direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Kruisstraat Almere Haven
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0034.BP1A10-vg01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Een bestemmingsplan

Een bestemmingsplan regelt de bestemming en het gebruik van de gronden voor een bepaald gebied. Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (kaart), planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridische plan. De regels omvatten de omschrijvingen van de in het plan vervatte bestemmingen, waarbij per bestemming het doel of de doeleinden worden aangegeven. In de toelichting worden de achtergronden en beweegredenen aangegeven die hebben geleid tot de bestemmingen. De plantoelichting heeft geen rechtskracht. Een bestemmingsplan wordt tijdens de verschillende procedurestappen langs elektronische (digitale) en analoge weg beschikbaar gesteld. Wanneer de inhoud van het digitale en analoge bestemmingsplan verschillend zijn, is de inhoud van het digitale bestemmingsplan beslissend.

1.2 Aanleiding voor dit bestemmingsplan

Met het bestemmingsplan wordt een ontwikkeling van 23 appartementen bovenop de Vomar Voordeelmarkt aan de Kruisstraat mogelijk gemaakt. De bestaande tweede bouwlaag met de functie kantoor wordt gesloopt. Bovenop de supermarkt komt ruimte voor 23 woningen tot een maximale bouwhoogte van 13 meter, bestaande uit een programma van middenhuur- en koop. Tevens wordt de bestaande supermarkt uitgebreid. Hiervoor is reeds een omgevingsvergunning activiteit bouwen aangevraagd en verleend op 6 september 2018 (met kenmerk 181522). Deze uitbreiding past echter binnen de bestaande bouwvlakcontouren van het vigerende bestemmingsplan en het betreft derhalve geen planologische uitbreiding in m2 aan detailhandel. De Vomar Voordeelmarkt heeft momenteel de bestemming 'Centrumdoeleinden'. Deze bestemming wordt aangehouden, maar gaat 'Centrum' heten naar de huidige SVBP-2012 standaard. Wonen is op de boven de begane grond gelegen lagen mogelijk op basis van het vigerend bestemmingsplan "Centrum Almere Haven", onherroepelijk sinds 24 januari 2007. Echter zijn deze woningen slechts mogelijk tot 9 meter hoog. Met de beoogde ontwikkeling wordt hoger gebouwd. Om deze reden is voorliggend bestemmingsplan opgesteld om de ontwikkeling van 23 woningen mogelijk te maken.

1.3 Begrenzing van het plangebied

Het plangebied wordt begrensd door parkeergarage Sluis, de straat Kruisstraat, de straat Plein.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1A10-vg01_0001.png"

figuur 1.1 plangebied rood omlijnd

1.4 Vigerende bestemmingsplannen

Met dit bestemmingsplan worden de geldende bestemmingsplannen voor dit gebied geheel vervangen. Het gaat om de volgende bestemmingsplannen:

Plannummer   Plannaam   Vastgesteld   Onherroepelijk  
BP1AN01   Centrum Almere Haven   16 juni 2005   24 januari 2007  

1.5 Leeswijzer

Om de digitale raadpleegbaarheid van het bestemmingsplan te vergroten, is de toelichting opgezet rondom de in het plan gebruikte bestemmingen. Na een beschrijving van het plangebied en de nieuwe ontwikkeling (hoofdstuk 2) worden de bestemmingen beschreven (hoofdstuk 3). Vanuit dit hoofdstuk worden koppelingen gemaakt naar het achterliggende beleidskader ( hoofdstuk 4) en de omgevingstoets (hoofdstuk 5). In het hoofdstuk implementatie (hoofdstuk 6) wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Planlocatie

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1A10-vg01_0002.png"

figuur 2.1: Ligging plangebied (bron: www.maps.google.nl)

2.2 Karakteristieken plangebied

Het plangebied is gelegen in het centrum Almere Haven. In het plangebied is een supermarkt gelegen met daarboven op kantooruimte. Een overloop over de busbaan het Plein verbindt de kantoren met andere winkelruimtes. Het gebied kenmerkt zich door een sterke concentratie van verschillende detailhandel of lichte horecavestigingen, zoals restaurants en brasserieën.

Ten zuiden van het plangebied is de Sluiskade gelegen met een gemeente haven. Tevens ligt hier de Gooimeerdijk die in het beheer is van het Waterschap Zuiderzeeland.

Met de ontwikkeling worden woningen op de supermarkt in het plangebied gerealiseerd en verdwijnt de kantoren en de verbinding met de andere winkelruimtes.

2.3 Nieuwe ontwikkelingen

Met dit bestemmingsplan wordt de ontwikkeling van een 23 appartementen tot een maximale bouwhoogte 13 meter mogelijk gemaakt. De bouwlaag die reeds op de Vomar Voordeelmarkt gevestigd is, werd gebruikt als kantoorfunctie. Deze laag wordt gesloopt en vervangen voor de laag met woningen. Daarnaast wordt de supermarkt, conform de huidige bouwmogelijkheden, uitgebreid met 376 m2 tot 1.700 m2.

Overige ontwikkelingen in de directe omgeving

Ontwikkeling parkeergarage Sluis

De parkeergarage Sluis wordt gerenoveerd, waardoor ruimte wordt geboden voor 250 parkeerplaatsen. De parkeerbehoefte van de woningbouwontwikkeling aan de Sluis wordt opgevangen door de verbouwing van de parkeergarage. De renovering van de parkeergarage is geen onderdeel van deze bestemmingsplanprocedure, maar vormt een onderdeel van de openbare herinrichting van de gemeente Almere.

Ontwikkeling appartementen Sluis Almere

Aan de Sluis wordt een woongebouw gerealiseerd waarin 28 appartementen worden gerealiseerd. Het woongebouw beslaat 5 tot 6 bouwlagen. Voor deze ontwikkeling wordt een aparte bestemmingsplanprocedure doorlopen.

Hoofdstuk 3 Bestemmingen

In dit hoofdstuk zijn de bestemmingen omschreven en de planuitgangspunten voor de bestemmingen benoemd. Als de uitgangspunten voortkomen uit een beleidskader of een onderzoek uit de omgevingstoets dan is een koppeling opgenomen naar deze informatie.

3.1 Toelichting op de juridische regeling

Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen
Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het bijbehorende Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Met de invoering van de Wro is de vormgeving van bestemmingen en planregels gestandaardiseerd. De standaarden zijn vastgelegd in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro). Het voorliggende bestemmingsplan is opgesteld volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012) en voldoet aan de vereisten op het gebied van digitalisering. Het bestemmingsplan voldoet tevens aan de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) die per 1 oktober 2010 in werking is getreden.

Opzet van de planregels
De planregels van dit bestemmingsplan zijn als volgt opgezet:

  • In hoofdstuk 1 zijn de begrippen gedefinieerd en is de wijze van meten bepaald;
  • Hoofdstuk 2 bevat de regels voor de verschillende bestemmingen;
  • In hoofdstuk 3 zijn algemene regels opgenomen, die gelden voor meerdere of alle bestemmingen;
  • Hoofdstuk 4 bevat de overgangs- en slotbepalingen.


Flexibiliteitsbepalingen
In het bestemmingsplan zijn diverse regels opgenomen waarmee flexibiliteit ten opzichte van de hoofdbestemming wordt ingebouwd.

Afwijkingsregels zijn bedoeld voor afwijkingen binnen de bestemming zelf. Op basis van de afwijkingsregels kan een omgevingsvergunning worden verleend. Met wijzigingsbevoegdheden kan het college van burgemeester en wethouders wijzigingen aanbrengen binnen een bestemming of een bestemming wijzigen in een andere bestemming.

Wijzigingsregels en afwijkingsregels kunnen worden gekoppeld aan een enkele bestemming, maar kunnen ook gelden voor meerdere bestemmingen (algemene wijzigingsregels of algemene afwijkingsregels). Bij afwijkingsregels en wijzigingsbevoegdheden worden verschillende voorwaarden opgenomen die in acht moeten worden genomen. Het gaat bijvoorbeeld om een maximum oppervlakte of het uitgangspunt dat er geen sprake mag zijn van onevenredige afbreuk aan de woon- of werksituatie.

3.2 Bestemmingen

3.2.1 Centrum

De gronden met de bestemming 'Centrum' zijn bestemd voor het wonen, op verdiepingen boven de begane grond, al dan niet in combinatie met ruimte voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen dan wel bedrijfsmatige activiteiten aan huis. Ook de bij woningen behorende erven, toegangspaden, in- en uitritten, parkeervoorzieningen, bergingen, fietsenstallingen e.d. zijn toegestaan op deze bestemming.

Daarnaast zijn is ten behoeve van de bestaande Vomar Voordeelmarkt detailhandel toegestaan. Tevens zijn kantoren en dienstverlenende functies toegestaan. Horecafuncties tot en hoogste van categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten zijn toegestaan. Ten slotte zijn bedrijven tot ten hoogste de categorie B van de Staat van Bedrijfsactiviteiten toegestaan.

De maximale bouwhoogte is op de verbeelding aangegeven ten opzichte van NAP. Het peil is in het plangebied gelijk aan het NAP. Dit zorgt voor een maximale bouwhoogte van 13 meter ten opzichte van NAP. Vanaf het maaiveld is een gebouw van maximaal 15 meter mogelijk.

Mechanische ventilatiessystemenen

Na aanleiding van de bestuurlijke vooroverlegreacties van de Veiligheidsregio Flevoland is een planregel opgenomen ten aanzien van mechanische ventilatiessystemen. Hitte, rook of schadelijke gassen die bij een calamiteit kunnen vrijkomen kunnen ook de veiligheid van het binnenmilieu van een gebouw bedreigen. Dit geldt ook voor buiten een in een brand- of explosievoorschriftengebied gelegen gebouwen. In het artikel is daarom geregeld dat een mechanische ventilatievoorziening bij een externe calamiteit handmatig moet kunnen worden uitgeschakeld. Als de stekker van de mechanische ventilatievoorziening voor de gebruiker bereikbaar is, dan is de mogelijkheid om de stekker uit het stopcontact te halen, voldoende om aan de eis te kunnen voldoen. Het zelfde kan worden bereikt met een afzonderlijke (groeps-) schakelaar voor de ventilatievoorziening in een meterkast of op een centraal bedieningspaneel in bijvoorbeeld de hal van een kantoorgebouw. In geval van collectieve ventilatievoorzieningen kan bijvoorbeeld aan de eis worden voldaan als een beheerder (bijvoorbeeld een conciërge of receptionist) van het gebouw de ventilatievoorziening kan uitschakelen.

3.2.2 Verkeer - Verblijfsgebied

De bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' is opgenomen in het bestemmingsplan om het openbaar gebied naast de 'Centrum' op te nemen. Deze bestemming is onder geschikt voor wegen met een functie voor verblijf en verplaatsing, voet- en fietspaden en overkraging van naast gelegen woonbestemming.

3.3 Dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen

3.3.1 Waarde - Archeologie 1

Binnen het plangebied zijn gebieden aanwezig die mogelijk archeologisch waardevol zijn. Er wordt onderzoek gedaan naar de archeologische waarden in het plangebied. Ter bescherming van deze gebieden zijn zogenaamde dubbelbestemmingen opgenomen. Dit betekent dat er behalve de basisbestemming voor bijvoorbeeld wonen, ook een bestemming voor archeologie geldt. Gebieden, zoals aangeduid op de Archeologische Beleidskaart Almere 2016, met mogelijke archeologische waarden op een diepte vanaf 150 cm onder maaiveld, hebben in het plangebied een bestemmingswaarde gekregen van 'Waarde - Archeologie 1'. Aan deze bestemming is een bouwverbod met ontheffingsmogelijkheid en een omgevingsvergunningstelsel voor de activiteit 'aanleggen' gekoppeld om de mogelijk aanwezige archeologische waarden te beschermen. De bestemming is tevens gekoppeld aan een stelsel van wijzigingsbevoegdheden teneinde een bestemmingswijziging mogelijk te maken op basis van de resultaten van het archeologisch onderzoek. Voor gronden waar in het onderzoek geen behoudenswaardige archeologische vindplaatsen zijn vastgesteld, kan de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' vervallen. Indien wel behoudenswaardige vindplaatsen worden aangetroffen, dan moet de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' worden opgewaardeerd naar 'Waarde archeologie 5'.

3.3.2 Waterstaat - Waterkering

De gronden die zijn aangewezen zijn voor “Waterstaat - Waterkering" zijn naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen primair bestemd voor een waterkering: het gaat hier om de Gooimeerdijk die mede voor verkeer en groen is bestemd.

3.4 Overige regels

3.4.1 Inleidende regels

Begripsbepalingen

In Artikel 1 zijn de begripsbepalingen opgenomen van de regels. In dit artikel wordt uitgelegd wat onder bepaalde begrippen moet worden verstaan, die in de regels worden gebruikt. Bijvoorbeeld wat met maatschappelijke voorzieningen wordt bedoeld.

Wijze van meten

In Artikel 2 is de wijze van meten opgenomen van de regels. In dit artikel staat hoe bij de toepassing van de regels moet worden gemeten. Bijvoorbeeld hoe de bouwhoogte van een bouwwwerk moet worden gemeten.

3.4.2 Algemene regels

Anti-dubbeltelregel

In Artikel 7 is de anti-dubbeltelregel opgenomen. Deze regel is opgenomen om te voorkomen dat van ruimte die in een bestemmingsplan voor de realisering van een bepaald gebruik of functie mogelijk is gemaakt, na realisatie daarvan, door feitelijke functie- of gebruiksverandering opnieuw (voor een tweede keer) gebruik zou kunnen worden gemaakt. Grond die één keer in beschouwing is genomen voor het toestaan van een bouwplan, mag niet een tweede maal meetellen voor de toelaatbaarheid van andere bouwplannen. De anti-dubbeltelregel is een standaardregel, die is voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening.

Overschrijding grenzen

In artikellid 8.1 is een regel opgenomen, dat bestemmings- en bouwgrenzen door bepaalde (ondergeschikte) onderdelen van een gebouw (zoals overstekken en afdaken) mogen overschreden. De regel biedt flexibiliteit ten aanzien van de situering van ondergeschikte delen aan gebouwen.

Ondergeschikte bouwonderdelen op daken

In artikellid 8.2 is een regel opgenomen, dat bepaalde (ondergeschikte) onderdelen van een gebouw (zoals installatiecontainers en liftschachten) niet worden meegerekend bij het bepalen van de hoogte van een gebouw. De regel biedt flexibiliteit ten aanzien van de situering van ondergeschikte onderdelen op gebouwen.

Afwijkingsregels

In Artikel 9 zijn afwijkingsregels opgenomen. De afwijkingsregels mogen niet worden gebruikt, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de (op grond van de bestemming gegeven) gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Overige regelingen

In artikellid 10.1 is aangegeven dat indien in de regels wordt verwezen naar regelingen of verordeningen, dat het dan gaat om de regelingen of verordeningen die gelden op het moment dat het ontwerp bestemmingsplan ter inzage is gelegd.

3.4.3 Overgangs- en slotregels

In Artikel 12 is het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik opgenomen. In het overgangsrecht wordt bepaald op welke manier met situaties wordt omgegaan die op basis van het vorige bestemmingsplan wel waren toegestaan, maar niet in het nieuwe bestemmingsplan zijn opgenomen. Het overgangsrecht zijn standaardregels, die zijn voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening.

In Artikel 13 is de slotregel opgenomen. Hierin staat onder welke naam de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 4 Relevante beleidskaders

Het ruimtelijk beleid van rijk, provincie en gemeente werkt door in de manier van bestemmen van gronden en bouwwerken. In de onderstaande tabel staat op welke manier de verschillende beleidsdocumenten doorwerken in dit bestemmingsplan. In Bijlage 1 Beleidskader is een uitgebreide beschrijving opgenomen van het beleidskader. In deze bijlage worden ook beleidsdocumenten beschreven die niet direct tot een regeling in het bestemmingsplan leiden. Deze documenten zijn daarom niet in de tabel hieronder opgenomen.

Beleidsdocument   Beleidsuitgangspunt   Vertaling in het bestemmingsplan  
Rijksbeleid      
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)   Ladder voor duurzame verstedelijking   Voor de realisatie van 23 appartementen dient de Ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen te worden. Aangetoond dient te worden dat er regionale behoefte bestaat aan de voorgenomen ontwikkeling. Deze motivering vindt plaats in paragraaf 5.1 Planologie.  
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2012)   Radarverstoringsgebieden   Geen mogelijkheid opnemen voor de bouw van windturbines en radarinstallaties.  
Provinciaal en regionaal beleid      
Beleidsregel archeologie en ruimtelijke ordening (2008)     Archeologisch aandachtsgebied   Opnemen van een dubbelbestemming Waarde-Archeologie 1 voor archeologisch waardevolle gebieden zoals aangegeven op de laatst vastgestelde versie van de Archeologische Beleidskaart Almere (ABA).  
Gemeentelijk beleid      
Beleidsnota kleine bouw (2010)   Beleidsuitgangspunten voor kleine bouwplannen en uitbreidingen. Regeling voor aan-huis-verbonden beroepen of bedrijfsmatige activiteiten aan huis   Toetsingskader is niet van toepassing op de ontwikkeling van voorliggende 23 appartementen.  
Masten en antennes t.b.v. het mobiele telefoonnet (1999)   Plaatsing van masten is niet mogelijk in (toekomstige) woonwijken   Geen mogelijkheid opnemen voor het plaatsen van zendmasten.  
Beleidslijn tuinvergrotingen (2012)   Uitgeven van gronden waar dit mogelijk is zonder het algemeen belang aan te tasten.   In voorliggend bestemmingsplan vinden geen tuinvergrotingen plaats.  
Aanwijzing en nadere regels ligplaatsen van vaartuigen in de gemeente Almere (2013)   Geen ligplaatsen in het plangebied. Langs de twee watergangen wel afmeeroevers toegestaan.   In voorliggend bestemmingsplan wordt geen bestemming 'Water' opgenomen.  
Prostitutiebeleid Almere (2000)   Vestigingsbeleid seksinrichtingen.   Opnemen van een verbodsbepaling voor seksinrichtingen. Thuisprostitutie op grond van regeling voor beroepsuitoefening aan huis wel toegestaan.  
Coffeeshopbeleid gemeente Almere (2013)   Vestigingsbeleid coffeeshops.   In het bestemmingsplan wordt geen mogelijkheid opgenomen voor een coffeeshop.  
Nota Archeologische Monumentenzorg (2016)   Voor de binnendijkse gebieden: Behoud van een representatieve steekproef van archeologische waarden uit de Steentijd. Dit vertaalt zich in een onderzoeksplicht in selectiegebieden voor bodemingrepen groter dan 100 m² en dieper dan 50 cm (ten opzichte van het maaiveld)   Opnemen van een onderzoeksplicht bij de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1.  
Archeologieverordening (2016)   Bescherming archeologisch waardevolle terreinen en selectiegebieden overeenkomstig de verordening   Opnemen dubbelbestemming Waarde-Archeologie 1 voor de selectiegebieden.  
Horecanota Almere (2000)   De nota is een weergave van de situatie op moment van vaststelling ervan (2000), geeft uitgangspunten maar biedt ruimte voor uitzonderingen. Voor woongebieden geldt dat solitaire horeca in beginsel niet is toegestaan, tenzij op specifiek geschikte locaties voor lichte horeca. In buurthuizen is lichte horeca wel toegestaan. Op binnenstedelijke bedrijventerreinen is geen zelfstandige horeca toegestaan.   In voorliggend bestemmingsplan wordt geen nieuwe horecafunctie mogelijk gemaakt. Het mag al op basis van vigerend bp binnen de bestemming Centrumdoeleinden, zie paragraaf 3.2.1.  
Detailhandelsvisie Almere (2014)   Uitgangspunten detailhandelsstructuur:
- Fijnmazigheid winkelvoorzieningen
- Positie van het stadscentrum als hèt centrale (winkel)centrum van Almere. - Ruimte bieden aan ondernemers.
- E-commerce faciliteren  
In voorliggend bestemmingsplan wordt binnen huidige planologische mogelijkheden detailhandelsfunctie mogelijk gemaakt.  
Werken in de wijk (2005)   Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten aan huis mogen maximaal 50% van het woonoppervlak in beslag nemen. Mogelijkheid tot aanwijzen van kansenzones waarin woningen volledig kunnen worden omgezet in bedrijfsruimten.   Opnemen criteria uit de nota in
woonbestemming. In het bestemmingsplan worden geen nieuwe kansenzones aangewezen.  

Hoofdstuk 5 Omgevingstoets

5.1 Planologie

De Ladder voor duurzame verstedelijking is als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) opgenomen. Het doel van de Ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de Ladder wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd.

5.1.1 Wettelijk kader

De Ladder voor duurzame verstedelijking is verankerd in het Bro. Artikel 1.1.1. definieert relevante begrippen:

  • 1. Bestaand stedelijk gebied: bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur;
  • 2. Stedelijke ontwikkeling: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.


Artikel 3.1.6 van het Bro:

Lid 2: de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Lid 3: indien in een bestemmingsplan als bedoeld in het tweede lid toepassing is gegeven aan artikel 3.1.6, eerste lid, onder a of b, van de wet kan bij dat bestemmingsplan worden bepaald dat de beschrijving van de behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling en een motivering als bedoeld in het tweede lid eerst wordt opgenomen in de toelichting bij het wijzigings- of het uitwerkingsplan als bedoeld in dat artikel.

Lid 4: een onderzoek naar de behoefte als bedoeld in het tweede lid, heeft, in het geval dat het bestemmingsplan als bedoeld in het tweede lid, ziet op de vestiging van een dienst als bedoeld in artikel 1 van de Dienstenwet en dit onderzoek betrekking heeft op de economische behoefte, de marktvraag of de beoordeling van de mogelijke actuele economische gevolgen van die vestiging, slechts tot doel na te gaan of de vestiging van een dienst in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.

5.1.2 Motivering behoefte

Ter plaatse van het projectgebied wordt bovenop de Vomar Voordeelmarkt 23 woningen mogelijk gemaakt. Er is sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling, waardoor de Ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen dient te worden. Onderstaand wordt de behoefte aangetoond voor de beoogde woonfunctie. 

Wonen

Met de bouw van 60.000 woningen in de periode 2010-2030 moet Almere uitgroeien tot een ecologisch, sociaal en economisch duurzame stad. Tot een complete, diverse en aantrekkelijke stad. 

Haven

Het merendeel van de woningen (57%) in Haven staat in een rijtje, 30% van de woningen is gestapeld. Het woonmilieu is een mooi voorbeeld van de smaak rond 1980: een hofjesstructuur met groen en water. De productie in Haven was sinds de oplevering van De Velden de afgelopen jaren beperkt, op de kavels in Overgooi na. De komende jaren moet de productie stijgen naar 100 woningen per jaar, waarvan een aanzienlijk aandeel kavels met particulier opdrachtgeverschap. Naast Overgooi komen er 700 tot 800 woningen in de Kustzone Haven, met de nadruk op koopwoningen, maar ook met een aanzienlijk aandeel sociale huurwoningen.  

Haven zal een toename van ouderen kennen, terwijl het aandeel jongeren kleiner wordt. Er is een eenzijdige voorraad van goedkope rijtjeswoningen en appartementen met een hoog corporatiebezit. Ook duur is aanwezig. Het middensegment ontbreekt. De kenmerken van de voorraad veroorzaken een selectieve migratie: mensen die het zich kunnen veroorloven vertrekken uit Haven. Vestigers komen vooral terecht in de wijken met de goedkope voorraad rond het centrum. Inspelen op de vergrijzing moet door woningbouw van verschillende typen en segmenten, deels voor de jonge senioren en dan met name in het betaalbare segment. Daarbij dient te worden aangesloten bij het dorps karakter. Starterswoningen zijn in Haven in kleine getale nodig. De nadruk van woningbouw moet liggen op senioren en doorstromers. 

Conclusie

In Almere bestaat een grote opgave: in de periode van 2010 tot 2030 dienen 60.000 woningen gerealiseerd te worden. In Haven zal moeten worden ingespeeld op de vergrijzing door woningen te realiseren in verschillende typen en segmenten, deels voor jonge senioren en met name in het betaalbare segment. De voorgenomen ontwikkeling sluit hierbij aan, met de ontwikkeling worden 23 appartementen mogelijk worden gemaakt in het bestemmingsplan.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Ladder voor duurzame verstedelijking.

5.2 M.e.r.-beoordeling

5.2.1 Kader

De centrale doelstelling van het instrument milieueffectrapportage is het milieubelang een volwaardige plaats te geven in de besluitvorming over activiteiten met mogelijke belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. De basis van de milieueffectrapportage wordt gevormd door de EU-richtlijn m.e.r. Deze richtlijn is in Nederland geïmplementeerd in de Wet milieube-heer en het Besluit m.e.r. In het Besluit m.e.r. bestaat een belangrijk onderscheid tussen bijlage C en bijlage D. Voor activiteiten die voldoen aan de diverse criteria uit bijlage C geldt een m.e.r.-plicht. In bijlage D staan de activiteiten benoemd waarvoor een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt: er moet beoordeeld worden of sprake is van (mogelijke) belangrijke nadelige milieugevolgen. Als deze niet uitgesloten kunnen worden, geldt een m.e.r.-plicht. Kunnen deze belangrijke nadelige milieugevolgen wel uitgesloten worden, dan is een m.e.r. niet noodzakelijk.

De voorgenomen ontwikkelingen kan niet gezien worden als een stedelijk ontwikkelingsproject.

5.2.2 Betrekking tot het plan

De beoogde ontwikkeling valt niet binnen de richtwaarden van het Besluit m.e.r. ten aanzien van projecten waarbij milieusignificantie een rol speelt (kolom 2). De aard en omvang van het beoogde initiatief is zeer beperkt t.o.v. de richtwaarden van het Besluit m.e.r.. Belangrijke nadelige gevolgen in het kader van het Besluit m.e.r. voor het milieu zijn dan ook niet te verwachten.

Voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteit(en) die voorkomen op de D-lijst die beneden de drempelwaarden vallen, dient een toets uitgevoerd te worden of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd.

De ontwikkeling kan niet gezien worden als een stedelijk ontwikkelingsproject, omdat de aard en omvang van het project op de omgeving beperkt is. De nabije omgeving is voorzien van veel woningen boven winkels, zoals ook beoogd is in voorliggend bestemmingsplan. Tevens zijn er veel appartementencomplexen met een vergelijkbare hoogte in de omgeving aanwezig, waardoor de woningen boven de Vomar Voordeelmarkt een beperkte impact zullen hebben op de omgeving. Mede doordat de reeds gesloopte kantoren vervangen zullen worden door woningen is het nieuwe ruimtebeslag beperkt, aangezien de woningen ongeveer dezelfde feitelijke bouwhoogte zullen hebben en planologisch gezien slechts 4 meter hoger gebouwd zullen worden.

Een vorm vrije m.e.r.-besluit is derhalve niet nodig.

5.3 Geluid

5.3.1 Kader

Een van de grondslagen voor de ruimtelijke afweging is de Wet geluidhinder (Wgh). De Wet geluidhinder bevat geluidnormen en richtlijnen met betrekking tot de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai en industrielawaai. Op grond van de Wet geluidhinder gelden zones rond geluidbronnen met een grote geluiduitstraling, zoals (spoor)wegen en industrieterreinen. De belangrijkste bestaande geluidzones bevinden zich langs bestaande wegen en spoorwegen, rond grote bestaande industrieterreinen en rondom bestaande luchtvaartterreinen.

5.3.2 Betrekking tot plangebied

Het plangebied is gelegen naast gezoneerde wegen. In het kader van wegverkeerslawaai, maar ook geluid afkomstig door de Vomar Voordeelmarkt is een akoestisch onderzoek uitgevoerd.

Het akoestisch adviesbureau VOBRU heeft onderzoek gedaan naar wegverkeerslawaai en industrielawaai. Deze onderzoeken zijn opgenomen in Bijlage 2 en Bijlage 3 van de toelichting bij het bestemmingsplan.

Wegverkeerslawaai

Ten gevolge van de verkeersweg het Plein (busbaan) is de bepaalde geluidsbelasting op de gevels van de appartementen hoger dan de voorkeurswaarde van Lden 48 dB. De per wegvak berekende geluidbelasting, hoger dan de voorkeursgrenswaarde Lden 48 dB. De hoogste optredende geluidbelasting bedraagt Lden 54 dB en is daarmee lager dan de maximale toegestane grenswaarde. Bij alle appartementen is sprake van een geluidsluwe gevel.

De gemeente Almere heeft geen geluidbeleid inzake het vaststellen van hogere grenswaarde, derhalve wordt geanticipeerd op de criteria, zoals voorheen opgenomen op de criteria, zoals voorheen opgenomen in de Wet geluidhinder, namelijk bron-, overdracht- en gevelmaatregelen.

Het toepassen van een geluidreducerend wegdek is technisch niet wenselijk i.v.m. het zwaar (bus)verkeer. De bestaande situatie Vomar met toekomstige appartementen en de locatie van het toekomstige woongebouw met appartemetenten is zodanig gesitueerd dat overdrachtsmaatregelen niet mogelijk zijn.

Daar geen bron- en overdrachtmaatregelen mogelijk zijn, kan door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere een hogere grenswaarde worden vastgesteld.

De geluidbelasting van de verkeersweg Sluis met een wettelijke snelheid van 30 km/u is ter plaatse van de boven de Vomar geprojecteerde appartementen lager dan de voorkeursgrenswaarde lden 48 dB.

Gevelmaatregelen

Aangezien het hier gaat om nieuwbouw kan zonder ingrijpende geluidreducerende maatregelen een voldoende lage binnenwaarde worden gehaald en een goed woon- en leefklimaat worden geborgd. In het kader van de omgevingsvergunning kan dit worden aangetoond middels gevelwering berekeningen.

Industrielawaai

De Vomar supermarkt veroorzaakt geluidbelasting op nieuwe geprojecteerde woningen. In Bijlage 3 is deze geluidsbelasting in kaart gebracht.

Langtijdgemiddelde beoordelingsniveuaus representatieve bedrijfssituatie

Uit de rekenresultaten blijkt dat de optredende geluidbelasting ten gevolge van de Vomar Voordeelmarkt op de rekenpunten ter plaatse van de toekomstige 23 appartementen lager is dan de normering voor een gemengd gebied, zoals aangegeven in de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering'. Het Activiteitenbesluit kent een uitzondering ten aanzien van het laden/lossen in de dagperiode, zodat tevens wordt voldaan aan de in het Activiteitenbesluit gestelde normering.

Maximale geluidbelasting

Uit de toetsing van de rekenresultaten in de representatieve bedrijfssituatie blijkt dat de maximale grenswaarde in de dag, avond- en nachtperiode niet wordt overschreden.

Indirecte hinder

De locatie van de Vomar Voordeelmarkt betreft een bestaande situatie waarvan de reguliere verkeersbewegingen naar en van een openbare parkeergarage en drie vrachwagens voor aanlevering van producten onderdeel uitmaken van het gemeentelijk verkeersmodel van de gemeente Almere.

De bevoorrading van de Vomar Voordeelmarkt vindt plaats middels drie vrachtwagens via de verkeerswegen Havenzicht en Sluis. Het onderzoek naar de indirecte hinder beperkt zich tot de drie vrachtwagens op de openbare parkeerplaats ten zuiden van het bedrijfspand. De bepaalde geluidbelasting t.g.v. de indirecte hinder lager is dan de van toepassing zijnde normering.

Uit het onderzoek kan worden geconcludeerd dat er plaatse van de 23 appartementen sprake is van een goede ruimtelijke ordening en goed woon- en leefklimaat. Er is geen belemmering aanwezig voor realisatie van verbouw van de Vomar Voordeelmarkt in combinatie met de beoogde 23 appartementen.

Conclusie

Met de ontwikkeling is een goed woon- en leefklimaat geborgd in het kader van het aspect geluid.

5.4 Verkeerskundige aspecten

In het kader van de beoogde ontwikkeling moet gekeken worden wat de verkeersgeneratie is, wat de parkeerbehoefte is en hoe de ontsluiting geregeld wordt van de nieuwe functie om voldoende parkeerplaatsen te waarborgen en ongewenste verkeerssituaties tegen te gaan.

In de toekomstige situatie wordt 23 extra appartementen gerealiseerd, 376 m2 aan supermarkt toegevoegd en verdwijnt er 800 m2 kantoor boven de Vomar Voordeelmarkt.

Om de verkeersgeneratie van de toe te voegen woningen te kunnen bepalen, wordt gebruik gemaakt van de kencijfers van het CROW (publicatie 317).

Parkeernormen Almere en Voorbereidingsbesluit Paraplubestemmingsplan parkeernormen
De gemeente Almere heeft zijn eigen parkeernormen opgesteld. Hiervoor heeft de gemeente een 'Paraplubestemmingsplan parkeernormen' in voorbereiding en een voorbereidingsbesluit genomen op 28 juni 2018.

Voor de functie geldt de volgende parkeernormering:

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1A10-vg01_0003.jpg"

Omdat de functie (grootte, huur of koop) van de appartementen nog niet vaststaat, is gekozen voor de meest zware categorie.

Parkeren
Ten behoeve van de renovering van de parkeergarage Sluis en de aanvullende ontwikkelingen in de omgeving is een parkeerbalans opgesteld. De parkeerbehoefte van de ontwikkeling van de woningen en de uitbreiding van de Vomar Voordeelmarkt aan de Kruisstraat, als de ontwikkeling van woningen aan de Sluis worden opgevangen in de parkeergarage aan de Sluis en op het maaiveld opgevangen. De parkeerbalans is als Bijlage 4 Parkeerbalans bij dit bestemmingsplan gevoegd. Uit de parkeerbalans volgt dat er voldoende parkeergelegenheid is om de ontwikkelingen in de directe omgeving van het plangebied op te vangen. Voor de ontwikkeling aan de Kruisstraat wordt voldaan aan de parkeerbehoefte. Per saldo is namelijk na herinrichting en verbouwing een overschot van 7 parkeerplaatsen.

Verkeersgeneratie
Aan de hand van de CROW-rekentool kan de verkeersgeneratie beschreven worden. Bij de ontwikkeling aan Kruisstraat vindt er een vermindering van 800 m2 aan kantoor boven op de Vomar Voordeelmarkt plaats, een ontwikkeling van 23 appartementen en de uitbreiding van de Vomar Voordeelmarkt van 376 m2. Echter is deze uitbreiding al voorzien en mogelijk op basis van het vigerend bestemmingsplan "Centrum Almere Haven". Om deze reden is de uitbreiding al wat betreft verkeerskundig meegenomen in de ruimtelijke ordeningsafweging van het vigerende bestemmingsplan en hoeft deze afweging niet nogmaals plaats te vinden.

Uitgaande van het duurste segment (woonprogramma nog niet definitief) en het gebiedstype 'rest bebouwde kom' (geldt volgens de Parkeernormen voor heel Almere) geldt voor de 23 appartementen een mogelijk verkeersgeneratie van 128 motorvoertuigbewegingen per etmaal. Er wordt circa 800 m2 aan kantoorruimte verwijderd om dit mogelijk te maken, waardoor een verkeersgeneratie van 44 motorvoertuigen per etmaal verdwijnt. Per saldo neemt 'planologisch' gezien de verkeersgeneratie door de ontwikkeling toe met 84 motorvoertuig bewegingen per etmaal. Door de herziening van de parkeergarage aan de Sluis (zie parkeerbalans) en het openbaar gebied kan deze toename opgevangen worden. Daarmee leidt de verkeersgeneratie niet tot een belemmering voor de ontwikkeling.

Conclusie
De verkeerskundige aspecten vormen geen belemmering voor de voorgenomen functiewijziging.

5.5 Bedrijven en milieuzonering

Kader
Om ervoor te zorgen dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bedrijven gesitueerd worden en dat nieuwe bedrijven een passende locatie in de nabijheid van woningen krijgen is de handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' in opdracht van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten opgesteld. Hierdoor wordt in een vroeg stadium bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden met de belangen van bedrijven en woningen. Zo wordt zoveel mogelijk voorkomen dat woningen hinder en gevaar ondervinden van bedrijven en dat bedrijven in hun milieugebruiksruimte worden beperkt door de komst van nieuwe woningen.

Milieuzonering is een hulpmiddel bij ruimtelijke planvorming. Het is een instrument dat helpt bij het afwegen en verantwoorden van keuzes aangaande nieuwe woningbouw- en bedrijvenlocaties. Milieuzonering beperkt zich tot milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie. Het gaat hierbij om de milieuaspecten: geluid, geur, stof en gevaar, waarbij de belasting afneemt naarmate de afstand tot de bron toeneemt.

In de handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' zijn richtafstanden opgenomen voor een scala aan milieubelastende activiteiten, opslagen en installaties. Hierbij worden richtafstanden gegeven per milieutechnisch aspect, waarbij de grootste afstand bepalend is voor de indeling in een milieucategorie.


Situatie plangebied

Het plangebied is te beschouwen als een gebied met functiemenging vanwege de aanwezige menging van milieugevoelige functies (in ieder geval woningen, kinderdagverblijven en scholen) met milieubelastende activiteiten als bedrijven, horeca, detailhandel en overige centrumfuncties. In het plangebied is geen (binnenstedelijk) bedrijventerrein aanwezig en zijn ook geen zware bedrijven of risicovolle inrichtingen toegestaan. Daarom wordt niet uitgegaan van functiescheiding, maar van functiemenging en is de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' toegepast. In deze Staat worden niet alleen 'bedrijven', maar ook (maatschappelijke) voorzieningen, kantoren, bedrijven in de cultuur-, sport en recreatiesector etc. genoemd.

Een supermarkt (categorie B activiteit) op de 1e laag en direct daarboven woningen, dienen normaliter wel bouwkundig gescheiden te zijn volgens genoemde publicatie. In dit geval vanwege de functiemenging op gebouwniveau, is voldoende aandacht voor het weren van contactgeluid, overdrachtsgeluid en geurdoorslag bij de verdere bouwplanontwikkeling een vereiste. Deze voorwaarden dienen aan de omgevingsvergunning te worden verbonden. Onder het kopje geluid 5.3 is voldoende aannemelijk gemaakt dat de supermarkt op de 1e laag kan blijven voldoen aan de geluidnormen uit het Activiteitenbesluit milieubeheer.

In Bijlage 6 is de toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging opgenomen.

Conclusie

Het aspect milieuzonering vormt geen knelpunt voor de beoogde ontwikkeling. Aan de omgevingsvergunning wordt de voorwaarde verbonden van het voldoende weren van contactgeluid, overdrachtsgleuid en geurdoorslag van de supermarkt naar de woningen.

5.6 Water

5.6.1 Wet- en regelgeving

Europese Kaderrichtlijn Water
De kaderrichtlijn Water richt zich op de bescherming van water in alle wateren en stelt zich ten doel dat alle Europese wateren in het jaar 2015 een 'goede toestand' hebben bereikt en dat er binnen heel Europa duurzaam wordt omgegaan met water.

Waterwet
De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Ook is via de Invoeringswet Waterwet de saneringsregeling voor waterbodems van de Wet bodembescherming overgebracht naar de Waterwet. Naast de Waterwet blijft de Waterschapswet als organieke wet voor de waterschappen bestaan. Met de Waterwet zijn Rijk, waterschappen, gemeenten en provincies beter uitgerust om wateroverlast, waterschaarste en waterverontreiniging tegen te gaan. Ook voorziet de wet in het toekennen van functies voor het gebruik van water zoals scheepvaart, drinkwatervoorziening, landbouw, industrie en recreatie. Afhankelijk van de functie worden eisen gesteld aan de kwaliteit en de inrichting van het watersysteem.

Nationaal Waterplan 2016-2021
Het Nationaal Waterplan geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik naar 2050. Het kabinet speelt proactief in op de verwachte klimaatveranderingen op lange termijn, om overstromingen te voorkomen. Binnen de planperiode gaan realistische maatregelen in uitvoering die een antwoord bieden op de opgaven voor de korte termijn en voldoende mogelijkheden openlaten om op langere termijn verdere stappen te zetten. Het kabinet sluit daarmee aan bij de resultaten van het Deltaprogramma. Met dit Nationaal Waterplan zet het kabinet een volgende ambitieuze stap in het robuust en toekomstgericht inrichten van ons watersysteem. Het plan is gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte, het bereiken van een goede waterkwaliteit en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart.

Ook omvat het plan een integrale benadering, door natuur, scheepvaart, landbouw, energie, wonen, recreatie, cultureel erfgoed en economie (inclusief verdienvermogen) zo veel mogelijk in samenhang met de wateropgaven te ontwikkelen. De ambitie is dat overheden, bedrijven en burgers zich in 2021 meer bewust zijn van de kansen en bedreigingen van het water in hun omgeving.

Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie (als onderdeel van klimaat en duurzaamheidsagenda)

In september 2017 is het Deltaplan (als onderdeel van het Deltaprogramma 2018) Ruimtelijke Adaptatie (DPRA) aan de Tweede Kamer aangeboden. Het doel is ruimtelijke adaptatie binnen Nederland te accelereren. Het Deltaplan Ruimtelijke adaptatie is een gezamenlijk nationaal plan van gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk met concrete acties en doelen voor de verantwoordelijke overheden. Het doel van dit plan is om het proces van ruimtelijke adaptatie te versnellen en minder vrijblijvend te maken, op basis van afspraken over de doelen, de werkwijze en de monitoring van de uitvoering. Daarvoor wordt de methodiek van 'weten, willen, werken' gehanteerd conform de werkwijze die in 2014 in de deltabeslissing Ruimtelijke adaptatie is afgesproken: in beeld brengen wat de kwetsbaar heden zijn (weten), vervolgens ambities formuleren (willen) en aan de slag gaan om onze leefomgeving klimaatbestendig en waterrobuust te maken (werken).

Concreet betekent dit: elke nieuwe ontwikkeling of herontwikkeling moet rekening houden met de effecten van het veranderende klimaat. Er mag geen verslechtering optreden ten opzichte van de huidige situatie. Niets doen is geen optie.

Denk bijvoorbeeld aan groene daken, regenwater waar nodig gebruiken als verkoeling (beperking van hittestress), waterberging op eigen terrein (zie ook waterwet), voldoende schaduwplekken op warme gevels (beperking van hittestress), warmtewerende bouwmaterialen en het tegengaan van verdroging van de ondergrond (beperking van verdroging).

Partiële herziening omgevingsplan Flevoland water 2015

De provincie koppelt ontwikkelingen zoals toenemende verstedelijking en klimaatverandering aan provinciale opgaven als versterking van de economie, natuur, landschap, wonen en recreatie. Daarbij zoeken we naar synergievoordelen tussen binnen- en buitendijks en ruimtelijke ordening en economie. De provinciale ontwikkeldoelen zijn als 'Stip op de horizon' vastgelegd in de Ontwikkelingsvisie 2030 van het Omgevingsplan. Bij het bereiken van deze doelen wordt niet gewerkt volgens een blauwdruk, want gebiedsontwikkeling nieuwe stijl betekent constant zoeken naar maatwerk. Flevoland onderschrijft de uitkomst van het Deltaprogramma dat een klimaatbestendige inrichting van stad en land een prominentere plek dient in

De partiële herziening omgevingsplan Flevoland water 2015 richt zich op:

  • het voorkomen van overlast door overschot of tekort aan water, waarbij de gebieden waar de bodem daalt bijzondere aandacht vragen;
  • het ontwikkelen en beschermen van een goede waterkwaliteit (chemisch/ecologisch) voor alle wateren;
  • de bescherming tegen buitendijks overstromingsgevaar;
  • het 'klimaatbestendig' maken van de ruimtelijke inrichting van Flevoland.

Waterplan Almere 2017

Het waterplan wordt wel genoemd, maar betreft een oude versie. Het nieuwe waterplan, stad van het zuiverste water is momenteel geldig. Daar moet meer aandacht aan besteed worden dan 1 zin. Het gaat om omgaan met water,( kwalitatief en kwantitatief) en klimaatadaptieve inrichting. Het gebied is nu deels verhard en deels voorzien van een mooie bomenrij ten zuiden van het gebied. De aanwezigheid van bomen verhoogt schaduwvorming en draagt bij aan het beperken van hittestress. Met de bouw van appartementen moet ook een aansluiting op het gemeentelijk gescheiden rioolstelsel worden gerealiseerd. In het vigerende waterplan wordt hier verder op ingegaan.

Waterplan, Stad van het zuiverste water 2017-2022 (2017)

Dit plan is een samenhangende visie voor alle wateraspecten, opgesteld door gemeente en waterschap met meerdere betrokkenen. De ambitie is om Almere verder te versterken als een 'stad van het zuiverste water': een ondernemende, veelzijdige waterstad. Almere beschikt over een royaal, gezond watersysteem in een groene en waterrijke omgeving, dat door de inwoners wordt gewaardeerd. Maar door klimaatverandering is er vaker extreme neerslag, hitte en droogte, is er overlast door de overmatige waterplantengroei en de biodiversiteit blijft achter bij de potentie. Ook is er vraag naar innovaties op watergebied door de bodemdaling en grondstoffenschaarste. Bovendien biedt elk (bouw)project kansen voor duurzame oplossingen en een aantrekkelijke leefomgeving. Dit is een groeiende stad waardevol. Vanuit vier doelstellingen wordt daarom gewerkt aan:

  • Slim waterbeheer;
  • Een aantrekkelijke waterstad;
  • Levend water: biodiversiteit versterken in en langs het water, waterkwaliteit verbeteren ten behoeve van mens en dier;
  • Een stad zonder afval(water).

Bij de uitvoering richt de gemeente zich op:

1. wat we nu al doen: waterschap en gemeente spannen zich in voor het goed functioneren van alle waterketens middels het beheer en onderhoud van de blauwe infrastructuur (riolen, zuiveringsinstallaties, sloten en gemalen)

2. wat we anders gaan doen: de wereld verandert snel en dat vraagt om nieuwe oplossingen:

a. Almeerders en hun water: activiteiten organiseren samen met inwoners, ondernemers en organisaties, betere dienstverlening, meer en gerichter contact over actuele onderwerpen en het sluiten van 'blue deals'

b. richtlijnen voor beheer en ontwikkeling: activiteiten om waterbeheer op orde te brengen en water optimaal te integreren in gebiedsontwikkelingen (water is een aantrekkelijk element en de leefomgeving verbetert door de aanwezigheid van water

c. innovatietrajecten: samen met kennispartners werken aan drie toekomstopgaven: een toekomstbestendige blauwe infrastructuur (riool in een slappe bodem), het innoveren met nieuwe meren (monitoren gebruik) en het verwaarden van de waterkringlopen (vinden van afzetmarkten en experimenteren met nieuwe technologieën).

5.6.2 Watertoets

De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten van ruimtelijke plannen en besluiten. In 2000 is de watertoets geïntroduceerd door de Commissie Waterbeheer 21e Eeuw en in 2001 vastgesteld door Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen. De watertoets wordt toegepast bij locatiekeuzen en bij inrichtingsplannen. De uitkomst van de watertoets is een advies van de waterbeheerder, dat door de initiatiefnemer wordt meegewogen met andere belangen en wordt vertaald in een waterparagraaf. Sinds 1 november 2003 is de watertoets wettelijk verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro verplicht tot het opnemen van een beschrijving van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding in de toelichting van ruimtelijke plannen.

Compensatieregeling
Een algemene regel met betrekking tot de waterkwantiteit is het compenseren van een eventuele toename van verharding (wegen, gebouwen). Indien verharding in een gebied toeneemt zullen waterhuishoudkundige maatregelen getroffen moeten worden om waterbezwaar als gevolg van de toegenomen verharding te voorkomen.

Situatie plangebied
De voorgenomen ontwikkeling betreft de sloop van 800m2 aan kantoor boven op de Vomar Voordeelmarkt, uitbreiding van de Vomar Voordeelmarkt en ontwikkeling van 23 nieuwe appartementen boven op de huidige Vomar Voordeelmarkt.

Vrijwaringszone dijken

Het plangebied ligt gedeeltelijk binnen de beschermingszone van de Gooidijk bij het Gooimeer. Het projectgebied is gelegen in de buitenbeschermingszone van de Gooimeerdijk. Omdat deze dijk een belangrijke waterstaatkundige functie heeft, voorziet het geldende bestemmingsplan in een zogenaamde vrijwaringszone aan de weerszijden van deze dijk. Ook het onderhavige bestemmingsplan voorziet in een dergelijke planologische bescherming, in de vorm van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'. De strekking van deze bestemming is tot stand gekomen in overleg met het Waterschap Zuiderzeeland.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1A10-vg01_0004.png"

Figuur 5.6.1 Locatie Vomar (rood) met 23 appartementen ten opzichte van buitenbeschermingszone Gooimeerdijk

Voor het uitvoeren van werkzaamheden in een beschermingszone van de primaire waterkering is op basis van de Keur van het Waterschap Zuiderzeeland een watervergunning voor het uitvoeren van heiwerkwerkzaamheden, waaronder het plaatsen van gebouwen, bouwerken geen gebouwen zijnde of het wijzigen van dergelijke gebouwen aangevraagd. Het waterschap Zuiderzeeland heeft echter geconcludeerd het werk slechts deels in de beschermingszone van de waterkering bevindt en dat de uitvoering van dit werk geen invloed heeft op de stabiliteit van de waterkering. Er hoeft derhalve geen watervergunning verleend te worden, maar kan volstaan worden met een melding start werkzaamheden.

Riolering

Er is in het plangebied sprake van een gescheiden rioleringsstelsel. Het gescheiden stelsel bestaat uit twee buizenstelsels: een stelsel (het DWA) waarbij het afvalwater via vrijvervalleidingen en rioolgemalen wordt getransporteerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) op het industrieterrein de Vaart, van waar het gezuiverde water wordt geloosd op de Lage Vaart. Het andere stelsel (HWA-stelsel) voert hemel- en drainagewater (het drainagesysteem is gekoppeld aan het regenwaterriool) af naar het oppervlaktewater. Het komt via uitstroombakken van het hemelwaterriool in het oppervlaktewater terecht. Dit geldt tevens voor het door de neerslag meegevoerde vuil (diffuse bronnen) dat daarmee een bedreiging vormt voor de kwaliteit van het oppervlaktewater en de waterbodem (verontreinigde bagger).

Waterkwaliteitssysteem

Bij het afkoppelen van schoon hemelwater van dakoppervlakken en bij (nieuw)bouwactiviteiten wordt gewezen op de uitgangspunten in de Nationale Pakketten Duurzame Stedenbouw en Duurzaam Bouwen. Volgens deze uitgangspunten dient de toepassing van uitloogbare bouwmetalen – zoals koper, zink en lood – voor dakbedekking, gevelbekleding, regenwaterafvoer, drinkwaterleidingen of straatmeubilair te worden voorkomen, zodat minder verontreinigende stoffen in het watersysteem terechtkomen.  Binnen het project zal geen gebruik worden gemaakt van uitloogbare materialen, zodat geen gevaren optreden voor de kwaliteit van het oppervlaktewater.

Conclusie
Ter plaatse van het projectgebied zal ten behoeve van het voorgenomen initiatief geen verhard oppervlak worden toegevoegd, waardoor watercompensatie niet nodig is. Voor de werkzaamheden in de buitenbeschermingszone is volgens het Waterschap Zuiderzeeland geen watervergunning nodig, omdat het werk geen invloed heeft op de stabiliteit van de waterkering en omdat het werk zich slechts gedeeltelijk in de beschermingszone van de waterkering bevindt. Om de bescherming van de waterkering te waarborgen, wordt ten behoeve van deze primaire kering een dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' opgenomen. Het aspect water vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

5.7 Archeologie en cultuurhistorie

Op 1 september 2007 is de wet op de archeologische monumentenzorg in werking getreden. Hiermee zijn de uitgangspunten van het Verdrag van Malta binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: de veroorzaker betaalt.

In het proces van ruimtelijke ordening moet tijdig rekening worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Op die manier komt er ruimte voor de overweging van archeologievriendelijke alternatieven. Rijk, provincies en gemeenten (laten) bepalen welke archeologische waarden bedreigd worden bij ruimtelijke plannen. Tijdens de voorbereiding van deze plannen is (vroeg)tijdig archeologisch (voor)onderzoek belangrijk.

Archeologie Beleidskaart Almere
Op basis van de Archeologieverordening Almere 2016 is een Archeologische Beleidskaart Almere vastgesteld, waarop op een topografische ondergrond de archeologische waardevolle terreinen zijn aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1A10-vg01_0005.png"

Figuur 5.7.1 Uitsnede Archeologische Beleidskaart Almere 2016, projectlocatie paars omlijnd

Situatie plangebied

De gronden van de projectlocatie zijn aangewezen met Waarde 1. Dit betreft gebieden die op de kaart zijn aangeduid met een groene kleur. Voor deze gebieden geldt een archeologische vergunningsplicht voor bodemingrepen met een omvang groter of gelijk aan 500 m2 en – tegelijkertijd - een diepte groter dan 150 cm onder het huidige maaiveld. Conform de Archeologische Beleidskaart Almere en de Archeologieverordening Almere is Waarde 1 in het bestemmingsplan geborgd door de gronden de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1 te geven.

Voor de ontwikkeling op de projectlocatie is geen omgevingsvergunning werken of werkzaamheden benodigd of geldt er een verbod voor het bouwen van gebouwen op gronden met de bestemming Waarde - Archeologie 1. Immers beslaat de uitbreiding van de Vomar Voordeelmarkt 370 m2, waardoor onder een omvang van 500 m2 wordt gebleven. Daarnaast is de uitbreiding van de Vomar Voordeelmarkt reeds mogelijk binnen de kaders van het vigerend bestemmingsplan.

Cultuurhistorie

Er zijn geen cultuurhistorische waarden aanwezig in het plangebied, dan wel monumenten. Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

Het kantoorpand bovenop de Vomar Voordeelmarkt moet gesloopt worden, omdat het kantoorpand niet zorgt voor een integratie in het gebied. Bovendien kan het complex niet nog 25 jaar verder met uitsluitend ondehoud. Met de nodige estetische veranderingen en een nieuwe routing in en rond het kantoor annex winkelcomplex kan het pand weer in een goede relatie tot zijn omgeving komen te staan en bijdragen tot een prettige en veilige leefomgeving. Er zijn ook geen waardevolle (steden)bouwkundige structuren aangewezen.


Conclusie
Het aspect archeologie en cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

5.8 Bodem

5.8.1 Kader

Voor bodem en bodemverontreiniging is de Wet bodembescherming (Wbb) inclusief de aanvullende besluiten leidend. In de Wbb wordt een algemeen beschermingsniveau ingesteld voor de bodem ten aanzien van het voorkomen van nieuwe verontreiniging van de bodem.

De Wbb geeft regels voor bodemverontreiniging, waarvan sprake is als het gehalte van een stof in de grond of in het grondwater de voor die stof geldende streefwaarde overschrijdt. Of een verontreiniging acceptabel is, hangt af van de aard van de verontreiniging en van de bestemming van de gronden.

5.8.2 Relatie tot het plangebied

De functie van supermarkt is reeds toegestaan binnen het vigerend bestemmingsplan. In het toenmalig bestemmingsplan is de bodemkwaliteit onderzocht en geschikt bevonden voor de beoogde ontwikkeling. Bovendien worden de woningen op de verdiepingen die ook al in het vigerend bestemmingsplan passen en dat er geen tuinen of iets dergelijks gerealiseerd worden. Hiermee vormt het aspect bodem geen belemmering voor de ontwikkeling.

5.9 Externe veiligheid

5.9.1 Kader

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege handelingen met gevaarlijke stoffen. De handelingen kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de productie, als op het transport van gevaarlijke stoffen. Veiligheidsafstanden tussen activiteiten met gevaarlijke stoffen en (beperkt) kwetsbare objecten moeten ervoor zorgen dat bij een eventuele calamiteit het aantal dodelijke slachtoffers beperkt blijft.

Uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de richtlijnen voor vervoer gevaarlijke stoffen vloeit de verplichting om in ruimtelijke plannen in te gaan op de risico's in het plangebied ten gevolge van handelingen met gevaarlijke stoffen. De risico's dienen te worden beoordeeld op twee maatstaven, te weten het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico beschrijft de kans per jaar dat een onbeschermd individu komt te overlijden door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico wordt uitgedrukt in risicocontouren rondom de risicobron (bedrijf, weg, spoorlijn etc.).

Groepsrisico
Het groepsrisico beschrijft de kans dat een groep van 10 personen of meer gelijktijdig komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico geeft een indicatie van de maatschappelijke ontwrichting in geval van een ramp. Het groepsrisico wordt uitgedrukt in een grafiek waarin de kans op overlijden van een bepaalde groep (10, 100, of 1.000 personen) wordt afgezet tegen de kans daarop. Voor het groepsrisico geldt de oriëntatiewaarde als ijkpunt in de verantwoording (geen norm).

5.9.2 Relatie tot plangebied

Voor de beoogde woonfunctie worden geen gevaarlijke stoffen en goederen opgeslagen of in installaties conform artikel 4 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI) gebruikt. Op basis van de activiteiten is het project geen inrichting die conform artikel 4 van het BEVI risico's oplevert voor de omgeving.  

Inrichtingen

In de nabijheid van het plangebied zijn geen inrichtingen gelegen. Het plangebied ligt buiten het invloedsgebied van in de omgeving aanwezige risicovolle inrichtingen. De verantwoording groepsrisico en hulpverlening is niet van toepassing op deze risicobron.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

In de directe nabijheid van het plangebied vindt geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Op zo'n 4.500 m afstand van het plangebied ligt wel de Flevospoorlijn. Het invloedsgebied van het spoor is groter dan 4 km. Het plangebied ligt dus binnen het invloedsgebied hiervan. De verantwoording hulpverlening inclusief advies van Brandweer Flevoland is wel van toepassing op deze risicobron. De rijksweg A6 ligt op zo'n 2.000 m afstand van het plangebied. Het plangebied ligt buiten het invloedsgebied (ca. 900 m) van de basisnetroute A6. Zodat de verantwoording hulpverlening niet van toepassing is.

Het plangebied ligt buiten het invloedsgebied (ca. 1 km) van vervoer van gevaarlijke stoffen over de binnenvaart basisnetroute: Corridor Amsterdam - Noord-Nederland) op ca. > 10 km afstand. Dw verantwoording groepsrisico en hulpverlening is dus niet van toepassing voor deze risicobron.

Buisleidingen

In de nabijheid van het plangebied is geen buisleiding gelegen. Het plangebied ligt buiten het invloedsgebied, zodat de verantwoording groepsrisico en hulpverlening niet van toepassing zijn opd eze risicobron.

Gasdrukmeet- en regelstations

In het plangebied zijn geen gasdrukmeet- of regelstations gelegen. In de nabijheid van het plangebied zijn wel drie gasdrukmeet- en regelstations gelegen. Deze zijn gelegen ter hoogte van Groenhof 72, Stadswerf 105 en Schoolwerf 176. Op deze stations zijn de regels uit de Wet milieubeheer en het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) van toepassing. Volgens artikel 3.12 lid 6 van het Activiteitenbesluit geldt met betrekking tot de opstelplaats van een gasdrukmeet- en regelstation ten opzichte van buiten de inrichting gelegen kwetsbare objecten (o.a. woningen) en beperkt kwetsbare objecten (o.a. bedrijfsgebouwen) een veiligheidsafstand van respectievelijk 6 m en 4 m. De stations zijn op een afstand van meer dan 250 meter gesitueerd van het plangbied, waardoor deze geen belemmering vormen voor de beoogde woonfunctie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1A10-vg01_0006.png"

Figuur 5.9.1 Uitsnede risicokaart externe veiligheid, projectlocatie rood omlijnd

Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmmering voor de beoogde ontwikkeling. In het kader van het bestuurlijk vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro is het aspect Externe Veiligheid getoetst door de Veiligheidsregio Flevoland (zie Bijlage 9). De Veiligheidsregio stelt dat in het gebied van het (toekomstig) bouwwerk voldoende bluswater aanwezig is en er voldoende vluchtmogelijkheden van de risicobron af zijn. Daarbij is het gebied goed bereikbaar voor de hulpdiensten. Er zijn verder geen aanvullingen noodzakelijk t.b.v. dit bouwplan en geeft de brandweer Flevoland een postief advies.

5.10 Ecologie

Sinds 1 januari 2017 is één wet van toepassing die de natuurwetgeving in Nederland regelt: de Wet natuurbescherming. De wet ligt in de lijn van Europese wetgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. De Wet natuurbescherming vervangt de Boswet, de Flora- en Faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998.

5.10.1 Kader

Wet natuurbescherming
Via de Wet natuurbescherming wordt de soortenbescherming en gebiedsbescherming geregeld. De soortenbescherming heeft betrekking op alle, in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, (trek)vogels, reptielen en amfibieën, op een aantal vissen, libellen en vlinders, op enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde diersoorten en op een honderdtal vaatplanten. Gebiedsbescherming wordt geregeld middels de Natura 2000-gebieden. Daarnaast kan de provincie ervoor kiezen om een gebied aan te wijzen als bijzonder nationaal natuurgebied- of landschap of als Ontwikkel Natuurnetwerk Nederland (NNN). Welke soorten planten en dieren wettelijke bescherming genieten, is vastgelegd in de bijlage van de Wet natuurbescherming. Dat houdt in dat, bij planvorming, uitdrukkelijk rekening gehouden moet worden met gevolgen, die ruimtelijke ingrepen hebben, voor instandhouding van de beschermde soort.

Nationaal Natuurnetwerk
De term EHS werd in 1990 geïntroduceerd in het Natuurbeleidsplan (NBP) van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. In 2013 veranderde de naam van Ecologische Hoofdstructuur naar Nationaal Natuurnetwerk (NNN). NNN is een netwerk van gebieden in Nederland waar de natuur voorrang heeft. Het netwerk helpt voorkomen dat planten en dieren in geïsoleerde gebieden uitsterven en dat natuurgebieden hun waarde verliezen. Het NNN kan worden gezien als de ruggengraat van de Nederlandse natuur. NNN is tevens opgenomen in het streekplan van de provincie. Indien het projectgebied in of in de nabijheid van het NNN gelegen is, verlangt de provincie een 'nee-tenzij-toets'.

5.10.2 Relatie tot plangebied

Ten behoeve van deze ontwikkeling is een ecologisch onderzoek door Ecogroen uitgevoerd, zie Bijlage 5. Onderstaand zijn de resultaten integraal weergegeven.

Gebiedsbescherming

Natura 2000-gebieden

Het plangebied ligt niet Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is Eemmeer en Gooimeer Zuidoever gelegen op circa 2 kilometer afstand. Er is een stikstofberekening uitgevoerd om de effecten op stikstofgevoelige habibatsoorten in nabijgelegen Natura 2000-gebieden te onderzoeken (zie Bijlage 10). De maximale projectbijdrage van de aanleg en het gebruik van het appartementencomplex is 0,00 mol/ha/jaar op de meest dichtbijzijnde stikstofgevoelige habibatsoorten. Dit geldt zowel voor de aanlegfase (zie Bijlage 11) als de gebruiksfase (zie Bijlage 12).

Uit voorgaande blijkt dat het plan niet leidt tot negatieve effecten op instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebied Eemmeer en Gooimeer Zuidoever. De Wet natuurbescherming, onderdeel Natura 2000, staat uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1A10-vg01_0007.png"

Figuur 5.10.1 Uitsnede onderzoek locatie Natura 2000-gebied 'Eemmeer en Gooimeer Zuidoever' (bron: Quickscan Natuurtoets Almere)

Natuurnetwerk Nederland

Het plangebied valt buiten de begrenzing van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Het dichtstbijzijnde NNN-gebied ligt op circa 1 kilometer afstand ten zuiden van het plangebied en behoort tot de provincie Noord-Holland. Het dichtstbijzijnde NNN-gebied dat valt onder de provincie Flevoland ligt op circa 1,7 kilometer afstand ten noordoosten en noordwesten van het plangebied. Gezien de afstand, de aard van de activiteiten, de tussenliggende infrastructuur en bebouwing worden negatieve effecten op wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN uitgesloten. Vervolgstappen zijn niet aan de orde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1A10-vg01_0008.png"

Figuur 5.10.2 Ligging van het plangebied (aangegeven met rode pijl), met de kantoorruimte boven de supermarkt (rood) en de parkeerplaats (blauw) ten opzichte van NNN gebied van provincie Noord-Holland (groen gearceerd) en provincie Flevoland (oranje gearceerd).

Houtopstanden

De te kappen bomen liggen binnen de grens van de bebouwde kom Wet natuurbescherming. Hierdoor is toetsing aan de Wet natuurbescherming niet aan de orde. Voor de eventuele kap van bomen gelden de (kap)regels van de Gemeente Almere.

Soortenbescherming

In het plangebied zijn geen in de Wet natuurbescherming beschermde plantensoorten of aangetroffen of te verwachten.

In het plangebied zijn potentiële verblijfplaatsen van vleermuizen aangetroffen in de vorm van toegankelijke spouwmuren. Deze bevinden zich echter onder de te slopen kantoorruimte. Tijdens de sloopwerkzaamheden van de huidige kantoorruimte en de bouwwerkzaamheden van de appartementen blijft de spouwmuur op de begane grond intact en deze komt niet bloot te liggen. Dit geschiedt op basis van het ecologisch bureau. Daarnaast wordt voorkomen dat eventuele aanwezige vleermuizen onder de huidige kantoorruimte tijdens de sloop- en bouwwerkzaamheden niet worden geblokkeerd door steigernetten. Verder is het noodzakelijk dat er geen bouwlampen op de open stootvoegen staan gericht tussen zonsopkomst en zonsondergang.

Er zijn geen onmisbare foerageergebieden en/of vliegroutes van vleermuizen aangetroffen. Binnen het plangebied zijn geen jaarrond beschermde nesten van vogels aangetroffen of te verwachten. Wel zijn enkele algemeen voorkomende broedvogels aangetroffen of te verwachten zoals merel, houtduif en turkse tortel.

In het plangebied zijn geen grondgebonden zoogdieren, amfibieën, flora, reptielen, ongewervelden en vissen aangetroffen of te verwachten die bescherming genieten, uitgezonderd soorten waarvoor vrijstelling geldt in de provincie Flevoland.

Conclusie

Ten aanzien van potentiële verblijfplaatsen voor vleermuizen wordt het advies van ecoloog in acht genomen. Hierdoor staat de Wet natuurbescherming, onderdeel soortbescherming uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg. Daarnaast staat gebiedsbescherming ook de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.

5.11 Luchtkwaliteit

5.11.1 Kader

Op 15 november 2007 is de paragraaf 5.2 van de Wet milieubeheer gewijzigd (Hoofdstuk 5 titel 2 Wm, Staatsblad 2007, 414) en zijn in bijlage 2 van de Wet milieubeheer vernieuwde luchtkwaliteitseisen opgenomen. Gelijktijdig zijn de ministeriële regeling Beoordeling luchtkwaliteit 2007 (Staatscourant 2007, 220), het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) (Besluit NIBM) en de bijbehorende ministeriële Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteiteisen) (Regeling NIBM) in werking getreden. Een belangrijk element uit deze wetswijziging is het begrip 'niet in betekenende mate' (NIBM).

Luchtkwaliteitseisen vormen nu geen belemmering voor ontwikkelingen als:

  • geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde; of
  • een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt; of
  • een project niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging; of
  • een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) dat in werking treedt nadat de EU derogatie heeft verleend.

AMvB 'niet in betekenende mate'

In het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) (Besluit NIBM) en de bijbehorende ministeriële Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) (Regeling NIBM) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM.

In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Ook als het bevoegd gezag op een andere wijze, bijvoorbeeld door berekeningen, aannemelijk kan maken dat het geplande project NIBM bijdraagt, kan toetsing van de luchtkwaliteit achterwege blijven.

Als een project voor één stof de 3%-grens overschrijdt, dan verslechtert het project 'in betekenende mate' de luchtkwaliteit. De 3%-norm is in de Regeling niet in betekenende mate uitgewerkt in concrete voorbeelden, waaronder:

  • woningbouw: 1.500 woningen netto bij één ontsluitende weg en 3.000 woningen bij twee ontsluitende wegen;
  • kantoorlocaties: 100.000 m2 bruto vloeroppervlak bij één ontsluitende weg en 200.000 m2 bruto vloeroppervlak bij twee ontsluitende wegen.

5.11.2 Relatie tot het plangebied

Voorliggend bestemmingsplan betreft de realisatie van een gebouw met verschillende functies, met als hoofdfunctie wonen. Gelet op bovenstaande voorbeelden overschrijdt dit project daarom de 3%-grens niet.

Met behulp van de NIBM-rekentool kan volledigheidshalve bepaald worden of de ontwikkeling niet in betekende mate bijdraagt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1A10-vg01_0009.png"

Hieruit blijkt dat het project niet in betekende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit ter plaatse.

Goed woon- en leefklimaat
Met behulp van de monitoring van het NSL is op 23 april 2019 vastgesteld wat de achtergrondconcentraties. Het dichtst gelegen meetpunt (nummer 15923992) is gelegen naast het plangebied. Uit de resultaten van de monitoringstool blijkt dat de achtergrondconcentraties zowel voor NO2, PM10 als voor PM2,5 ruim onder de grenswaarden van 40 µg/m3 voor NO2 en PM10 en 25,0 µg/m3 voor PM2,5 blijven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1A10-vg01_0010.png"

Figuur 5.1 achtergrondconcentraties NO2 en PM10 ter plaatse van het plangebied

Conclusie

Het milieuaspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling van het plangebied.

5.12 Radarverstoringsgebied

Radars voor militaire luchtvaart

Zoals bij de beschrijving van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening is aangegeven (zie Rijksbeleid van paragraaf Relevante beleidskaders en Bijlage 1 Beleidskader) is op het plangebied het ruimtelijke regime van radars voor militaire luchtvaart van toepassing. Op het plangebied zijn de radarverstoringsgebieden van AOCS Nieuw Milligen, Herwijnen en Soesterberg van toepassing. Omdat het plangebied op grotere afstand dan 15 km van de daar opgestelde radarantennes ligt, zijn er geen hoogtebeperkingen voor bouwwerken, met uitzondering van windturbines.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1A10-vg01_0011.jpg"

Met de ontwikkeling worden geen windturbines mogelijk gemaakt. Er is hierdoor geen beperking vanuit de eisen van radarverstoringsgebieden.

Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL)

LVNL beheert technische installaties en systemen ten behoeve van de luchtverkeersbeveiliging. Een belangrijk deel hiervan betreft de apparatuur voor communicatie-, navigatie-, en surveillance infrastructuur (cns). CNS apparatuur wordt gebruikt om het radiocontact tussen de verkeersleiding en de piloten te onderhouden, navigatie in het naderingsgebied en en-route mogelijk te maken en de plaatsbepaling van vliegtuigen zeker te stellen. LVNL is verplicht haar taken te verrichten overeenkomstig het bepaalde in Nederland verbindende verdragen (artikel 5.23, lid 7 Wet luchtvaart), zoals het verdrag van Chicago. Op basis van het verdrag van Chicago, dat Nederland heeft geratificeerd, is de International Civil Aviation Organisation (ICAO) opgericht. ICAO vaardigt internationale burgerluchtvaartcriteria uit die de Nederlandse Staat dient te implementeren. LVNL dient aldus te handelen conform ICAO. Voor het veilig afwikkelen van vliegverkeer gelden rondom de technische systemen van LVNL maximaal toelaatbare hoogtes voor objecten: de zogenaamde toetsingsvlakken. In dit kader beoordeelt LVNL of de uitvoering van voorgenomen (bouw)plannen inderdaad van invloed zijn op de correcte werking van cns apparatuur. De afmetingen van de toetsingsvlakken is gebaseerd op berekeningsvoorschriften in de internationale burgerluchtvaartcriteria (ICAO EUR DOC 015).

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1A10-vg01_0012.png"

Het bestemmingsplan Kruisstraat Almere ligt buiten het toetsingsvlak van 3 km vanaf de antenne in Muiden. Daarnaast worden ook geen windturbines in het projectgebied ontwikkeld, waardoor ook niet aan de toetshoogte getoetst hoeft te worden.

Laserstraalvrijegebied Luchthavenbesluit Lelystad

Naast de grenswaarden en gebruiksregels bevat het Luchthavenbesluit de aanduiding van het luchthavengebied en de bestemmingen die daarin gelden. De regels binnen het luchthavengebied beperken zich tot het aanwijzen van de gronden bestemd voor de start- en landingsbanen. Ook bevat het Luchthavenbesluit de beperkingengebieden buiten het luchthavengebied met de daarin geldende ruimtelijke regels in verband met de geluidbelasting en het externe veiligheidsrisico van het luchtverkeer en in verband met de vliegveiligheid. De regels in de beperkingengebieden kennen verschillende regimes. Zo gelden in de beperkingengebieden in verband met de geluidbelasting en het externe veiligheidsrisico van het luchtverkeer regels omtrent de toelaatbaarheid van gebouwen. Er zijn gebieden waar voor bepaalde gebouwen geldt dat ze moeten worden gesloopt en gebieden waar bepaalde nieuwe gebouwen verboden zijn. In de gebieden in verband met de vliegveiligheid leiden de regels onder andere tot hoogtebeperkingen van bestaande objecten (zoals bomen) en nieuwe gebouwen of bouwwerken (zoals windmolens) en daarnaast tot beperking van vogelaantrekkende bestemmingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1A10-vg01_0013.png"

Het plangebied ligt niet in het laserstraatvrijegebied en ondervindt derhalve ook geen beperkingen.

5.13 Overig

Een aantal aspecten is niet van toepassing in het plangebied. Er spelen geen zaken op dit gebied. Het betreft de volgende aspecten:

  • trillingen
  • geurhinder
  • ammoniak en veehouderij
  • energie
  • windhinder
  • bezonning
  • uitzicht.

Daar wordt in deze toelichting dan ook niet verder op ingegaan.

Hoofdstuk 6 Implementatie

6.1 Economische uitvoerbaarheid

De Wet ruimtelijke ordening schrijft voor dat de gemeenteraad bij de vaststelling van een bestemmingsplan in beginsel tevens een grondexploitatieplan vaststelt. De gemeenteraad kan bij de vaststelling van het bestemmingsplan echter besluiten om daarvan af te wijken, als het kostenverhaal anderszins is verzekerd. Daarbij moet bijvoorbeeld worden gedacht aan een privaatrechtelijke

overeenkomst met de betrokken initiatiefnemers.

In voorliggend bestemmingsplan wordt uitsluitend het gebruik van de bestemming uitgebreid. Gelet op vorenstaande is het plan economisch uitvoerbaar.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.2.1 Participatietraject

In de voorbereiding van de bestemmingsplanprocedure heeft op 25 april 2018 voor omwonenden een informatieavond plaatsgevonden. Op 10 juli 2018 is voor (toekomstige) omwonenden een participatieavond gehouden in het kader van de verschillende ontwikkelingen die plaats gaan vinden in het gebied rondom de Vomar voordeelmarkt en Sluis parkeergarage.

Tijdens de participatieavond is terugkoppeling gegegeven op de verwerking van de informatieavond van 25 april 2018 in de planonderdelen. Het verslag van de participatieavond is als Bijlage 8 bij het bestemmingsplan gevoegd.

6.2.2 Vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro

Er heeft een bestuurlijk vooroverleg, ex artikel 3.1.1 Bro, plaatsgevonden. De volgende bestuurlijke vooroverlegpartners hebben een reactie gegeven:

  • Provincie Flevoland;
  • Waterschap Zuiderzeeland;
  • Veiligheidsregio Flevoland.

Onderstaand is een samenvatting van de reacties weergegeven:

Provincie Flevoland

Het plan raakt niet aan enig provinciaal belang. Wij wensen u succes met de verdere procedure.

Waterschap Zuiderzeeland

Wateradvies

De waterparagraaf dient de relevante wateraspecten met de beleidsthema's Veiligheid, Voldoende water en Schoon water te beschrijven, het voorliggende plan is getoetst op deze thema's. Het waterschap heeft geen op- of aanmerkingen op deze thema's in het concept bestemmingsplan. Wel hebben we een kleine tekstuele onjuistheid gevonden. In het bestemmingsplan wordt gesproken over Hoogheemraadschap Zuiderzeeland, dit dient Waterschap Zuiderzeeland te zijn. Graag het verzoek de onjuistheid aan te passen. De reactie kunt als een positief wateradvies beschouwen.

Veiligheidsregio Flevoland

Het plan is beoordeeld op het aspect veiligheid, zowel in algemene zin (Wet veiligheidsregio's) als ten aanzien van externe veiligheid (besluiten externe veiligheid).

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied (> 4 km) van het scenario van het vrijkomen van zeer giftige vloeistoffen op de Flevolijn transportroute.

In het gebied van het (toekomstig) bouwwerk is voldoende bluswater aanwezig en zijn er voldoende vluchtmogelijkheden van de risicobron af. Daarbij is het gebied goed bereikbaar voor de hulpdiensten. Er zijn verder geen aanvullingen noodzakelijk t.b.v. dit bouwplan en geeft de brandweer Flevoland een postief advies.

6.2.3 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan "Kruisstraat Almere Haven", met kenmerk NL.IMRO.0034.BP1A10-on01, heeft met ingang van 5 maart tot en met 15 april 2020 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Op Binnen deze zes weken zijn 4 zienswijzen op het plan ingediend. De zienswijzen zijn afgewogen in het raadsvoorstel tot vaststelling van het bestemmingsplan en in de bijlage daarvan, de Nota van zienswijzen. Deze is als Bijlage 13 toegevoegd aan het bestemmingsplan.

Op 9 maart 2020 is een inloopavond gehouden. Het verslag van de inloopavond is als Bijlage 13 bij het bestemmingsplan.

Middels de formele procedure van bestemmingsplanwijziging en bijhorende momenten waarop omwonenden en betrokkenen in de omgeving van het plangebied zijn geïnformeerd, wordt de maatschappelijke uitvoerbaarheid van voorliggend plan voldoende gewaarborgd.

Bijlage 1 Beleidskader