plaats binnen het bestaande stedelijk gebied en niet op onbebouwde gronden.  
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2012)   Radarverstoringsgebieden   Geen mogelijkheid opnemen voor de bouw van windturbines.  
Provinciaal en regionaal beleid  
Beleidsregel archeologie en ruimtelijke ordening (2008)   archeologisch waardevolle gebieden   Opnemen van een dubbelbestemming Waarde-Archeologie 1 voor archeologisch waardevolle gebieden zoals aangegeven op de Archeologische Beleidskaart Almere.  
Gemeentelijk beleid  
Programmaplan Almere Haven (2007)   Op peil houden commercieel en maatschappelijk voorzieningenniveau


Versterken concurrentiekracht werk- en woonmilieu  
Herbestemmen van de bestaande detailhandelsvestiging en mogelijkheden bieden voor detailhandel in de woning.

Functiemenging wonen en werken toestaan op bedrijventerrein De Paal en op bedrijvenstrip bij de Achterwerf  
Beleidsnota kleine bouw (2010)   Beleidsuitgangspunten voor kleine bouwplannen en uitbreidingen. Regeling voor aan-huis-verbonden beroepen of bedrijfsmatige activiteiten aan huis   Toetsingskader uit de nota overnemen in woonbestemming. Onder andere woonbebouwing toestaan vanaf 1 m achter de voorgevel  
Masten en antennes t.b.v. het mobiele telefoonnet (1999)   Plaatsing van masten is niet mogelijk in woonwijken   Geen mogelijkheid opnemen voor het plaatsen van zendmasten. Uitzondering is de bestaande telecommast op De Paal. Die wordt positief bestemd.  
Beleidslijn tuinvergrotingen 2012   Uitgeven van gronden waar dit mogelijk is zonder het algemeen belang aan te tasten.   In het plangebied heeft geen projectmatige aanpak van tuinvergrotingen plaatsgevonden. Verkochte gronden hebben wel de bestemming Wonen - 1', Wonen - 2' of 'Tuin' gekregen. Bij nieuwe tuinvergrotingen kan de bestemming van de gronden worden gewijzigd door toepassen van een wijzigingsbevoegdheid.  
Aanwijzing en nadere regels ligplaatsen van vaartuigen in de gemeente Almere (2013)   beleid voor aanleggen van boten   Geen ligplaatsen in het plangebied. Langs de watergangen wel afmeeroevers toegestaan. In de bestemming 'Water' mogelijkheid tot aanleggelegenheid opgenomen.  
Prostitutiebeleid Almere (2000)   Vestigingsbeleid seksinrichtingen   Opnemen van een verbodsbepaling voor seksinrichtingen. Thuisprostitutie op grond van regeling voor beroepsuitoefening aan huis wel toegestaan.  
Coffeeshopbeleid gemeente Almere (2013)   Vestigingsbeleid coffeeshops bepaalt maximaal één coffeeshop via een gedoogbeschikking in Almere Haven   De bestaande coffeeshop aan de Schoolstraat 260 wordt bestemd voor horeca. Hier is maximaal horeca categorie 1 c van de Staat van Horeca-activiteiten toegestaan.  
Uitgiftebeleid benzineverkooppunten (2000)   Vestigingsbeleid benzineverkooppunten.   Bestaande benzineverkooppunt op De Paal wordt conform bestemd. Geen mogelijkheid opnemen voor nieuwe benzineverkooppunten.  
Nota Archeologische Monumentenzorg (2009)   Voor de binnendijkse gebieden: Behoud van een representatieve steekproef van archeologische waarden uit de Steentijd. Dit vertaalt zich in een onderzoeksplicht in selectiegebieden voor bodemingrepen groter dan 100 m² en dieper dan 50 cm (ten opzichte van het maaiveld)   Opnemen van een onderzoeksplicht bij de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1.  
Archeologieverordening (2009)   Bescherming archeologisch waardevolle terreinen en selectiegebieden overeenkomstig de verordening   Opnemen dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1 voor de selectiegebieden.  
Voorzieningen binnendijkse waterrecreatie (1999)   Verdere concretisering van de recreatieve mogelijkheden van de Almeerse waterlopen en recreatieplassen.   Gewenste voorzieningen, zoals steigers (geen gebouwen), mogelijk maken in de betreffende bestemmingen.  
Horecanota Almere (2000)   De nota is een weergave van de situatie op moment van vaststelling ervan (2000), geeft uitgangspunten maar biedt ruimte voor uitzonderingen. Voor woongebieden geldt dat solitaire horeca in beginsel niet is toegestaan, tenzij op specifiek geschikte locaties voor lichte horeca. In buurthuizen is lichte horeca wel toegestaan. Op binnenstedelijke bedrijventerreinen is geen zelfstandige horeca toegestaan.   Nieuwe horeca in de woonwijken en groengebieden niet rechtstreeks toestaan. Uitsluitend lichte horeca opnemen in de buurthuizen. In de sporthal is ondergeschikte horeca aanwezig en toegestaan. Op het bedrijventerrein De Paal en bedrijvenstrook aan de Achterwerf geen zelfstandige horeca toestaan. Uitzondering is de bestaande, legale horecavestiging op De Paal, die conform wordt bestemd. Andere uitzondering is het bestaande legale café aan de Brongouw, dat positief wordt bestemd. Dit ligt namelijk in een gemengd gebied (wonen en andere functies als een buurthuis, detailhandel), is kleinschalig (62 m²), heeft een buurtverzorgende functie dus geen tot weinig verkeersaantrekkende werking en van onevenredige (geluids)overlast voor omwonenden is niet gebleken.  
Gemeentelijke Visie op het Vestigingsbeleid (2010)   Gunstig vestigingsklimaat bieden voor bestaande en nieuwe bedrijven en voldoende werkgelegenheid bieden. Het beleid is voor dit bestemmings- plan alleen direct van toepassing op bedrijventerrein De Paal en de bedrijvenstrip aan de Achterwerf.   Op het binnenstedelijke bedrijven- terrein De Paal worden de volgende functies toegestaan:
- bedrijvigheid t/m milieucategorie C;
- bestaande woonwerkeenheden en een bedrijfswoning (nieuwe alleen via buitenplanse procedure vanwege geluid);
- bestaande kantoorbestemming overgenomen; voor het overige: zelfstandige kantoren toestaan tot een oppervlak van maximaal 1500 m² bvo; in totaal mag maximaal 25% van het bedrijventerrein gebruikt worden voor kantoren;
- maatschappelijke voorzieningen, mits passend naar aard en schaal;
- overige voorzieningen; hieronder wordt verstaan voorzieningen op het gebied van cultuur, sport en recreatie (muziek-, ballet-, dans- en sportscholen, ateliers e.d.) en aan-huis-gebonden beroepen
- parkeren op eigen of gedeeld terrein.
Op andere percelen met een bedrijven- of gemengde bestemming zoveel mogelijk functiemenging toestaan.  
Detailhandelsvisie Almere (2014)   Uitgangspunten detailhandelsstructuur:
- Fijnmazigheid winkelvoorzieningen
- Positie van het stadscentrum als hèt centrale (winkel)centrum van Almere. - Ruimte bieden aan ondernemers.
- E-commerce faciliteren.
 
De voormalige supermarkt op de Brongouw wordt bestemd voor Gemengd - 2, waarbij een supermarkt niet meer is toegestaan. Op bedrijventerrein De Paal en de bedrijvenstrip op de Achterwerf zijn in principe detailhandel, perifere detailhandel, internetwinkels en afhaalpunten niet toegestaan. Webwinkels en detailhandel als ondergeschikte bedrijfsactiviteit zijn wel toegestaan. Op een deel van De Paal is echter detailhandel in auto's en caravans mogelijk én op één locatie een benzineverkooppunt. Dit wordt overgenomen in het nieuwe bestemmings- plan. In De Gouwen zijn in de losstaande panden met een gemengde bestemming detailhandel mogelijk (conform het bestemmingsplan 'De Gouwen en De Paal'). In De Hoven en De Werven is een aantal panden bestemd (Middenhof, Binnenhof, Voorstraat) bestemd voor gemengd met de aanduiding detailhandel. Dit wordt overgenomen. In (bedrijfs)woningen is per woning 25 m² voor detailhandel toegestaan waaronder ook webwinkels en internetwinkels.  
Afhaalpunten (2014)   Afhaalpunten toestaan op alle bedrijventerreinen met uitzondering van De Vaart en Buitenvaart   Op het binnenstedelijk bedrijventerrein De Paal zijn afhaalpunten (vallen onder de bestemming bedrijf) toegestaan onder de volgende voorwaarden:
- voldoende parkeerplaatsen en ruimte voor laden, lossen en manoeuvreren op eigen terrein;
- goede ontsluiting: directe en korte aansluiting op de hoofdwegenstructuur.
Op percelen met een bedrijfsbestemming zijn afhaalpunten toegelaten.  
Kringloopwinkels (2014)   Kringloopwinkels toestaan op binnenstedelijke en modern gemengde bedrijventerreinen   Op het binnenstedelijk bedrijventerrein De Paal zijn kringloopwinkels toegestaan onder de voorwaarde dat parkeren, laden, lossen en manoeuvreren op eigen terrein plaatsvindt.  
Werken in de wijk (2005)   Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten aan huis
mogen maximaal 50% van het
woonoppervlak in beslag nemen. Mogelijkheid tot aanwijzen van kansenzones waarin woningen volledig kunnen worden omgezet in bedrijfsruimten.  
Opnemen criteria uit de nota in
woonbestemming. Geen nieuwe kansenzones aanwijzen. De bestaande wijzigingsbevoegdheid (van Wonen naar gemengd) bij de Voorstraat en de Middenhof wordt wel overgenomen.  
Vuurwerknota 2005, ruimtelijke implementatie Vuurwerkbesluit (2005)   Vuurwerkopslag en -verkoop kan uitsluitend plaatsvinden in winkelcentra (zonder woningen erboven) en op bedrijventerreinen.   Opnemen van mogelijkheid voor opslag en verkoop van consumenten- en theatervuurwerk alleen op De Paal met uitzondering van de woonwerkeenheden en daar waar een bedrijfswoning is toegestaan.  
Waterplan Almere (2005)   De gemeente en het waterschap dragen de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het water in de stad. Het waterplan biedt een kader voor deze samenwerking. Het waterplan is opgesteld om zowel de huidige knelpunten in het watersysteem op te lossen als te anticiperen op toekomstige veranderingen en kansen.   In overleg met het Waterschap een watertoets uitvoeren.  
Waterstad Almere Toeristisch recreatief beleidsplan (1996)
 
Het stimuleren van toeristisch recreatieve (bedrijfs)vestigingen en gebruik(smogelijkheden) in Almere   De vaarroute tussen het Gooimeer en de Hoge Vaart via de Lange Wetering behouden.  
Kleur aan Groen (2014)   Spelregels voor een zorgvuldige inpassing van initiatieven in het groenblauwe raamwerk van Almere   Van toepassing op de Oostelijke Groene Wig ten zuiden van de Tuinderswerf, het Stadswerfpark en de Lange Wetering. Bestemmingen ' Groen' , 'Recreatie' en ' Water' maken nieuwe (bouw)initiatieven niet rechtstreeks mogelijk. Initiatieven worden eerst getoetst aan de nota Kleur en Groen. Medewerking vindt plaats door (partiële) herziening van het plan of een afwijkingsprocedure.  
Sportnota 2013-2016 (2013)   Almere: sportieve stad!   Opnemen binnen de bestemmingen 'Groen', ' Verkeer - Verblijfsgebied' en 'Sport' van de mogelijkheid voor sport- en spelvoorzieningen.  
Inrichting schoolpleinen (1999)   Schoolpleinen dienen zowel een wijkvoorziening als een voorziening voor de school te zijn.   Het begrip speelterrein wordt expliciet toegevoegd aan de bestemmings- omschrijving van de bestemming Maatschappelijk.  
prioriteitenprogramma   Voldoende voorzieningen en basis op orde   Aanpassing bestemming voor de sporthal  

Hoofdstuk 5 Omgevingstoets

Om aan te kunnen tonen dat een bestemmingsplan uitvoerbaar is, moet bij de vaststelling van een bestemmingsplan worden bekeken of de ontwikkelingen binnen het plan voldoen aan de regelgeving op het gebied van milieu, ecologie, archeologie en water.

5.1 Milieu-beoordeling

Voor besluiten en plannen die ontwikkelingen bevatten die (mogelijk) belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben, geldt de verplichting om de procedure voor milieueffectrapportage te doorlopen of te beoordelen of het doorlopen van een dergelijke procedure noodzakelijk is (een mer-beoordeling). Op die manier krijgt milieu een volwaardige rol in de afweging van belangen. De categorieën van activiteiten waarbij deze verplichting aan de orde is, zijn vastgelegd in het Besluit mer, bijlagen C en D. Het gaat dan bijvoorbeeld om de bouw van 4.000 woningen binnen de bebouwde kom en de aanleg of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject inclusief de bouw van een winkelcentrum van 100 hectare of meer. In dit bestemmingsplan worden geen activiteiten mogelijk gemaakt die worden genoemd in bijlagen C of D van het Besluit mer. Ook ligt het gebied niet in de buurt van een Natura-2000-gebied. Voor Flevoland zijn dit de Lepelaarsplassen, de Oostvaarderplassen, het IJmeer/Markermeer en het Eemmeer/ Gooimeer. Het Natura-2000-gebied Gooimeer heeft alleen betrekking op het gedeelte van het Gooimeer dat aan de oever van Huizen en Naarden grenst en niet op het Almeerse deel van het Gooimeer. Een milieueffectrapportage of een mer-beoordeling is dan ook niet noodzakelijk.

5.2 Geluid

Rondom of langs het plangebied zijn wegen aanwezig met een zone op grond van de Wet geluidhinder (Wgh), te weten de rijksweg A6 en de Noorder-, Wester- en de Oosterdreef. Ook de busbaan heeft een dergelijke zone. Daarnaast heeft het noordelijk deel van de Voorstraat ook een Wgh-zone, omdat daar 50 km p/u gereden mag worden. De overige wegen hebben een maximale snelheid van 30 km p/u waardoor deze geen wettelijke zone hebben. Van belang is nog dat de A6 wordt verbreed zoals vastgelegd in het Tracébesluit Weguitbreiding Schiphol-Amsterdam-Almere 1. Voor de woonwerkeenheden op bedrijventerrein De Paal is op 7 maart 2001 door gedeputeerde staten van de provincie Flevoland een hogere grenswaarde verleend op grond van de Wet geluidhinder. Als er nieuwe geluidgevoelige objecten binnen de zones van deze wegen in het plangebied worden geprojecteerd of een verruiming van de bouwmogelijkheden zoals een extra bouwlaag mogelijk wordt gemaakt, is akoestisch onderzoek nodig. Deze ontwikkelingen vinden met dit plan niet plaats. Een akoestisch onderzoek is dan ook niet noodzakelijk.

5.3 Luchtkwaliteit

Binnen Almere zijn er op dit moment geen locaties waar luchtkwaliteitsnormen worden overschreden. Voor het plangebied zijn wat dat betreft geen problemen te verwachten.

5.4 Externe veiligheid

Algemeen

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die burgers lopen vanwege gebruik, opslag en transport (weg, water, spoor en buisleidingen) van gevaarlijke grondstoffen zoals vuurwerk, LPG en benzine. De term externe veiligheid wordt gehanteerd, omdat het risico van derden (de omgeving) hierin centraal staat. Om individuele burgers tegen de risico's van het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen te beschermen geldt er een wettelijk basisbeschermingsniveau. Deze is weergegeven in het plaatsgebonden risico (PR), waarbij als grenswaarde geldt dat de kans dat iemand op een bepaalde plek overlijdt door een ongeval met een gevaarlijke stof niet groter mag zijn dan één op de miljoen per jaar. Naast de bescherming van het individu moet de kans op een groot ongeluk met veel slachtoffers worden afgewogen en verantwoord; het groepsrisico (GR). Deze verantwoordingsplicht houdt in, dat de wijziging van het GR ten gevolge van een ruimtelijk plan moet worden onderbouwd én verantwoord inclusief de mogelijkheden voor rampenbestrijding en zelfredzaamheid van personen. Hierbij is de oriëntatiewaarde van belang voor (het bepalen van) de omvang van het GR.

Inhoudelijk

Ten behoeve van dit bestemmingsplan is een quickscan externe veiligheid uitgevoerd (zie Bijlage 4 quickscan externe veiligheid). De conclusies zijn als volgt:

Inrichtingen

Op bedrijventerrein De Paal is functiemenging het uitgangspunt (zie paragraaf 5.5 Functiemenging). Daarom worden hier geen (nieuwe) risicovolle inrichtingen toegestaan, dat wil zeggen bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Het plangebied ligt verder buiten het invloedsgebied van het lpg-tankstation op De Steiger. Het bestaande benzinestation op De Paal is er één zonder lpg. Aan de Parkwerf 135 ligt een zwembad. Daarin ligt een bovengrondse opslagtank met 1.500 liter chloorbleekloog. Na contact met zuur kan hier chloorgas uit vrijkomen. Voor deze tank is geen generieke risicoafstand tot de PR contour en invloedsgebieden vastgesteld. De 1% letaliteitsgrens ligt op 90 meter.

Transport

Op zo'n 2.500 m afstand van het plangebied ligt de Flevospoorlijn. Naar verwachting zal vanaf 2017 vervoer van gevaarlijke stoffen hierover gaan plaatsvinden. Het GR hoeft niet te worden verantwoord, indien het plangebied op meer dan 200 m afstand ligt. Dit heeft dan een verwaarloosbare invloed op de hoogte van het GR. Wel moeten de gevolgen voor de mogelijkheden voor rampenbestrijding en zelfredzaamheid van mensen worden onderzocht en verantwoord. Dit omdat het plangebied binnen het invloedsgebied van het scenario van het vrijkomen van toxische vloeistof ligt. De rijksweg A6 ligt op zo'n 450 m afstand van het plangebied. Ook dit is meer dan 200 m. Ook hier ligt het plangebied, zij het deels, binnen het invloedsgebied van het scenario van het vrijkomen van toxische vloeistof. Het Gooimeer, waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt, ligt op meer dan 1000 m afstand. Dit is daarom in dit kader niet relevant. Buiten het plangebied (op zo'n 215 m) ligt een buisleiding. Deze leiding heeft geen PRcontour en het invloedsgebied bedraagt circa 200 m. Dit is derhalve niet relevant voor dit plan.

Conclusies

Het wettelijk vereiste beschermingsniveau voor burgers (= PR) speelt geen rol bij dit bestemmingsplan. De relevante risicobronnen liggen (inclusief hun plaatsgebonden risicocontour en/of daartoe vastgestelde vaste afstanden) buiten het plangebied, zodat met dit plan (in theorie) alleen ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt die deze milieukwaliteitseis op gebied van externe veiligheid in stand houden. De verantwoordingsplicht met betrekking tot externe veiligheid is van toepassing voor onderstaande risicobronnen volgens de ‘verantwoordingselementen’ in onderstaande tabel.

Risicobron   GRverantwoording (inclusief GR berekening)   Verantwoording
rampenbestrijding/- zelfredzaamheid  
Verantwoording
plasbrandaandachts- gebied (PAG)  
Toelichting  
Spoor   nee   ja   nee   Plangebied geheel buiten PAG en buiten 200 m. Bij incident toxische belasting belasting in gehele plangebied mogelijk.  
Weg   nee   ja   n.v.t.   Deze weg heeft geen PAG. Plangebied ligt buiten 200 m. Bij incident toxische belasting belasting in noordelijke deel plangebied mogelijk.  

Er zijn voldoende mogelijkheden om het plangebied van meerdere zijden te bereiken en tevens voldoende mogelijkheden om het plangebied te ontvluchten. Er worden geen ruimtelijke maatregelen in dit bestemmingsplan getroffen om de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid te verhogen. De brandweer Flevoland wordt in voorkomende gevallen bij aanvragen om omgevingsvergunning in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen over de zelfredzaamheid van personen en de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval.

Gasdrukmeet- en regelstations

In het plangebied liggen zes gasdrukmeet- en regelstations. Deze zijn gelegen ter hoogte van Peppengouw 21, Groenhof 72, Nijvergouw 31, Langshof 132, Stadswerf 105 en Schoolwerf 176. Op deze stations zijn de regels uit de Wet milieubeheer en het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) van toepassing. Volgens artikel 3.12 lid 6 van het Activiteitenbesluit geldt met betrekking tot de opstelplaats van een gasdrukmeet- en regelstation ten opzichte van buiten de inrichting gelegen kwetsbare objecten (o.a. woningen) en beperkt kwetsbare objecten (o.a. bedrijfsgebouwen) een veiligheidsafstand van respectievelijk 6 m en 4 m. De ligging van één station ten opzichte van (mogelijk) kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten (Schoolwerf 176) voldoet niet zonder meer aan deze veiligheidsafstanden. In paragraaf 3.2.14 Wonen - 1 zijn de consequenties voor de bestemmingslegging rondom de gasdrukmeet- en regelstations beschreven.

Vuurwerk

Conform het vuurwerkbeleid (zie Beleidskader, paragraaf 3.5 Veiligheid) is opslag en verkoop van consumenten- en theatervuurwerk uitsluitend toegestaan in winkelcentra (zonder woningen erboven en minder dan 10 ton) en op bedrijventerreinen (meer dan 10 ton). In het bestemmingsplan 'parapluherziening opslag en verkoop vuurwerk' uit 2009 is dit doorvertaald naar het plangebied en alleen toegestaan op bedrijventerrein De Paal. Hierbij is van belang dat op de delen van het bedrijventerrein waar wonen of een bedrijfswoning is toegestaan, opslag en verkoop van vuurwerk niet mogelijk is. De veiligheidsafstanden moeten op eigen terrein worden gerealiseerd.

5.5 Functiemenging

Volgens vaste jurisprudentie dient de toelaatbaarheid van 'milieubelastende activiteiten' (met name bedrijven maar in mindere mate bijvoorbeeld ook sport- en horecavoorzieningen) in bestemmingsplannen te worden afgestemd op de aanwezigheid van 'milieugevoelige functies' (woningen, scholen, kinderdagverblijf) in de omgeving hiervan. De in dit bestemmingsplan aangebrachte functiemenging op binnenstedelijk bedrijventerrein De Paal, is gebaseerd op de publicatie ''Bedrijven en milieuzonering'' van de VNG, editie 2009 (hierna: publicatie). De brochure en de daarin opgenomen richtafstanden zijn eigenlijk bedoeld voor nieuwe situaties en niet voor toetsing van bestaande situaties. Echter uit de vaste rechtspraak volgt ook dat de gebruikte richtafstanden in de brochures bij bestaande situaties een indicatie kunnen geven van de mate van hinder. Dit betekent dat de brochure ook als hulpmiddel gebruikt kan worden bij een bestemmingsplan dat de bestaande situatie vastlegt. Maar ook moet volgens vaste jurisprudentie 'bij de beoordeling van de planologische aanvaardbaarheid van een beoogde ontwikkeling dient, naast de mogelijkheden van het voorgaande plan, tevens rekening te worden gehouden met de bestaande situatie en de belangen van de omwonenden'. In dit geval is sprake van de actualisatie van een bestemmingsplan van een bestaand gebied, waarin slechts in beperkte mate ontwikkelingen worden toegestaan. Het bestaat uit een overwegend woongebied met bijbehorende voorzieningen en verspreid liggende kleinschalige bedrijvigheid, qua omgevingstype te karakteriseren als een 'gebied met functiemenging'.

Functiemenging

Op binnenstedelijke bedrijventerreinen, zoals De Paal, vestigen zich steeds meer andere functies dan traditionele bedrijven. Verder staan op het bedrijventerrein woonwerkeenheden en een individuele bedrijfswoning. Er zijn ook 'overig milieubelastende functies' aanwezig die niet onder de gebruikelijke definitie van de bestemming 'bedrijf' passen, zoals kantoren, een horecavestiging en een benzinestation. Functiemenging is belangrijk en gewenst, zoals blijkt uit de Gemeentelijke Visie op het Vestigingsbeleid (zie Bijlage 1 Beleidskader, hoofdstuk 3.3 Werk in de stad). Een deel van de functiemenging in de bestaande stad kan dan ook plaatsvinden op de binnenstedelijke bedrijventerreinen. Daarom is niet langer uitgegaan van functiescheiding, maar van functiemenging. Daarom is ook de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging uit de publicatie gemotiveerd toegepast (zie Bijlage 2 Toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten Functiemenging). In deze Staat worden niet alleen 'bedrijven', maar ook (maatschappelijke) voorzieningen, voorzieningen voor Cultuur en ontspanning, recreatie, sport en kantoren. genoemd, die zijn toegestaan op De Paal. Categorie A en B activiteiten zoals bedoeld in de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging zijn toegestaan. Ook activiteiten in categorie C zijn toegestaan op De Paal. Dit bedrijventerrein bestaat uit twee verkeerslussen waarlangs de bedrijven zijn gevestigd die direct op de Noorderdreef ontsluiten. Verkeer van en naar het bedrijventerrein passeert geen woningen buiten het terrein die overlast zullen hebben van de grotere verkeersaantrekkende werking van deze activiteiten. Dit leidt niet tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat. Bij de totstandkoming van de Staat van Bedrijfsactiviteiten –Functiemenging is verder gekeken of bedrijfsactiviteiten al dan niet in het plangebied thuishoren. Bedrijfsactiviteiten die niet passend zijn voor het plangebied zijn niet in de lijst opgenomen zoals amusementshallen. Uit een inventarisatie via 'deskresearch' en 'veldonderzoek' (juli 2014) van de bestaande bedrijven (zie Bijlage 5 inventarisatie bedrijven) blijkt dat alle bestaande bedrijven binnen de toelaatbare activiteiten uit de categorieën A, B en C vallen.

De Paal

Op De Paal 7 is een horecabedrijf gevestigd, dat hier al op basis van het geldende bestemmingsplan mocht worden gevestigd. Dit is positief bestemd. Daarnaast zit op De Paal 41 een groenvoorzienings- en/ of hoveniersbedrijf dat niet staat in de functiemengingslijst. Het bedrijfsgebouw (zonder kantoor) is namelijk groter dan 500 m², te weten ca. 800 m². Dit bedrijf is echter reeds langere tijd legaal hier gevestigd, veroorzaakt geen hinder (in ieder geval niet meer dan andere bedrijven) en is bouwkundig afgescheiden van omliggende gebouwen. Alleen qua verkeersaantrekkende werking (af- en aanrijdende voertuigen) is enige hinder aanwezig. Het bedrijf is daarom voorzien van een passende aanduiding en daarmee positief bestemd. Tenslotte is op De Paal 18 een cosmeticabedrijf gevestigd. De activiteiten betreffen voornamelijk kantoor en opslag en in mindere mate het eenvoudig uit grondstoffen samenstellen van producten. Daardoor is het een categorie C bedrijf (groothandel in overige consumentenartikelen, SBIcode 464, 46733) en dus passend in de gemengde bestemming die voor het bedrijventerrein geldt.

Verspreid liggende voorzieningen

Verspreid over het plangebied zijn voorzieningen aanwezig met een milieubelastende activiteit in de directe omgeving van woningen (milieugevoelige functie):

  • 1. tenniscomplex De Gouwen: dit is een tennisclub (gesticht in 1981) met zes gravelbanen en een kantine. De banen zijn voorzien van lichtmasten met een hoogte van maximaal acht meter. Een tenniscomplex valt onder categorie 3.1 (categorie B van de functiemengingslijst) in verband met geluid. De afstand tot een woning is in werkelijkheid zo'n 13 meter. Aangezien het een bestaande voorziening is, er geen tot weinig klachten zijn, het complex mede wordt gebruikt door buurtbewoners en de verkeersaantrekkende werking daarmee gering is, de hoogte van de lichtmasten is aangepast aan de omgeving, er is een visuele afscheiding middels coniferen, er is geen buitenomroepinstallatie aanwezig is en het complex bouwkundig is afgescheiden van de woningen is het woon- en leefklimaat aanvaardbaar;
  • 2. scholen: alle in het plangebied aanwezige scholen vallen in principe onder categorie B van de functiemengingslijst. Dit betekent dat een bouwkundige afscheiding voldoende wordt geacht voor een adequaat woon- en leefmilieu. De feitelijke afstanden tot woningen zijn bovendien groter Twee scholen liggen naast hoofdinfra dus in zogenaamd gemengd gebied (De Flierefluiter en de 1e Montessorischool). De afstand van de dichtstbijzijnde woning tot basisschool De Flierefluiter is 9 meter en in geval van de 1e Montessorischool 29 meter. Bij de scholen De Ark en De Polderhof betreft het geen gemengd gebied, maar een rustige woonwijk. De omliggende woningen zijn echter bouwkundig afgescheiden van de scholen (bij de Ark is de afstand tot de dichtstbijzijnde woning ca. 12 m en bij de Polderhof 11 m) en ook deze scholen bestaan al sinds omstreeks 1980. Een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is derhalve gewaarborgd;
  • 3. buurtcentra: alle in het plangebied aanwezige buurthuizen vallen in principe onder categorie B van de functiemengingslijst. Dit betekent dat een bouwkundige afscheiding voldoende wordt geacht voor een adequaat woon- en leefmilieu. Eén is gevestigd in gemengd gebied (Brongouw 57) op 3,5 m van een woning (bouwkundig afgescheiden dus). Daarmee is deze voorziening toelaatbaar. Buurthuis De Serre (Wittewerf 20) is gevestigd in een rijtjeswoning (rustige woonwijk) en buurthuis De Hovenhonk (Binnenhof 23) is op de begane grond van een flat gevestigd, maar in gemengd gebied. Gezien de kleinschalige activiteiten (knutselen, handenarbeid, vergaderen) en het feit dat het bedoeld is voor bewoners in de buurt en dus de verkeersaantrekkende werking gering is, is daarmee voor omliggende woningen het woon- en leefklimaat aanvaardbaar. Geluidsproducerende activiteiten zoals dans en zang, eventueel versterkt, is gezien de directe ligging aan woningen onwenselijk;
  • 4. sporthal Stadswerfpark: een sporthal valt onder categorie B in verband met geluid en verkeer. Bouwkundige afscheiding is dan voldoende. Het gebied kan als gemengd gebied worden gezien. De dichtstbijzijnde woning staat op 39 m afstand. Dit is ruim voldoende voor een adequaat woon- en leefklimaat;
  • 5. playground Stadswerfpark: een playground wordt niet in de VNG-brochure genoemd. Een vergelijkbare functie is een basisschool of een kinderboerderij. Dit zijn beiden categorie B functies. Het betreft hier gemengd gebied. Er ligt een woning op 13 m die dus bouwkundig afgescheiden is van de playground. Dit is voldoende voor een adequaat woon- en leefklimaat;
  • 6. evenementenlocatie parkeerterrein Schoolstraat: dit is geregeld via de Evenementennota en de APV. Daarin zijn regels opgenomen voor het houden van evenementen, zoals geluidsnormen. Vanuit ruimtelijk ordeningsoogpunt zijn evenementen hier mogelijk. In een centrum van een stad moet rekening gehouden worden met mogelijke evenementen die enige overlast veroorzaken. Gezien de ligging (gemengd gebied), de afstand tot woningen (kleinste afstand tot woning is 15 m) en het feit dat hier al jaren evenementen worden gehouden is een aanvaardbaar woon-leefklimaat gegarandeerd.
  • 7. café de Brongouw: een café valt onder een categorie A bedrijf volgens de functiemengingslijst waarbij het café dus aanpandig aan woningen is toegestaan. De Bouwbesluiteisen zijn van toepassing. Het pand ligt in een gemengd gebied (wonen en andere functies als een buurthuis, detailhandel) en ligt direct naast de bestemming wonen. Het bedrijf heeft in hoofdzaak een buurtverzorgende functie: de bezoekers komen lopend of met fiets. Van verkeersaantrekkende werking of parkeerproblemen is dan ook niet gebleken. Bovendien zijn er geen meldingen van onevenredige overlast bekend. Omdat dit café al meer dan vijftien jaar op deze locatie is gevestigd, het kleinschalig is (oppervlakte is ca. 62 m²) en het pand voldoet aan de geldende regelgeving, is dit qua woon- en leefklimaat aanvaardbaar.
  • 8. speeltuin De Speelhaven Stadswerfpark: een dergelijke speeltuin (afgezet met hekken, toegangspoort, betaald) is niet in de VNG-brochure opgenomen. Het is net als de playground het beste te vergelijken met een basisschool of kinderboerderij (categorie B), waardoor een bouwkundige afscheiding voldoende is. Ook hier is sprake van een gemengd gebied. De dichtstbijliggende woning staat op 47 m. Daarmee is een adequaat woon- en leefklimaat gewaarborgd.
  • 9. coffeeshop Chillie Kiki (Schoolstraat 260): in de VNG-brochure is een coffeeshop niet vermeld. De functies die er het meest mee te vergelijken zijn, zijn een cafetaria, snackbar of café. Deze functies vallen allen onder categorie A, dus woningen kunnen zelfs aanpandig. Het is een gemengd gebied. De afstand tot een woning bedraagt minimaal 18 m. Dit is qua woon- en leefklimaat aanvaardbaar.
  • 10. cultureel centrum/ moskee (Schoolstraat 261): dit valt onder een categorie B functie, waarbij geldt dat woningen bouwkundig afgescheiden moeten zijn. Het is een gemengd gebied. Op zo'n 23 m staat een woning. Dit is voldoende voor een adequaat woon- en leefklimaat;
  • 11. kinderopvang (Goedewerf 1/ 1a): kinderopvang valt onder categorie B van de functiemengingslijst. Het perceel ligt in een rustige woonwijk. Er liggen woningen op zo'n 15 m afstand. In dit geval is sprake van een aanvaardbaar woon-leefklimaat, omdat de functies wonen en kinderopvang bouwkundig van elkaar zijn gescheiden. Daarnaast blijft stemgeluid van kinderen op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer buiten beschouwing in een situatie als deze. Er is geen sprake van onevenredige parkeer- en verkeershinder. Ook zijn de kinderen alleen gedurende de dagperiode en dan nog korte perioden buiten en staat er tussen de woningen en het kinderdagverblijf een haag dan wel soortgelijke afscheiding. Verder moet het gebouw aan de bouwtechnische eisen uit het Bouwbesluit voldoen.

Conclusie:

In dit bestemmingsplan wordt door toepassing van de hiervoor gemotiveerde milieuzonering, zorg gedragen voor een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen en worden de milieubelastende activiteiten niet onaanvaardbaar in hun functioneren belemmerd.

Vestiging van nieuwe gevoelige functies 

In de GVV is ten aanzien van gevoelige functies bepaald dat op binnenstedelijke bedrijventerreinen bedrijfswoningen zijn toegestaan, mits inpandig of als woonwerkeenheden. Maatschappelijke voorzieningen zijn toegestaan, mits passend naar aard en schaal. Om te waarborgen dat de huidige bestaande bedrijfsactiviteiten blijvend kunnen worden uitgeoefend en het gebied niet verkleurt tot een overwegend woongebied, dient er echter een grens te worden gesteld aan de gewenste mate van functiemenging. Daarom zijn de bestaande gevoelige functies als zodanig en strikt begrensd bestemd. Nieuwe gevoelige functies worden niet bij recht toegestaan. Op deze manier wordt door toepassing van de hiervoor gemotiveerde mate van functiemenging, zorg gedragen voor een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de bestaande gevoelige functies (bedrijfswoningen) op de binnenstedelijke bedrijventerreinen en worden de bedrijven en overig milieubelastende functies niet onaanvaardbaar in hun functioneren belemmerd.

5.6 Kabels en leidingen

Algemeen

Alle nutsvoorzieningen voor bebouwing op uitgegeven kavels worden geleverd via kabels en leidingen, gelegen in gemeentelijke ondergrond. Een uitzondering hierop zijn draadloze telecommunicatie- verbindingen. De ligging in gemeentelijke ondergrond is voor de nutsbedrijven belangrijk omdat deze ligging duurzaam is. Er is een gegarandeerde toegang en daarmee zijn capaciteitaanpassing en onderhoud gewaarborgd. Evenwijdig aan de busbaantracés ligt, zoals gebruikelijk in Almere, de hoofdinfrastructuur voor de nutsvoorzieningen voor het plangebied. In dit plangebied is geen stadsverwarming aanwezig.

Hoofdtransportleidingen

In het plangebied ligt geen leidingenstraat met de status als die langs de Hogering. De gemeentelijke leidingenstraat is de hoofdader voor het voeden van de verschillende stadsdelen. In dit plangebied is geen hoogspanningslijn aanwezig. In dit plangebied bevindt zich geen straalverbinding met een beschermde status.

5.7 Ecologie

Flora- en faunawet

In 2013 is Almere Haven op beschermde planten en dieren onderzocht (zie Bijlage 6 inventarisatie ecologie). Daarnaast is de Nationale Database Flora en Fauna geraadpleegd. Uit de inventarisatie en de bekeken database blijkt dat bittervoorn, vetje, en enkele vleermuissoorten (gewone dwergvleermuis en ruige dwergvleermuis) in of direct nabij het plangebied aanwezig zijn. Ook kent het plangebied een waardevolle populatie van huismussen (ca. 150 paar), spreeuwen (ca. 30 paar) en boerenzwaluw (ca. 10 paar). De beoogde ontwikkelingen in het bestemmingsplan zijn niet van dien aard dat de 'gunstige staat van instandhouding' van deze soorten in het geding komen. De Flora- en faunawet kent ook bescherming toe aan vaste verblijfplaatsen. Dit geldt in het bijzonder voor vleermuizen (zware beschermingscategorie) en huismussen (nesten zijn jaarrond beschermd, dus ook buiten de feitelijke broedperiode). Bij eventuele sloop van gebouwen moet rekening worden gehouden met de kans dat in deze gebouwen vleermuizen verblijven (zoals in paarverblijven, kraamkolonies, zomerverblijven, baltsverblijven) of nesten aanwezig zijn van huismussen, spreeuwen en boerenzwaluwen. Dit houdt in dat dan ontheffing zal moeten worden gevraagd en mitigerende maatregelen moeten worden getroffen. Met dit bestemmingsplan worden geen gebouwen gesloopt.

Natuurbeschermingswet

De Natuurbeschermingswet regelt de bescherming van Natura 2000-gebieden (internationaal belangrijke natuurgebieden). De Natura 2000-gebieden van (en rond) Flevoland zijn op zo grote afstand van het plangebied gelegen dat – mede gelet op de met dit bestemmingsplan beoogde ontwikkelingen - een negatief effect op de 'instandhoudingsdoelen' op voorhand kan worden uitgesloten.

Ecologische Hoofdstructuur

Het plangebied maakt geen onderdeel uit van de Ecologische Hoofdstructuur maar grenst daar wel aan (aan de noordzijde het Vroege Vogelbos). Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk, zoals (grootschalige) woningbouw of nieuwe bedrijfsvestigingen. De kleinschalige ontwikkelingen die mogelijk zijn op perceelsniveau zorgen er voor dat effecten op de 'Wezenlijke kenmerken en waarden' van dit EHS-gebied op voorhand kan worden uitgesloten. Ook externe werking op de EHS kan gelet hierop worden uitgesloten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1BCDEFLMN01-vg01_0011.png"

Figuur: EHS (lichtgroen) ten noorden van De Gouwen

Ecologisch Masterplan

Het plangebied behoort niet tot de in het Ecologisch Masterplan benoemde brongebieden maar grenst daar wel aan, namelijk het Vroege Vogelbos. Voor de waarden van het brongebied geldt hetzelfde als voor de Ecologische Hoofdstructuur (geen effecten). In of nabij het plangebied zijn geen ecologische verbindingen gelegen. Wel is ten noorden ervan een nieuwe ecologische verbindingszone beoogd, te weten 'De Steiger'. Omdat dit bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen zal mogelijk maken, heeft dit daarop geen invloed.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1BCDEFLMN01-vg01_0012.png" Figuur: uitsnede Ecologisch Masterplan
Boswet

Houtopstanden die buiten de bebouwde kom (volgens de Boswet) liggen, vallen -behalve een paar uitzonderingen - onder de werkingssfeer van deze wet. Dit betekent dat melding gedaan moet worden van voorgenomen vellingen en dat herplant van de houtopstanden vereist is. Het plangebied valt echter binnen de vastgestelde komgrens inzake de Boswet. Compensatie op grond van de Boswet door gevelde houtopstanden is niet aan de orde.

5.8 Waterparagraaf

Waterhuishouding

Het watersysteem van het plangebied (zie de onderstaande figuur) maakt onderdeel uit van het watersysteem in Almere-Haven. Dit watersysteem is, omdat het al eerder is ontworpen, met andere richtlijnen tot stand gekomen dan een 'nieuw' watersysteem dat dient te voldoen aan de eisen die nu conform het Waterbeleid in de 21e eeuw aan een watersysteem in Almere worden gesteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1BCDEFLMN01-vg01_0013.png"

Het stedelijk watersysteem in Almere Haven is in de zeventiger jaren ontworpen met 3% van het bruto stedelijk gebied als open water bij een verhardingspercentage van 50%. Als norm werd een maximale peilstijging van 50 cm gehanteerd bij een situatie die zich eens in de 10 jaar voordoet. Het watersysteem loost via een tweetal stuwen onder vrij verval op de Hoge Vaart. Het maaiveld heeft een hoogte van circa -4.00 m NAP tot -2.50 m NAP. Het oorspronkelijke maaiveld van het bebouwde gebied is opgehoogd met 1 meter zand. De oorspronkelijke ondergrond, het holocene sediment, is circa 3 tot 6 meter dik en bestaat uit klei en veen. Onder deze laag bevindt zich een pleistoceen, watervoerend, zandpakket. De grondwaterstroming in dit eerste watervoerende pakket wordt sterk bepaald door de lage polderpeilen en de hoge peilen van de Heuvelrug. Hierdoor is in het plangebied een kwelstroom aanwezig die zoet maar nutriënt- en ijzerhoudend kan zijn. Bij de aanleg van de grachten in Almere Haven is de waterbodem met een afdichtende laag bedekt om deze kwel te verminderen. De dijkse kwel stroomt middels drainage uit in het grachtenstelsel van Almere Haven en zorgt naast een aanvulling van het systeem in droge perioden voor een verbetering van de kwaliteit van het oppervlaktewater. De door De Hoven, De Werven en De Gouwen slingerende gracht vormt een duidelijk aanwezig structurerend element. De gracht, die voor de afwatering zorgt, is over het algemeen redelijk breed en geeft een afwisselend beeld te zien. Door de vele bochten ontstaat op sommige plaatsen een schilderachtig karakter. De gracht is aangelegd volgens onderstaand principeprofiel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1BCDEFLMN01-vg01_0014.png"

Het peil van de gracht ligt, zoals in het betreffende peilbesluit is vastgelegd, op een streefpeil van -4.80 m NAP. Dit stelsel watert via stuwen af op de Lange Wetering. De Lange wetering, met een streefpeil van - 5.2 m NAP, maakt op haar beurt onderdeel uit van het afwateringsgebied van de Hoge Vaart, het hoofdwaterstelsel van de polder. In het Beheerplan Stadswateren Almere 1998-2002 wordt de gracht in het bijzonder aangegeven als een "wijkgebonden water". Het accent van deze watergang ligt dan op de parkfunctie. Dit betekent dat er sprake is van een mengeling van verblijf-, natuur- en esthetische functies. Het water biedt de bewoners mogelijkheden "voor de deur" te vissen, te picknicken of te kanoën. In het Waterplan Almere (2005) wordt geconcludeerd dat onder normale omstandigheden het watersysteem van Almere-Haven ruim voldoende gedimensioneerd is om neerslag af te voeren. Uit modelberekeningen, die voor het Waterplan zijn uitgevoerd, bleek dat ook in de nattere perioden met een herhalingstijd van eens in de 100 jaar de capaciteit van het watersysteem voldoende is. In recenter onderzoek (Stuwoptimalisatie Almere Haven) is nog een keer bevestigd dat het watersysteem dusdanig is gedimensioneerd dat bij een situatie die eens per honderd jaar voorkomt, het peil in de gracht niet boven het maaiveld zal uitstijgen. Tevens is berekend dat bij een situatie die eens in de tien jaar voorkomt de waterstand minder dan de (gemeentelijke) norm van 0.4m zal stijgen. Het watersysteem is dus voldoende gedimensioneerd om een wateroverlastsituatie te voorkomen. In deze nattere perioden zal de afvoer van het watersysteem van Almere-Haven het debiet van 1.5 l/sec/ha, de voormalige norm (de afvoernorm) op het watersysteem van de Hoge Vaart kunnen overschrijden.

Grondwater en kwel

De grondwaterstand in het plangebied wordt sterk beïnvloed door de regulatie van het oppervlakte- waterpeil en wordt in Almere op ca 1,0 tot 1,5 meter onder het maaiveld gehouden. Door handhaving van vaste polderpeilen zijn de fluctuaties in de grondwaterstand gering. Als gevolg van de kweldruk van het grondwater zou in een ongereguleerde situatie het grondwater net boven of net onder het maaiveld staan. Het gehele plangebied staat onder invloed van kwel, dat aan het maaiveld uittreedt. Voor een deel bestaat de kwel uit zogenoemd regionale kwel. Het betreft hier water dat elders in de bodem is geïnfiltreerd en ter hoogte van het plangebied naar boven komt. Een ander deel van de kwel bestaat uit Gooimeerwater dat onder en door de dijk heen stroomt. Het kwelwater is relatief schoon. Als gevolg van de grote invloed van kwel- en regenwater in het plangebied is de waterkwaliteit als goed te karakteriseren. Ditzelfde geldt voor de kwaliteit van het grondwater. Het plangebied ligt niet in een grondwaterbeschermingsgebied waardoor er geen belemmeringen zijn voor mogelijkheden voor warmte- en koudeopslag in de bodem.

Riolering

Er is in het plangebied een gescheiden stelsel aangelegd. Het gescheiden stelsel bestaat uit twee buizenstelsels: een stelsel (het DWA) waarbij het afvalwater via vrijvervalleidingen en rioolgemalen wordt getransporteerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) op het industrieterrein de Vaart, van waar het gezuiverde water wordt geloosd op de Lage Vaart. Het andere stelsel (HWA-stelsel) voert hemel- en drainagewater (het drainagesysteem is gekoppeld aan het regenwaterriool) af naar het oppervlaktewater. Het komt via uitstroombakken van het hemelwaterriool in het oppervlaktewater terecht. Dit geldt tevens voor het door de neerslag meegevoerde vuil (diffuse bronnen) dat daarmee een bedreiging vormt voor de kwaliteit van het oppervlaktewater en de waterbodem (verontreinigde bagger).

Drinkwaterleidingen

In het plangebied liggen drinkwaterleidingen die de woningen, bedrijven en instellingen voorzien van drinkwater. Op de onderstaande kaart is aangegeven (in paars) waar deze leidingen liggen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1BCDEFLMN01-vg01_0015.png"

Eventuele nieuwe ontwikkelingen in De Hoven, de Werven en de Gouwen

Bij eventuele nieuwe ontwikkelingen in het plangebied dient het watersysteem van Almere Haven wat kwantiteit en kwaliteit betreft, gegeven het "Stand- Still"-principe, te verbeteren en in ieder geval niet te verslechteren. Om negatieve effecten van bijvoorbeeld een (substantiële) toename aan extra verharding op het watersysteem van Almere Haven te voorkomen, dient er conform de Keur ("Compensatie toename verharding en versnelde afvoer"), rekening gehouden te worden met een vergroting van de capaciteit van het watersysteem. Immers door het vergroten van de hoeveelheid waterberging worden peilstijgingen in de grachten en ook de piekafvoer verminderd in plaats van vergroot.

Watertoets

Overeenkomstig artikel 3.1.6 lid 1, onder b, Bro geldt voor dit bestemmingsplan de verplichting een beschrijving te geven van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding. Om tot een goede beschrijving daarvan te komen is het nodig het proces van de zogenaamde watertoets, zoals beschreven in de Bestuurlijke Notitie Watertoets (bijlage bij Kamerstukken II 2001/02, 27 625, nr. 4) te volgen. Dat zal in veel gevallen leiden tot overleg met de waterbeheerder in het betreffende gebied. Waterhuishoudkundige aspecten zijn in dit bestemmingsplan integraal betrokken en rechtstreeks vertaald in deze Waterparagraaf. Aangezien het plan van conserverende aard is, is het voor de onderhavige watertoets voldoende om te verwijzen naar bovenstaande teksten. Onderhavig plan is afgestemd met het Waterschap.

5.9 Bodemkwaliteit

Historie

De bodem van het plangebied ligt op de bodem van de voormalige Zuiderzee. In de ondergrond komen voornamelijk pleistocene dekzanden voor die tijdens de laatste ijstijd (Weichselien) zijn afgezet als gevolg van verstuivingen en rivierafzettingen. Na de laatste ijstijd is tijdens het Holoceen (ca. 10.000 jaar geleden) een pakket slappe klei-, zavel- en veenlagen op het pleistoceen zandpakket afgezet. Hierna ontstond een zoetwatermeer dat eerst 'Flevo' heette maar in de Romeinse tijd de naam 'Aelmere' kreeg. Vanaf het begin van onze jaartelling veranderde het zoetwatermeer langzaam in de zoute 'Sudersee' waardoor lokale afzettingen nog steeds veel zout bevatten. Na de aanleg van de afsluitdijk in 1932 veranderde de Zuiderzee in het zoete 'IJsselmeer'. In 1968 is de zuidelijke IJsselmeerpolder drooggevallen, waarmee de voormalige zeebodem een landbodem werd. Voordat met de bouw van woningen werd begonnen, is de grond met circa 1 meter zand uit het Markermeer opgehoogd. In 1974 is de eerste paal voor de bouw van Almere-Haven de grond in gegaan en vanaf dat moment is Almere ontwikkeld. De woningen in het plangebied zijn vanaf 1976 gebouwd. In het zand en de oorspronkelijke zeebodem (klei) zijn historisch geen bodemverontreinigingen te verwachten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1BCDEFLMN01-vg01_0016.png"
Bodemkwaliteit

In De Hoven (Uithof) is in 2002 een bodemonderzoek uitgevoerd. Het resultaat van dit onderzoek was dat er geen bodemverontreiniging aanwezig was. Voor De Werven is in het verleden (1998) op twee plaatsen een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Er zijn geen noemenswaardige verontreinigingen aangetroffen. In De Gouwen (Bosgouw) is in 2005 een bodemonderzoek uitgevoerd. Het resultaat van dit onderzoek was dat er geen bodemverontreiniging aanwezig was. Historisch is er geen reden om te veronderstellen dat de bodem in het gebied verontreinigd is. Uit de bodemkwaliteitskaart van Almere blijkt dat voor zowel de kwaliteit van ontgraven grond (ontgravingskaart) als de toepassingseisen voor de toe te passen grond (toepassingskaart) in het plangebied de bodemkwaliteitsklasse 'Landbouw/ Natuur' van toepassing is. Op grond van de Woningwet moet elke aanvraag voor een omgevingsvergunning vergezeld gaan van de resultaten van bodemonderzoek. Als hieruit blijkt dat de bodem geschikt is of wordt gemaakt voor woningbouw wordt door de Omgevingsdienst Flevoland Gooi- en Vechtstreek een geschiktheidsverklaring afgegeven. Ook bij uitgifte is een bodemonderzoek vereist om de juridische aansprakelijkheid van eventueel aanwezige verontreinigde grond te regelen. Indien er aanwijzingen zijn voor mogelijke aanwezigheid van explosieven, moet onderzoek (explosievenonderzoek) hierover uitsluitsel geven. Ten aanzien van de geldigheid van bodemonderzoeken wordt door de Omgevingsdienst Flevoland Gooi- en Vechtstreek een termijn aangehouden van vijf jaar, tenzij een vermoeden bestaat van bodembedreigende activiteiten.

Besluit bodemkwaliteit (Bbk)

Het Bbk stelt regels voor het gebruik van steenachtige bouwstoffen, grond en baggerspecie die in contact kunnen komen met regenwater, grondwater of oppervlaktewater. Het gaat om onder meer asfalt, bitumineuze dakbedekkingen, baggerspecie, ophoogzand, grond, dakpannen, tegels, nieuwe bakstenen, heipalen, straatstenen, beton- en menggranulaat. In sommige gevallen moet de gebruiker die een bouwstof gebruikt dit melden aan het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag beoordeelt deze meldingen en ziet toe op de naleving van het Bbk. Hergebruik van vrijkomende grond en/of zand zou idealiter zo veel mogelijk binnen het gebied plaats moeten vinden.

Grondwater en kwel

De grondwaterstand in het plangebied wordt sterk beïnvloed door de regulatie van het oppervlaktewaterpeil en wordt in Almere op ca 1,0 tot 1,5 meter onder het maaiveld gehouden. Door handhaving van vaste polderpeilen zijn de fluctuaties in de grondwaterstand gering. Als gevolg van de kweldruk van het grondwater zou in een ongereguleerde situatie het grondwater net boven of net onder het maaiveld staan. Het gehele plangebied staat onder invloed van kwel, dat aan het maaiveld uittreedt. Voor het grootste deel bestaat de kwel uit zogenoemd regionale kwel. Het betreft hier water dat elders in de bodem is geïnfiltreerd en ter hoogte van het plangebied naar boven komt. Het kwelwater is relatief schoon. Als gevolg van de grote invloed van kwel- en regenwater in het plangebied is de waterkwaliteit als goed te karakteriseren. Ditzelfde geldt voor de kwaliteit van het grondwater. Het plangebied ligt niet in een grondwaterbeschermingsgebied waardoor er geen belemmeringen zijn voor mogelijkheden voor warmte- en koudeopslag in de bodem.

5.10 Archeologie en cultuurhistorie

Cultuurhistorische waarden is de verzamelnaam voor het geheel aan waarden die een historische, en menselijke oorsprong hebben. In het kader van dit bestemmingsplan kunnen historisch-geografische waarden, (steden)bouwkundige waarden en archeologische waarden worden onderscheiden.

Historische-geografische waarden en (steden)bouwkundige waarden

In het plangebied zijn geen historisch-geografische of aardkundige waarden aanwezig. Er zijn vooralsnog ook geen waardevolle (steden)bouwkundige structuren aangewezen. In dit opzicht kan wel gedacht worden aan de kenmerkende bloemkoolstructuur van de woonwijken, die stamt uit de jaren '70. Deze zouden in de toekomst een waardevolle rol kunnen spelen als elementen in de bebouwde omgeving. Deze herkenbare stedebouwkundige karakteristiek hangt nauw samen met de in die tijd beoogde sociale samenhang. De karakteristiek uit zich niet enkel in het stratenplan van de wijk, maar o.a. ook in het stramien van herhaalbaarheid en de volumeopbouw van de woningen, de dakvorm, detaillering en toegepaste materialen.

Archeologische waarden

In het plangebied liggen geen wettelijk beschermde vindplaatsen. De behoudenswaardige vindplaats ten zuidwesten van De Gouwen (rode vlak op de kaart hieronder) en ten noorden van de Wierden ligt net buiten in het plangebied. Het plangebied is op een aantal plekken na (groene vlakken) niet onderzocht op archeologische waarden. Voor de selectiegebieden geldt een dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1. Dit betekent dat op die plekken archeologisch onderzoek nodig is. In de rest van het gebied geldt geen verplichting voor archeologisch onderzoek. Wel is er een meldingsplicht voor toevalsvondsten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1BCDEFLMN01-vg01_0017.png"

Uitsnede Archeologische Beleidskaart

In de Archeologieverordening worden regels gegeven die het bestuur hanteert in de omgang met bekende en verwachte archeologische waarden die zijn aangegeven op de ABA (zie paragraaf 3.6 Sociale structuur, onderwijs en cultuur).

Veranderingen in inrichting van Selectiegebieden

Voordat bodemingrepen kunnen plaatsvinden in het Selectiegebied, moet archeologisch vooronderzoek worden uitgevoerd en inzicht te worden verkregen in de aan-/afwezigheid van 'behoudenswaardige vindplaatsen van nationaal belang', en de noodzakelijke omgang daarmee. Het onderzoek moet voldoen aan wat daarover is vastgelegd in de Archeologienota 2009.

Toevalsvondsten

Het is denkbaar dat er zich binnen het plangebied onder het maaiveld nog onbekende scheepswrakken bevinden. Men dient er dan ook rekening mee te houden dat scheepsresten, evenals andersoortige archeologische resten, aangetroffen kunnen worden bij het uitvoeren van grondwerkzaamheden. Een dergelijk aantreffen dient conform artikel 53 lid 1 van de Monumentenwet 1988 gemeld te worden aan de stadsarcheoloog van de gemeente Almere. Ter voorkoming van verdere beschadiging dienen de werkzaamheden ter plaatste direct gestaakt te worden. Na vaststelling van de waarde en het belang van de aangetroffen resten, zal in overleg met de stadsarcheoloog besloten worden welke nadere maatregelen nodig zijn.

 

5.11 Radarverstoringsgebied

Radars voor militaire luchtvaart

Zoals in paragraaf Hoofdstuk 1 Rijksbeleid van Bijlage 1 Beleidskader bij de beschrijving van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening is aangegeven, is op het plangebied het ruimtelijke regime van radars voor militaire luchtvaart van toepassing. Het plangebied valt niet in een radarverstoringsgebied waarin een maximale hoogte voor bouwwerken geldt. Het plangebied ligt wel in twee radarverstoringsgebieden (AOCS Nieuw Milligen en Soesterberg) waarbinnen maximale hoogten gelden voor de tippen van de wieken van windturbines. Voor het radarverstoringsgebied AOCS Nieuw Milligen geldt een maximale bouwhoogte van 118 meter t.o.v. NAP en voor radarverstoringsgebied Soesterberg geldt een maximale bouwhoogte van 128 meter t.o.v. NAP. Het onderhavige bestemmingsplan maakt de bouw van windturbines niet mogelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1BCDEFLMN01-vg01_0018.png"

Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL)

LVNL beheert technische installaties en systemen ten behoeve van de luchtverkeersbeveiliging. Een belangrijk deel hiervan betreft de apparatuur voor communicatie-, navigatie-, en surveillance infrastructuur (CNS). CNS-apparatuur wordt gebruikt om het radiocontact tussen de verkeersleiding en de piloten te onderhouden, navigatie in het naderingsgebied en-route mogelijk te maken en de plaatsbepaling van vliegtuigen zeker te stellen. LVNL is verplicht haar taken te verrichten overeenkomstig het bepaalde in Nederland verbindende verdragen (artikel 5.23, lid 7 Wet luchtvaart), zoals het verdrag van Chicago. Op basis van dit verdrag, dat Nederland heeft geratificeerd, is de International Civil Aviation Organisation (ICAO) opgericht. ICAO vaardigt internationale burgerluchtvaartcriteria uit die de Nederlandse Staat dient te implementeren. LVNL dient aldus te handelen conform ICAO. Voor het veilig afwikkelen van vliegverkeer gelden rondom de technische systemen van LVNL maximaal toelaatbare hoogtes voor objecten: de zogenaamde toetsingsvlakken. In dit kader beoordeelt LVNL of de uitvoering van voorgenomen (bouw)plannen inderdaad van invloed zijn op de correcte werking van cns apparatuur. De afmetingen van de toetsingsvlakken is gebaseerd op berekeningsvoorschriften in de internationale burgerluchtvaartcriteria (ICAO EUR DOC 015).

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1BCDEFLMN01-vg01_0019.png"

Voor Almere is het toetsingsvlak behorend bij de VOR/DME Muiden relevant. Het toetsingsvlak kent een 600 meter vrije straal gemeten vanaf de basis van de antenne op maaiveldhoogte. Vanaf het 0-meter vlak loopt het toetsingsvlak trechtervormig omhoog tot een hoogte van 51,56 m ten opzichte van NAP op een afstand van 3 km. Vanaf de straal van 3 km geldt een apart windturbinevlak met een toetsingshoogte vanaf de genoemde 51,56m tot een straal van 15 km gemeten vanaf de basis van de antenne. Dit deel van het toetsingsvlak (vanaf 3 km tot 15 km) is enkel van toepassing op windturbines. Voor het plangebied zou dit toetsingsvlak alleen gelden voor windturbines met een hoogte vanaf 51,56 m. Dit plan maakt dergelijke windturbines niet mogelijk.

5.12 Overig

Een aantal aspecten is niet van toepassing in het plangebied. Er spelen geen zaken op dit gebied. Het betreft de volgende aspecten:

  • trillingen
  • geurhinder
  • ammoniak en veehouderij
  • energie
  • windhinder
  • bezonning
  • uitzicht.

Daar wordt in deze toelichting dan ook niet verder op ingegaan.

Hoofdstuk 6 Implementatie

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Het exploitatieplan

Op grond van artikel 6.12, lid 1 Wro stelt de gemeenteraad bij de vaststelling van (onder meer) een bestemmingsplan een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen, indien het kostenverhaal niet op een andere wijze is verzekerd. Het moet gaan om een bouwplan, omdat de effectuering van het kostenverhaal op grond van het exploitatieplan altijd gekoppeld is aan de verlening van de omgevingsvergunning. In artikel 6.2.1 Bro is aangegeven wat onder een bouwplan moet worden verstaan:

  • de bouw van een of meer woningen en hoofdgebouwen;
  • de uitbreiding van een hoofdgebouw met tenminste 1.000 m2 of met een of meer woningen;
  • de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits tenminste 10 woningen worden gerealiseerd;
  • de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor kantoor- of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1500 m² bedraagt;'

Op grond van artikel 6.12, tweede lid van de wet kan worden afgezien van het vaststellen van een exploitatieplan indien:

  • a. het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of de vergunning begrepen gronden anderszins verzekerd is (bijvoorbeeld via gronduitgifte, precarioverordening of (exploitatie)overeenkomsten);
  • b. het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is, en
  • c. het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels, als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is,

of op grond van artikel 6.2.1a van het Bro:

  • d. het totaal der exploitatiebijdragen dat met toepassing van artikel 6.19 van de wet kan worden verhaald, minder bedraagt dan €10.000,-;
  • e. er geen verhaalbare kosten zijn als bedoeld in artikel 6.2.4, onderdelen b tot en met f Bro;
  • f. de verhaalbare kosten, bedoeld onder b., uitsluitend de aansluiting van een bouwperceel op de openbare ruimte of de aansluiting op nutsvoorzieningen betreffen.

Het begrip bouwplan moet bovendien zo worden uitgelegd, dat niet sprake hoeft te zijn van een concrete bouwaanvraag. Het feit dat het nieuwe bestemmingsplan een directe bouwtitel geeft voor een of meer van bovengenoemde bouwplannen, leidt tot verplichting voor de gemeente om zo'n exploitatieplan op te stellen. Echter, indien het voorgaande bestemmingsplan dezelfde mogelijkheid ook al bood, maar die rechten in de voorgaande planperiode niet zijn benut, hoeft geen exploitatieplan te worden gemaakt. Uiteraard is een exploitatieplan ook niet noodzakelijk, als realisering van het bouwplan geen kosten vergt van de overheid.

Toets of bestemmingsplan economische uitvoerbaar is

Een plan is economisch uitvoerbaar indien de te verwachten investeringen die voortvloeien uit het vast te stellen bestemmingsplan worden gedekt uit bijvoorbeeld verkoop van grond, exploitatiebijdragen van derden (ontwikkelende partijen) dan wel uit overige middelen als subsidie. In het bestemmingsplangebied De Hoven, De Werven en De Gouwen vindt geen ontwikkeling plaats die op grond van artikel 6.2.1 Bro leidt tot verplicht kostenverhaal. In dit bestemmingsplan vindt er een wijziging plaats van de gebruiksmogelijkheden op het bedrijventerrein De Paal. Dit leidt echter niet tot door de gemeente te maken kosten noch tot het indienen van een bouwaanvraag op grond waarvan kostenverhaal zou moeten dan wel kunnen plaatsvinden.

Op grond van bovenstaande analyse blijkt dat de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is verzekerd waar het nieuwe ontwikkelingsmogelijkheden betreft. Dientengevolge is het niet noodzakelijk gelijktijdig met het bestemmingsplan een exploitatieplan vast te stellen.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Inspraak

De gemeente Almere hanteert bij het maken van bestemmingsplannen als uitgangspunt de beleidslijn, zoals die is neergelegd in de inspraakverordening. Inspraak vindt plaats indien sprake is van nieuw beleid en/of nieuwe ontwikkelingen. Dit nieuwe bestemmingsplan voor De Hoven, De Werven en De Gouwen is hoofdzakelijk een actualisatie van de vorige, geldende bestemmingsplannen. Nieuwe ontwikkelingen zijn niet in dit plan opgenomen en nieuw beleid heeft weinig tot geen gevolgen voor het plan. Er is daarom voor gekozen om geen voorafgaande inspraak te houden.

Vooroverleg

In het kader van het vooroverleg op grond van artikel 3.1.1 Bro zijn onderstaande instanties gevraagd om een reactie te geven op het concept ontwerp bestemmingsplan:

  • Brandweer Flevoland;
  • Gasunie;
  • Kamer van Koophandel;
  • KPN;
  • Ministerie van Defensie;
  • Natuur en Milieu Flevoland;
  • Provincie Flevoland;
  • Rijkswaterstaat Midden-Nederland;
  • Stichting Beveiliging Bedrijventerreinen Almere;
  • Tennet;
  • Vereniging Bedrijfskring Almere;
  • Vitens;
  • Waterschap Zuiderzeeland.

De Gasunie heeft per e-mail op 11 september 2014 laten weten dat het plangebied buiten de 1% letaliteitsgrens van de dichtst bij gelegen gasleiding valt. Daarmee staat vast dat deze leiding geen invloed heeft op de verdere planontwikkeling.

Brandweer Flevoland heeft op 23 september 2014 via e-mail gereageerd. Ze heeft het plan beoordeeld conform artikel 13 lid 3 van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen. Het plangebied ligt op 215m van een buisleiding en 450m van de rijksweg A6. Dit zijn de aanwezige risicobronnen. De omvang is vanwege de afstand al beperkt en door het conserverende karakter van het plan valt dit niet te verbeteren. Maatregelen voor bestrijding hebben nauwelijks toegevoegde waarde. De 'bloemkoolstructuur' van de wijk blijft een uitdaging voor de bereikbaarheid maar is een bestaande situatie. Burgers moeten op de hoogte zijn van de risico's en wat ze kunnen doen om zelfredzaam te kunnen zijn. De Veiligheidsregio en de gemeente verzorgen de communicatie bij incidenten. Vluchtmogelijkheden zijn er voldoende.

Deze reacties geven geen aanleiding het bestemmingsplan aan te passen.

Van de overige instanties is geen reactie ontvangen.

Zienswijzen

Voor het ontwerp bestemmingsplan is de Wro-procedure gevolgd. Dit houdt in dat het nieuwe bestemmingsplan als ontwerp voor een periode van zes weken (van 24 november 2014 tot en met 5 januari 2015) ter visie is gelegd conform het bepaalde in artikel 3.8 Wro en afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Ook is een inloopavond gehouden tijdens de terinzagelegging, waar bewoners en bedrijven informatie konden verkrijgen over het plan. In totaal zijn dertien zienswijzen ingediend. In de nota zienswijzen (zie bijlage ) is beschreven of de zienswijzen aanleiding zijn geweest om het ontwerp aan te passen. Ook zijn daarin de ambtshalve wijzigingen op het ontwerp bestemmingsplan opgenomen. Na verwerking van de (eventuele) zienswijzen is het bestemmingsplan aan de gemeenteraad ter vaststelling voorgelegd. Tegen het vastgestelde bestemmingsplan staat desgewenst beroep open bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Bijlagen

Bijlage 1 Beleidskader

Hoofdstuk 1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van het Rijk is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. Ze schetst de ontwikkelingen en ambities voor Nederland in 2040. Ingezet wordt op het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Het Rijk kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen en laat meer over aan gemeenten en provincies. Deze nationale belangen zijn:

  • 1. Een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren;
  • 2. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie;
  • 3. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
  • 4. Efficiënt gebruik van de ondergrond;
  • 5. Een robuust hoofdnetwerk van wegen, spoorwegen en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen;
  • 6. Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem;
  • 7. Het instandhouden van het hoofdnetwerk van wegen, spoorwegen en vaarwegen om het functioneren van de mobiliteitssysteem te waarborgen;
  • 8. Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
  • 9. Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her) ontwikkeling;
  • 10. Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
  • 11. Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten;
  • 12. Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten;
  • 13. Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele plannen.

Daarnaast blijft het Rijk betrokken bij gebiedsontwikkelingen van nationaal belang, waaronder Schaalsprong Almere, de Zuidas en Rotterdam-Zuid. In de SVIR is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Het doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Het Rijk wil met de introductie van de ladder vraaggerichte programmering bevorderen. De ladder beoogt een zorgvuldige en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. De ladder is als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Op grond van artikel 3.1.6 lid 2 Bro moet de toelichting bij een bestemmingsplan, dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • indien uit de beschrijving blijkt dat er sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • indien uit de beschrijving blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

In Almere is vanaf het ontstaan van de stad en de daarop volgende forse groei het aantal banen achtergebleven bij het aantal bewoners. De beroepsbevolking is dan ook groter dan de werkgelegenheid. Deze onevenwichtigheid wil de gemeente opheffen door een economisch programma te volgen dat voorziet in het accommoderen van werkgelegenheid op de verschillende vestigingslocaties (o.a. bedrijventerreinen). Tot 2030 heeft Almere een economische ontwikkelingsopgave van 100.000 extra banen. Om een complete stad te worden met een eigen economische identiteit wil Almere voldoende werkgelegenheid genereren voor een evenwichtige woon-werkbalans. Daarmee wordt tijdig afgestemd op de marktvraag voldoende ruimte op vestigingslocaties geboden aan bedrijven, instellingen en andere voorzieningen. Het onderhavige bestemmingsplan biedt flexibiliteit bij de invulling van (bestaande) stedelijke ontwikkeling op het binnenstedelijk bedrijventerrein De Paal (bestemming Gemengd - 1). Hiermee wordt een optimale benutting van de ruimte in het bestaande stedelijk gebied nagestreefd. Het verruimen van de functies en verhogen van de flexibiliteit biedt hoofdzakelijk ruimte voor lokale ondernemers, instellingen en voorzieningen die qua functie passen binnen de gemengde bestemming. Het terrein zelf ligt binnen het bestaand stedelijk gebied. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de ladder voor duurzame verstedelijking. Het bestemmingsplan is ook in overeenstemming met de nationale belangen in de SVIR.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)

In de SVIR is aangegeven dat voor een aantal onderwerpen algemene regels door het Rijk moeten worden gesteld. Deze regels zijn concreet normstellend bedoeld en worden geacht direct of indirect (door tussenkomst van de provincie) door te werken in de ruimtelijke besluitvorming van provincies en gemeenten. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is deze algemene maatregel van bestuur waarin de nationale belangen uit de SVIR juridisch zijn geborgd. De ministeriële regeling die bij het Barro hoort (Regeling algemene regels ruimtelijke ordening) is gelijk met het Barro in werking getreden. De onderwerpen waar het Rijk in het Barro ruimte voor vraagt zijn de Mainportontwikkeling Rotterdam, bescherming van de waterveiligheid in het Kustfundament en in en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee, waddengebied en erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde en de uitoefening van defensietaken. Op 1 oktober 2012 is het Barro aangevuld met de ruimtevraag voor de volgende onderwerpen (Barro, eerste aanvulling): veiligheid rond rijksvaarwegen, toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet, elektriciteitsvoorziening, ecologische hoofdstructuur, bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament, verstedelijking in het IJsselmeer en de toekomstige rivierverruiming van de Maastakken. De wijziging van het Barro ging vergezeld van een wijziging van de Rarro. Ook deze wijziging trad op 1 oktober 2012 in werking. De Rarro bevat een uitwerking van het al eerder in het Barro gepubliceerde ruimtelijke regime rond radars voor militaire luchtvaart.

Voor het plangebied zijn de nieuwe regels voor radarverstoringsgebieden van belang. Kern hiervan is dat tot 15 km horizontaal ten opzichte van het waarnemingspunt van de radar een hoogtebeperking voor gebouwen en windturbines geldt. De hoogtebeperking wordt mede bepaald door de hoogte van de waarnemingsradar ten opzichte van NAP. De hoogtebeperking voor windturbines geldt tot een afstand van 60 km van de radar. Voor Almere zijn de radars te Soesterberg en Nieuw Milligen van belang. Deze liggen op meer dan 15 km afstand van Almere, zodat in Almere geen beperkingen van bouwhoogten aan de orde zijn. Omdat Almere wel valt binnen de genoemde 60 km, geldt voor windturbines een maximumhoogte van 118 meter +NAP. Naast de primaire radars is er apparatuur die de luchtverkeersleiding en de luchtvaartnavigatie ondersteunen, zoals secundaire radars, bakens en landingsinstrumenten. In de omgeving van deze apparatuur gelden bouwbeperkingen. Deze apparatuur en de bouwbeperkingen zijn geen onderdeel van de regeling voor primaire radars in het Barro en Rarro. In paragraaf 5.11 Radarverstoringsgebied wordt ingegaan op het radarverstoringsgebied voor burgerluchtverkeer. Voor het overige is op het plangebied geen van de onderwerpen of gebieden van toepassing waarvoor in het Barro en Rarro ruimte voor wordt gevraagd.

Overig rijksbeleid

Van een aantal beleidskaders is geen samenvatting opgenomen. De nota's zijn wel beoordeeld, maar niet direct van belang voor het plangebied. Het betreft de volgende nota's:

  • Europese Kaderrichtlijn Water (2000);
  • Het Nationaal Bestuursakkoord Water (2008);
  • Nationaal Waterplan 2009-2015 (2009);
  • Rijksbeleid en wetgeving voor cultuurhistorische waarden (o.a. Monumentenwet 1988 (herziening 2007), Besluit ruimtelijke ordening, met name artikel 3.1.6 (2008) en de notitie Kunst van leven, hoofdlijnen cultuurbeleid (2007).

Hoofdstuk 2 Provinciaal en regionaal beleid

Omgevingsplan Flevoland 2006

In het Omgevingsplan Flevoland 2006 (Omgevingsplan) is het integrale omgevingsbeleid van de provincie Flevoland voor de periode 2006-2015 neergelegd, met een doorkijk naar 2030. Het Omgevingsplan is een samenbundeling van de vier wettelijke plannen op provinciaal niveau: Streekplan (onder de Wet ruimtelijke ordening nu een Structuurvisie), Milieubeleidsplan, Waterhuishoudingsplan en Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan. Het Omgevingsplan bevat tevens de hoofdlijnen van het economische, sociale en culturele beleid. De provincie heeft enkele onderwerpen uit het Omgevingsplan uitgewerkt en vastgelegd in Beleidsregels (zie hieronder).

Dit bestemmingsplan is in overeenstemming met het Omgevingsplan.

Beleidsregel locatiebeleid stedelijk gebied 2011

In deze beleidsregel hebben Gedeputeerde Staten (GS) criteria genoemd die worden gebruikt bij het beoordelen van gemeentelijke ruimtelijke plannen. De provincie streeft naar een zodanige vestiging van bedrijven, kantoren en voorzieningen, dat een optimale bijdrage wordt geleverd aan de vitaliteit van steden en dorpen. De provincie geeft in deze beleidsregel aan welke typen werklocaties worden onderscheiden en welke vestigingsvoorwaarden (kantorenomvang, ruimtelijke kwaliteit, bereikbaarheid en leefbaarheid) daaraan worden verbonden. Afgesproken is dat gemeenten een Gemeentelijke Visie op het Vestigingsbeleid (GVV) opstellen. Dit geeft de ruimtelijke onderbouwing voor de locatie van een nieuw of bestaand bedrijf en kantoor .

Op grond van de beleidsregel kan het plangebied De Hoven, De Werven en de Gouwen worden aangemerkt als voornamelijk 'gemengd woonwerkmilieu'. Alleen bedrijventerrein De Paal betreft een specifiek werkmilieu. In paragraaf 3.3 Werk in de stad onder GVV van deze bijlage wordt hier nader op ingegaan.

Beleidsregel archeologie en ruimtelijke ordening 2008

In deze beleidsregel hebben GS aangegeven op welke wijze zij omgaan met de uitgangspunten in het Omgevingsplan met betrekking tot archeologie. Hierbij maken GS onderscheid tussen behoudenswaardige en niet-behoudenswaardige archeologische waarden. Voor zover in een plangebied behoudenswaardige archeologische waarden en/of hoge archeologische verwachtingen liggen, mogen deze in principe niet als gevolg van de uitvoering van het ruimtelijk plan worden beschadigd of vernietigd. Een archeologische verwachting vervalt echter op het moment dat de archeologische waarden hierbinnen zijn gelokaliseerd en begrensd.

In dit bestemmingsplan worden de behoudenswaardige archeologische waarden beschermd (zie nadere uitwerking in 5.10 Archeologie en cultuurhistorie).

Beleidsregel Windmolens 2008

Het windmolenbeleid is uitgewerkt in deze beleidsregel. Dit voorziet in opschaling en sanering van de huidige situatie (= situatie 9 juni 2005). Door opschaling kan met minder molens meer vermogen worden gerealiseerd en tevens een kwaliteitsverbetering in ruimtelijke en landschappelijke zin worden gehaald. Door de tijdelijke stop op nieuwe windmolens is de huidige situatie geconsolideerd. Op 29 oktober 2014 hebben provinciale staten besloten een voorbereidingsbesluit te nemen om de bouw van nieuwe windmolens planologisch te bevriezen.

Dit plan maakt geen nieuwe grote windmolens mogelijk, wel kleinschalige. Zie bij Bijlage 1 Beleidskader  gemeentelijk beleid 3.1 Ruimtelijke ontwikkeling.

Waterbeheerplan 2010-2015

De Wet op de waterhuishouding verplicht waterbeheerders eens in de vier jaar een waterbeheerplan op te stellen. In dit plan geven zij aan hoe zij het rijks- en provinciebeleid op het gebied van water vertalen naar concrete doelen en maatregelen voor hun beheergebieden. Momenteel is het Waterbeheerplan 2010-2015 van het Waterschap Zuiderzeeland nog van kracht. Dit plan beschrijft welke doelen het waterschap zichzelf stelt en welke maatregelen worden genomen om die doelen te bereiken in de periode 2010-2015. Voor het waterschap is het Waterbeheerplan een belangrijk strategisch document dat een leidraad voor de organisatie is. Het streven is om samen te werken aan integraal waterbeheer voor een veilige, kwalitatief goede en aantrekkelijke leefomgeving op een open en verantwoorde werkwijze. Deze missie is vertaald naar drie belangrijke doelen en vijf thema's: De drie doelen zijn veiligheid, voldoende water en schoon water. De vijf thema's zijn stedelijk water, calamiteitenbestrijding, vergunning verlening en handhaving, communicatie en de belevingswaarde van water.

Dit bestemmingsplan is in overeenstemming met het Waterbeheerplan.

Waterkader 2007

Het waterschap Zuiderzeeland heeft in januari 2007 in het rapport “Waterkader, hoe kom ik tot een wateradvies” een handreiking opgenomen om te komen tot de verplichte watertoets bij bestemmingsplannen.

In paragraaf 5.8 is de watertoets voor het bestemmingsplan opgenomen.

Overig provinciaal en regionaal beleid

Van een aantal beleidskaders is geen samenvatting opgenomen. De nota's zijn wel beoordeeld, maar niet direct van belang voor het plangebied. Het betreft de volgende nota's:

  • Beleidsregel Kleinschalige ontwikkelingen in het landelijk gebied (2008)
  • Verordening groenblauwe zone

Hoofdstuk 3 Gemeentelijk beleid
3.1 Ruimtelijke ontwikkeling

Almere Principles (2009)

Almere wil in 2030 de meest duurzame stad van Nederland zijn. In 2007 zijn op basis van de Cradle to cradle uitgangspunten zeven Almere Principles ontwikkeld. De principes dienen als leidraad bij de verdere ontwikkeling van de stad. Almere kent een goede uitgangspositie om de schaalsprong vanuit duurzaamheidsprincipes te benaderen. De keuze is ook niet los te zien van de historie van de stad. Almere is vanaf het begin bedacht en opgebouwd vanuit duurzaamheid. Dat bewijzen de blauwgroene structuur, het meerkernige stadsconcept, het gescheiden verkeerssysteem en de doordachte afvalstructuur. Omdat Almere daarnaast een jonge stad is, is de basiskwaliteit van gebouwen en omgeving hoog. Almere stelt duurzaamheideisen aan zowel de bestaande stad als aan de nieuw te bouwen stadsdelen. Het gaat niet alleen om de gebouwde omgeving, maar ook om de openbare ruimte, om beheer en om duurzame sociale en economische processen.

In bestemmingsplannen is duurzaamheid geen apart benoemd thema. Ruimtelijke oplossingen voor structurerende duurzaamheidsthema's zoals water, ecologie en verkeer worden in de betreffende delen uitgewerkt. Omdat een bestemmingsplan niet het meest geëigende middel is, worden niet tot weinig ruimtelijke thema's als energiebesparing, materiaalkeuze en gezondheidsaspecten hier niet in uitgewerkt. Deze aspecten krijgen in andere stadia van projectontwikkeling voldoende aandacht. Voor opwekking van elektriciteit op duurzame wijze worden op het bedrijventerrein De Paal en in de woonwijken op vrijwel alle overige bestemmingen kleinschalige windmolens mogelijk gemaakt. Formeel conflicteert dit met de beleidsregel windmolens van de provincie, maar de provincie staat uitzonderingen op perceelsniveau toe. Plaatsing van grootschalige windmolens is niet mogelijk met dit bestemmingsplan. Zie een nadere uitwerking in paragraaf 3.2.14 Wonen - 1.

Structuurplan Almere 2010 (2003)

Met dit structuurplan zijn de hoofdlijnen van de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van Almere tot 2010 weergegeven. Tevens wordt een doorkijk geboden tot 2030. Centraal staat de afronding van de oorspronkelijke opgave van Almere als een volwaardige en evenwichtige stad met 250.000 inwoners (met nieuwe stadsdelen zoals Almere Poort, Almere Hout en Almere Pampus (binnendijks, inclusief kustzone). De kwaliteitsimpuls voor de oorspronkelijke opgave leidt tot vier extra opgaven die betrekking hebben op de verbetering van het raamwerk van groen en water, en van infrastructuur. Dit zijn:

  • 1. kwaliteitsverbetering groenstructuur;
  • 2. betere benutting water;
  • 3. inhaalslag externe bereikbaarheid;
  • 4. verbetering interne bereikbaarheid;

Verder zijn er de vijf extra opgaven die de verschillende stedelijke milieus betreffen:

  • 5. verdere uitbreiding en verdieping voorzieningenaanbod;
  • 6. meer verscheidenheid in woningen en woonmilieus;
  • 7. actief beheer bestaand stedelijk gebied;
  • 8. kwalitatieve werkgelegenheidsimpuls;
  • 9. ruimte voor startende en groeiende ondernemingen.

Voor het plangebied betekent dit dat het voornamelijk een bijdrage levert aan de 6e en 7e opgave van het Structuurplan, namelijk 'meer verscheidenheid in woningen en woonmilieus' en 'actief beheer bestaand stedelijk gebied'.

Concept structuurvisie Almere 2.0 (2010)

De Concept Structuurvisie Almere 2.0 is vastgesteld als richtinggevend integraal beleidskader (ecologie, sociaal, economie, ruimtelijk) voor de uitwerking van het Integraal Afspraken Kader (IAK), waarbij de belangrijkste richtinggevende inhoudelijke kaders betreffen:

  • 1. Almere benut en versterkt de oorspronkelijke suburbane meerkernige opzet van Almere
  • 2. De groenblauwe structuur is de drager van de huidige stad en de toekomstige ontwikkelingen
  • 3. Almere verkleurt van gezinsstad naar een diverse samenleving
  • 4. In Almere ontwikkelt een sterke en gedifferentieerde economie
  • 5. De primaire westelijke groei van Almere versterkt de Noordelijke Randstad met de IJmeerlijn als nieuwe drager van de metropoolvorming
  • 6. De grootschalige gebiedsontwikkelingen vinden plaats langs de schaalsprongas met dicht stedelijke ontwikkelingen aan de westzijde (Almere Pampus, eventueel Almere IJland), een nieuwe centrumontwikkeling (Almere Centrum Weerwater) en ruimte voor organische groei aan de oostkant (Almere Oosterwold)
  • 7. Almere loopt voorop bij innovaties op het gebied van duurzame gebiedsontwikkeling

Het structuurplan `Almere 2010´ wordt vooralsnog gehandhaafd als ruimtelijke ordeningskader.

Het bestemmingsplan voorziet in regels, die de verbetering en uitbreiding van bestaande woningen en een bestaande bedrijventerrein mogelijk maakt. Hiermee draagt het plan bij aan de versterking van de bestaande stad en een sterkere economie.

Woonvisie Almere 2.0 op weg naar 2030 (2009)

Deze visie geeft het beleid van de gemeente ten aanzien van het wonen weer. De Woonvisie zet in op vijf ambities:

  • 1. Almere wordt de proeftuin van cradle-to-cradle bouwen: duurzaamheid wordt (nog meer dan voorheen) een leidend principe bij de ontwikkeling en het beheer van de bestaande en de nieuwe stad. Het blauwgroene casco blijft een sturend element.
  • 2. Almere wordt een gedifferentieerde stad: door toe- en invoeging van nieuwe woon- en werkmilieus wordt Almere een complete stad en wordt aantrekkelijk voor 'nieuwe' doelgroepen (bijvoorbeeld studenten, creatievelingen en startende ondernemers). Hierbij denken we onder meer aan woonmilieus 'centrum-stedelijk', 'centrumrand', 'villawijk' en 'landelijk'. Het woningbouwprogramma is gedifferentieerd naar prijs, type en eigendomsverhoudingen. Bovenstaande geldt voor de nieuwe en bestaande stadsdelen. Differentiatie in bestaande stadsdelen heeft tot doel het doorbreken van de eenzijdigheid, het versterken van de concurrentiekracht en het faciliteren van wooncarrières.
  • 3. Wonen is betaalbaar en toegankelijk voor iedereen: Almere blijft functioneren als een emancipatiemachine en biedt dus voldoende betaalbare woningen (koop en huur) aan, goed verspreid over de verschillende stadsdelen. Uitgangspunt is een kernvoorraad van 30% sociale woningbouw per stadsdeel. Van alle nieuwbouw is 35% sociaal, waarvan 25% huur en 10% koop. Deze sociale woningbouw moet ook duurzaam sociaal blijven (bijvoorbeeld door middel van erfpacht). Dit thema wordt nog nader uitgewerkt. Daarnaast is het nieuwe beleid dat elke wijk voor tenminste 35% uit sociale woningbouw moet bestaan. Hoe we hierbij een wijk moeten definiëren is nog niet helemaal duidelijk. Daarnaast moet elke wijk bestaan uit tenminste 30% huurwoningen.
  • 4. Almere is een zorgzame en leefbare stad: mensen de mogelijkheid bieden om zo lang mogelijk zelfstandig te wonen (voldoende rolstoelgeschikte, aanpasbare en gelijkvloerse woningen). Als dat niet meer lukt, zorgen voor voldoende, op de behoefte toegesneden woonzorgvoorzieningen.
  • 5. De eindgebruiker staat centraal: mensen moeten directe zeggenschap krijgen over de bouw van hun eigen woning. Doelstelling is 30% van de woningbouw in de vorm van particulier opdrachtgeverschap. Daarnaast moeten bewoners meer te zeggen krijgen over de woonomgeving. De gemeente Almere wil corporaties en beleggers nog meer bij de stad betrekken (zowel fysiek, sociaal-maatschappelijk als economisch).

Het plangebied is onderdeel van de bestaande stad en heeft geen ontwikkeltaak. De geformuleerde ambities kunnen in principe in de bestaande bestemmingen en regels worden gerealiseerd. In paragraaf 2.2 wordt hier verder op ingegaan.

Kaderplan Bestaande Stad (2004)

De gemeente geeft met dit plan haar visie op de gewenste ontwikkeling van de bestaande stad. De eerste wijken zijn al weer 30 jaar oud en vragen om meer aandacht dan alleen het onderhoud. Woonwijken, groengebieden en werkgebieden vragen om aanpassing aan de eisen van de tijd maar ook neemt de bestaande stad nog steeds in omvang toe. Dit kaderplan is een integraal plan en geeft de prioriteiten voor beheer en vernieuwing tot 2015 en beschrijft daarin de bijdrage van de gemeente in samenwerking met andere partijen. Het kaderplan is daarbij geen blauwdruk maar een leidraad. Met het vaststellen van het kaderplan geeft de gemeente haar visie weer onder andere voor een verbindende koers, voor de differentiatie van woonmilieus, voor de verlevendiging van een aantal wijken, voor de ruimtelijke doorontwikkeling en voor de slag van ambities naar uitvoering.

Voor het plangebied betekent dit dat met name een bijdrage wordt geleverd aan de differentiatie van woonmilieus en de ruimtelijke doorontwikkeling. In de stadsdeelvisie en vervolgens het programmaplan van Haven is een concretisering van de doelen in het Kaderplan gemaakt. In de stadsdeelvisie voor Haven wordt de verbetering van de leefbaarheid van aandachtswijken, zoals De Werven genoemd.

Programmaplan Almere Haven (2007)

In 2004 heeft de raad het kaderplan Bestaande Stad en de stadsdeelvisies voor Almere Haven, Buiten en Almere-Stad vastgesteld. De gemeente Almere heeft deze stadsdeelvisies vertaald naar gebiedsgerichte programmaplannen. Met de externe partners en gemeentelijke diensten zijn hoofddoelen en opgaven voor de stadsdelen mede op basis van sociale- economische en ruimtelijke analyses geformuleerd en uitgewerkt in projecten en acties. Daarbij heeft een integratie plaatsgevonden van de werkplannen van de partners en gemeentelijke diensten.

  • 1. Benutten kansen water
    Focus: waterrecreatie
  • 2. Op peil houden commercieel & maatschappelijk voorzieningenniveau
    Focus: centrum
  • 3. Verbeteren leefbaarheid aandachtswijken
    Focus: Wierden en Werven
  • 4. Versterken concurrentiekracht werk & woonmilieu
    Focus: wooncarrière in Haven

Voor het plangebied ligt een specifiek benoemde opgave wat betreft punt 3, middels het prioriteitenprogramma aanpak Binnenring Almere Haven (zie 2.2 Nieuwe ontwikkelingen). Twee speerpunten zijn van belang: voldoende en passende voorzieningen en 'basis op orde'. Dit zal de komende jaren prioriteit hebben in de gemeente. Ook mogelijkheden voor detailhandel in de woning op grond van de Detailhandelsvisie Almere (zie paragraaf 3.3 Werk in de stad in de bijlage) sluiten aan bij deze doelstellingen. Het versterken van de concurrentiekracht werk & woonmilieu bij punt 4 betekent voor dit plan vooral het waar mogelijk bouwen en omvormen van de woningvoorraad voor jongeren en senioren. Volgens het Programmaplan Almere Haven zijn er ook kansen voor functiemenging van wonen en werken in woonwijken en op bedrijventerreinen. De GVV (paragraaf 3.3 Werk in de stad) in de bijlage is hier mee in overstemming.

Kadernota Grondbeleid (2009)

Voor de periode 2009-2030 formuleert de gemeente Almere de volgende specifieke, relevante doelen van het grondbeleid:

  • 1. Het faciliteren van de realisatie van de Almere Principles. Het grondbeleid moet bijdragen aan het realiseren van diversiteit, ecologisch gezonde systemen en de participatie van duurzame stakeholders en met name eindgebruikers en eindbeheerders vanaf de allereerste stadia.
  • 2. Het bevorderen van ruimtelijke kwaliteit. Het grondbeleid moet de basis leggen voor ruimtelijke kwaliteit, aansluitend bij de dynamische vraag van huishoudens en bedrijven.
  • 3. Het faciliteren van de stedelijke economie. Het grondbeleid dient een belangrijke bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van de stedelijke economie door het creëren van ruimte voor een gedifferentieerde bedrijvigheid en werkgelegenheid in het kader van de stedelijke ontwikkeling en herstructurering.
  • 4. Het faciliteren van het programma voor de bestaande stad. Het gaat hierbij om het leveren van een bijdrage aan een gebiedsgerichte aanpak, gericht op een duurzame samenleving.
  • 5. Het veiligstellen van de betaalbaarheid van sociale woningen en maatschappelijk vastgoed. Een essentiële component van de stedelijke dynamiek is dat substantiële delen van de huur- en de koopwoningvoorraad betaalbaar en financieel bereikbaar zijn en blijven voor huishoudens met een bescheiden inkomen. De betaalbaarheid van sociale huur- en koopwoningen en maatschappelijk vastgoed is een punt van aandacht, niet alleen in de investeringsfase maar ook in de beheersfase. Dit heeft ingrijpende gevolgen voor het functionele grondprijsbeleid en gronduitgiftebeleid.

Naast deze doelen heeft de gemeenteraad ingestemd met een repertoire aan beleidsinstrumenten, bestaande uit verwervingsbeleid, kostenverhaal, kostenverevening en grondprijs- uitgiftebeleid.

Voor het plangebied betekent dit dat de doelen uit het Grondbeleid worden toegepast.

Welstandsnota Almere (2007, herzien 2012)

De Woningwet (art. 12A) bepaalt dat het gemeentelijk welstandsbeleid moet worden vastgelegd in een welstandsnota welke door de gemeenteraad moet worden vastgesteld. In de welstandsnota zijn criteria opgenomen waaraan bouwplannen worden getoetst. Deze bouwplannen dienen te voldoen aan de 'redelijke eisen van welstand'. Door middel van de Welstandsnota krijgen planindieners, burgers, ondernemers, professionele opdrachtgevers en ontwerpers per gebied vooraf inzicht in de welstandscriteria waarop het plan getoetst wordt. In de Welstandsnota worden voor de verschillende gebieden in Almere vier welstandsniveaus onderscheiden:

  • 1. Welstandsvrij;
  • 2. Basistoets, in Almere is dit geldend voor 80% van het gemeentelijk grondgebied. Uitgangspunt is een basiskwaliteit van bebouwing, openbare ruimte en buitengebieden;
  • 3. Basis plus toets: specifieke toets met extra criteria vanwege bijzondere ruimtelijke kenmerken, kwaliteit of ambitie.
  • 4. Uitgebreide welstandstoets, geldend voor de meeste openbare delen van de stad waar een hoog kwaliteits- en ambitieniveau geldt.

Tevens zijn typen welstandscriteria opgesteld in het kader van de welstandsbeoordeling:

  • 1. Genrecriteria: Toets door de welstandscommissie aan de hand van een onderverdeling in genres: soorten of typen woon- en werkgebouwen;
  • 2. Gebiedsspecifieke criteria: Toets door de welstandscommissie en alleen van toepassing op een specifiek gebied;
  • 3. Algemene criteria: gericht op architectonisch ontwerp. Toets door welstandscommissie bij regulier vergunningsplichtige bouwplannen.

Daarnaast zijn er reclamecriteria opgenomen voor de welstandstoetsing van reclame-uitingen die vallen onder enige vergunningsprocedure.

Voor het plangebied betekent dit de basistoets van toepassing is. Plannen worden getoetst aan de voor Almere kenmerkende basiskwaliteit van bebouwing, openbare ruimte en buitengebied. Voor gebouwen waarvan één of meer gevels duidelijk zichtbaar zijn van vanaf (één van) de dreven geldt de basis plus toets. Dit kan hier van toepassing zijn. Dit beleid heeft verder geen invloed op het bestemmingsplan.

Nieuwe Welstandsnota 2014: In de nieuwe Welstandsnota 2014 (waarschijnlijk geldig eind 2014) maakt Almere een radicale ommezwaai in het tot nu gevoerde welstandsbeleid. Was eerst vrijwel geheel Almere gebonden aan welstandsregels, nu is het uitgangspunt gekozen dat nieuwe en bestaande woongebieden en bedrijventerreinen in principe welstandsvrij zijn. De kwaliteit van bebouwing is bij de bewoners in goede handen en het stadsbeeld van Almere kan daarmee levendiger en verrassender worden. Overigens blijft Almere sturen op kwaliteit en actief blijven om een aantrekkelijk en eigen stadsbeeld te ontwikkelen. Instrumenten daarvoor zijn de kwaliteitsteams die planontwikkelingen begeleiden of afspraken met corporaties en ontwikkelende partijen. De welstandstoets blijft voor sommige gebieden en thema's gehandhaafd: groenblauwe raamwerk, (bebouwing langs) hoofdinfrastructuur, centrumgebieden, bijzondere gebieden en reclame.

Voor het plangebied betekent dit voor de woonwijken en het bedrijventerrein De Paal geen welstandseisen meer gelden. Dit leidt er toe dat de vergunningsvrije mogelijkheden worden verruimd, zoals bijvoorbeeld dakkapellen aan de voorzijde. Voor de dreven, de bebouwing langs die dreven en het groenblauwe raamwerk in het plangebied blijven wel welstandsregels van toepassing.

Beleidsnota kleine bouw 2008 (2009, partiële herziening 2010)

In deze nota worden kaders benoemd voor de uitbreiding van woningen, het gebruik van woningen voor beroepen en bedrijven aan huis, bouwwerken nabij woningen en bedrijven, de oprichting van antennemasten e.d. Als een bouwplan aan de voorwaarden uit de nota voldoet, dan wordt medewerking verleend aan een bouwaanvraag, ook als deze niet past in het bestemmingsplan. Voor nieuwe bestemmingsplannen is het uitgangspunt dat de regeling uit de Nota hierin wordt overgenomen. Deze kaders scheppen duidelijkheid voor inwoners en bedrijven.

Samengevat regelt de nota de volgende bouw- en gebruiksmogelijkheden:

  • a. uitbreiding van of een bijgebouw bij woongebouwen;
  • b. uitbreiding van of een bijgebouw bij niet-woongebouwen (bijvoorbeeld winkels, scholen, bedrijfsgebouwen);
  • c. realiseren van gebouwen voor openbaar nut, openbaar vervoer of wegverkeer;
  • d. oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde (bijvoorbeeld schuttingen, kunstobjecten, overkappingen);
  • e. realiseren van een kas of bedrijfsgebouw van lichte constructie;
  • f. regeling met betrekking tot aan-huis-gebonden beroepen of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in huis;
  • g. oprichten van antenne-installaties.

Voor dit plangebied betekent dit dat de uitgangspunten van de nota zijn verwerkt in de regels en op de plankaart.

Masten en antennes t.b.v. het mobiele telefoonnet (1999)

Naast het nationale en provinciale antennebeleid heeft de gemeente ook een eigen 'antennebeleid'. Masten dienen zo dicht mogelijk bij hoofdinfrastructuur te worden gesitueerd. Plaatsing van masten is niet mogelijk in (toekomstige) woonwijken. Plaatsing van masten gebeurt zo min mogelijk in natuurgebieden, in parken en aan de rand van woongebieden. Bij de plaatsing van antennes dienen de aanvragers zoveel mogelijk gebruik te maken van elkaars opstelpunten, tenzij dit technisch niet mogelijk is. Plaatsing van antennes gebeurd bij voorkeur op bestaande verticale elementen: gebouwen, torens, bestaande masten en hoogspanningsmasten.

Het bestemmingsplan voorziet niet in de mogelijkheid om een zendmast te kunnen plaatsen. Uitzondering is de bestaande telecommast op bedrijventerrein De Paal. Deze wordt positief bestemd.

Beleidslijn tuinvergrotingen 2012

Daar waar mogelijk zal tegemoet worden gekomen aan de wensen van bewoners om (kleine stukjes) gemeentegrond grenzend aan tuinen te verkopen aan de eigenaren van de tuinen. Anderzijds moeten stukken grond die ten onrechte door bewoners in gebruik zijn genomen, weer in gebruik komen als gemeentegrond. Het gaat hierbij immers om publiekbezit, dat de gemeenschap toekomt. Er worden twee aanpakken gehanteerd: de projectmatige en de niet projectmatige aanpak. Bij de projectmatige aanpak neemt de gemeente het initiatief om voor een hele wijk of buurt de mogelijkheden voor tuinvergrotingen te onderzoeken. Dit gaat vrijwel altijd in combinatie met een (groot)onderhoudsproject in hetzelfde gebied. De niet projectmatige aanpak wordt toegepast als een bewoner of een groep bewoners een verzoek tot tuinvergroting indient en er niet binnen een jaar gestart gaat worden met het voorbereiden van een projectmatige aanpak in hetzelfde gebied. Uitgangspunt bij beide aanpakken is het uitgeven van gronden daar waar dit mogelijk is zonder het algemeen belang aan te tasten. Onder het algemeen belang worden in ieder geval de volgende zaken verstaan:

  • 1. (geplande)projecten/reserveringen waarvoor de gronden nodig zijn;
  • 2. Weigering van eigenaren van kabels of leidingen om in te stemmen met verkoop gecombineerd met het vestigen van zakelijk recht (recht van de eigenaar van kabel of leiding om te allen tijde bij de leiding te kunnen);
  • 3. Ontstaan van problemen voor het (gemeentelijk) onderhoud ten gevolge van de uitgifte;
  • 4. Veiligheid (vooral verkeersveiligheid en sociale veiligheid);
  • 5. Voorkomen van aantasting van ruimtelijke kwaliteit (groene kwaliteit en samenhang van de wijk).

Voor het plangebied betekent dat de gerealiseerde, legale, tuinvergrotingen in het bestemmingsplan zijn meegenomen. Er ligt momenteel geen projectmatige aanpak voor. Nieuwe gronduitgiften ten behoeve van tuinvergrotingen kunnen via een wijzigingsbevoegdheid worden uitgevoerd.

Nota 'Evenementen in Almere' (2011)

Deze nota heeft betrekking op het vergunningenbeleid voor evenementen in de openbare ruimte. Deze activiteiten vinden vooral plaats op 15 evenementenlocaties die in de nota zijn benoemd. De locaties moeten als evenementenlocatie worden benoemd in het bestemmingsplan, maar het gebruik van deze locaties wordt geregeld via het evenementenbeleid. Bewoners ervaren de meeste overlast van geluiddragende evenementen. Daarom is gekozen voor een systematiek die valt te kenmerken als: spreiding, normering en handhaving. De geluiddragende evenementen worden in tijd en plaats evenwichtig gespreid over de stad. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen evenementenlocaties en overige locaties. Het beleid voor evenementenlocaties is beschreven in een bijlage van de nota. Voor de overige locaties geldt: maximaal twee geluiddragende eendaagse evenementen per locatie per jaar.

Voor het plangebied betekent dit de locatie aan de Schoolstraat (parkeerterrein) als evenementenlocatie is aangewezen. Dit houdt in dat maximaal één geluiddragend evenement, één geluiddag en één kermis per jaar gehouden mag worden. Daarom wordt het parkeerterrein mede aangeduid als locatie voor 'evenementen'. Voor het mogen houden van een evenement is een (evenementen)vergunning nodig in het kader van de APV.

Aanwijzing en nadere regels ligplaatsen van vaartuigen in de gemeente Almere (2013)

De regels in de 'Aanwijzing en nadere regels ligplaatsen van vaartuigen' (hierna de Aanwijzing) zorgen ervoor dat de watergangen in de stad op een verantwoorde manier gebruikt kunnen blijven worden. In artikel 5:19, eerste lid van de Algemene plaatselijke verordening 2011 is een verbod opgenomen om met een vaartuig in openbaar water een ligplaats in te nemen, een ligplaats te hebben dan wel beschikbaar te stellen. In de Aanwijzing is geregeld dat dit verbod niet van toepassing is op de aangewezen gedeelten van het openbaar water die als ligplaatsen woonschepen zijn aangegeven op kaart die bij de aanwijzing hoort. Op de kaart bij de Aanwijzing zijn ook vaste ligplaatsen, afmeeroevers, passantenligplaatsen, wachtplaatsen, particulier water en particuliere oevers aangegeven.

Binnen het plangebied zijn geen ligplaatsen voor woonschepen aangewezen. Een deel van de oevers langs de twee watergangen zijn wel aangewezen als afmeeroever. In de bestemming 'Water' is in de bestemmingsomschrijving aanleggelegenheid opgenomen, waardoor het gebruik als afmeeroever op grond van het bestemmingsplan is toegestaan.

Prostitutiebeleid Almere (2000)

Het beleid is gericht op concentratie van bepaalde vormen van seksinrichtingen (in het uitgaanscentrum met bepaalde dominante functies zoals horeca en uitgaan, waar ruime mogelijkheden zijn met betrekking tot sluitingstijden). In de nota wordt vestiging van een seksinrichting in een woonwijk ontoelaatbaar geacht. Uitgangspunt is dat er enige concentratie is in de stadskernen van Almere-Stad, Almere-Haven en Almere-Buiten van de zichtbare prostitutie (seksclub, sekstheater, seksbioscoop, seksautomatenhal, erotheek en sekswinkel). Het vestigingsbeleid gaat uit van maximaal vijf seksclubs, maximaal vijf erotische massagesalons, maximaal vijf privé-huizen, maximaal vijf bedrijven in de seksbranche waar geen seksuele handelingen plaatsvinden, en maximaal drie parenclubs in de gemeente Almere. De mogelijkheid bestaat dat steeds één van de vijf bedrijven zich kan vestigen op een bedrijventerrein. Vestiging op een bedrijventerrein is gebonden aan extra voorwaarden. Aan het aantal en de locatie van escortbureaus worden geen eisen gesteld. Thuisprostitutie is toegestaan mits de regeling voor beroepsuitoefening aan huis in het bestemmingsplan in acht wordt genomen.

Voor het plangebied betekent dit dat in de woonwijken seksinrichtingen, raam- en straatprostitutie niet zijn toegestaan. Thuisprostitutie als beroep-aan-huis is, met inachtneming van de in de bestemmingsplannen opgenomen omschrijving 'beroepsuitoefening aan huis' wel toegestaan. Alleen op bedrijventerrein De Paal zou onder bepaalde voorwaarden een 'normale' seksinrichting gevestigd kunnen worden. Echter een concreet verzoek daartoe ontbreekt op dit moment. Omdat het een conserverend bestemmingsplan betreft en de huidige bestemmingsplannen een seksinrichting niet mogelijk maken, wordt dit ook niet in het nieuwe plan gefaciliteerd.

Coffeeshopbeleid gemeente Almere 2013

Het Coffeeshopbeleid gemeente Almere 2013 bevat de uitgangspunten en criteria die worden gehanteerd bij de behandeling van de (aanvragen voor) vestiging van koffieshops in Almere. Binnen de gemeente Almere worden maximaal vier gedoogbeschikkingen afgegeven voor het exploiteren van een coffeeshop. Voor de stadskern Almere Stad maximaal twee, voor de stadskern Almere Haven maximaal één en voor de stadskern Almere Buiten maximaal één. Een coffeeshop kan slechts gevestigd worden op een locatie met een horecabestemming en valt onder Categorie 1 “ lichte horeca”.

In het plangebied is één coffeeshop gevestigd mét gedoogbeschikking (Schoolstraat 260 in De Hoven). Meer zijn in Almere Haven en dus ook in het plangebied niet toegestaan. De bestaande coffeeshop zal als zodanig worden bestemd voor horeca categorie 1c conform de Staat van Horeca-activiteiten.Ten aanzien van het gebruik, verkoop, productie of bezit van drugs is in het bestemmingsplan niets geregeld omdat dit strafbaar is op grond van de Opiumwet.

3.2 Bereikbaarheid en mobiliteit

Nota Mobiliteitsplan Almere (2012)

Keuzes op het gebied van verkeer en vervoer zijn in belangrijke mate voorwaardenscheppend voor stedelijke ontwikkelingen. Ze werken ook door in het dagelijks leven op straat. Het gaat dan met name om een goede bereikbaarheid, maar óók om de wijze waarop verkeer en vervoer wordt ingebed in het stedelijk weefsel. De volgende acht hoofdkeuzes worden gemaakt:

  • 1. Stimuleren economische ontwikkeling door verbeteren regionale bereikbaarheid, handhaven goede interne bereikbaarheid en versterken van wijkeconomie met introductie stadsstraten;
  • 2. Betere inpassing infrastructuur in stedelijk weefsel en aanwenden infrastructuur ter ondersteuning van organische groei;
  • 3. Handhaven van een gezond, verkeersveilig en duurzaam verkeerssysteem met aandacht voor initiatieven uit de markt;
  • 4. Vasthouden kwalitatief hoogwaardig openbaar vervoer waarbij de sociale veiligheid en de inpassing in het stedelijk weefsel verbeteren;
  • 5. Realiseren hoger fietsgebruik door het aanbieden van een kwalitatief hoogwaardig, sociaal veilig en kostenefficiënt hoofdfietsnetwerk;
  • 6. Aanbieden van veilige en prettige looproutes in woonwijken en winkelcentra en openbaar vervoer voorzieningen;
  • 7. Vasthouden van de goede interne bereikbaarheid per auto met aandacht voor inpassing, beleving en oriëntatie;
  • 8. Parkeeroplossingen op maat voor bewoners, bezoekers en werknemers.

Doelstellingen met ruimtelijke betekenis zijn:

  • Meer functiemenging;
  • Maken van stadsstraten: straten of lanen die een meer stedelijke uitstraling hebben door het verkeer niet meer strikt van de omgeving te scheiden; ook ter versterking van de wijkeconomie;
  • Concentratie van voorzieningen rondom knooppunten (m.n. stations);
  • Verbetering sociale veiligheid op fietsroutes (onder andere bundeling met auto-infrastructuur c.q. langs (woon)bebouwing), looproutes en openbaar vervoer. Tenminste één sociaal veilige fietsroute tussen stadsdelen;
  • In nieuwe gebieden met de gebruikelijke Almeerse dichtheid en hoger wordt het systeem van verkeersscheiding grotendeels doorgezet (eventueel eigen rijstrook, in plaats van aparte infrastructuur). In nieuwe gebieden met lagere dichtheden kan in principe van dit systeem worden afgestapt. In bestaand gebied geen grote ingrepen;
  • Openbaar vervoer en fiets krijgen prioriteit boven de auto;
  • Hoofdfietsnetwerk met ongelijkvloerse kruising van de dreven;
  • Doorgaand autoverkeer weren uit woongebieden;
  • Aandacht voor verkeersveilige schoolomgeving;
  • Capaciteitsvergroting regionale vervoersverbindingen (ov en auto);
  • Op langere termijn een IJmeerverbinding als voorwaarde voor gezonde groei Almere;
  • Bij interne bereikbaarheid krijgen economisch belangrijke gebieden (zoals het Stadscentrum en het centrum van Almere Buiten inclusief Doemere) prioriteit.

Het bestaande verkeerssysteem van De Hoven, De Werven en de Gouwen voldoet in beginsel aan de uitgangspunten uit deze nota. Nieuwe ruimtelijke ingrepen zijn niet voorzien.

3.3 Werk in de stad

Gemeentelijke Visie op het Vestigingsbeleid (2010)

In de Gemeentelijke Visie op het Vestigingsbeleid (GVV) heeft de raad het beleidskader neergelegd voor de kwalitatieve en kwantitatieve ambities van de vestigingslocaties in Almere. Om Almere te ontwikkelen tot een complete stad met een eigen economische identiteit en daarmee de concurrentiepositie van de Randstad te versterken, is meer werkgelegenheid nodig voor een evenwichtige woonwerkbalans. De GVV beoogt de economische ontwikkeling te versterken, de mobiliteit te beheersen, de infrastructuur efficiënt te gebruiken en de ruimtelijke kwaliteit en leefbaarheid te verbeteren. Hiermee kan Almere een gunstig vestigingsklimaat bieden voor bestaande en nieuwe bedrijven en haar inwoners voldoende, gevarieerde werkgelegenheid bieden. Hoofdpunten uit de GVV zijn:

  • 1. De Almere Principles zijn het vertrekpunt voor de ontwikkeling van toekomstige vestigingslocaties.
  • 2. De programmering van vestigingslocaties is gericht op voldoende (direct beschikbare, geplande en gereserveerde) voorraad.
  • 3. Het formuleren van uitgangspunten voor duurzame gebiedsontwikkeling.
  • 4. Het faciliteren en stimuleren van functiemenging op vestigingslocaties.
  • 5. Het behoud van werkgelegenheid op bedrijventerreinen als uitgangspunt voor herstructurering en het uitwerken van het beheer en de herstructureringsopgave.

De visie is vertaald in een overzicht van typen vestigingslocaties, waarin is aangegeven of, en zo ja onder welke voorwaarden, functies als detailhandel (regulier, perifere detailhandel en grootschalige detailhandel), kantoor, voorzieningen, wonen en dergelijke mogelijk zijn. Analoog aan de Beleidsregel locatiebeleid stedelijk gebied (zie hoofdstuk 2 Provinciaal en regionaal beleid in deze bijlage) wordt er onderscheid gemaakt in centrummilieus (grootstedelijk en overig), gemengde woon-werkmilieus (gemengd wonen-werken en binnenstedelijk) en specifieke werkmilieus (kantoren, voorzieningen, regulier bedrijventerrein en industrieterrein).

De GVV is voor dit bestemmingsplan alleen direct van toepassing op het binnenstedelijke bedrijventerrein De Paal en de bedrijvenstrip aan de Achterwerf. Toegestane functies hier zijn:

  • bedrijvigheid met milieucategorie 1 en 2;
  • wonen, uitsluitend inpandig of woon-werkeenheden;
  • zelfstandige kantoren, tot een oppervlak van maximaal 1500 m2 bvo; in totaal mag maximaal 25% van het bedrijventerrein gebruikt worden voor kantoren;
  • maatschappelijke voorzieningen, mits passend naar aard en schaal;
  • overige voorzieningen; hieronder wordt verstaan voorzieningen op het gebied van cultuur, sport en recreatie (muziek-, ballet-, dans- en sportscholen, ateliers e.d.) en aan-huis-gebonden beroepen
  • parkeren op eigen of gedeeld terrein.

Op andere percelen met een bedrijfsbestemming zijn uiteraard afhaalpunten ook mogelijk. De exacte vertaling van dit beleid in een bestemmingsregeling, waarin ook rekening is gehouden met de nog geldende plannen, is te vinden in paragraaf 3.2.3 Gemengd 1, 2 en 3 . Voor mogelijkheden voor detailhandel geldt de Detailhandelsvisie Almere 2014.

Detailhandelsvisie Almere 2014

De Detailhandelsvisie Almere 2014 geeft in hoofdlijnen antwoord op de vraag hoe Almere in de komende jaren met detailhandel in de stad wil omgaan. De belangrijkste uitgangspunten voor de detailhandelsstructuur zijn:

  • de fijnmazigheid van winkelvoorzieningen;
  • de positie van het stadscentrum als hét centrale (winkel)centrum van Almere;
  • ruimte bieden aan ondernemers;
  • e-commerce faciliteren.

Dit vindt zijn uitwerking in:

  • Concentratie van dagelijkse detailhandel in of aan buurt-, wijk- en stadsdeelcentra
  • Concentratie van niet-dagelijkse detailhandel in of aan stadsdeelcentra
  • Prioriteit voor kansrijke innoverende concepten
  • Verruimen van mogelijkheden voor kleinschalige detailhandel buiten de winkelgebieden
  • Vergroten van de verzorgingsfunctie en complementariteit van warenmarkten
  • Behouden van ruime mogelijkheden voor winkelopening
  • Handhaven van regels
  • Programmering gericht op kwaliteit
  • Uitvoeringsparagraaf 'samenwerking markt en overheid'

De detailhandelsvisie bevat een aantal begripsbepalingen, waaronder PDV en GDV. Het (toelatings)kader bevat een verdere vertaling van het beleid:

Economische segmenten   Dagelijks   Niet dagelijks   E-commerce  
    Recreatief   Doelgericht (PDV)   web- winkel   internet- winkel   afhaal-punten  
Milieus en Locaties              
stadscentrum en stadsdeelcentra   ja   ja   ja*   ja   ja   ja  
wijk- en buurtcentra   ja, supermarkt van (elk) maximaal 1.500 m² w.v.o.*/**   ja   nee   ja   ja   ja  
retailcentra***   nee   ja, mits passend binnen het thema   ja, mits passend binnen het thema   ja   ja   ja  
woonwijken (inclusief bedrijfs- woningen op bedrijventerreinen)   ja, mits < 25 m² w.v.o. aan huis   ja, mits < 25 m² w.v.o.   nee   ja   ja*   ja****  
binnenstedelijke, modern gemengde bedrijventerreinen   nee   nee, tenzij ondergeschikt maximaal 20% van het aantal m² b.v.o. met een maximum van 100 m² w.v.o.   alleen daar waar het volgens de geldende bestemmings- plannen mogelijk is, met uitzondering van ABC goederen¹)   ja   nee   ja****  
hoogwaardige bedrijventerreinen   nee   nee, tenzij ondergeschikt maximaal 20% van het aantal m² b.v.o. met een maximum van 100 m² w.v.o.   nee   ja   nee   ja****  
logistieke bedrijventerreinen   nee   nee, tenzij ondergeschikt maximaal 20% van het aantal m² b.v.o. met een maximum van 100 m² w.v.o.   nee   ja   nee   ja****  
industrieterreinen (De Vaart 1-3 en 4)   nee   nee, tenzij ondergeschikt maximaal 20% van het aantal m² b.v.o. met een maximum van 100 m² w.v.o.   nee   ja   nee   nee  
agrarische bedrijventerreinen, zoals Buitenvaart   ja, mits < 25 m² w.v.o. in de bedrijfswoning ***** en m.b.t. ondergeschikte detailhandel maximaal 20% van het aantal m² b.v.o. met een maximum van 100 m² w.v.o. *****   nee, tenzij ondergeschikt maximaal 20% van het aantal m² b.v.o. met een maximum van 100 m² w.v.o.*****   nee, met uitzondering van 1 tuincentrum   ja*****   ja*****   nee  

* Mits wordt voldaan aan de randvoorwaarden met betrekking tot bereikbaarheid, parkeren, laden, lossen en milieu-eisen (5 parkeerplaatsen per 100 m² b.v.o.).

** In stadsdeel Haven maximaal 1.200 m² w.v.o.

*** Retailcentra vallen onder het locatietype 'voorzieningenmilieu' uit de Gemeentelijke Visie op het Vestigingsbeleid (GVV, 2010) en Doemere is een voorzieningenmilieu voor PDV en het toekomstig retailpark Poort is een voorzieningenmilieu voor GDV. Ook de eventuele toekomstige detailhandelszone op Twentsekant is aangewezen als een voorzieningenmilieu voor PDV/GDV (pas op zijn vroegst na 2020 in ontwikkeling).

**** Op nog nader te bepalen locaties en onder nog nader te bepalen voorwaarden/criteria.

***** Gelieerd aan de hoofdbestemming (verbreed agrarisch) binnen het nieuwe bestemmingsplan Agrarisch gebied Buitenvaart.

¹) ABC-goederen kunnen zich ook vestigen op de binnenstedelijke en modern gemengde bedrijventerreinen als voldaan wordt aan de ruimtelijk relevante criteria als goede bereikbaarheid en ruimtelijke inpassing buiten de PDV zones.

Voor het plangebied betekent dit dat de voormalige (nu leegstaande) supermarkt in de Gouwen wordt bestemd voor 'Gemengd - 2', waarbij wordt opgemerkt dat een supermarkt niet meer wenselijk is. Op grond van het toelatingskader is op bedrijventerrein De Paal en de bedrijvenstrip aan de Achterwerf geen dagelijkse detailhandel toegestaan. Wel is 'recreatieve' detailhandel toegestaan, maar uitsluitend ondergeschikt (maximaal 20% van het aantal m2 bvo met een maximum van 100 m2 wvo). In dit bestemmingsplan wordt dit mogelijk gemaakt als detailhandel als ondergeschikte bedrijfsactiviteit. Perifere detailhandel op een binnenstedelijk bedrijventerrein is op grond van het beleid alleen toegestaan waar het volgens geldende bestemmingsplannen al mogelijk was, met uitzondering van ABC goederen (auto's, boten en caravans). ABC-goederen kunnen zich ook vestigen op de binnenstedelijke als voldaan wordt aan de ruimtelijk relevante criteria als goede bereikbaarheid en ruimtelijke inpassing buiten de PDV zones. In het vorige bestemmingsplan is detailhandel in auto's en caravans en niet voor huishoudelijk gebruik bedoelde machines en apparaten op een deel van bedrijventerrein De Paal toegestaan. Dit wordt in het nieuwe bestemmingsplan overgenomen, omdat het een bestaand recht betreft. Voor het overig deel van De Paal en de bedrijvenstrip aan de Achterwerf wordt detailhandel in ABC-goederen niet overgenomen. Het terrein leent zich minder goed voor deze vorm van detailhandel door veel sluip-en kruip-door-verkeer en de verkavelingsstructuur is niet geschikt. Datzelfde geldt ook voor de bedrijvenstrips aan de Achterwerf, waarbij ook nog de ontsluiting gebrekkig is (langs woningen). In het bestemmingsplan zijn ABC-goederen derhalve niet toegestaan. Op bedrijventerrein De Paal en de bedrijvenstrip op de Achterwerf zijn op grond van de detailhandelsvisie ook webwinkels toegestaan. Internetwinkels zijn niet toegestaan. In de woonwijk De Gouwen is in de losstaande panden met een gemengde bestemming detailhandel mogelijk (conform het bestemmingsplan 'De Gouwen en De Paal'). In De Hoven en De Werven is een aantal panden in het bestemmingsplan 'De Hoven en De Werven' bestemd (Binnenhof, Voorstraat) bestemd voor gemengd met de aanduiding detailhandel. Deze bestemmingen worden op grond van bestaande rechten in het nieuwe bestemmingsplan één op één overgenomen. In de woonwijken is per woning maximaal 25 m2 verkoopvloeroppervlak aan detailhandel toegestaan. Dat is in dit bestemmingsplan geregeld in de regeling aan-huis-verbonden beroepen of bedrijfsmatige activiteiten. Ook webwinkels en internetwinkels zijn daarbij toegestaan, voor zover wordt voldaan aan randvoorwaarden met betrekking tot parkeren e.d. Deze eisen zijn opgenomen in de regeling aan-huis-verbonden beroepen of bedrijfsmatige activiteiten. In bedrijfswoningen op bijvoorbeeld het bedrijventerrein De Paal is wat betreft detailhandel hetzelfde toegestaan als in de gewone woningen in de wijk.

Afhaalpunten (2014)

Op basis van de Detailhandelsvisie Almere 2014 worden afhaalpunten bij voorkeur geïntegreerd in de bestaande winkelstructuur. Hoewel afhaalpunten in winkelgebieden kunnen worden opgezet, bestaat er behoefte om pure afhaalpunten ook buiten de winkelgebieden kansen te bieden. Afhaalpunten worden in de Detailhandelsvisie Almere 2014 niet als detailhandel gezien, maar als een bedrijfsfunctie (logistiek). Een afhaalpunt wordt in de detailhandelsvisie daarom gedefinieerd als "een locatie waar de consument uitsluitend via internet bestelde goederen kan afhalen of retourneren, en waar uitsluitend logistiek en opslag van bestelde goederen gedurende een korte periode plaatsvindt en waarbij geen sprake is van uitstalling ten verkoop en/of overige activiteiten". Doordat pure afhaalpunten ook als een (logistiek) bedrijf gezien kunnen worden, dus niet als een winkelfunctie, ontstaat de mogelijkheid om deze te realiseren op locaties buiten de bestaande winkelstructuur. Afhaalpunten worden toegestaan op alle bedrijventerreinen, maar de bedrijventerreinen Buitenvaart (agrarisch) en De Vaart (industrieel) zijn hiervan uitgesloten. Voorwaarden voor vestiging van een puur afhaalpunt op bedrijventerreinen zijn:

  • voldoende parkeerplaatsen en ruimte voor laden, lossen en manoeuvreren dienen op eigen terrein te worden gerealiseerd;
  • de locatie van het afhaalpunt dient goed ontsloten te zijn: een directe en korte aansluiting op de hoofdwegenstructuur.

Dit betekent voor het plangebied dat op het binnenstedelijk bedrijventerrein De Paal afhaalpunten in beginsel zijn toegestaan. Het terrein heeft namelijk een korte en directe ontsluiting op de Noorderdreef die onderdeel uitmaakt van de hoofdwegenstructuur. Woningen worden hierbij niet gepasseerd. Voorwaarde is wel dat er op het eigen perceel voldoende parkeerplaatsen, laad- en losruimte en manoeuvreerruimte is. Dit is geregeld in de regels bij de bestemming 'Gemengd - 1' die voor het bedrijventerrein geldt. Op percelen met een bedrijfsbestemming (Gemengd-2 en 3) zijn afhaalpunten ook mogelijk.

Kringloopwinkels (2014)

Volgens de Detailhandelsvisie is detailhandel toegestaan op locaties met een detailhandelsbestemming. Kringloopwinkels vestigen zich in de praktijk echter eerder op bedrijventerreinen dan in winkelcentra vanwege het volumineuze karakter en de relatief lagere huurprijs. Er zijn in Almere drie kringloopwinkels: op De Steiger, op Markerkant en op Frezersplaats. De kringloopwinkel op Poldervlak is begin 2014 afgebrand. In vergelijking met de definitie zoals die is opgenomen in de Detailhandelsvisie Almere 2014 zijn de termen 'breed assortiment' en 'om niet' toegevoegd, mede om het verschil te benadrukken met een 'gewone' tweedehandswinkel. Door de brede opzet van deze specifieke bedrijfstak is het wenselijk dat hiervoor ook ruimte wordt geboden buiten de winkelcentra. De typen bedrijventerreinen waar kringloopwinkels zich kunnen vestigen worden beperkt tot die bedrijventerreinen die voor consumenten goed bereikbaar zijn en die relatief dicht bij een woonwijk liggen. Daarnaast komen die bedrijventerreinen in aanmerking waar de bedrijven qua aard van de bedrijfsactiviteiten niet onnodig belemmerd worden in hun bedrijfsvoering met de komst van een kringloopwinkel. Kringloopwinkels moeten geen negatieve ruimtelijke effecten veroorzaken op de bedrijfsomgeving waar deze gevestigd zijn. Daarom komen de binnenstedelijke en modern gemengde bedrijventerreinen (zoals in de GVV van 2010 genoemd) hiervoor in aanmerking. De bedrijventerreinen Buitenvaart (agrarisch) en De Vaart (industrieel) en de bedrijventerreinen Stichtsekant, Hollandsekant en Sallandsekant (logistiek) komen hiervoor niet in aanmerking. Elke vestiging dient fysiek en verkeerskundig inpasbaar te zijn. Parkeren, laden, lossen en manoeuvreren dient op eigen terrein plaats te vinden.

Dit betekent voor het plangebied dat op het binnenstedelijk bedrijventerrein De Paal kringloopwinkels zijn toegestaan. Het terrein is namelijk goed bereikbaar voor consumenten en ligt relatief dicht bij een woonwijk. Ook de aanwezige bedrijven zullen niet onnodig belemmerd worden in hun bedrijfsvoering.

Werken in de wijk (2005)

Het gemeentelijke beleid leidt primair tot meer flexibiliteit ten aanzien van het hebben van een bedrijf aan huis. Hierdoor worden gewenste en inpasbare initiatieven met betrekking tot de uitoefening van een bedrijf aan huis zo goed mogelijk geaccommodeerd. Het uitgangspunt is dat het percentage bedrijfsruimte van aan huis gebonden beroepen voor heel Almere verhoogd is tot 50% van het oppervlak van een woning ('toegelaten bebouwing') onder meer onder de voorwaarde dat de woning bewoond wordt door diegene die er werkt. Bij de planontwikkeling voor nieuwe uitleggebieden (bouwfronten) dient te worden uitgegaan van een indicatieve norm van één kleinschalige zelfstandige bedrijfsruimte op 50 woningen. In de uitleggebieden kunnen bepaalde straten die zich daarvoor lenen (stedenbouwkundig, functioneel en verkeerskundig), de plinten voor 100% omgezet worden van een woon- in een werkfunctie en vice versa. Daarnaast kan in de uitleggebieden, door bijvoorbeeld reserveruimten (maximaal 1 ha groot) op te nemen en/of bestemmingsplannen flexibeler te maken, bij een aantrekkende vraag adequaat ingesprongen worden met aanbod van extra bedrijfsruimte. Bij herontwikkelingsgebieden kunnen 'kansenzones' worden aangewezen. In de zgn. 'kansenzones' kunnen in voorkomende gevallen woningen volledig omgezet worden tot bedrijfsruimten.

Voor het plangebied betekent dit dat 50% van het oppervlak van een woning gebruikt mag worden voor aan huis gebonden beroepen of bedrijfsmatige activiteiten aan huis. Er zijn geen kansenzones aangewezen. Op grond van de Detailhandelsvisie Almere 2012 mag binnen deze 50% 25 m2 worden gebruikt voor detailhandel.

Horecanota Almere (2000)

De horeca heeft als branche te maken met vele regelingen en beleidsmaatregelen die de gemeente Almere behartigt. Omwille van een eenduidig overzicht en toegankelijk beleid is een nota opgesteld die dit in een meer integraal kader plaatst. De horecanota bevat in hoofdzaak een 'foto' van het bestaande gemeentelijke horecabeleid anno 2000. Deze 'foto' is in overleg met diverse in- en externe betrokkenen gemaakt. Wat betreft ruimtelijk beleid is aangegeven dat ten behoeve van de bestemmingsplannen een uniforme omschrijving van drie gedefinieerde typen horeca (licht-, middel- en zware horeca) zal worden gehanteerd. Deze is opgesteld en wordt als Staat van Horeca-activiteiten opgenomen in de bestemmingsplannen. Verder is er een indeling gemaakt van gebieden waar horeca kan worden toegevoegd of verminderd:

  • Consolidatiegebied: geen uitbreiding van horeca mogelijk;
  • Ontwikkelingsgebied: nieuwe horeca is mogelijk;
  • Concentratiegebied: sterke concentratie van horeca is mogelijk;
  • Deconcentratiegebied: horeca zal worden verminderd.

Deze indeling van gebieden is vertaald naar woongebieden, centra, Poort, Hout, bedrijventerreinen en kantoorgebieden en buitengebied, stadscorridors en parken.

Woongebieden

  • Woongebied: lichte horeca toegestaan in bedrijfsruimten, specifieke locaties in bestemmingsplan opnemen. Solitaire horeca in beginsel niet, tenzij op geschikte locaties lichte horeca.
  • Buurtsteunpunt en wijkcentra: lichte en middelzware horeca mogelijk; bestaande gebieden zijn consolidatiegebied; nieuwe buurt- en wijkcentra zijn beperkt ontwikkelingsgebied.

Bedrijventerreinen en kantoorlocaties

  • Uitgangspunt voor vestiging van horeca is het draagvlak van de betreffende werklocatie; derhalve geen horeca op binnenstedelijke bedrijfsterreinen;

Buitengebied, stadscorridors en parken

  • actief beleid voeren gericht op vestiging van horeca.

De Nota beschrijft in feite de situatie op het moment van vaststelling van de nota, in 2000 dus. Hij geeft algemene uitgangspunten voor vestiging van horeca, maar biedt daarnaast ruimte voor uitzonderingen in een specifieke situatie. Bijvoorbeeld: zou het puur om een woongebied gaan, dan is solitaire horeca in beginsel (uitzonderingen kunnen dus) niet toegestaan, tenzij op een geschikte locatie. Dan mag alleen lichte horeca.

Bij het onderhavige plangebied gaat het om een woongebied waarin ook andere functies zijn toegestaan als bedrijven, horeca, maatschappelijke voorzieningen. Dit verhoogt de levendigheid en biedt kansen aan ondernemers. Sprake is dus van een gemengd gebied en niet puur een woongebied. In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe horecavestigingen in de woonwijken of op bedrijventerrein De Paal bij recht toegestaan, gelet op het conserverend karakter van dit bestemmingsplan. Ook in de parken/ groengebieden is nieuwe horeca daarom onwenselijk. Bovendien zou dit dan een nieuwe ontwikkeling zijn waar nog geen concrete plannen voor bestaan. Zware horeca is in het geheel niet toegestaan in het plangebied. In de bestaande sporthal in het Stadswerfpark en in buurthuizen mag de huidige ondergeschikte horeca worden voortgezet. Op binnenstedelijk bedrijventerrein De Paal is geen nieuwe horeca mogelijk met uitzondering van de bestaande cafetaria op de Paal 7-5. Deze wordt positief bestemd. Ook het bestaande, legaal aanwezige café aan de Brongouw 148 is positief bestemd. Het gebruik als café zit er al van voor het in werking treden van dit horecabeleid in 2000, dus ruim 15 jaar. Het café ligt in een gemengd gebied, omdat verschillende functies mogelijk zijn als wonen, bedrijven, detailhandel, horeca, maatschappelijke voorzieningen. Het café is kleinschalig (ca 62 m²) en gevestigd direct naast enige woningen. In hoofdzaak heeft het café een buurtverzorgende functie: bezoekers komen te voet of met de fiets. Er is daardoor vrijwel geen verkeersaantrekkende werking. Ook is van (geluids)overlast niet gebleken. Overigens was het café in het vorige bestemmingsplan 'De Gouwen en de Paal' 2003 bestemd voor maximaal horecacategorie 1a. Daar valt een café niet onder. Echter in de toelichting van dat plan staat dat op het perceel legaal een café is gevestigd. Pas als dit gebruik verdwijnt, zal de gemeente conform de geldende Horecanota 2000 alleen lichte horeca toestaan. Het gebruik als café is sindsdien gehandhaafd, zodat er geen reden is om het café nu niet positief te bestemmen. Het gebruik als café valt onder het overgangsrecht van het bestemmingsplan 'De Gouwen en De Paal' uit 2003. Omdat het niet nog eens onder het overgangsrecht kan vallen, wordt het in dit plan positief bestemd.

3.4 Groene stad

Waterplan Almere (2005)

Het Waterplan geeft aan welke rol het binnendijks water binnen de stad speelt en wat er nodig is om die rol te vervullen. Bij herstructurering van de bestaande stad of nieuwbouw, geeft de watervisie richting aan de omgang met water. Een belangrijk onderdeel van de watervisie is de waterfunctiekaart waarop drie functies zijn weergegeven: een natuurlijke, recreatieve of stedelijke functie. De functie bepaalt hoe het water moet worden ingericht, beheerd en onderhouden. Gemeente en Waterschap dragen de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het water in de stad. Het waterplan biedt een kader voor deze samenwerking. Het waterplan is opgesteld om zowel de huidige knelpunten in het watersysteem op te lossen als te anticiperen op toekomstige veranderingen en kansen.

Voor het plangebied betekent dit dat in overleg met het Waterschap een watertoets wordt uitgevoerd.

Waterstad Almere. Toeristisch recreatief beleidsplan (1996)

Het doel van het toeristisch recreatief beleidsplan is het verder in gang zetten van de toeristisch recreatieve ontwikkeling van Almere. Het aanbod van toeristisch recreatieve voorzieningen dient minimaal evenredig te zijn aan het aantal inwoners van Almere. Er wordt uitgegaan van een ruimtelijke concentratie van voorzieningen en investeringen. De interne en externe bereikbaarheid van gebieden en voorzieningen dient gewaarborgd te zijn. Op plekken waar de stadscorridors overige vormen van verkeer (autowegen, vaarwegen, openbaar vervoer) kruisen, ontstaan knooppunten. Deze knooppunten zijn de aantrekkelijkste vestigingsplaatsen voor toeristisch recreatieve voorzieningen. Zo ontstaat een ruimtelijk spreidingspatroon welke op een kaart is weergegeven in het beleidsplan.

In dit verband is de Lange Wetering van belang, de verbinding tussen het Gooimeer (Havenkom Almere Haven) en de Hoge Vaart. Deze route blijft gehandhaafd.

Voorzieningen binnendijkse waterrecreatie (1999) 

De nota bevat voorstellen om te komen tot verdere concretisering van de recreatieve mogelijkheden van de Almeerse waterlopen en recreatieplassen. Er is geïnventariseerd wat voor water aanwezig is, welke watergebonden activiteiten er zijn, en welke maatregelen (voorzieningen) getroffen moeten worden om de aanwezigheid van water zo goed mogelijk te benutten. Genoemd kunnen worden gewenste waterdiepten, bereikbaar van het water, steigers, ligplaatsen, onderhoud.

Voor het plangebied is de Lange Wetering van belang, de vaarverbinding tussen het Gooimeer en de Hoge Vaart. Het water en de oever zijn mede bestemd voor recreatief gebruik.

Kleur aan Groen (2014)

De nota Kleur aan Groen geeft de spelregels voor een zorgvuldige inpassing van initiatieven binnen het groenblauwe raamwerk. Almere wil het unieke netwerk van natuur en landschap ook in de toekomst koesteren en behouden. De nota legt daarom de hoofdstructuur (het raamwerk) vast op kaart en beschrijft de betekenis ervan (de essentie). De essentie en de groene kwaliteit van de landschappen stellen voorwaarden aan alle ontwikkelingen in het raamwerk. Daarbij biedt Kleur aan Groen bewoners en ondernemers nadrukkelijk de ruimte om hun ideeën in het groen en blauw te realiseren. Op die manier kunnen zij de inrichting en gebruiksmogelijkheden versterken. De basis van de nota is de kaart van het groenblauwe raamwerk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1BCDEFLMN01-vg01_0020.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1BCDEFLMN01-vg01_0021.jpg"

Op de kaart zijn landschapstypes aangegeven. Zij laten zien dat er verschillende landschappen zijn met elk hun eigen ruimtelijke karakteristieken en kenmerkend gebruik. Er wordt onderscheid gemaakt in: bos, moeras, park, voorzieningenpark, water en identiteitsdragers. Om te kunnen beoordelen of een initiatief een verbetering voor (het gebruik van) het groenblauwe raamwerk oplevert, zijn de kwaliteiten van het raamwerk samengevat in 'de essentie'. Initiatieven zijn uitsluitend mogelijk als ze recht doen aan de essentie. Zo wordt bepaald of het raamwerk de beste plek is voor het initiatief, of dat het beter past op een bedrijventerrein of een centrumlocatie. De volgende essenties zijn opgenomen in de Nota Kleur aan Groen:

Het groenblauwe raamwerk:

  • 1. heeft een waarde op zichzelf;
  • 2. is voor de stad en haar bewoners;
  • 3. is het fundament van de groene stad Almere;
  • 4. is verbonden met de stad;
  • 5. geeft Almere identiteit.

In aanvulling op de essentie gelden ontwikkelprincipes. Ze geven de condities voor een zorgvuldige inpassing en het bereiken van een optimale kwaliteitsbijdrage aan het groen en blauw.

Deze ontwikkelprincipes zijn:

  • 1. De groengebieden en het water vormen een samenhangend geheel;
  • 2. Het initiatief versterkt de identiteit van het gebied;
  • 3. Het initiatief is verbonden met het gebied;
  • 4. Het initiatief draagt blijvend bij aan het beheer van het gebied. De kwaliteit van het groen staat hierbij centraal, niet de financiering ervan.
  • 5. Er geldt terughoudendheid bij het bouwen in het groen, waarbij ingrepen gericht zijn op de versterking van de kwaliteit van het groenblauwe raamwerk. Voor bebouwing geldt een extra kwaliteitstoets, op basis van de nota kleur aan groen.
  • 6. Het college informeert de raad vooraf per raadsbrief over initiatieven die daadwerkelijk in aanmerking komen voor realisatie, indien deze afwijken van de bepalingen in de nota Kleur aan Groen. Hierbij schetst het college waarom afwijken van de nota meerwaarde heeft.

Door deze spelregels verschuift de aandacht. De functie op zich is niet doorslaggevend. Het gaat om de kwaliteit die een initiatief op een specifieke plek kan toevoegen.

De Nota Kleur aan Groen is binnen het plangebied van dit bestemmingsplan van toepassing op de Oostelijke Groene Wig ten zuiden van de Tuinderswerf, het Stadswerfpark en de Lange Wetering. De Westelijke Groene Wig ligt buiten het plangebied. Het Stadswerfpark en de Oostelijke Groene Wig ten zuiden van de Tuinderswerf zijn op de kaart van het groenblauwe raamwerk aangegeven als 'park'. Daarbij is aangegeven dat het kenmerkende gebruik van de parken bestaat uit wandelen, fietsen, spel, tijdelijke activiteiten, eten&drinken en cultuur. Doordat de parken vaak een beperkt oppervlak en open karakter hebben bieden ze bij voorkeur ruimte aan lokale initiatieven van kleine of middelgrote omvang (ook met bebouwing). Beheerderwoningen zijn mogelijk, maar in de parken wordt geen bebouwing met primair een woonfunctie gerealiseerd. Het Stadswerfpark heeft in dit bestemmingsplan de bestemmingen 'Groen', 'Sport' en 'Cultuur en Ontspanning' gekregen. De functies die op grond van deze bestemming zijn toegestaan, hebben allen een relatie met het groen. De Lange Wetering is op de kaart van het groenblauwe raamwerk aangegeven als 'recreatieve verbinding' en als 'waterverbinding'. Daarbij is aangegeven dat het kenmerkende gebruik van de waterlopen vaarroutes zijn, met ondersteuning van functies zoals eten en drinken, kunst of cultuur. De Lange Wetering heeft in dit bestemmingsplan de bestemming 'Water' gekregen. Op grond van deze bestemming is vooral water en waterberging toegestaan, maar ook waterhuishoudkundige voorzieningen en recreatief medegebruik zijn toegestaan. Functies zoals eten en drinken zijn niet direct toegestaan. Eventuele nieuwe initiatieven die niet passen binnen de bestemmingen 'Groen', ' Sport, 'Cultuur en Ontspanning' en ' Water ' worden beoordeeld aan de hand van de essentie en de ontwikkelprincipes van de nota Kleur aan Groen. Wanneer het initiatief op basis daarvan goed inpasbaar blijkt, kan worden besloten van het bestemmingsplan af te wijken, dan wel het bestemmingsplan (op onderdelen) te herzien. Mede omdat er nu geen concrete initiatieven bekend zijn, zijn nieuwe initiatieven niet op voorhand in de bestemmingen geregeld.

3.5 Veiligheid

Vuurwerknota 2005, Ruimtelijke implementatie Vuurwerkbesluit (2005)

Op 1 maart 2002 is het Vuurwerkbesluit in werking getreden, inhoudende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk. De regels hebben betrekking op vervoer, opslag, verkoop en gebruik van vuurwerk. De meeste regels zijn technisch van aard en komen in het vergunningverlenings- of meldingstraject tot uitvoering. Er worden ook regels gegeven die een ruimtelijke betekenis hebben. De ruimtelijke regels van het Vuurwerkbesluit dienen te worden vastgelegd c.q. in acht genomen in een nieuw bestemmingsplan. Almere is niet aangewezen als opslaggebied voor professioneel vuurwerk. Het beleid geeft aan dat vuurwerkopslag en -verkoop alleen mag plaatsvinden in winkelcentra en op bedrijventerreinen. Verkoop en opslag is niet toegestaan in woongebieden en kleine winkelcentra (met woningen erboven). Het vuurwerkbeleid is in 2009 vertaald in een paraplubestemmingsplan, genaamd 'parapluherziening opslag en verkoop vuurwerk'.

Voor het bestemmingsplan is in de parapluherziening geregeld dat de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk en theatervuurwerk is toegestaan op een groot deel van bedrijventerrein De Paal, maar niet voor het gedeelte waarop de woonwerkeenheden zijn gevestigd en waar een aanduiding 'bedijfswoning' op ligt. Daarbij is de regeling uit de parapluherziening overgenomen. In de voormalige supermarkt op de Brongouw is verkoop en opslag van vuurwerk niet toegestaan, omdat daar ook een woonbestemming van toepassing is.

Uitgiftebeleid benzineverkooppunten (2000) 

Het uitgiftebeleid benzineverkooppunten gaat uit van de uitgifte van alleen solitaire tankstationlocaties. Daarnaast is in de nota een spreidingskaartje voor benzineverkooppunten opgenomen. Op deze kaart staat aangegeven waar benzineverkooppunten gerealiseerd mogen worden.

Voor het plangebied betekent dit dat het bestaande benzineverkooppunt zonder lpg op bedrijventerrein De Paal positief wordt bestemd.

Checklist veiligheid ruimtelijk planvormingsproces Almere (2007)

In het programma Veiligheid 2007-2010 worden de speerpunten op het gebied van veiligheid behandeld. Eén van de thema's is 'Veiligheidsaspecten in gebouwde omgeving en infrastructuur beter geborgd. Uit de evaluatie van het vorige programma Integrale veiligheid blijkt dat ten aanzien van het thema 'Veiligheidsaspecten in gebouwde omgeving en infrastructuur is beter geborgd' vooral extra aandacht in de planfase gewenst is. Daarnaast blijkt uit ervaring van betrokkenen dat de werkprocessen in dit kader (planfase, bouwfase, ingebruikname, sloopfase) verder moeten worden gestroomlijnd. Een veiligheidschecklist voorkomt dat in het ruimtelijk planvormingsproces bepaalde veiligheidsaspecten over het hoofd worden gezien en maakt eenduidige behandeling van het aspect veiligheid mogelijk. De rapportage omvat voor de aspecten sociale veiligheid, fysieke veiligheid en externe veiligheid een overzicht van aandachtspunten waarmee in het ruimtelijk planvormingsproces van Almere rekening gehouden moet worden. Bij de aandachtspunten wordt aangegeven op welke planfase het veiligheidspunt van toepassing is. Hierbij is een onderverdeling gemaakt in structuurplan, ontwikkelingsplan/ bestemmingsplan, en verkavelingsplan/inrichtingsplan. De op ontwikkelingsplannen en bestemmingsplannen gerichte veiligheidspunten zijn ook van toepassing op vrijstellingen van bestemmingsplannen (inclusief artikel 19, lid 1 WRO) en kunnen ook gehanteerd worden voor herontwikkelingsplannen. De input voor de checklist is geleverd door de verschillende gemeentelijke diensten en Politie Flevoland. Zie voor de gesprekspartners de bijlage. De veiligheidspunten zijn van toepassing op het publieke domein (openbaar en semi-openbaar gebied). Veiligheidspunten die betrekking hebben op het ontwerp van gebouwen vallen buiten de kaders van deze veiligheidschecklist (hiervoor geldt het Bouwbesluit).

Voor het plangebied zijn vooral de veiligheidsaandachtspunten voor woongebieden en bedrijventerreinen met woonfunctie binnen 'stedelijk weefsel' van belang bij nieuwe ontwikkelingen. Bij de concrete invulling van nieuwe ontwikkelingen dient toepassing te worden gegeven aan de veiligheidschecklist. Aangezien er in het plangebied weinig nieuwe ontwikkelingen zijn gepland, zal toepassing van de checklist niet vaak nodig zijn.

3.6 Sociale structuur, onderwijs en cultuur

Samenhangend jeugdbeleid "Jonge stad, stad voor jongeren en jeugd" (2005)

De notitie “Jonge stad, stad voor jeugd en jongeren” geeft in de vorm van 2 programma's, “jeugdvoorzieningen” en “zorg voor jeugd”, aan wat de doelstellingen zijn voor het samenhangend jeugdbeleid op het gebied van de maatschappelijke voorzieningen in de periode 2005-2009. Een van de ruimtelijk relevante doelstellingen is het voldoende en tijdig opleveren van onderwijshuisvesting in multifunctionele accommodaties. Kern van de gedachte is dat een samenhangend voorzieningenniveau op buurtniveau rond de school moet worden georganiseerd. Sociaal cultureel werk, peuteropvang, buitenschoolse opvang kunnen in een gebouw of samengestelde complexen verzorgd worden. Verder moet in de ruimtelijke planontwikkeling rekening gehouden worden met voldoende ruimte voor kinderopvang.

Voor het plangebied betekent dit dat bestaande locaties voor onderwijsvoorzieningen een bredere, maatschappelijke, bestemming hebben gekregen.

Inrichting schoolpleinen (1999)

Op 30 maart 1999 heeft het college van Almere kennis genomen van de "Rapportage Werkgroep schoolpleinen". Mede op basis van deze rapportage heeft het college besloten dat schoolpleinen zowel een wijkvoorziening als een voorziening voor de school dienen te zijn. Tevens is een regeling getroffen met de schoolbesturen over de verdeling van de kosten voor aanleg en onderhoud van de schoolpleinen.

Voor het plangebied betekent dit dat schoolpleinen expliciet als speelterrein worden toegevoegd aan de bestemmingsomschrijving van de bestemming 'Maatschappelijk'.

Sportnota 2013-2016 (2013)

Deze nota geeft de speerpunten en doelstellingen voor het sportbeleid voor 2013-2016 weer. "Almere: sportieve stad!" is de hoofddoelstelling of missie van het Almeerse sportbeleid voor 2013-2016. Via zeven speerpunten en bijbehorende doelstellingen streeft Almere er naar om de hoofddoelstelling te realiseren. Deze speerpunten zijn:

  • 1. Laagdrempelige sportmogelijkheden dichtbij huis: iedereen kan dichtbij huis in een veilige en plezierige omgeving sporten.
  • 2. Integrale samenwerking sport en andere terreinen: een aantoonbare groeiende sport- en beweegdeelname in alle gebieden van Almere en onder alle bevolkingsgroepen van Almere.
  • 3. Kwalitatief hoogwaardige sportaccommodaties: er is een voldoende en goed aanbod van sportaccommodaties dat voldoet aan de behoefte en omvang van de Almeerse bevolking.
  • 4. Vitale sportverenigingen: versterking van de sportverenigingen in Almere zodat iedereen in Almere de mogelijkheid heeft om bij een vitale sportvereniging te sporten.
  • 5. Talent: iedereen de mogelijkheid bieden om het maximale uit zichzelf te halen.
  • 6. Topsportaccommodaties: optimaal benutten van het Topsportcentrum Almere en de overige Almeerse topsportaccommodaties en kansrijke uitbreidingen van het aanbod faciliteren.
  • 7. (Top)sportevenementen: in Almere worden bij de stad passende aansprekende top- en breedtesportevenementen gehouden.

Voor het plangebied betekent dit dat de sporthal, het zwembad en de playground in De Werven en het tenniscomplex in de Gouwen bijdragen aan de speerpunten laagdrempelige sportmogelijkheden dichtbij huis en een samenwerkingsmogelijkheid van sport en andere terreinen. Overigens is het voornemen om het zwembad in 2015 te slopen en de sporthal te renoveren en op kleine schaal uit te breiden. In de Sportnota worden verder geen concrete veranderingen voor het plangebied genoemd. Speerpunt 1 gaat over laagdrempelige sportmogelijkheden dichtbij huis. Zowel de bestemmingen ' Groen ', ' Verkeer - Verblijfsgebied ' en uiteraard ook 'Sport' zijn algemeen en ruim bestemd qua mogelijkheden. Speel- en sportvoorzieningen zijn binnen deze bestemmingen vrij gemakkelijk toelaatbaar. Daarnaast is in het Stadswerfpark een grootschalige speeltuin aanwezig.

Gemeentelijk archeologiebeleid

De hoofdlijnen van het archeologiebeleid van de gemeente Almere zijn beschreven in De schatkamer van Almere en de Beleidsnota Archeologische Monumentenzorg Gemeente Almere 2001-2005 (2001). Het archeologiebeleid is verder uitgewerkt in een de Nota Archeologische Monumentenzorg 2009, een Archeologieverordening en de Archeologische Beleidskaart Almere. Van deze laatste beleidsstukken is een nieuwe versie in voorbereiding, maar deze zijn nog niet van kracht.

Nota Archeologische Monumentenzorg 2009

Deze Nota bestaat uit twee delen: deel 1 over het Selectiebeleid archeologie 2008-2012 en deel 2 over het Programma Publiekbereik Archeologie. Bij de nota hoort de Archeologische Beleidskaart Almere 2009. Samenvattend is de strekking van de nota dat in de periode 2009-2012 het selectiebeleid zich zal richten op minder archeologische behoudenswaardige vindplaatsen en het verrichten van minder onderzoek, maar wel van betere kwaliteit. De selectiegebieden staan aangegeven op de Archeologische Beleidskaart Almere.

Archeologieverordening

In de Archeologieverordening is vastgelegd hoe het college omgaat met archeologisch waardevolle terreinen en voor welke terreinen een onderzoeksverplichting dan wel een vrijstelling hiervan geldt. Archeologisch waardevolle terreinen zijn gebieden waarbinnen behoudenswaardige archeologische vindplaatsen vastgesteld zijn. De onderzoeksverplichting geldt voor gebieden waarbinnen behoudenswaardige archeologische waarden verwacht worden. Deze terreinen worden Selectiegebieden genoemd. Beide typen terreinen zijn aangeduid op de digitaal te raadplegen Archeologische Beleidskaart Almere. Binnen de genoemde gebieden zijn met enkele uitzonderingen, alle werkzaamheden / projecten archeologievergunningplichtig. De vergunning kan (al dan niet tijdelijk en/of onder voorwaarden) verleend worden. De vergunning moet geweigerd worden indien het project/ de werkzaamheden de archeologische waarden aantasten of risico's daarop kan opleveren. Het beleid heeft tot doel aangetroffen Steentijdvindplaatsen en scheepswrakken van voldoende kwaliteit te behouden in situ. In de Archeologieverordening is dwingend opgenomen dat de waardevolle terreinen en Selectiegebieden (zoals vermeld op de Archeologische Beleidskaart Almere) integraal in alle toekomstige ruimtelijke plannen en juridisch-planologische kaders moet worden overgenomen, met een met de verordening overeenkomende bescherming. Het is altijd mogelijk dat in de bodem niet ontdekte archeologische waarden bij toeval te voorschijn komen (de zogenaamde toevalsvondsten). In Almere zal het dan waarschijnlijk meestal gaan om scheepsresten of vliegtuigwrakken. Indien dergelijke resten buiten het kader van een officieel archeologisch (voor)onderzoek worden aangetroffen, geldt een meldingsplicht op grond van artikel 53 van de Monumentenwet 1988. De meldingsplicht geldt voor heel Almere, dus ook voor gebieden buiten de selectiegebieden en buiten de behoudenswaardige vindplaatsen, evenals in gebieden waar het archeologische vooronderzoek is afgerond.

In De Hoven, De Werven en de Gouwen bevinden zich diverse selectiegebieden, maar geen behoudenswaardige vindplaatsen. Deze zijn conform het archeologisch beleid via een dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1  beschermd.

3.7 Overig gemeentelijk beleid

Van een aantal beleidskaders is geen samenvatting opgenomen. De nota's zijn wel beoordeeld, maar niet (direct) van (ruimtelijk) belang voor het plangebied (meer) bevonden. Het betreft de volgende nota's:

  • Programmaplan Schaalsprong (2007)
  • Raadskader schaalsprong Almere (2004)
  • Meerjarenplan Startershuisvesting (2004)
  • Plan van aanpak studentenhuisvesting (2011)
  • Parkeernormen voor woningen (2001)
  • Economisch Actieplan Almere (Groei in goede banen) (2007)
  • Nota Hotelmarkt Almere, hotelvestigingsbeleid Almere (2002)
  • Verordening op de speelautomaten en speelautomatenhallen (2003)
  • Verkeersveiligheid rond basisscholen (2001)
  • Gemeentelijk Waterhuishoudingsplan 2011-2016
  • Ecologisch Masterplan (2005)
  • Beleidsplan wandelen en hardlopen 2003-2010 "stap voor stap door Almere" (2003)
  • Sociale Structuurschets 'Almere mensenwerk' (2004)
  • Veiligheid gebouwde omgeving: checklist veiligheid in ruimtelijke planvormingsproces (2003)
  • Toekomstvisie vrije tijd “De (vrije) tijd van je leven!" (2008)
  • Cultuurnota 2009-2012 (2008)
  • Cultuurbrief 2013-2016, Modern - zelfbewust - toegankelijk (2012)
  • Steentijdwildernis in Almere. Visie en toolbox voor invulling, visualisatie en gebruik van steentijdvindplaatsen (2012)

Bijlage 2 Toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten Functiemenging

Hoofdstuk 1 Inleiding

Voor functiemengingsgebieden geldt een specifieke Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging. Bij functiemengingsgebieden kan gedacht worden aan:

  • stadscentra, dorpskernen en winkelcentra;
  • horecaconcentratiegebieden;
  • zones met functiemenging langs stedelijke toegangswegen;
  • (delen van) woongebieden met kleinschalige cq. ambachtelijke bedrijvigheid.

Het kan daarbij gaan om bestaande gebieden met functiemenging en om gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd, bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen. Een specifieke Staat van Bedrijfsactiviteiten is wenselijk omdat de activiteiten in dergelijke functiemengings- gebieden qua schaal sterk kunnen verschillen van de activiteiten op een bedrijventerrein.

Categorie-indeling functiemenging

In de lijst voor functiemenging is gekozen voor een andere categorieaanduiding dan in de algemene lijst van de VNG-uitgave Bedrijven- en Milieuzonering (niet bijgevoegd). De activiteiten in de Staat van Bedrijfsactiviteiten voor gebieden met functiemenging bestaan uit de categorieën A, B of C. De betekenis voor de toelaatbaarheid is als volgt:

Categorie A

Activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn, dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het Bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend.

Categorie B

Activiteiten die in gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden.

Categorie C

De activiteiten zoals genoemd onder B, waarbij vanwege de relatief grote verkeersaantrekkende werking een ontsluiting op de hoofdinfrastructuur is aangewezen.

Voor de toelaatbaarheid van deze activiteiten gelden de volgende randvoorwaarden:

  • 1. het gaat om kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid;
  • 2. productie en/of laad- en loswerkzaamheden vinden alleen in de dagperiode plaats;
  • 3. de activiteiten (inclusief opslag) geschieden hoofdzakelijk inpandig;
  • 4. activiteiten uit categorie C beschikken daarnaast over een goede aansluiting op de hoofdinfrastructuur.

De Staat-van-bedrijfsactiviteiten bij functiemenging is afgeleid van de richtafstandenlijst uit bijlage 1 in de VNG-uitgave Bedrijven- en Milieuzonering (niet bijgevoegd). Naast de randvoorwaarden 1 tot en met 4 zijn bij de selectie van activiteiten de volgende criteria gehanteerd:

  • Voor categorie A gaat het om activiteiten in milieucategorie 1.
  • Voor categorie B gaat het om activiteiten:

- in categorie 1 voor het aspect gevaar;
- in maximaal categorie 2 voor de aspecten stof en geur;
- in maximaal categorie 3.1 voor het aspect geluid;
- met een index voor verkeer van maximaal 1G (goederen) en 2P (personen).

  • Voor categorie C gaat het om activiteiten zoals bij categorie B, echter met een index voor verkeer van maximaal 2G (goederen) en 3P (personen).

Bij de totstandkoming van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging is gekeken of bedrijfsactiviteiten al dan niet in het plangebied thuishoren. Bedrijfsactiviteiten die niet passend zijn voor het plangebied zijn niet in de lijst opgenomen.

Hoofdstuk 2 Flexibiliteit

De Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging zoals opgenomen in dit plan, is bedoeld om in te spelen op actuele ontwikkelingen. Toch is het tijdgebonden. Het komt in de praktijk dan ook voor dat een bepaald bedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke werkwijze of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging verondersteld. In de regels is daarom bepaald dat burgemeester en wethouders een dergelijk bedrijf via een afwijkingsprocedure een categorie lager kunnen indelen (van C naar B). Om de afwijking te kunnen verlenen moet worden aangetoond dat het bedrijf (of anderssoortige voorziening) naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie. Deze beoordeling dient zich te richten op maatgevende milieuaspecten zoals geluid, stof, geur en verkeer. Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde bedrijven, kantoren of voorzieningen zich aandienen, waarvan de activiteiten niet zijn genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging. Wanneer deze bedrijven, kantoren of voorzieningen wat betreft milieubelasting gelijk kunnen worden gesteld met wat volgens de bestemmingsregeling is toegelaten en (uiteraard) passen binnen de doeleindenomschrijving kan de vestiging van deze bedrijven, kantoren of voorzieningen eveneens via een afwijkingsprocedure mogelijk worden gemaakt.

Bijlage 3 Toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten

Milieuzonering van horeca-activiteiten

De problematiek van hinder door horecabedrijven onderscheidt zich nauwelijks van de problematiek van hinder veroorzaakt door "gewone" niet-agrarische bedrijven. Bij het opstellen van de in de regels opgenomen Staat van Horeca-activiteiten en het daarmee samenhangende toelatingsbeleid is daarom nauw aangesloten bij de Staat van Bedrijfsactiviteiten die al veel langer in bestemmingsplannen wordt toegepast.

Voor horecabedrijven bieden de Wet milieubeheer (Wm) en de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) onvoldoende mogelijkheden om alle relevante vormen van hinder te voorkomen. De milieuzonering van horecabedrijven in het bestemmingsplan richt zich daarom in aanvulling op de Wet milieubeheer en Algemene Plaatselijke Verordening op de volgende vormen van hinder:

  • geluidshinder door afzonderlijke inrichtingen in een rustige omgeving;
  • (cumulatieve) geluidshinder buiten de inrichting(en) en verkeersaantrekkende werking/ parkeerdruk.

Analoog aan de regeling voor "gewone" bedrijven worden bij het ruimtelijk beleid voor hinderlijke horeca-activiteiten drie stappen onderscheiden:

  • het indelen van activiteiten in ruimtelijk relevante hindercategorieën;
  • het onderscheiden van gebiedstypen met een verschillende hindergevoeligheid;
  • het uitwerken van een beleid in hoofdlijnen: in welke gebieden zijn welke categorieën in het algemeen toelaatbaar.

De onderstaande toelichting gaat nader in op de gehanteerde hindercategorieën en het algemene toelatingsbeleid voor deze categorieën. Opgemerkt wordt dat naast de criteria ter voorkoming van ongewenste horeca-activiteiten ook ruimtelijk-functionele overwegingen een rol kunnen spelen bij het ruimtelijk beleid voor horeca-activiteiten; daarop wordt op deze plaats niet ingegaan.

Gehanteerde criteria

Voor een indicatie van de mate van hinder veroorzaakt door horeca-activiteiten biedt de basiszoneringslijst uit de VNG-publicatie "bedrijven en milieuzonering" een goed vertrekpunt. De daar gehanteerde, nogal grove benadering behoeft echter voor een in de praktijk bruikbare Staat van Horeca-activiteiten aanvulling en nadere motivering. In aanvulling op de gegevens uit de VNG-publicatie is gebruikgemaakt van de volgende ruimtelijk relevante criteria:

  • de voor verschillende soorten horeca-inrichtingen over het algemeen gebruikelijke openingstijden); deze zijn voor het optreden van hinder uiterst relevant; het Besluit horecabedrijven en de circulaire industrielawaai hanteren immers voor de dag-, avond- en nachtperiode verschillende milieunormen;
  • de mate waarin een bedrijfstype naar verwachting bezoekers en in het bijzonder bezoekers per auto en/of brommers (scooters) aantrekt.

Categorieën van horeca-activiteiten

Mede op grond van bovengenoemde criteria worden in de Staat van Horeca-activiteiten de volgende drie categorieën onderscheiden (waarvan één categorie met drie subcategorieën):

  • 1. "lichte horeca": Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (in hoofdzaak verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken: restaurants, cafetaria's, ijssalons en dergelijke. Het gaat daarbij dus om bedrijven die uit een oogpunt van hinder vooral in woongebieden niet wenselijk zijn. In gemengde gebieden en weinig gevoelige gebieden dient mede in relatie tot de verkeersontsluiting een nadere afweging plaats te vinden.

In deze categorie zijn de volgende subcategorieën onderscheiden.

1a. qua exploitatie aan detailhandelsfunctie verwante horeca die in de praktijk nauwelijks van de eigenlijke detailhandel kunnen worden onderscheiden zoals ijssalons, cafetaria's, snackbars en dergelijke; met name in centrumgebieden kan het in verband met ruimtelijk-functionele aspecten gewenst zijn deze groep als afzonderlijke categorie te beschouwen

1b. overige lichte horeca: restaurants;

1c. restaurant met bezorg- en/of afhaalservice tot 250m² bvo.

2. "middelzware horeca": In deze categorie zijn de volgende subcategorieën onderscheiden:
2a. Bedrijven genoemd onder 1a, 1b en 1c met een bedrijfsoppervlak van meer dan 250 m² bvo.

2b. Bedrijven die normaal gesproken ook 's nachts geopend zijn en/of daar door aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken: cafés, bars, biljartcentra, zalenverhuur e.d. Deze bedrijven zijn over het algemeen alleen toelaatbaar in weinig gevoelige gebieden, zoals gebieden met primair een functie voor detailhandel en voorzieningen.

3. "zware horeca": Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts moeten zijn geopend en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en/of grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen (verkeersaantrekkende werking, daarmee gepaard gaande hinder op straat en parkeeroverlast): dancings, discotheken en partycentra. Deze bedrijven zijn alleen toelaatbaar in specifiek voor dergelijke bedrijven aangewezen gebieden.

Flexibiliteit

De Staat van Horeca-activiteiten blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door horeca-activiteiten in te schatten. De lijst van activiteiten is bovendien tijdgebonden. Het komt in de praktijk dan ook voor dat een bepaald horecabedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een aangepaste werkwijze (bijvoorbeeld geen openstelling noodzakelijk in de nachturen) of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Horeca-activiteiten is verondersteld. In de planregels is daarom bepaald dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn om bij omgevingsvergunning af te wijken van de categorie-indeling uit de Staat van Horeca-activiteiten teneinde een dergelijk bedrijf één categorie lager te kunnen indelen. Dit betekent bijvoorbeeld van categorie 3 naar 2. Bij categorie 1, met een onderverdeling in subcategorieën, wordt daarbij bedoeld dat burgemeester en wethouders ook bevoegd zijn om bij omgevingsvergunning af te wijken tot de laagste subcategorie (dus van categorie 2 naar maximaal 1a, maar bijvoorbeeld ook van 1c naar 1b). Om een omgevingsvergunning te kunnen verlenen waarbij wordt afgeweken van de categorie-indeling van de Staat van Horeca-activiteiten moet worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie. Deze beoordeling dient met name te worden getoetst aan het aspect geluidshinder.

Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde horeca-activiteiten zich aandienen, die niet zijn genoemd in de Staat van Horeca-activiteiten. Wanneer deze bedrijven wat betreft milieubelasting gelijk kunnen worden gesteld met volgens de bestemmingsregeling toegestane horecabedrijven kan de vestiging van deze bedrijven eveneens mogelijk worden gemaakt door middel van een omgevingsvergunning waarbij wordt afgeweken van de Staat van Horeca-activiteiten.

Ten slotte is het denkbaar dat in de planperiode het algemene beeld van de in de Staat genoemde horecabedrijven en activiteiten zich als gevolg van bepaalde ontwikkelingen wijzigt. Om hierop adequaat te kunnen reageren, zijn burgemeester en wethouders in dergelijke situaties bevoegd de Staat van Horeca-activiteiten te wijzigen.