direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Woondorpen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0024.05BP0000-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De bestemmingsplannen Stedum, 't Zandt en Kleine Kernen zijn vastgesteld in 2007. Door nieuwe inzichten, ontwikkelingen en wettelijke verplichtingen is er voor gekozen deze bestemmingsplannen te actualiseren. Dit vormt de aanleiding voor het voorliggende 'bestemmingsplan Woondorpen'.

1.2 Begrenzing

afbeelding "i_NL.IMRO.0024.05BP0000-VG01_0001.jpg"

Het plangebied van dit bestemmingsplan betreft de bebouwde kom van alle dorpen in de gemeente Loppersum, met uitzondering van de dorpen Loppersum en Middelstum. Het gaat om de volgende dorpen:

  • Eenum;
  • Garrelsweer;
  • Garsthuizen/Startenhuizen;
  • Huizinge;
  • Leermens;
  • Oosterwijtwerd;
  • Stedum;
  • Toornwerd;
  • Westeremden;
  • Westerwijtwerd;
  • Wirdum/Wirdumerdraai;
  • 't Zandt;
  • Zeerijp;
  • Zijldijk.

Het bestemmingsplan Stedum en het bestemmingsplan 't Zandt zijn in 2007 vastgesteld. Voor de andere dorpen is in 2007 het bestemmingsplan Kleine Kernen vastgesteld. Het bestemmingsplan Kleine Kernen bevatte voorheen ook het bedrijventerrein Boerdam-Fraamklap. Dit bedrijventerrein is nu onderdeel van het bestemmingsplan Middelstum, dat is vastgesteld in december 2016.

Met betrekking tot de planbegrenzing is aansluiting gezocht bij de begrenzing van het recent vastgestelde bestemmingsplan Buitengebied. Voor meer informatie over de begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de overzichtskaart en/of de verbeelding behorende bij dit bestemmingsplan.

1.3 Vigerende plannen

Voor het plangebied zijn de volgende plannen (al dan niet gedeeltelijk) vigerend:

Plan   Vastgesteld   IMRO-codering  
Kleine Kernen   7 mei 2007   NL.IMRO.00240000KleineKernen-  
Stedum   7 mei 2007   NL.IMRO.00240000Stedum-  
't Zandt   7 mei 2007   NL.IMRO.00240000tZand-  
Bestemmingsplan Stedum - Noordwest   24 september 2012   NL.IMRO.0024.03BP0002-VG01  
Bestemmingsplan D. Triezenbergstraat 30 Stedum   24 september 2012   NL.IMRO.0024.03BP0001-VG01  
Bestemmingsplan Kavel 12, Borglanden te Stedum   26 mei 2014   NL.IMRO.0024.03BP0003-VG01  
Bestemmingsplan Stadsweg 92 Garrelsweer   20 april 2015   NL.IMRO.0024.05BP0002-VG01  
Bestemmingsplan Pastoriepad 6 te Westerwijtwerd   1 maart 2017   NL.IMRO.0024.05BP0001-VG01  
Bestemmingsplan Kindcentrum Stedum   27 maart 2017   NL.IMRO.0024.03BP0004-VG01  
Bestemmingsplan Cultureel Erfgoed gemeente Loppersum   5 maart 2018   NL.IMRO.0024.00BP1002-VG01  

Voor het plangebied zijn de volgende omgevingsvergunningen (uitgebreide procedure ex artikel 2.12 lid 1, onder a, onder 3°) verleend:

Omgevingsvergunning   verleend   IMRO-codering  
Molenweg 1 te Westeremden   4 december 2014   NL.IMRO.0024.05BA0001-VG01  
Zonnepanelen Wierde Leermens   10 november 2015   NL.IMRO.0024.00BA0008-VG01  
Zonnepanelen 't Zandt   5 september 2017   NL.IMRO.0024.04BP0001-VG01  

De in de tabel genoemde plannen en ruimtelijke onderbouwingen zijn integraal opgenomen in dit bestemmingsplan, met uitzondering van het (facet)bestemmingsplan Cultureel Erfgoed gemeente Loppersum, dat voor de gehele gemeente geldt en dat blijft gelden naast het voorliggende bestemmingsplan.

Tevens zijn alle verleende omgevingsvergunningen (binnenplans en kruimelgevallen) van de bestaande plannen in dit plan opgenomen.

1.4 Karakter

Het voorliggende bestemmingsplan is overwegend consoliderend van aard. De bestaande situatie is hierbij vastgelegd in een eigentijdse regeling. Indien aan de orde, is rekening gehouden met ontwikkelingsmogelijkheden van de diverse functies in het plangebied. Grote ontwikkelingen zijn over het algemeen niet voorzien en daarmee buiten dit bestemmingsplan gelaten. Enkele middelgrote ontwikkelingen die wel zijn meegenomen zijn o.a. Landgoed DeCamping in 't Zandt en de multifunctionele sportvoorziening in Garrelsweer. Voor de ontwikkeling Landgoed DeCamping is een apparte ruimtelijke onderbouwing opgesteld die als Bijlage 1 bij de toelichting is opgenomen.

De ontwikkelingsmogelijkheden zijn afgestemd op de bestaande bestemmingsplannen in de gemeente Loppersum, om hiermee uniformiteit te krijgen in de verschillende bestemmingsplannen in de gemeente. Daarnaast is het bestemmingsplan in overeenstemming gebracht met de provinciale omgevingsverordening.

1.5 Leeswijzer

De toelichting is als volgt opgezet. In hoofdstuk 2 wordt een beknopte beschrijving gegeven van de ontstaansgeschiedenis en huidige situatie in de verschillende dorpen. Hoofdstuk 3 bevat een samenvatting van het relevante beleid op rijksniveau, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau. De relevante secundaire wet- en regelgeving en de invloed die vanuit milieukundig en ruimtelijk oogpunt wordt uitgeoefend op het onderhavig plangebied, staat in hoofdstuk 4 centraal. Hoofdstuk 5 geeft uitleg over de juridische regelingen die in dit bestemmingsplan zijn opgenomen. De laatste twee hoofdstukken zijn gereserveerd voor respectievelijk de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Gebiedsbeschrijving

2.1 Ontstaansgeschiedenis landschap

2.1.1 Het wierdenlandschap

Alle dorpen in de gemeente Loppersum maken deel uit van het zeekleigebied van Noord-Groningen. Dit zeekleigebied is ontstaan door sedimentatie, waarbij vooral in perioden van toenemende zee-invloed (zogenaamde transgressiefasen) kwelderruggen werden gevormd. Rond 600 voor Chr. vestigden zich op deze ruggen de eerste bewoners, in een periode toen de zee zich betrekkelijk rustig hield. Door latere overstromingen zagen de bewoners zich echter genoodzaakt hun woonplaatsen op te hogen, waardoor op de kwelderwallen wierden ontstonden.

De meeste dorpen in de gemeente Loppersum hebben zich ontwikkeld op een kwelderwal die van Usquert in zuidelijke richting naar Ten Post loopt en vervolgens in noordelijke richting naar Spijk. De wierden Toornwerd, Middelstum, Westerwijtwerd, Wirdum, Loppersum, Eenum, Leermens en Oosterwijtwerd liggen op deze schegvormige wal, die de oeverzone vormde van de Fivelboezem, het mondingsgebied van de rivier de Fivel in de Waddenzee. De Fivel zorgde voor een natuurlijke afwatering van het veengebied ten zuiden van het zeekleigebied.

Omstreeks het begin van de jaartelling breidde het kweldergebied zich in noordelijke richting uit en werden op kleinere oeverwallen wierden als Stedum en Westeremden opgeworpen. Door de toenemende bevolkingsdruk en door natuurlijke opslibbingen ging de bevolking zich later ook in de (aanvankelijk) lagere delen van het zeekleigebied vestigen. Een voorbeeld hiervan is de wierde Huizinge.

De oudere wierden kregen veelal een radiaire verkavelingsstructuur met een rondlopende “ossenweg” langs de voet, de latere wierden kregen vaak een rechthoekige verkaveling. Vanuit de wierden vonden ook ontginningen plaats die tot het ontstaan van “dochternederzettingen” leidden, zoals Garrelsweer langs het (deels natuurlijke) Damsterdiep.

Door het opbrengen van huisvuil, mest, zoden en andere materialen zijn de wierden gaandeweg en/of fasegewijs opgehoogd tot het huidige niveau.

Het overgrote deel van de gemeente Loppersum is aangemerkt als wierdenlandschap. De meeste dorpen waar dit bestemmingsplan betrekking op heeft, liggen in het wierdenlandschap.

2.1.2 Het dijkenlandschap

Veeteelt was voor de wierdebewoners het voornaamste middel van bestaan. Akkerbouw was waarschijnlijk alleen mogelijk op de hoogste kwelderruggen en de strook hoge gronden langs de wierde (de valge). Het grote, onbedijkte gebied bestond uit veeweiden, de fennen. De laagste gebieden, de meeden of mieden, waren in gebruik als hooiland.

Vanaf circa 1100 na Chr. begon men dijken aan te leggen om het land tegen overstromingen te beschermen. De eerste dijkaanleg op het grondgebied van de huidige gemeente Loppersum voltrok zich in 1192 ter plaatse van de huidige Westerweg. Met deze dijk werd een begin gemaakt met de inpoldering van de Fivelboezem, die inmiddels al grotendeels was dichtgeslibd. In de eeuwen daarna volgden diverse andere bedijkingen. In 1453 werd het mondingsgebied van de Fivel afgesloten, maar pas in 1718 werd de inpoldering van de Fivelboezem voltooid met de aanleg van de Middeldijk.

Kloosterlingen leverden een belangrijke bijdrage aan de aanleg van dijken en de ontginning van het nieuwe land. Kloosterboerderijen (zogenoemde “voorwerken”) werden bij voorkeur gesticht in onontgonnen gebied en leven tot op de dag van vandaag voort als boerderijnamen.

Vanaf de late Middeleeuwen begon de landadel versterkte huizen in het Groningerland op te richten. In of rond veel dorpen hebben dergelijke “borgen” gestaan. Bij de latere verarming van de adellijke families zijn bijna alle borgen afgebroken. Binnen de grenzen van dit bestemmingsplan resteert er niet één meer van. De terreinen waar ze gestaan hebben, zijn echter vaak nog wel herkenbaar, bijvoorbeeld door een omgrachting. Soms staat op de plaats van een borg nu een (heren)boerderij.

2.1.3 Het wegdorpenlandschap

Naast het hiervoor beschreven wierdenlandschap en het dijkenlandschap komt er een derde landschapstype in de gemeente voor: het wegdorpenlandschap. Dit is gesitueerd tussen het Damsterdiep en het Eemskanaal.

Het wegdorpenlandschap kenmerkt zich door openheid en een van noord naar zuid georiënteerd wegenpatroon. Bebouwing is in dit gebied aanwezig in de vorm van lintbebouwing. Dit is vooral te zien langs de zuidzijde van het Damsterdiep (kern Garrelsweer). In het overige deel van het gebied is hoofdzakelijk verspreid liggende bebouwing aanwezig. Dit soort bebouwing zorgt samen met het regelmatige wegenpatroon voor de aanwezige openheid. Door het regelmatige patroon van de wegen en weinig verdichting in de openheid is het landschap overzichtelijk.

2.1.4 Afwatering

Met het dichtslibben en inpolderen van de Fivelboezem in de late Middeleeuwen ontstonden er problemen met de afwatering. Oorspronkelijk vond de afwatering plaats via een geulensysteem dat het water naar de Fivelboezem afvoerde. Een deel van dit natuurlijke afwateringssysteem is in het huidige stelsel van maren en tochten bewaard gebleven. Toen de Fivelboezem was dichtgeslibd en bedijkt, kon het water niet langer in noordelijke richting worden afgevoerd.

Uiteindelijk vond een totale omkering van de afstroomrichting plaats, waarbij het water in zuidelijke richting werd afgevoerd naar het Damsterdiep (dat in de 15de eeuw over z’n huidige lengte is voltooid en loost op de Eems bij Delfzijl). Later werd ook afstroming mogelijk in westelijke richting door het graven van het Boterdiep (1653-1670) en het Winsumerdiep. Deze beide belangrijke waterwegen geven verbinding met het Reitdiep, dat uitkomt op de Lauwerszee bij Zoutkamp.

2.1.5 Wegen

Het vervoer van mensen, dieren en goederen vond lange tijd vooral over de waterwegen plaats. Daartoe werden de oorspronkelijke afwateringsgeulen uitgegraven, gekanaliseerd, verlegd en met elkaar verbonden. Vanuit alle dorpen in de gemeente voeren via het Damsterdiep en Boterdiep trekschuiten en beurtschepen regelmatig naar onder andere de stad Groningen. In vrijwel alle dorpen zijn ook haventjes aangelegd.

Pas in de 19de eeuw kwam de aanleg van verharde wegen op gang. Dit begon vaak met het verharden van de trekpaden langs de waterwegen. Veel wegen werden daarnaast aangelegd op het tracé van voormalige dijken. Alle dorpen raakten in de tweede helft van de 19de eeuw via verharde wegen bereikbaar en het vervoer over water stierf daarna geleidelijk uit.

In de 19de eeuw kwam het ook tot de aanleg van spoorwegen. In 1884 kwam de lijn Groningen – Delfzijl tot stand. Verschillende dorpen in de huidige gemeente Loppersum kregen een station of halteplaats aan deze spoorlijn. Daarvan zijn nu alleen Loppersum en Stedum nog over.

2.1.6 Industrieel erfgoed

Eind 19de eeuw was ook een tijd van opkomende industrialisatie. In of bij de dorpen verrezen molens, steenfabrieken, scheepsbouwwerven, zuivelfabrieken, et cetera. De meeste van deze bedrijven zijn al lang weer verdwenen. Een aantal molens is (als monument) nog intact, terwijl sommige fabrieken een andere functie hebben gekregen.

2.1.7 Dorpen

Zoals in 2.1.1 is beschreven, zijn de eerste dorpen in de gemeente Loppersum ontstaan op wierden op de kwelderwal. Een groot aantal dorpen waar dit bestemmingsplan betrekking op heeft, heeft een radiale wierdestructuur. Dit zijn de dorpen Oosterwijtwerd, Wirdum, Wirdumerdraai, Leermens, Eenum, Toornwerd, Garsthuizen, Westerwijtwerd, Huizinge en Westeremden. Deze dorpen zijn ontstaan op wierden en in de meeste gevallen later uitgebreid.

De dorpen Stedum, Zeerijp, 't Zandt, Garrelsweer en Zijldijk zijn geen radiaire wierdedorpen. Stedum is een wierdedorp, maar heeft een langgerekte, min of meer rechthoekige verkavelingsstructuur. ´t Zandt, Zeerijp en Zijldijk zijn voorbeelden van dijkdorpen, ontstaan langs dijken in de Fivelboezem. Het dorp Garrelsweer is ontstaan als zogenaamde dochternederzetting tijdens de ontginning van de Fivelboezem vanaf de bestaande wierden.

Hieronder volgt een uitgebreidere toelichting op de ontstaansgeschiedenis van de woondorpen in de gemeente.

Eenum

Eenum is van oorsprong een radiair wierdendorp. Omstreeks 1917 is de wierde afgegraven. Na 1850 vond er op beperkte schaal uitbreiding plaats. De panden werden onder andere geplaatst aan de IJzerbaan, waardoor deze straat zich verdichtte. Bij de kerk werd een boerderij met grote tweekapsschuur gebouwd. De overige uitbreiding vond voornamelijk plaats aan de Schansweg langs het Eenumermaar.

Garrelsweer

Het dorp Garrelsweer is ontstaan als zogenaamde dochternederzetting tijdens de ontginning van de Fivelboezem vanaf de bestaande wierden. Garrelsweer ligt aan weerszijden van het Damsterdiep. Dwars op het Damsterdiep lopen de Loppersumer Wijmers en de Oude Wijmers. De bebouwing bestaat uit vrijstaande panden die in het algemeen eenvoudig van aard zijn en relatief dicht op elkaar staan. Voor 1850 bestond het dorp in feite uit drie concentraties van bebouwing langs het Damsterdiep. In de tweede helft van de negentiende eeuw groeiden de dorpsdelen naar elkaar toe en ontstond een lang bebouwingslint langs het water. In het oostelijk deel van het dorp staat een zeventiende-eeuwse steenfabriek, die in 1889 werd uitgebreid met droogloodsen, een kantoor en een kantine. Voorts werden een luxe directeurswoning, een brandmeesterswoning en een dubbele arbeiderswoning gebouwd. De steenfabriek heeft tot 1969 dienst gedaan.

Garsthuizen

Het dorp Garsthuizen is ontstaan in de twaalfde eeuw na aanleg van een van de eerste Fiveldijken. Hoewel Garsthuizen een dijkdorp is, staan er wel gebouwen op verhoogd terrein, gelijk een wierde. De structuur van het dorp wordt gekenmerkt door het bochtige verloop van de doorgaande weg (Kuiperijweg/Smydingheweg), die het oude tracé van de dijk volgt. Langs deze weg strekt de bebouwing zich uit. Daarnaast komt ten zuiden van de kerk nog een kleine concentratie woningen voor.

Huizinge

Huizinge is te kenmerken als een dorpswierde met een blokvormige verkaveling. Tussen de vorm van de wierde en de verkaveling bestaat geen duidelijke samenhang. De eerste bronvermelding van het dorp stamt uit de achtste eeuw. Het oudste en tevens markantste niet-agrarische gebouw in Huizinge is de vroeg romano-gotische dorpskerk uit de dertiende eeuw. De structuur van het dorp heeft sinds 1830 weinig of geen verandering ondergaan. Wel is de bebouwing aan verandering onderhevig geweest door vervanging, uitbreiding en verdichting. Kenmerkend voor het dorp is het wierdenreliëf met op de top van de wierde de kerk met kerkhof in samenhang met een blokverkaveld woon- en boerderijengebied op de noord-, oost- en zuidflank van de wierde. Bepalend voor de structuur zijn tevens de twee doorgaande routes: de Huizingerweg/Hoofdweg en de Ubbensweg/Smedemaweg, die de richtingen van de rechthoekige verkavelingsstructuur volgen. Opmerkelijk is de tweedeling in de dorpsstructuur, bestaande uit een dicht bebouwd noordelijk deel met overwegend kleinschalige woonbebouwing, gegroepeerd langs straten, en een extensief bebouwd zuidelijk deel met een drietal grote boerderijen in een lossere ordening. De aanwijzing van Huizinge tot beschermd dorpsgezicht is met name gericht op de ruimtelijke structuur van het dorp, in samenhang met de historische bebouwing, de beplanting en de ligging in het open agrarische landschap.

Leermens

Ook Leermens is van oorsprong een radiair wierdendorp. Begin vorige eeuw is de wierde deels afgegraven. Tot aan 1850 is de wierde spaarzaam bebouwd. Centraal op de wierde bevindt zich de dertiende-eeuwse kerk. Verder stonden er verspreid op de wierde enkele woningen en was er een kleine bebouwingsconcentratie langs het Leermenstermaar. De uitbreiding op de wierde vond vooral plaats tot 1900. Het betreft vrijstaande, overwegend eenvoudige panden. Wel werd na 1900 aan de Dieftilweg lintbebouwing gerealiseerd. De wierde is voor een groot deel onbebouwd gebleven, deze delen hebben meestal een agrarische bestemming. Veel van de oorspronkelijke bebouwing is na 1945 verbouwd.

Oosterwijtwerd

Oosterwijtwerd is van oorsprong een radiair wierdendorp. Een aantal waterwegen komen bij het dorp samen: het Eenumermaar en het Godlinzermaar. In het begin van de vorige eeuw is de wierde deels afgegraven. De ringweg is helemaal verdwenen. Het wegenpatroon wordt thans alleen nog gevormd door de radiale paden. Rond 1850 bestond het dorp uit bebouwing aan weerszijden van de Dorpsstraat. De uitbreiding vond voornamelijk plaats na 1900 aan de uitvalsweg naar het zuiden, de Damsterweg.

Stedum

Stedum is van oorsprong een wierdendorp met een langgerekte, min of meer rechthoekige verkavelingsstructuur. Net als Loppersum is het een voorbeeld van een handelswierde, die een regionale functie had in de tijd dat de wierdencultuur zich optimaal manifesteerde. De ligging van Stedum aan het vaarwater van de Fivel heeft hier vermoedelijk aan bijgedragen. In de negende of tiende eeuw werd op de wierde in het dorp al een kerk gesticht. Omstreeks 1100 werd het oorspronkelijke houten gebouw vervangen door het huidige gebouw van steen. Rond 1250 is de bouw van de forse kerk voltooid. Ten noorden van het dorp is rond 1400 de borg Nittersum gebouwd. Op het borgterrein hebben achtereenvolgens drie of vier borgen gestaan, waarvan de laatste in 1818 werd afgebroken. Naast de vroegtijdige verdichting van de bebouwing langs de Hoofdstraat vond de uitbreiding van de bebouwing vooral plaats aan de zuid- en westzijde van de wierde: nabij de opvaart van de haven en langs de buitenzijde van het kerkterrein. Door verplaatsing van boerderijen naar het gebied buiten de wierde trad gaandeweg een verdere vermindering van het agrarische karakter van het dorp op. Gedurende de negentiende en twintigste eeuw trad vooral langs de uitvalswegen een gestage verdichting op van de bebouwing als aanvulling op de wierdenstructuur. Hetzelfde geldt voor de verdichting en de vervangende bebouwing van de wierdenbebouwing zelf. Met name de handelsfunctie, de stichting van de kerk en de borg Nittersum zijn bepalend geweest voor de ontwikkeling van het oude Stedum. Een en ander komt tot uiting in de langwerpige hoofdstructuur van het dorp. De hoofdas wordt gevormd door de Hoofdstraat, die van het deels door bebouwing omsloten kerkterrein naar het voormalige borgterrein loopt. Het centrale gedeelte van Stedum is aangewezen als beschermd dorpsgezicht. Het beschermingsbelang is vooral gelegen in de historisch-ruimtelijke hoofdstructuur, opgebouwd uit de Hoofdstraat en de kerksituatie. Deze structuur wordt ruimtelijk ondersteund door de dorpsbebouwing, die deels historische karakteristieken vertoond en door de inrichting van de openbare ruimte, waaraan met name de kenmerkende en monumentale kerksituatie bijdraagt.

Toornwerd

Toornwerd is een radiaire wierde, die eind negentiende eeuw is afgegraven. Het radiaire verkavelingspatroon van de wierde zet zich voort in het omringende landschap en sluit aan bij de radiaire verkaveling van de wierde van Middelstum. Rond 1850 stonden er verspreid op de wierde enkele boerderijen en arbeiderswoningen. In de jaren twintig van de vorige eeuw werden buiten de wierde negen arbeiderswoningen gebouwd.

Westeremden

Het ontstaan van de dorpswierde Westeremden gaat in eerste aanleg terug tot het begin van de jaartelling. Het oudste vondstmateriaal dateert uit de tweede eeuw na Christus. Tot in de Karolingische tijd wordt de wierde voortdurend verhoogd en uitgebreid. De ontwikkeling leidt tot een min of meer cirkelvormig opgebouwde dorpswierde. Naar alle waarschijnlijkheid schuiven de oudste bouwplaatsen gaandeweg naar de buitenkant van de wierde, waarbij het centrale deel van de wierde ruimte biedt aan niet-agrarische functies. Deze ontwikkeling start met de kerkstichting in de periode van de negende- elfde eeuw en zette zich in versterkte mate voort na het begin van de systematische dijkaanleg (elfde eeuw). Naast de agrarische bestaansbasis kwam het accent van de verzorgende functies rond 1200 te liggen op kerkelijk terrein. In deze tijd heeft het geestelijk onderwijs in Westeremden een bovenregionale functie, vanwege de nauwe betrekkingen met het klooster Bloemhof in Wittewierum. In het begin van de negentiende eeuw bestond de wierdenbebouwing naast kerkelijke gebouwen en enkele boerderijen in hoofdzaak uit kleinschaliger huizen van dagloners, ambachtslieden en handelaren. In de periode hierop verdubbelde het aantal gebouwen zich door verdichting, met name langs de Dorpsweg en de Kosterijweg. Tevens ontstonden bebouwingsconcentraties langs het wegenpatroon aan de buitenzijde van de wierde. Begin 1900 is een groot deel van de wierde afgegraven. Deze afgravingen betroffen vrijwel de gehele, nagenoeg onbebouwd gebleven zuidelijke en westelijke wierdensector. De kom van Westeremden is aangewezen als beschermd dorpsgezicht. Het beschermde dorpsgezicht omvat de gehele historisch-ruimtelijke structuur van de dorpswierde inclusief de afgegraven segmenten, binnen en ten dele buiten de wierdencontouren. Doel van de aanwijzing is de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende structuur en ruimtelijke kwaliteit van het gebied te onderkennen als zwaarwegend belang bij de verdere ontwikkelingen binnen het gebied.

Westerwijtwerd

Van oorsprong is Westerwijtwerd een radiaire wierde. Deze wierde is echter ontvolkt geraakt, onder meer omdat het dorp zich na de bouw van de kerk in de dertiende eeuw tussen de wierde en het gehucht Engeweer naar de omgeving van de kerk verplaatste. De wierde is eind negentiende en begin twintigste eeuw afgegraven en er rest thans nog een boerderij. De huidige dorpsbebouwing is voornamelijk gesitueerd aan de westzijde van de Westerwijtwerdermaar. De woningen staan langs het water en langs de doorgaande weg, de Dorpsweg. In de nabijheid van het dorp komen verspreid enkele boerderijen voor. Verschillende oude panden zijn vernieuwd of vervangen.

Wirdum

Wirdum is van oorsprong een radiair wierdendorp. Het dorp heeft zich voornamelijk ontwikkeld langs het Wirdumermaar en sluit aan op de bebouwing langs het Damsterdiep. Van de oorspronkelijke bebouwing op de wierde is veel verbouwd of vervangen door nieuwbouw. De wierde is voorts gedeeltelijk afgegraven. Voor 1850 bestond het dorp uit twee delen: in het noorden lag de wierde en in het zuiden was er lintbebouwing langs het Damsterdiep. In de tweede helft van de negentiende eeuw groeiden beide dorpsdelen naar elkaar toe door middel van lintbebouwing langs het Wirdumermaar. Deze lintbebouwing bestaat uit eenvoudige, vrijstaande woonhuizen die op de weg zijn gericht en met de achterkant naar het water staan.

't Zandt

Het dorp 't Zandt is een dijkdorp, ontstaan langs twee dijken in de Fivelboezem: een oost-west lopende dijk uit de periode 1192-1249 en een haaks daarop staande dijk uit 1249. Later zijn op de dijken de Molenweg en de Hoofdstraat aangelegd. Evenwijdig aan de Molenweg loopt de Oosterstraat. Het dorp heeft zich in hoofdzaak ontwikkeld langs deze drie straten. De oudste bebouwing bevindt zich rond de oude kerk aan de Hoofdstraat. Aan de Oosterstraat richting het haventje aan het Zandstermaar is rond 1850 lintbebouwing tot stand gekomen. In de tweede helft van de negentiende eeuw breidde het dorp zich voornamelijk uit in de vorm van lintbebouwing langs de Hoofdstraat. Na 1900 vond er verdere verdichting en uitbreiding plaats van het lint.

Zeerijp

Zeerijp is één van de oudste dijkdorpen in de gemeente, ontstaan langs een van de eerste dijken in de Fivelboezem. De hoofdstructuur wordt gevormd door de oost-west lopende Borgweg, die het dijktracé volgt, en de haaks hierop staande Molenweg. Rond 1400 werd de borg Eelsum ter plaatse van Borgweg 20 gebouwd. In 1833 werd de huidige boerderij gebouwd. De grachten rondom de borgstee zijn gedempt met grond van de borgstee. De buitenste gracht en een deel van de oude singel aan de westzijde zijn bewaard gebleven. Halverwege de negentiende eeuw is de bebouwing zeer beperkt. In het westen bevindt zich een kleine concentratie, bestaande uit de veertiende-eeuwse kerk en enkele woningen en boerderijen. Verder staan er verspreid aan de weg nog een paar woningen en een enkele boerderij. In de tweede helft van de negentiende eeuw vulde de bebouwing aan de Borgweg zich verder op. Ook werden langs een aantal dwarswegen woningen gebouwd. Na 1900 vond verdere verdichting plaats in de linten aan de Borgweg en de Molenweg. De bebouwing varieerde van vrij eenvoudige arbeiderswoningen tot luxere burgerwoningen en boerderijen.

Zijldijk

Zijldijk is ontstaan aan een noord-zuid lopende Fiveldijk uit 1317. Het dorp dankt zijn naam aan de zijl (=sluis) die in de dijk werd geplaatst. De meeste bebouwing dateert van voor 1850. Toentertijd strekte het lint zich uit van noord naar zuid met eenvoudige woningen en grote boerderijen. Na 1850 breidde het dorp zich niet noemenswaardig uit. Hier en daar is bestaande bebouwing vervangen.

2.2 Huidige situatie

2.2.1 Functionele structuur

Wonen

De dorpen waar dit bestemmingsplan betrekking op heeft, zijn in de eerste plaats woondorpen. De dorpen bieden een aantrekkelijk woonmilieu voor bepaalde doelgroepen. De dorpen oefenen vooral aantrekkingskracht uit op oudere echtparen in de “lege nestfase” en - wanneer er scholen in de nabijheid zijn - op gezinnen met kinderen. Voor studerende en werkzoekende jongeren en voor minder vitale bejaarden vormen de kleine dorpen een minder aantrekkelijk woonmilieu.

De gemeente Loppersum heeft daarnaast de komende decennia te maken met een geleidelijke afname van het aantal huishoudens en daarmee met een afname van de woningvoorraad. Om de woon- en leefbaarheid van de gemeente op pijl te houden, is een regionaal programma vastgesteld (zie paragraaf 3.3).

Voorzieningen

Het aantal voorzieningen in de dorpen is gaandeweg teruggelopen tot een zeer minimaal niveau. Een kerk, dorpshuis en haventje zijn elementen die in nagenoeg elk dorp voorkomen. Het dorpshuis vormt soms een combinatie met een horecabedrijf. Winkels zijn er vrijwel niet meer en in de meeste dorpen zijn ook de supermarkten verdwenen. In sommige dorpen staan één of soms twee basisscholen. In Stedum worden de twee basisscholen, een christelijke en openbare basisschool, samengevoegd tot één samenwerkingsschool. Deze school wordt gehuisvest in een nieuw pand, het zogenaamde kindcentrum, waarin ook een peuterspeelzaal komt. Een veel voorkomend element is de ijsbaan, die soms tevens dienst doet als sport-/speelveld. In een aantal dorpen zijn sportverenigingen aanwezig.

Werken

Het geringe aantal voorzieningen is van invloed op de werkgelegenheid in de dorpen. In de dorpen Stedum en 't Zandt bieden de bedrijfssectoren als de bouw, groothandel, expeditie of zakelijke dienstverlening enige werkgelegenheid. Hetzelfde geldt voor de in of aan de rand van elk dorp gelegen agrarische bedrijven. Een veel voorkomend verschijnsel is wel het uitoefenen van een beroep of klein bedrijf binnen de woonhuizen of naastgelegen bijgebouwen.

2.2.2 Ruimtelijke structuur

Ligging en bereikbaarheid

De belangrijkste stroom- en gebiedsontsluitingswegen in de gemeente zijn de N46 (Eemshavenweg), de N360 (Groningen- Delfzijl) en de N996 (Winsum- Appingedam). De meeste kleine dorpen liggen in de directe nabijheid van deze wegen en zijn daardoor vlot voor het autoverkeer bereikbaar. Minder goed bereikbaar zijn de dorpen Leermens, Toornwerd en Zeerijp.

Wat het openbaar vervoer betreft, zijn voor sommige dorpen de spoorhaltes in Loppersum en Stedum van belang. Vanuit het noordelijk deel van de gemeente kan ook gebruik worden gemaakt van de haltes aan de spoorlijn Groningen–Roodeschool. Verder is een aantal dorpen aangesloten op een buslijn. Door Eenum, Leermens en Oosterwijtwerd rijdt een buurtbus. Huizinge, Westerwijtwerd en Zijldijk zijn geheel verstoken van busvervoer.

Verder is in de gemeente Loppersum veel geïnvesteerd in het realiseren van routenetwerken voor fietsen en wandelen en zijn er enkele maren bevaarbaar gemaakt. Voor recreatief wandel- en fietsverkeer zijn de dorpen over het algemeen goed bereikbaar.

Groen en water

Een groot aantal dorpen heeft een radiale wierdestructuur. Dit zijn de dorpen Oosterwijtwerd, Wirdum, Wirdumerdraai, Leermens, Eenum, Toornwerd, Garsthuizen, Westerwijtwerd, Huizinge en Westeremden. Deze dorpen zijn ruim opgezet en hebben een groene uitstraling. Bijna alle dorpen zijn gelegen aan een watergang.

De dorpen Stedum, Zeerijp, 't Zandt, Garrelsweer en Zijldijk zijn dorpen waar deze structuur niet aanwezig is. Deze dorpen verschillen van karakter wat betreft groen en water. Het lintdorp Garrelsweer bijvoorbeeld, wordt doorkruist door het Damsterdiep en is waterrijk, het dorp Zeerijp is een dorp waar veel groen voorkomt.

Zichtlijnen en openheid

De randen en silhouetten van de kleinere dorpen in het buitengebied vervullen een essentiële rol als het gaat om de ruimtelijke kwaliteit en karakteristiek van het plangebied. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen is het daarom belangrijk dat er een bij het dorp passende overgang van bebouwing naar het buitengebied wordt gecreëerd. Hierbij moet ook aandacht worden besteed aan de zichtlijnen. Waar zichtlijnen aanwezig zijn in het meer bebouwde gebied, zijn ze waardevol, omdat op die punten het contact tussen dorp en landschap het meest zichtbaar en tastbaar is.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden.

In de SVIR geeft het Rijk haar visie aan op de ruimtelijke- en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040. Dit betreft een nieuw, integraal kader dat de basis vormt voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

Voor de periode tot 2028 zijn de ambities van het Rijk in drie rijksdoelen uitgewerkt:

  • vergroten van de concurrentiekracht door versterking van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • verbeteren van de bereikbaarheid;
  • zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Met deze drie rijksdoelen zijn 13 nationale belangen aan de orde die in het SVIR verder gebiedsgericht zijn uitgewerkt in concrete opgaven voor de diverse gebieden. In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn voor deze rijksbelangen regels opgenomen die bij ruimtelijke plannen in acht dienen te worden gehouden.

Voor de dorpen waar dit bestemmingsplan betrekking op heeft, zijn geen specifieke beleidsuitgangspunten geformuleerd.

Beschermd dorpsgezicht

Op basis van de Monumentenwet heeft het Rijk de historische kernen van Stedum, Huizinge en Westeremden aangewezen als beschermd dorpsgezicht. Het aanwijzingsbesluit voor Stedum en Westemden is genomen op 28 maart 1991. Het aanwijzingsbesluit voor Huizinge volgde op 4 oktober 1991.

De Monumentenwet is per 1 juli 2016 vervallen en vervangen door de Erfgoedwet. De Erfgoedwet schrijft voor dat de karakteristieke waarden van een beschermd dorpsgezicht in een bestemmingsplan worden beschermd. Dit is dan ook een van de taken van dit bestemmingsplan. In het bestemmingsplan is dan ook geregeld dat voor de eventuele sloop van bebouwing in het gebied van een beschermd dorpsgezicht een vergunning vereist.

Op onderstaande kaarten is de begrenzing van de beschermde dorpsgezichten van Stedum, Huizinge en Westeremden weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0024.05BP0000-VG01_0002.jpg"

Beschermd dorpsgezicht Stedum (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

afbeelding "i_NL.IMRO.0024.05BP0000-VG01_0003.jpg"

Beschermd dorpsgebied Huizinge (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

afbeelding "i_NL.IMRO.0024.05BP0000-VG01_0004.jpg"

Beschermd dorpsgezicht Westeremden (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

3.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie en Omgevingsverordening

Op 1 juni 2016 is de Omgevingsvisie Groningen 2016-2020 vastgesteld, waarin het provinciaal beleid is verwoord. Door wijzigingen in beleid is de Omgevingsvisie en bijbehorende verordening geactualiseerd. Het ontwerp actualisatieplan heeft ter inzage gelegen tot en met 7 augustus 2017.

Een belangrijk doel van de Omgevingsvisie is om op strategisch niveau samenhang aan te brengen in het beleid voor de fysieke leefomgeving. Het provinciale beleid is in de Omgevingsvisie geordend in vijf samenhangende thema's: ruimte, natuur en landschap, water, mobiliteit en milieu en elf provinciale 'belangen'.

In de planperiode van de Omgevingsvisie ziet de provincie vijf grote integrale opgaven:

  • Gaswinning;
  • Energyport;
  • Groei en krimp;
  • Regio Groningen-Assen;
  • Waddengebied.

Voor de dorpen in de gemeente Loppersum zijn vooral de opgaven ten aanzien van gaswinning en groei en krimp van toepassing.

Wat betreft het thema gaswinning, zet de provincie onder meer in op het verbeteren van de leefomgeving, bijvoorbeeld door herstructurering van de woningmarkt en het toekomstbestendig maken van het voorzieningenniveau. Voor de dorpen waar voorliggend bestemmingsplan betrekking op heeft, zijn de thema's gaswinning. krimp en voorzieningenniveau zeer actueel.

In de Omgevingsvisie is opgenomen dat gemeenten in regionaal verband samen een visie opstellen over de ontwikkeling van de woningvoorraad binnen de betrokken gemeenten. Hierbij kan ook een integrale visie of een woon- en leefbaarheidsplan worden opgesteld. Voor de gemeente Loppersum is een en ander vertaald in het regionaal Woon- en Leefbaarheidsplan, waarin een link is gemaakt met de actuele thema's (zie paragraaf 3.3).

De provinciale belangen zijn in de Omgevingsverordening provincie Groningen 2016 vertaald in bindende regels die bij ruimtelijke plannen en ontwikkelingen in acht dienen te worden gehouden. Het gaat hierbij om zowel ruimtelijke aspecten waaronder landschapswaarden en cultuurhistorische waarden als functionele aspecten waaronder verkeer en vervoer en wonen.

In het voorliggend bestemmingsplan zijn de van toepassing zijnde regels uit de verordening vertaald.

3.3 Regionaal beleid

Woon- en Leefbaarheidsplan Noord-Groningen

Voor Noord-Groningen is het Woon- en Leefbaarheidsplan 'Noord-Groningen Leeft!' (WLP) met een bijbehorend Uitvoeringsprogramma vastgesteld voor de periode van 2017 tot 2021. Het plan is opgesteld voor het grondgebied van de gemeenten Appingedam, Delfzijl, De Marne, Eemsmond en Loppersum. Behalve deze gemeenten zijn allerlei partijen, waaronder de provincie, welzijns- en zorginstellingen, scholen en woningcorporaties betrokken bij het opstellen en uitvoeren van het WLP.

In 2011 is het eerste WLP voor deze regio opgesteld. In het geactualiseerde WLP wordt ingegaan op de ontwikkeling van de leefbaarheid in de regio sinds 2011 en welke maatregelen er zijn getroffen om de leefbaarheid te verbeteren. Daarnaast zijn voor de periode 2017-2021 nieuwe doelstellingen geformuleerd. Ingezet wordt op krachtige buurten en dorpen die samen een toekomstbestendige en duurzame regio vormen. Op regionaal niveau worden programma's, werkwijzen en instrumenten gevormd die voor het gebied als geheel van belang zijn en die op lokaal niveau kunnen worden ingezet voor lokale oplossingen.

Er zijn vijf kernopgaven geformuleerd waardoor de thema's bevolkingsdaling en versterking (ten gevolge van de gaswinning) als rode draden heen lopen:

  • sociale vitaliteit en het werken aan lokale doelen;
  • nieuwe kansen voor kinderen;
  • van zorgstructuur naar zorgprestatie;
  • het wonen van de toekomst;
  • krachtige kernen.

Sociale vitaliteit en het werken aan lokale doelen

De kernopgave richt zich op de samenwerking tussen inwoners/dorpen en de gemeenten. Initiatieven vanuit de dorpen worden waar mogelijk ondersteund. Doel van de projecten is verbeteren van de woonomgeving en andere aspecten zoals het versterken van de sociale vitaliteit en het organiserend vermogen van de dorpsgemeenschap.

Nieuwe kansen voor kinderen

In de regio zijn kindcentra ontwikkeld waar bundelingen van activiteiten, opvang, voorschool en basisschool plaatsvinden. Alle kinderen kunnen hier terecht, ook diegenen die extra zorg en aandacht nodig hebben. De ambitie voor de komende jaren blijft liggen bij de uitvoering en verbetering van 'alles-in-een-'dienstenpakketten, ook bij afname van het leerlingenaantal.

Van zorgstructuur naar zorgprestatie

In plaats van zorgstructuur wordt zorgprestatie belangrijk. Het doel is om passende zorg voor eenieder aan te kunnen bieden, zo dicht mogelijk bij huis. Eén zorgloket, langer thuis blijven wonen, toekomstbestendigheid van vastgoed en meer samenwerking voor beter resultaat zijn onderdelen die onder deze kernopgave vallen.

Het wonen van de toekomst

De bevolking in Noord-Groningen krimpt en het aantal huishoudens neemt af. In de gemeente Loppersum zijn de komende 10 jaar circa 220 minder woningen nodig. Door afname van woningen is wijk- en dorpsvernieuwing noodzakelijk. Daarnaast is door vergrijzing meer vraag naar andere type woningen, zoals levensloopbestendige woningen. Dit geldt voor zowel huur- als koopwoningen. De vraag naar huurwoningen blijft stabiel.

De regio voert een nader onderzoek uit naar vraag en aanbod op de regionale woningmarkt, de aard en omvang van de leegstand en de behoefte aan ´wisselwoningen´.

De uitwerking van deze opgave is voor elk deelgebied in Noord-Groningen anders. De verantwoordelijkheid voor de ontwikkeling van visie op het vlak van ruimtelijke ordening en volkshuisvesting ligt bij de gemeente. Gemeenten en corporaties bekijken per opgave de raakvlakken en sturen op samenhangende uitvoering.

Krachtige kernen

De kernen zijn onderverdeeld in drie soorten: regionale centra, centrumdorpen en woondorpen. In de gemeente Loppersum zijn de dorpen Loppersum en Middelstum de centrumdorpen waar een volledig pakket aan dagelijkse voorzieningen aanwezig is. De overige dorpen zijn woondorpen waar een beperkt voorzieningenniveau aanwezig is of helemaal geen voorzieningen.

Ontwikkelingsvisie Eemsdelta

In de ontwikkelingsvisie Eemsdelta (mei 2013) is het toekomstbeeld voor de regio in het jaar 2030 neergelegd. Als algemene visie wordt gegeven "De Eemsdelta is een regio geworden waar het aantrekkelijk is om te wonen en te werken en waar de leefbaarheid goed is. We streven ernaar dat de Eemsdelta in 2030 één van de Europese koploper regio's is voor groene economie en een duurzame energievoorziening, samen met het aangrenzende gebied in Duitsland. Het is dan tevens het belangrijkste groene haven- en industriegebied van Noord-Nederland. De Eemshaven heeft zich daarbinnen ontwikkeld tot Energyport en datahub voor Noordwest-Europa. In Oosterhorn bloeien een krachtige, biobased chemie- en recycle sector."

Meer uitgewerkt, liggen de ambities en maatregelen in de tussenliggende periode in de volgende aspecten:

  • het versterken van de leefbaarheid en de ruimtelijke kwaliteit waaronder een kwaliteitsimpuls voor de centrumdorpen;
  • het versterken van de economische structuur, waarbij wordt opgemerkt dat de bestaande bedrijventerreinen niet worden uitgebreid;
  • het verbeteren van de aansluiting van het gebied op het internationale (vaar)wegennet en versterken van de interne ontsluiting en bereikbaarheid van het gebied;
  • versnellen van de vergroening van de economie (we streven naar 40% groener in 2030);
  • het versnellen van de verduurzaming van de energievoorziening;
  • het borgen en bewaken van de balans tussen economie en ecologie;
  • het verbeteren van de veiligheid zowel binnendijks als buitendijks;
  • het voorzien in de toenemende zoetwater vraag;
  • het behouden en versterken van de landschappelijke kernkwaliteiten bij onder meer nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

3.4 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie

In 2012 is de Structuurvisie Loppersum 2012-2020 vastgesteld. In deze beleidsnota zijn de beleidskeuzen van de gemeente Loppersum neergelegd ten aanzien van verschillende thema's.

Voor de dorpsgebieden is het beleid hoofdzakelijk gericht op het wonen, de leefbaarheid, de voorzieningen en de plaatselijke bedrijvigheid. De navolgende beleidskeuzen worden hierbij genoemd:

  • behoud van de identiteit en de cultuurhistorische waarden in kenmerkende dorpskernen;
  • voor het wonen wordt ingezet op het behoud van Loppersum als aantrekkelijke woongemeente voor verschillende doelgroepen, rekening houdend met de grote vernieuwingsopgave die voortvloeit uit de demografische veranderingen. Hierbij wordt gekozen voor herstructurering boven uitbreiding;
  • behoud van de basisvoorzieningen ter wille van de leefbaarheid. Daar waar voorzieningen niet meer betaalbaar en levensvatbaar zijn, wordt in overleg met maatschappelijke organisaties en bewoners ingezet op samenwerking en bundeling. Een goede bereikbaarheid is dan voorwaarde;
  • wat betreft bedrijvigheid ligt het accent enerzijds op de ontwikkeling van de landbouw en anderzijds op verspreide (kleinschalige) bedrijvigheid.

Beleidsplan Recreatie en Toerisme

In januari 2012 heeft de gemeente Loppersum het Beleidsplan Recreatie en Toerisme 'Loppersum in de schijnwerpers' vastgesteld. De gemeente wil zich als 'groene gemeente' profileren en inzetten op stimulering van de recreatieve mogelijkheden. Kansen liggen hierbij in de aspecten cultuurhistorie/kunst en natuur/landschap.

Belangrijke speerpunten op het gebied van recreatie en toerisme zijn:

  • stimuleren van agrotoerisme (waaronder in vrijkomende agrarische panden);
  • inspelen op ontwikkeling van bezinnings- en cultuurtoerisme;
  • aanleg slechtweervoorzieningen;
  • optimaliseren routegebonden aanbod, met versterking van de routenetwerken;
  • stimuleren kleinschalige verblijfsaccommodaties, waaronder locaties voor bed & breakfast;
  • inzetten op terugkerende thematische evenementen en manifestaties;
  • streven naar meer samenhang in het toeristisch product (aspecten cultuurhistorie/kunst en natuur/landschap);
  • streven naar samenwerking (zowel binnen als buiten de gemeente);
  • intensiveren promotie en marketing.

Welstandsnota

De Welstandsnota Loppersum (vastgesteld d.d. 18 februari 2014) dient als toetsinstrument bij bouwplannen. Waar het bestemmingsplan de functie en het ruimtebeslag van bouwwerken regelt, geeft de welstandsnota regels voor de (architectonische) vormgeving (criteria voor het uiterlijk en de plaatsing van bouwwerken). Het welstandsbeleid is daarbij ondergeschikt aan het bestemmingsplan; de planologische ruimte die het bestemmingsplan biedt, kan niet worden ingeperkt door de welstandsnota.

De dorpen waar dit plan betrekking op heeft is verdeeld in verschillende welstandsgebieden met elk hun eigen criteria. Nieuwe bouwinitiatieven worden beoordeeld aan de hand van deze welstandscriteria.

Visie op de gebouwde omgeving

Er is bezorgdheid over de toekomst van de gebouwde omgeving in de gemeente Loppersum. Deze zorg concentreert zich rond de gevolgen van gaswinning en de effecten die maatregelen, zoals sloop en opkoop van huizen, met zich meebrengen.

In april 2016 is daarom de "Visie op de gebouwde omgeving in de gemeente Loppersum: vastgoed in ruimtelijke perspectief" vastgesteld. Deze visie geeft richting aan en stelt kaders hoe met het diverse vastgoed in de gemeente Loppersum dient te worden omgegaan. Het schetst een afwegingskader voor behoud, sloop, herbouw en herbestemming van panden. De visie heeft tot doel negatieve ruimtelijke en sociale effecten als gevolg van sloop, herbouw en herbestemming van panden te minimaliseren. Kansen voor verbetering moeten worden benut, zodat de gebouwde omgeving in de gemeente aantrekkelijk, leefbaar en esthetisch verantwoord blijft.

In zijn algemeenheid heeft versterking van een gebouw de voorkeur boven sloop. Als behoud geen levensvatbare optie is, dan heeft herbouw voor dezelfde eigenaar in de meeste gevallen de voorkeur. In sommige gevallen kan herbestemming een betere optie zijn. In die gevallen wordt maatwerk geboden in samenspraak met omwonenden. Via de gebiedsgerichte aanpak worden oplossingen gezocht voor vrijkomende kavels. De gemeente voert daarom regie op de ruimtelijke ontwikkelingen die het gevolg zijn van de gaswinningsproblematiek. Ontwikkelingen die met sloop te maken hebben worden getoetst aan deze visie.

Milieubeleidsplan

Het Milieubeleidsplan van de gemeente Loppersum is vastgesteld voor de periode van 2017 tot 2020. Met het milieubeleidsplan wil de gemeente belangrijke stappen zetten voor een duurzaam en sociaal Loppersum in 2030. Algemeen uitgangspunt is het achterlaten van een goede en gezonde leefomgeving voor alle volgende generaties.

De volgende vijf speerpunten zijn in het plan benoemd:

  • 1. op weg naar een fossielonafhankelijk Loppersum;
  • 2. op weg naar een circulair Loppersum;
  • 3. een gezond en schoon Loppersum;
  • 4. een groen en natuurlijk Loppersum;
  • 5. samen werken aan een duurzaam Loppersum.

In het milieubeleidsplan zijn concrete doelen aan deze speerpunten gekoppeld, bijvoorbeeld een daling van de hoeveelheid huishoudelijk restafval naar 100 kg per persoon per jaar en het ontwikkelen van een flexibel energienet. Wat de ruimtelijke ontwikkeling betreft, krijgen lokale duurzaamheidsinitiatieven meer ruimte. Een voorbeeld hiervan is een zonnepark waar de dorpen 't Zandt, Zeerijp en Zijldijk aan gekoppeld zijn, of een aantal windturbines aan de rand van het dorp die ten goede komen aan de dorpsgemeenschap. Daarnaast wil de gemeente in 2030 haar ecologische waardevolle natuurwaarden, groen- en waterverbindingen en landschappelijke elementen waarborgen. De gemeente streeft bijvoorbeeld naar een goede aansluiting van het openbaar groen in de dorpen op de ecologische elementen en structuren in het buitengebied.

't Zandt op de kaart!

Voor 't Zandt is in 2015 een integraal programma opgesteld om de leefbaarheid in het dorp te verbeteren. Het programma richt zich de thema's recreatie en toerisme, economie, welzijn, onderwijs, sport, vervoer en verkeer, wonen en de openbare ruimte. Het plan is zowel een visie als een uitvoeringsplan.

De plannen in het uitvoeringsplan zijn divers, van het uitbreiden van een sportvoorziening tot het behouden van de lijndienst. Ruimtelijke ontwikkelingen uit het programma zijn niet meegenomen in dit bestemmingsplan.

Bestemmingsplan Cultureel Erfgoed

De gemeente Loppersum heeft een bestemmingsplan Cultureel Erfgoed opgesteld. Dit bestemmingsplan is op 5 maart 2018 vastgesteld.

Het bestemmingsplan biedt bescherming aan gebieden waar de cultuurhistorische, landschappelijke en/of stedenbouwkundige waarden onder druk kunnen komen te staan als er geen nadere afweging kan plaatsvinden ten aanzien van sloop en nieuwbouw van panden, bijvoorbeeld als gevolg van schade door de gaswinning in het gebied.

Daarnaast worden met dit bestemmingsplan de karakteristieke panden in de gemeente Loppersum vastgelegd en voorzien van een regeling die toeziet op het voor zover mogelijk in stand houden van de ruimtelijk relevante kenmerken van deze panden die een belangrijk onderdeel zijn van het erfgoed in de gemeente. Het bestemmingsplan beschrijft ook het archeologische beleid van de gemeente.

Het bestemmingsplan Cultureel Erfgoed gemeente Loppersum bevat hiermee gemeentebreed het beschermingsregime voor cultureel erfgoed. Het plan is daarom van toepassing op alle bestemmingsplannen binnen de gemeente Loppersum, waaronder ook het voorliggende plan. Om die reden wordt voor het archeologische, cultuurhistorische en karakteristieke beschermingsregime verwezen naar dit plan en zijn er in het kader van het voorliggende plan geen afzonderlijke regels opgenomen die dezelfde bescherming tot doel hebben.

Evenementen

Evenementen brengen veel levendigheid en sociale cohesie binnen de dorpen wat de leefbaarheid binnen en tussen de dorpen bevordert. Evenementen veroorzaken echter nagenoeg altijd enige overlast , met name voor bewoners die wonen rond een evenemententerrein . Daarom is enerzijds het bevorderen en reguleren van evenementen van belang, anderzijds het beperken van de negatieve kanten van evenementen, te weten de overlast.

Het doel van de regeling in dit bestemmingsplan is om een goede ruimtelijke ordening te waarborgen door regels te stellen ten aanzien van de aard, omvang en duur van evenementen. In voorliggend bestemmingsplan is een regeling opgenomen die het gebruik regelt van terreinen in de dorpen voor evenementen. Het gaat om bestaand gebruik. Er worden geen nieuwe terreinen aangewezen,

Om er zeker van te zijn dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening, wordt in het bestemmingsplan verankerd dat binnen de gemeentegrens van Loppersum ter plaatse van de verschillende terreinen per jaar een maximum aantal evenementen wordt gehouden met een maximaal aantal bezoekers en met een maximale duur. Hierbij wordt een indeling in vier categorieën gehanteerd:

  • evenement van categorie 1: dit betreft de weekmarkten;
  • evenement van categorie 2: dit zijn evenementen met een lokaal karakter, zoals een snuffelmarkt, straatbarbecue, braderie, kinderspelweek, sport- en speldag en straatfeest, met maximaal 500 bezoekers per dag. Deze evenementen in 'Categorie B' worden veelal te voet of per fiets bezocht. De ervaring leert dat deze geen onoverkomelijke verkeers- of parkeerproblemen en overlast op andere fronten opleveren. Het aantal evenementen per jaar mag maximaal 5 per jaar bedragen en de maximale duur is 4 dagen per evenement, inclusief opbouw- en afbouwdagen.
  • evenement van categorie 3: dit zijn evenementen met maximaal 5.000 bezoekers per dag, zoals een kermis, festival, grasbaanrace en concert, én waarvan het bezoekersprofiel hoofdzakelijk lokaal is. Dit aantal is gebaseerd op het aantal bezoekers dat een evenement in 'Categorie A' in de huidige situatie binnen de gemeente Loppersum maximaal aantrekt. Het aantal evenementen per jaar mag maximaal 3 per jaar bedragen en de maximale duur is 6 dagen per evenement, inclusief opbouw- en afbouwdagen;
  • evenement van categorie 4: deze evenementen trekken beduidend meer bezoekers dan de overige evenementen waardoor er in het bestemmingsplan een maximum aantal van 10.000 bezoekers ten behoeve van dit evenement is geregeld. Omdat jaarmarkten in het verleden zelden nog nooit tot problemen (parkeren, veiligheid, et cetera) hebben geleid, kan worden geconcludeerd dat het maximum aantal van 10.000 bezoekers hanteerbaar is. Het aantal van dergelijke evenementen per jaar bedraagt maximaal 3 en de maximale duur is 10 dagen per evenement, inclusief opbouw- en afbouwdagen.

Kleine evenementen waarbij op het drukste moment maximaal 100 personen aanwezig zijn, inclusief de organisatie en deelnemers, die plaatsvinden tussen 08.00 en 23.00 uur en maximaal één dag duren, niet op een doorgaande openbare weg plaatsvinden en waarbij het doorgaande verkeer niet wordt gehinderd, worden in dit bestemmingsplan niet planologisch geregeld, omdat het incidentele evenementen op wisselende locaties zijn waarvan de ruimtelijke impact zeer gering is.

Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden

4.1 Milieuzonering

Inleiding

Milieuaspecten worden weliswaar geregeld via de daartoe geëigende wetgeving, maar daar waar het de ruimtelijke ordening raakt, dient met deze aspecten rekening te worden gehouden. Het gaat dan met name om de situering van milieugevoelige objecten ten opzichte van milieuhinderlijke objecten. Bij het bepalen van de afstanden tussen beide soorten objecten wordt de Handreiking Bedrijven en milieuzonering van de Vereniging Nederlandse gemeenten (2009) gebruikt. In deze brochure staan richtafstanden van bedrijven tot bebouwing aangegeven.

Op basis van de milieukenmerken van de verschillende typen bedrijven en inrichtingen wordt een indicatie van de afstanden gegeven, die als gevolg van deze kenmerken moeten worden aangehouden tussen de diverse typen bedrijven en milieugevoelige objecten. Deze afstanden hebben uitdrukkelijk niet het karakter van een norm. Daarnaast heeft de informatie geen betrekking op individuele bedrijven, maar op bedrijfstypen. Dit betekent dat een concrete situatie altijd in de context moet worden bekeken:

  • binnen bepaalde bedrijfstypen kunnen zich grote verschillen voordoen;
  • concrete milieu-informatie over een specifiek bedrijf heeft meer waarde dan algemene informatie;
  • de afstanden hebben betrekking op de afstand tot een rustige woonwijk; bij andere gebiedsfuncties kunnen dus andere afstanden mogelijk zijn;
  • afdoende milieuhygiënische maatregelen bij de bron, bij de overdracht of bij de ontvanger, kunnen een kortere afstand eventueel mogelijk maken.


Naast de voornoemde regelgeving is er ook de milieuwetgeving die uitgaat van een zonering tussen agrarische bedrijven en overige objecten.
Ten aanzien van het aspect geur is de Wet geurhinder en veehouderij van toepassing. Volgens deze wet geldt een ruimtelijke scheiding tussen veehouderijen en geurgevoelige objecten (objecten waarin personen aanwezig zijn). Hiervoor zijn normen gesteld voor de geurbelasting.

Bij het aspect ammoniak en veehouderij in het bestemmingsplan gaat het erom dat aan de ene kant bronnen met ammoniakemissie (veehouderijen) worden toegelaten en dat aan de andere kant ammoniakgevoelige gebieden aanwezig zijn, waaronder Natura 2000-gebieden (Wet ammoniak en veehouderij). Door de provincie zijn de ammoniakgevoelige gebieden aangewezen als 'zeer kwetsbare gebieden'. Deze gebieden liggen in het Natuur Netwerk Nederland en vallen soms samen met Natura 2000-gebieden.

Milieuzonering in het plangebied

In een aantal dorpen is een verscheidenheid aan bedrijvigheid aanwezig. In de meeste gevallen gaat het om bedrijven die onder categorie 1 en 2 van de Handreiking Bedrijven en Milieuzonering van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (2009) vallen. Voor deze bedrijven geldt een richtafstand van respectievelijk 10 en 30 meter ten opzichte van milieugevoelige objecten. De verwachte milieuhinder veroorzaakt door deze bedrijven is beperkt.

In het plangebied komen ook een aantal bedrijven voor die vallen onder categorie 3.1 en 3.2 van de Handreiking Bedrijven en Milieuzonering van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (2009). Voor deze bedrijven geldt een richtafstand van respectievelijk 50 en 100 meter ten opzichte van milieugevoelige objecten. In het plangebied gaat het vooral om veehouderijen en (land)bouwbedrijven. Bij de regels is als Bijlage 3 een lijst opgenomen van de bedrijven van categorie 3.1 en 3.2 die voorkomen in het plangebied.

Uitgangspunten bestemmingsplan

In het algemeen kan worden gesteld dat het voorliggende bestemmingsplan consoliderend van aard is. Dit betekent dat in principe de bestaande situatie is vastgelegd, inclusief de woningbouwmogelijkheden vanuit vigerende bestemmingsplannen, en dat geen nieuwe ontwikkelingen zijn meegenomen. Daaruit volgt dat geen extra milieubelasting op het plangebied wordt gelegd en andersom.

Bij nieuwe ontwikkelingen dient te worden bezien of geen onevenredige hinder optreedt tussen milieugevoelige objecten en milieuhinderlijke objecten. Dit geldt niet alleen voor de bedrijvigheid in de dorpen zelf, maar ook de bedrijvigheid in de nabijheid van de dorpen waarvan de invloed tot over het gebied kan reiken.

Bij bedrijfsbeëindiging of bedrijfsverplaatsing van een bedrijf van categorie 3.1 of 3.2 vervalt het gebruik van deze locatie voor nieuwe bedrijven van categorie 3.1 of 3.2. Een uitzondering hierop is het bedrijventerrein Boerdam-Fraamklap, hier is vestiging van bedrijven van categorieën 3.1 en 3.2 wel toegestaan.

Alleen bij omgevingsvergunning zijn bedrijven uit een hogere categorie toegestaan, mits deze een vergelijkbare milieubelasting veroorzaakt als de bedrijven uit de toegelaten milieucategorieën.

4.2 Bodem

Inleiding

Bij het opstellen of bij een herziening van het bestemmingsplan is de hoofdvraag of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het huidige of toekomstige gebruik van de betreffende gronden. Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit als gevolg van de aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem.

Het Besluit bodemkwaliteit zorgt voor een betere balans tussen een gezonde bodemkwaliteit en ruimte voor maatschappelijke ontwikkelingen. Het besluit bevat regels voor het toepassen van grond, baggerspecie en bouwstoffen. Maatschappelijke ontwikkelingen, zoals woningbouw of reconstructies, zijn vaak de motor achter het toepassen van bouwstoffen, grond en baggerspecie. Het mogelijk maken van deze ontwikkelingen zonder de bodem of het oppervlaktewater te schaden, is het doel van het besluit.

In het kader van de implementatie van het Besluit bodemkwaliteit is een bodemfunctieklassenkaart (kortweg bodemfunctiekaart) voor de gemeente Loppersum vastgesteld. De bodemfunctiekaart wordt gebruikt bij hergebruik van grond en baggerspecie. De bodemfunctiekaart wordt ook gebruikt in het saneringsspoor bij het vaststellen van terugsaneerwaarden, de kwaliteit van de leeflaag en de kwaliteit van de aanvulgrond. De bodemfunctiekaart geeft dus aan waar welke kwaliteit van grond mag worden toegepast, dan wel tot welke kwaliteit grond gesaneerd dient te worden.

Onderzoek

Binnen het hele plangebied is een grote variatie van gebruik aanwezig, waaronder wonen, voorzieningen, werken en infrastructuur.

Op basis van de huidige situatie, het gebruik en de historische informatie, kan worden geconcludeerd of bodemverontreinigingen zijn te verwachten die een belemmering kunnen vormen voor mogelijke ontwikkelingen.

In het kader van het 'Convenant Bodemontwikkelingsbeleid en aanpak spoedlocaties' (kortweg 'bodemconvenant') hebben gemeenten moeten vaststellen of er binnen hun grondgebied locaties zijn waar sprake is van onaanvaardbare risico's voor gebruikers van de bodem. Op basis van onderzoek in het kader van het bodemconvenant blijkt dat er in het onderhavig plangebied geen zogenoemde spoedlocaties aanwezig zijn.

De bodeminformatiekaart van de provincie Groningen en het bodeminformatiesysteem van de gemeente Loppersum geven daarnaast inzicht in de bodemkwaliteit van de gemeente Loppersum. Deze informatie is verbeeld in een zogenaamde bodemkwaliteitskaart met een toelichting in de bijbehorende Nota bodembeheer (vastgesteld 26 mei 2014). De bodemkwaliteitskaart geeft de diffuse bodemkwaliteit weer. Naast de diffuse bodemkwaliteit dient met betrekking tot de bodemkwaliteit op lokaal niveau ook rekening te worden gehouden met (historisch) verdachte activiteiten van 'puntbronnen' die lokaal een negatieve invloed kunnen hebben gehad op de diffuse bodemkwaliteit.

Volgens de bodemkwaliteitskaart voldoet de diffuse bodemkwaliteit aan de kwaliteitsklasse 'wonen' waaronder het plangebied is geschaard. Dit kan evenwel nog betekenen dat de bodem door (historisch) verdachte activiteiten van 'puntbronnen' lokaal is verdacht van verontreiniging, dan wel dat reeds door bodemonderzoek bekend is dat de bodem lokaal is verontreinigd.

Uitgangspunten bestemmingsplan

Vanwege het feit dat het gaat om een actualisatie van het bestemmingsplan, er geen spoedeisende saneringen in het plangebied zijn vastgesteld en de diffuse bodemkwaliteit voldoet aan de functies die in het plangebied aanwezig zijn, zijn er geen belemmeringen aanwezig voor het bestemmingsplan.

Het bestemmingsplan bevat wel een aantal flexibiliteitsbepalingen (onder andere afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden) waarmee ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Voorafgaand aan deze nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dient vast komen te staan dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor de ontwikkeling en past bij het gebruik van de gronden. Hiervoor moet in de meeste gevallen, in het kader van de omgevingsvergunning voor onderdeel bouwen, een bodemonderzoek uitgevoerd worden.

4.3 Luchtkwaliteit

Inleiding

Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit

Regelgeving voor luchtkwaliteit is in het hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer opgenomen. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit.

Niet in betekenende mate

Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm.

In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m³ NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.

Onderzoek

De meest relevante luchtkwaliteitseisen voor ruimtelijke plannen betreffen stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10 en PM2,5). De grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10 en PM2,5) uit de wet zijn opgenomen in de navolgende tabel.

Luchtconcentratie (jaargemiddelde)   Norm  
NO2   40 µg/m3  
PM10   40 µg/m3  
PM2,5   25 µg/m3  


Om te bepalen of kan worden voldaan aan de luchtkwaliteitseisen in de dorpen waar dit bestemmingsplan betrekking op heeft, zijn de Grootschalige Concentratiekaarten Nederland 2014 geraadpleegd.

Stikstofdioxide

Uit het beschikbare kaartmateriaal blijkt dat in de huidige situatie (meetjaar 2015) de concentratie stikstofdioxide rond de 10 µg/m3 ligt. De verwachte concentratie in het jaar 2025 bedraagt ongeveer 8.

Fijn stof

Ten aanzien van fijn stof (PM10) blijkt uit het kaartmateriaal dat de concentratie rond de 14 µg/m3 ligt (2015). Voor het jaar 2025 is de verwachting dat deze concentratie nagenoeg gelijk zal blijven.

Ten aanzien van zeer fijn stof (PM2,5) blijkt uit het kaartmateriaal dat de concentratie rond de 7,5 µg/m3 ligt (2015). Voor het jaar 2025 is de verwachting dat deze concentratie iets zal toenemen tot ongeveer 8,5 µg/m3.

Gelet op het vorenstaande worden de grenswaarden ten aanzien van stikstofdioxide en fijn stof niet overschreden.

Uitgangspunten bestemmingsplan

Het voorliggend bestemmingsplan maakt bij recht slechts kleinschalige ontwikkelingen mogelijk (onder meer uitbreidingen) die, zoals nu voorzien, geen overschrijding van de normen met zich meebrengen.

Bij nieuwe ontwikkelingen dient het effect op de luchtkwaliteit inzichtelijk te worden gemaakt.

4.4 Geluid

Inleiding

In het kader van de Wet geluidhinder kennen alle wegen met één of twee rijstroken binnen de bebouwde kom, op grond van artikel 74, lid 1 van de Wet geluidhinder, een zone van 200 m ter weerszijden van de weg, gerekend vanuit de as van de weg. De een- of tweestrookswegen buiten de bebouwde kom hebben een zone van 250 m aan weerszijden van de weg.

Dit geldt niet voor wegen waar een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt of wegen die deel uitmaken van een woonerf.

Behoudens situaties waarbij door Gedeputeerde Staten of burgemeester en wethouders een hogere waarde is vastgesteld, geldt voor geluidsgevoelige objecten binnen een zone als hoogst toelaatbare geluidsbelasting van de gevel 48 dB. Bij het voorbereiden van een plan dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op grond behorende bij een zone, dienen burgemeester en wethouders een akoestisch onderzoek in te stellen.

Indien de geluidsbelasting de voorkeursgrenswaarde van 48 dB te boven gaat, kunnen burgemeester en wethouders gemotiveerd een hogere waarde vaststellen (artikel 83 van de Wet geluidhinder).

Indien het nog niet geprojecteerde woningen langs een aanwezige weg betreft, kunnen burgemeester en wethouders in 'binnenstedelijk gebied' (binnen de bebouwde kom) een hogere waarde tot maximaal 63 dB vaststellen. Voor 'buitenstedelijk gebied' (buiten de bebouwde kom) geldt een maximale waarde van 53 dB.

Onderzoek

Alle wegen in de bebouwde kom van de dorpen kennen een 30 km/uur-regime. Op grond van de Wet geluidhinder geldt voor wegen waarbij dit regime geldt geen zone waarin voorwaarden gelden voor nieuwe ontwikkelingen. Bij nieuwe ontwikkelingen in de omgeving van deze wegen wordt, in het kader van 'goede ruimtelijke ordening', wel getoetst of de geluidbelasting veroorzaakt door deze wegen niet te hoog is.

De wegen buiten de bebouwde kom hebben een ander snelheidsregime. Hiervoor geldt, bij een weg met twee rijstroken, een zone van 250 meter buiten stedelijk gebied aan weerszijden van de weg. In het plangebied komt een aantal wegen voor waarvoor een ander snelheidsregime dan 30 km/uur geldt, bijvoorbeeld de N360 bij Garrelsweer. Dit zijn wegen die buiten de bebouwde kom liggen maar waarvan de zone wel de bebouwde kom overlapt. Bij nieuwe ontwikkelingen moet hieraan getoetst worden.

Uitgangspunten bestemmingsplan

Nieuwe ontwikkelingen die de oprichting van geluidsgevoelige objecten tot gevolg hebben, zijn niet bij recht toegestaan in het voorliggend bestemmingsplan. Hiermee treden geen belemmeringen op ten aanzien van het aspect wegverkeerslawaai.

Indien in het kader van het voorliggend bestemmingsplan nieuwe geluidsgevoelige functies worden opgericht (bijvoorbeeld via een afwijkings- of wijzigingsbevoegdheid), dient een onderzoek in het kader van de Wet geluidhinder plaats te vinden. Dit om te bepalen of de nieuwbouw voldoet aan de wettelijke voorkeursgrenswaarde.

Overig

Het plangebied ligt niet binnen de invloedssfeer van geluidgezoneerde industrieterreinen en/of overige geluid producerende objecten (waaronder vliegvelden).

4.5 Externe veiligheid

Inleiding

Voor externe veiligheid is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. De belangrijkste, waaraan in deze paragraaf ook wordt getoetst, zijn het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

In wetgeving over externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Allereerst het plaatsgebonden risico. Het plaatsgebonden risico is een maat voor het overlijdensrisico op een bepaalde plaats waarbij het niet van belang is of op die plaats daadwerkelijk een persoon aanwezig is. In het besluit is het plaatsgebonden risico gedefinieerd als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een bepaalde plaats in de omgeving van een risicobron zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval met een gevaarlijke stof. Het plaatsgebonden risico wordt weergeven door de 10-6 jaar/contour die voor kwetsbare objecten geldt als een grenswaarde en voor beperkt kwetsbare objecten als een richtwaarde.

Ten tweede kent het besluit het zogenaamde groepsrisico. Hierbij gaat het om de kans per jaar dat een groep mensen in minimaal een bepaalde omvang slachtoffer wordt van een ongeval. In het besluit wordt dit gedefinieerd als de (cumulatieve) kansen dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als direct gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van de risicobron en van één ongeval, waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Het groepsrisico moet worden bepaald binnen het invloedsgebied van de risicobron. Voor het groepsrisico geldt, anders dan voor het plaatsgebonden risico, geen grenswaarde, maar een oriënterende waarde. Het gaat om een maatschappelijke verantwoordingsplicht aan de hand van het risico. Ten aanzien hiervan moet een belangenafweging plaatsvinden (zie Handreiking Verantwoordingsplicht Groepsrisico; november 2007).

Onderzoek

De Omgevingsdienst Groningen heeft onderzoek gedaan naar de risicobronnen in de omgeving van het plangebied. Risicovolle inrichtingen, transportroutes en buisleidingen zijn in beeld gebracht en waar nodig is een groepsrisicoberekening uitgevoerd. Het volledige rapport is als Bijlage 2 bij de toelichting gevoegd.

Inrichtingen

Het Bevi richt zich op inrichtingen als bedoeld in de Wet milieubeheer. Inrichtingen kunnen risico's met zich mee brengen voor de in de omgeving gelegen risicogevoelige objecten. Het besluit onderscheidt twee categorieën risicogevoelige objecten, namelijk kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten (Bevi artikel 1, lid 1, sub b en l). Dit onderscheid is gebaseerd op maatschappelijke opvattingen over de groepen mensen die in het bijzonder moeten worden beschermd en op gegevens als het aantal personen en de verblijfstijd van groepen mensen.

Binnen of nabij het plangebied zijn vijf risicovolle inrichtingen gelegen waarvan het invloedsgebied is gelegen over het plangebied. Het gaat in alle gevallen om een opslag van gevaarlijke stoffen. Het betreft de volgende bedrijven:

  • Mts. Feitsma, Bosweg 4 in Eenum;
  • Mts. Duisterwinkel, Terhornseweg 6 in 't Zandt;
  • Mts. Duisterwinkel, Omtadaweg 2 in 't Zandt;
  • Landbouwbedrijf Pool, Fivelweg 1 in Zijldijk;
  • Agrifirm, Fivelweg 1a in Zijldijk.

De plaatsgebonden risicocontour van bovengenoemde inrichtingen is gelegen binnen de terreingrens van de inrichting dan wel buiten het plangebied. Risicogevoelige objecten in de dorpen waar voorliggend bestemmingsplan betrekking op heeft zijn niet gelegen binnen een plaatsgebonden risicocontour.

De invloedsgebieden van de inrichtingen op de adressen Bosweg 4 in Eenum, Omtadaweg 2 in 't Zandt en Fivelweg 1 in Zijldijk zijn (deels) gelegen over het plangebied.

Vervoer gevaarlijke stoffen

Het Bevt is vergelijkbaar met het Bevi en bevat risiconormen voor transportroutes (spoor, weg en waterwegen). Op basis van het Bevt moet rekening worden gehouden met het landelijk Basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Uitgangspunt van het Basisnet is dat door het vastleggen van veiligheidszones de gebruiksruimte voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en ruimtelijke ontwikkelingen op elkaar kunnen worden afgestemd. Provincies kunnen een eigen Basisnet vastleggen; dat is ook binnen de provincie Groningen het geval.

Het Provinciaal Basisnet is opgenomen in de Omgevingsverordening 2016 van de provincie Groningen (artikel 2.24).

Het provinciaal basisnet Groningen is het antwoord op de Nota Vervoer gevaarlijke stoffen waarin een borging van risicoafstanden als gevolg van transporten van gevaarlijke stoffen wordt aangekondigd. Het doel is om deze transportroutes vast te leggen en een systeem te creëren waarbij rekening kan worden gehouden met de dynamiek van transport en toekomstige groei. Om dit te bereiken zijn in de Omgevingsverordening provincie Groningen 2016 rondom een aantal aangewezen transportroutes (de grotere weg-, spoor- en waterinfrastructuur) veiligheidszones opgenomen. Onderstaand worden de zones weergegeven:

  • Veiligheidszone 1 provinciale wegen: Zone langs wegen in verband met plaatsgebonden risico (PR max) provinciale wegen. Gemeten vanaf het midden van de buitenste weg kanten;
  • Veiligheidszone 2 invloedsgebied provinciaal basisnet Groningen: Bevat een nadere verantwoording van het groepsrisico en biedt inzicht in de manier waarop rekening is gehouden met het advies van de Veiligheidsregio Groningen. Wordt gemeten vanaf de buitenrand van de transportroute;
  • Veiligheidszone 3 transport: Veiligheidszone rondom wegen en spoorwegen in verband met de bescherming van minder zelfredzame personen. Deze zone is bepaald op 30 meter gemeten vanaf de buitenste wegkanten van de wegen vanaf de buitenste spoorstaven van de spoorbundel voor het doorgaand verkeer.

Binnen de gemeente Loppersum zijn de provinciale wegen N46, N360, N996, N998 en N999 gelegen. Daarnaast is de spoorlijn Groningen - Delfzijl in het gebied gelegen.

Veiligheidszone 1 / Plaatsgebonden risicocontour

De PR-contour van de spoorlijn is 11 meter en reikt niet tot het plangebied. Hiermee wordt voldaan aan de grens- en richtwaarde van de PR-contour.

Voor de provinciale wegen N996, N998, N999 en N360 geldt op grond van de Omgevingsverordening geen maximale PR-contour. Ook voor deze wegen geldt dat wordt voldaan aan de grens- en richtwaarde van de PR-contour.

Voor de N46 is een maximale PR-contour van 20 meter vastgesteld. Binnen de PRmax-contour mogen geen kwetsbare objecten worden opgericht, beperkt kwetsbare objecten zijn slechts met zwaarwegende argumenten toegestaan. De afstand van de provinciale weg N46 tot de woondorpen Startenhuizen/Garsthuizen en Zijldijk bedraagt circa 7 meter en circa 5 meter. De PRmax contour van de N46 reikt voor het woondorp Zijldijk tot in het plangebied en wel in de bestemming bedrijf. De PRmax-contour van de N46 reikt voor het woondorp Startenhuizen/Garsthuizen tot in het plangebied en wel in de bestemmingen woongebied en groen.

Veiligheidszone 2 / Groepsrisico

In de Handleiding risicoanalyse transport (HART, versie 1.2, 11 januari 2017, Rijkswaterstaat) is bepaald tot welke afstand bevolking invloed kan hebben op het resultaat van het groepsrisico. Dit invloedsgebied wordt begrensd door de 1% letaliteitsgrens.

Het plangebied ligt binnen de 200 meter zone, waarbinnen de verantwoording van het groepsrisico moet worden opgesteld, en binnen het invloedsgebied van de spoorlijn en de wegen N998, N999, N360 en N46. Voor de spoorlijn en genoemde wegen is een groepsrisicoberekening uitgevoerd.

Veiligheidszone 3 / Plasbrandaandachtsgebied

In het landelijk basisnet is een plasbrandaandachtsgebied (PAG) van 30 meter aangegeven (gemeten vanaf de rand van de infrastructuur). Het bevoegd gezag vermeldt de redenen die er toe hebben geleid om in dat gebied nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten toe te laten, gelet op de mogelijke gevolgen van een ongeval met brandbare vloeistoffen.

In de Regeling Basisnet is voor de spoorlijn Sauwerd - Delfzijl aangegeven dat hier een plasbrandaandachtsgebied aanwezig is. De spoorlijn is gelegen op een afstand van circa 40 meter afstand van het plangebied Stedum. De overige woondorpen liggen op een grotere afstand van de spoorlijn. Het plasbrandaandachtsgebied reikt niet tot het plangebied Stedum en hierdoor is dit aspect niet relevant.

In de Omgevingsverordening provincie Groningen 2016 is opgenomen dat voor de provinciale wegen N996, N998, N999, N360 en N46 een veiligheidszone 3 transport geldt. Voor deze zone geldt een afstand van 30 meter.

De veiligheidszone 3 van de wegen N996, N999 en N46 liggen buiten het plangebied.

De provinciale weg N998 ligt in het plangebied van woondorp Toornwerd en de provinciale weg N360 ligt in het plangebied van de woondorpen Garrelsweer en Wirdum/Wirdumerdraai. De veiligheidszone 3 transport is eveneens gelegen in het plangebied. Binnen de veiligheidszone 3 transport mogen geen nieuwe objecten voor minder zelfredzame personen komen. De veiligheidszone 3 transport is gelegen in de bestemmingen woongebied. In deze bestemmingen worden geen nieuwe objecten voor minder zelfredzame personen opgericht. Hiermee wordt invulling gegeven aan de afstand van 30 meter van veiligheidszone 3.

Buisleidingen

Het Bevb en de bijbehorende Revb omvat regelgeving op het gebied van buisleidingen waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd.

In en in de nabijheid van het plangebied bevinden zich buisleidingen met een werkdruk van 40 bar of hoger, van de Gasunie en de NAM, die relevant zijn voor externe veiligheid. Het gaat om de buisleidingen A-610, A-543, 501061, 501071 en 500470. De buisleiding 500470 betreft een K1-leiding, een aardgascondensaatleiding. Deze leiding ligt nabij het dorp Oosterwijtwerd.

Plaatsgebonden risico

Het plaatsgebonden risico wordt bepaald door het product dat via de buisleiding wordt getransporteerd, de druk van de leiding, de diameter, alsmede de diepteligging van de leiding. Conform het Bevb zijn door de Gasunie de leidingdata ter beschikking gesteld.

Uit de risicoberekeningen blijkt dat de aanwezige ondergrondse aardgasleidingen geen PR 10-6 contour hebben.

Voor buisleidingen met een druk tot 40 bar moet rekening worden gehouden met een belemmeringenstrook aan weerszijden van de leiding van 4 meter. Buisleidingen met een druk van 40 bar of meer hebben een belemmeringenstrook van 5 meter. Binnen de belemmeringenstrook mag niet worden gebouwd.

Op grond van het Bevb leveren deze buisleidingen geen knelpunt voor het plaatsgebonden risico op.

Groepsrisico

Van de aardgasleidingen is het groepsrisico berekend. Voor alle leidingen geldt dat er geen overschrijding van de oriëntatiewaarde is berekend.

Verantwoording

Voor de spoorlijn, de provinciale wegen N998, N999, N360 en de N46 en de buisleidingen is een verantwoording van het groepsrisico opgesteld.

Dichtheid personen

Het plangebied van bestemmingsplan Woondorpen Loppersum bestaat o.a. uit de woondorpen Stedum, Garrelsweer, Toornwerd, Wirdum/Wirdumerdraai, Startenhuizen/Garsthuizen, Oosterwijtwerd en kent diverse bestemmingen waaronder woongebied, bedrijf, maatschappelijk, maatschappelijk-begraafplaats, groen en verkeer. De bevolkingsdichtheid binnen het bestemmingsplan is laag te noemen en zal nabij de risicovolle inrichtingen, transportroutes en leidingen niet wijzigen.

Omvang groepsrisico

Het berekende groepsrisico voor de spoorlijn Sauwerd - Delfzijl, de provinciale wegen N998, N999, N360 en N46, de risicovolle transportleidingen A-610 en A-543, ligt onder de oriëntatiewaarde.

Maatregelen ter beperking van het groepsrisico

Bronmaatregelen zijn gericht op verlaging van het groepsrisico van een calamiteit bij een risicobron. Bronmaatregelen zijn echter niet te treffen in de onderhavige ruimtelijke procedure. Wel zijn maatregelen te treffen in de omgeving door de bevolkingsdichtheid niet te veel te laten toenemen of stabiel te houden. Dit bestemmingsplan voorziet niet in een hogere bevolkingsdichtheid nabij risicovolle inrichtingen, transportroutes en leidingen.

Mogelijkheden voor ontwikkelingen met lager groepsrisico

Onderhavig plan legt de huidige situatie vast en voorziet niet in nieuwe ontwikkelingen. Gelet hierop zijn er geen mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico.

Bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid

Uit de beoordeling van bestrijdbaarheid blijkt dat de bereikbaarheid van de afzonderlijke dorpen voldoende is. Binnen een aantal dorpen zijn niet alle adressen via twee onafhankelijke routes bereikbaar. Verder zijn er doodlopende wegen en wegen die niet geschikt zijn voor de specifieke afmetingen van brandweervoertuigen (breedte, bochtstraal, belasting). Het spoor Sauwerd – Delfzijl en het buisleidingtracé nabij Oosterwijtwerd zijn slecht bereikbaar. De bereikbaarheid van de overige risicobronnen is voldoende. Bij de realisatie van alle nieuwe voor het verblijf van mensen bestemde objecten in het plangebied wordt indien nodig, gezorgd voor een goede, tweezijdige bereikbaarheid. Hiervoor kan de handleiding 'Bereikbaarheid en bluswatervoorziening regio Groningen' als uitgangsput worden gehanteerd. In het kader van herinrichting en nieuwbouw worden de mogelijkheden onderzocht om de bereikbaarheid te verbeteren en worden hiervoor, waar nodig, maatregelen getroffen.

Verder komt uit de beoordeling van bestrijdbaarheid dat in het hele plangebied bluswatervoorzieningen aanwezig zijn. Binnen de meeste dorpen is de onderlinge afstand tussen deze voorzieningen aan de grote kant. In een zevental dorpen bevinden zich witte vlekken, gebieden zonder enige bluswatervoorzieningen. Negen dorpen liggen nabij open water dat kan worden gebruikt als secundaire bluswatervoorziening. Ook hiervoor geldt dat bij herinrichting of nieuwbouw wordt gekeken naar mogelijkheden om de bluswatervoorzieningen te verbeteren. Bij realisatie van nieuwe objecten wordt gezorgd voor adequate bluswatervoorziening.

Uit de beoordeling van zelfredzaamheid blijkt dat zich in de dorpen Garrelsweer, Stedum en Wirdumerdraai objecten bevinden waarbij sprake is van langdurig verblijf van groepen verminderd zelfredzame personen in het invloedsgebied van risicobronnen. Het gaat om basisscholen, kinderdagverblijven en/of peuterspeelzalen. Bij een incident en/of een ontruiming is hier mogelijk extra hulpverlening noodzakelijk. Nieuwe objecten voor het verblijf van groepen verminderd zelfredzame personen worden niet gerealiseerd in 'harde' veiligheidszones van risicobronnen. 'Harde' veiligheidszones zijn een plasbrandaandachtsgebied (PAG, het gebied van het plaatsgebonden risico met een kans van 10-6, een door de provincie vastgestelde veiligheidszone rondom wegen en spoorwegen in verband met de bescherming van minder zelfredzame personen ('veiligheidszone 3 transport') en dergelijke.

Ongeacht de inzet van de gemeente Loppersum en de hulpverleningsdiensten om de situatie zo veilig mogelijk te maken zal er altijd sprake zijn van een restrisico. Immers, de kans op een ongeval, hoe klein dan ook, blijft altijd aanwezig.

Conclusie

Alles overwegende wordt geconcludeerd dat vanuit oogpunt van externe veiligheid het verantwoord is om het bestemmingsplan Woondorpen Loppersum vast te stellen. Bij nieuwe ontwikkelingen wordt in het kader van de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid de Veiligheidsregio betrokken en wordt getoetst aan de aanwezige risicobronnen in de omgeving. Er zijn geen belemmeringen in het kader van externe veiligheid voor het bestemmingsplan.

Het onderzoek externe veiligheid en het advies van de Veiligheidsregio zijn als respectievelijk Bijlage 2 en Bijlage 3 bij deze toelichting opgenomen.

4.6 Water

Inleiding

Bij het opstellen of bij een herziening van het bestemmingsplan wordt getoetst aan het bestaande beleid over waterkwaliteit en -kwantiteit.

In 2015 is het Nationaal Waterplan vastgesteld, waarin het waterbeleid voor de periode 2016-2021 is opgenomen. Duurzaam waterbeheer is het algemene beleidsuitgangspunt in dit plan. In het landelijke beleidsdocument worden maatregelen beschreven die tot doel hebben de veiligheid en leefbaarheid in Nederland te waarborgen (waaronder bescherming tegen overstromingen en voldoende en schoon water). Ook is een uitgangspunt het benutten van de kansen die het water biedt, onder meer met betrekking tot het gebruik.

De provincie Groningen besteedt in de Omgevingsvisie ook aandacht aan waterbeheer. De provincie streeft naar een toekomstbestendig, leefbaar en veilig watersysteem met voldoende en schoon water. De thema's (1) waterveiligheid, (2) waterkwantiteit en (3) schoon en voldoende water worden uitgewerkt in de Omgevingsverordening.

In het Waterbeheerprogramma 2016-2021 staat het waterbeleid van Waterschap Noorderzijlvest beschreven. In hoofdzaak richt het beleid zich op een veilig en duurzaam waterbeheer. Het waterschap maakt in zijn beheergebied onderscheid in verschillende (water)functies met verschillende doelstellingen. Het plangebied heeft in het Waterbeheerprogramma de functies 'landbouw' en 'bebouwd gebied'.

In de beleidsnotitie Water en ruimte (2013) wordt het beleid van het waterschap Noorderzijlvest ten aanzien van het waterbeheer in bebouwd gebied toegelicht.

In juli 2007 is door de gemeente Loppersum en het Waterschap Noorderzijlvest het Waterplan Loppersum opgesteld. Met dit waterplan beogen de gemeente en het waterschap het thema water op een goede manier in te passen in de ruimtelijke ordening. Doel van dit plan is het realiseren van een duurzaam watersysteem waarvan een ieder op zijn of haar eigen manier kan gebruikmaken en genieten. Een maatregel als het ontkoppelen van de hemelwaterafvoer van het rioleringssysteem is hier een voorbeeld van.

Toetsing

In de gemeente Loppersum liggen een paar belangrijke watergangen en een aantal regionale waterkeringen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0024.05BP0000-VG01_0005.jpg"

Ligging regionale en overige keringen (Bron: Waterschap)

afbeelding "i_NL.IMRO.0024.05BP0000-VG01_0006.jpg"

Ligging hoofdwatergangen (bron: Waterschap)

De regionale keringen en de hoofdwatergangen zijn bestemd als respectievelijk 'Waterstaat - Waterkering en Water.

Ten aanzien van veiligheid zijn op kaart 8 'Regionale waterkeringen' van de provinciale verordening de veiligheidsnormen vastgesteld. Het zuidelijk deel van de gemeente ligt in de regio waar regionale waterkeringen lopen en waarvoor veiligheidsnormen gelden. De dorpen Toornwerd (deels), Westerwijtwerd, Stedum, Wirdum, Garrelsweer (deels) en Wirdumerdraai liggen binnen de regio waarvoor veiligheidsnormen gelden.

Uitgangspunten bestemmingsplan

Vanwege het feit dat het gaat om een actualisatie van het bestemmingsplan en er gevolgen voor het watersysteem mogelijk worden gemaakt door dit bestemmingsplan, zijn er op basis van de toetsing aan het beleid geen belemmeringen aanwezig voor het bestemmingsplan.

4.7 Archeologie en cultuurhistorie

4.7.1 Archeologie

Inleiding

Archeologische waarden dienen op grond van de Erfgoedwet te worden mee gewogen in de besluitvorming over ruimtelijke ingrepen. Er dient rekening te worden gehouden met zowel de bekende als de te verwachten archeologische waarden.

Archeologiebeleid Noord-Groningen

Noord-Groninger gemeenten hebben gezamenlijk inhoud gegeven aan het archeologiebeleid (RAAP-rapport 1732; 2008). Kern van dat beleid is de Archeologische verwachtingskaart en beleidsadvieskaart. In het rapport wordt onderscheid gemaakt in vier typen gebieden:

  • 1. wettelijk beschermde archeologische monumenten;
  • 2. archeologisch waardevolle gebieden (niet-beschermde AMK-terreinen, wierden, borgen, boerderijplaatsen, ARCHIS-waarnemingen en de wemen);
  • 3. gebieden van archeologisch belang (historische kernen);
  • 4. archeologische onderzoeksgebieden (hoge verwachtingen van de verwachtingskaart en de beek- en rivierdalen).

De indeling in vier typen gebieden is leidend voor de beleidsbepaling ten aanzien van archeologie. Oftewel, en zoals in een aantal vigerende plannen al werd toegepast, is er een indeling gemaakt in vier beschermingsniveaus voor archeologie. Op deze wijze worden de in de gemeente Loppersum voorkomende archeologische (verwachtings)waarden weergegeven op de verbeelding en voorzien van specifieke regels die voortvloeien uit het archeologiebeleid.

Onderzoek

Uit de archeologische beleidsadvieskaart blijkt dat in de dorpen een veelheid aan archeologische waarden aanwezig is. Het betreft hier zowel bekende waarden als archeologische verwachtingswaarden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0024.05BP0000-VG01_0007.jpg"

Archeologische waarden Toornwerd (bron: Archeologische kaart Loppersum)

Als voorbeeld is op bovenstaande afbeelding is het dorp Toornwerd te zien op de archeologische kaart. Het gebied tussen de Toornwerderweg en de Ossengang is een geregistreerd terrein op de Archeologische Monumentenkaart (AMK-terrein) met een hoge archeologische waarde. Dit gebied valt grotendeels samen met het gebied dat is aangemerkt als 'historische kern' (blauwe strepen). Verder zijn vier boerderijplaatsen aangegeven als cultuurhistorisch aandachtspunt (oranje omlijning).

Naast Toornwerd hebben de dorpen Oosterwijtwerd, Wirdum, Wirdumerdraai, Leermens, Eenum, Garsthuizen, Westerwijtwerd, Huizinge en Westeremden een wierdestructuur. Voor alle dorpen met een wierdestructuur geldt dat deze zijn geregistreerd als AMK-terrein. Verder zijn in een aantal dorpen een pastorie, kerk, molen en/of ander pand aangegeven als cultuurhistorisch aandachtspunt.

Wat betreft de verwachtingswaarden, geldt dat de meeste dorpen een hoge archeologische verwachtingswaarde kennen.

Uitgangspunten bestemmingsplan

De voorkomende archeologische (verwachtings)waarden die zijn weergegeven op de archeologische kaart worden beschermd door middel van het bestemmingsplan Cultureel Erfgoed gemeente Loppersum. Dit plan is van toepassing op alle plannen binnen het gemeentelijk grondgebied van de gemeente Loppersum, waaronder ook het voorliggende plan. Er zijn in het bestemmingsplan Cultureel Erfgoed gemeente Loppersum vier dubbelbestemmingen opgenomen die tevens van toepassing zijn binnen voorliggend bestemmingsplan, te weten Waarde - Archeologie 1, 2, 3 en 4. Voor de inhoud van en een toelichting op deze beschermingsregels wordt daarom verwezen naar dit plan.

4.7.2 Cultuurhistorie

Inleiding

Als gevolg van het rijksbeleid ten aanzien van de monumentenzorg, is per 1 januari 2012 een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening van kracht. Op grond van deze wijziging dienen alle cultuurhistorische waarden uitdrukkelijk te worden mee gewogen bij het vaststellen van bestemmingsplannen. Dit betekent dat in aanvulling op de archeologische aspecten nu ook de overige cultuurhistorische waarden moeten worden betrokken in het onderzoek.

Onderzoek

In het plangebied komt bebouwing voor die vanwege de uitstraling en (architectonische) waarde is aangewezen als rijksmonument.

Een deel van de dorpen Stedum, Huizinge en Westeremden is op grond van de Erfgoedwet aangewezen als beschermd dorpsgezicht. Op grond van deze aanwijzing geldt een beschermingsregime voor de bebouwing en ruimtelijke structuur in het gebied (zie ook paragraaf 3.1 en de bijlagen bij de regels).

Een aantal dorpen worden in de provinciale omgevingsverordening aangemerkt als een wierdedorp. Het gaat om de dorpen Toornwerd, Huizinge, Westerwijtwerd, Westeremden, Wirdum, Eenum, Leermens en Oosterwijtwerd. Op grond van het provinciaal beleid, geldt voor deze wierden een beschermingsregime. Een groot deel van de beschermde wierden valt binnen de begrenzing van dit plan.

Binnen de gemeente zijn ook diverse gebieden aanwezig met bijzondere kwaliteiten die kenmerkend zijn voor de eigenheid van de gemeente Loppersum. De kwaliteiten van deze gebieden zitten niet alleen in de aanwezige bebouwing, maar overstijgen vaak het niveau van het individuele pand of van een dorp. Te denken valt bijvoorbeeld aan het dorp Toornwerd, waar de kwaliteiten niet (alleen) in de bebouwing zitten, maar vooral ook in de samenhang met de omgeving (zoals de radiale verkaveling) en in de dorpse structuur met een ossengang, de kerk in het hart van de wierde en de doorzichten naar de omgeving.

De provincie Groningen heeft in haar Omgevingsvisie en -verordening aangegeven welke landschappen en kernkarakteristieken beschermd moeten worden. In de gemeente Loppersum gaat het om:

  • landschap met herkenbare onregelmatige blokverkaveling;
  • wierden;
  • karakteristieke laagten;
  • zones rond wierden en wierdedorpen;
  • bosontwikkelingszones;
  • karakteristieke sloten Appingedam - Delfzijl;
  • karakteristieke waterlopen.

De hierboven genoemde cultuurhistorische waarden die voortvloeien uit het provinciale beleid zijn in het voorliggende bestemmingsplan vertaald in regels.

Uitgangspunten bestemmingsplan

De in het plangebied aanwezige rijksmonumenten zijn beschermd op grond van de Erfgoedwet.

De gronden die deel uitmaken van een beschermd dorpsgezicht vallen onder de beschermende werking van het bestemmingsplan Cultureel Erfgoed gemeente Loppersum zoals dat is besproken in de vorige paragraaf en 3.4. Daarom is in dit plan geen afzonderlijke dubbelbestemming opgenomen. Verder is voor de zone rond de wierden de beschermende regeling uit de provinciale omgevingsverordening opgenomen.

In de verschillende dorpen komen karakteristieke panden en gebieden voor die een dusdanige cultuurhistorische waarde hebben dat bescherming gewenst is. Ook deze panden vallen onder de beschermende werking van het bestemmingsplan Cultureel Erfgoed gemeente Loppersum.

4.8 Ecologie

Inleiding

Sinds 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming van kracht. Deze vervangt drie wetten; de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet. Op grond van de Wet natuurbescherming dient in ruimtelijke plannen en bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening te worden gehouden met de aanwezige natuurlijke waarden (zowel soorten als gebied).

De volgende gebieden genieten bescherming op grond van de Wet natuurbescherming:

  • Natura 2000-gebieden (Vogel- en Habitatrichtlijngebied);
  • staatsnatuurmonumenten (gebieden in eigendom van de staat);
  • beschermde natuurmonumenten (gebieden die in eigendom zijn van particulieren, waaronder terreinbeheerders);
  • Wetlands.

Ook de provincie heeft gebieden aangewezen waarbinnen beschermende regels gelden ten aanzien van het behoud van ecologische waarden. In de omgevingsverordening zijn voor enkele van deze aspecten, waaronder Natuur Netwerk Nederland en Bos- en natuurgebieden buiten het Natuur Netwerk Nederland, bindende regels opgenomen.

Onderzoek

In de dorpen komen geen gebieden voor die onder de werking van de Wet natuurbescherming vallen.

Wel zijn op grond van provinciaal beleid enkele gebieden in 't Zandt en Zeerijp aangemerkt als 'bos- en natuurgebieden buiten het Natuur Netwerk Nederland'. Deze gronden zijn in zoverre beschermd dat de bestemming in principe niet mag worden gewijzigd. Het dorp Toornwerd is gelegen in een gebied dat is aangewezen als leefgebied voor weidevogels. Bij het dorp Garrelsweer is het gebied zuidelijk van de Stadsweg en oostelijk van de Hoekmeersterweg gelegen, aangewezen als leefgebied voor weidevogels. Ook zuidelijk van de Stadsweg in Wirdumerdraai komt leefgebied voor weidevogels voor.

Uitgangspunten bestemmingsplan

Vanwege de conserverende aard van dit bestemmingsplan, zijn geen negatieve effecten te verwachten op de aanwezige natuurwaarden in de dorpen.

Bij nieuwe ontwikkelingen die in het kader van dit bestemmingsplan plaatsvinden, dient te allen tijde te worden bezien of geen negatieve effecten optreden ten aanzien van de flora en fauna in het gebied.

De gebieden die in het provinciaal beleid zijn aangemerkt als 'bos en natuurgebieden buiten het Natuur Netwerk Nederland' hebben de bestemming 'Groen' gekregen. Alleen in Zeerijp is een klein deel met de bestemming 'Woongebied'. De bestemming van deze gronden worden ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan niet gewijzigd en kunnen op basis van dit bestemmingsplan ook niet worden gewijzigd.

Bij een nieuwe grootschalige ruimtelijke ontwikkeling in gebieden die zijn aangewezen als leefgebied voor weidevogels, moet op grond van het provinciaal beleid inzicht worden geboden in de maatregelen die nodig zijn om schade aan het leefgebied te voorkomen en indien nodig te compenseren. Voorliggend bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk.

4.9 Duurzaamheid

Duurzaamheid is een belangrijk en overkoepelend thema binnen het beleid van de verschillende overheidsniveaus, zo ook van de gemeente Loppersum. De samenwerking met inwoners staat centraal bij het behalen van de doelstellingen uit het milieubeleidsplan.

De motivatie om gebruik van fossiele brandstoffen af te bouwen, is in de gemeente Loppersum breed gedragen. Daarnaast ligt er een grote opgave om gebouwen te versterken in het kader van de aardbevingsproblematiek. De combinatie van deze beide zaken biedt de kans om in de komende jaren een grote slag te slaan. In nagenoeg ieder dorp is een burgerinitiatief actief om gezamenlijk dit vraagstuk op te pakken, bijvoorbeeld in de vorm van een energiecoöperatie. De waardevermeerderingsregeling bij schade door gaswinning, heeft er toe geleid dat veel particulieren hebben geïnvesteerd in energiebesparende maatregelen, zoals het installeren van zonnepanelen.

Verder worden vanuit de versterkingsopgave huurwoningen versterkt en verduurzaamd. Het versterken van particulieren woningen is, op een enkele woning na, nog niet ter hand genomen. De gemeente denkt nog na over een manier waarop woningeigenaren gestimuleerd kunnen worden om hun woning verder te verduurzamen.

Ook in de transformatie van de zorg en het onderwijs speelt verduurzaming een belangrijke rol. De nieuwe scholen en de te versterken scholen worden iconen van duurzaamheid. Aan bedrijven wordt voorlichting gegeven en voor bedrijven zijn de verplichte energiebesparende maatregelen die zich binnen vijf jaar terugverdienen, zoals opgenomen in de Wet milieubeheer, verplicht.

In september 2017 is een energietransitieplan voor het dorp Loppersum ondertekend. Dit plan bevat zes programmalijnen waarbij verschillende partijen (waaronder kennisinstellingen, overheden, netbeheerders en lokale initiatieven) zich gezamenlijk gaan inspannen om experimenten en projecten op het gebied van grootschalige energiebesparing en duurzame energieproductie uit te voeren voor het dorp Loppersum. Waar mogelijk worden ervaringen en oplossingen zoveel mogelijk ook benut voor de energietransitie van andere dorpen in de gemeente Loppersum.

4.10 Gezondheid

Gezondheid is een thema dat steeds meer aandacht krijgt in ruimtelijke ordening. De samenhang tussen gezondheid, milieu, veiligheid en ruimtelijke ordening in de leefomgeving vormt een steeds groter aspect om mee te nemen in planvorming. Dit heeft onder andere te maken met de voorbereiding op de nieuwe Omgevingswet, waarin gestreefd wordt naar een gezonde en veilige fysieke leefomgeving.

De voorgenoemde thema's in dit hoofdstuk, zoals milieuzonering, bodem, luchtkwaliteit en geluid, hebben raakvlakken met het thema gezondheid. Het voorkomen van milieuhinder door toetsing aan de huidige wet- en regelgeving, leidt tot een betere en gezondere leefomgevingskwaliteit. Naast milieuhinder zijn er nog andere aspecten die van invloed zijn op de gezondheid, zoals voldoende groen in het openbaar gebied, de mogelijkheden tot bewegen en ontmoeten en de aanwezigheid van zorgvoorzieningen.

Openbaar gebied en mogelijkheden tot bewegen en ontmoeten

Door goede fiets- en wandelpaden, speeltuinen, beweegtoestellen in parken, beweegzones, aanleg van stadstuinen, groentetuinen en fruitbomen wil de gemeente een gezonde leefomgeving realiseren.

De fysieke en sociale omgeving zijn, veelal onbewust, van invloed op het beweeggedrag van mensen. Een beweegvriendelijke, openbare ruimte heeft een preventieve werking op de gezondheid van mensen en levert daarmee een belangrijke bijdrage aan gezond ouder worden. Daarnaast is in de gemeente Loppersum circa 40 km aan fietspaden en ook zijn er onder andere dorpsommetjes in Garrelsweer, Garsthuizen en Huizinge. In 't Zandt en Westeremden zijn plannen voor een dorpsommetje.

Ook de socialiserende werking van beweegvriendelijke ruimten en ontmoetingsruimten heeft effect op de leefbaarheid van een wijk, buurt of dorp. In de gemeente zijn twee sporthallen, vier gymlokalen, zeven sportvelden, acht ijsbanen en twee zwembaden. Op deze manier heeft de gemeente een breed aanbod van beweeg- en ontmoetingsruimten in of nabij de dorpen. Ook is in vrijwel elk dorp een dorpshuis (de gemeente telt in totaal 14 dorpshuizen) en zijn meerdere speelveldjes, waar diverse activiteiten worden georganiseerd. Bewonersinitiatieven worden vooral op deze plekken georganiseerd en dragen bij aan de sociale cohesie.

Zorgvoorzieningen

In het Woon- en leefbaarheidsplan Noord-Groningen (zie ook paragraaf 3.3) wordt al ingegaan op het thema gezondheid in de vorm van zorgvoorzieningen. In plaats van zorgstructuur wordt zorgprestatie belangrijk. Het doel is om passende zorg voor eenieder aan te kunnen bieden, zo dicht mogelijk bij huis. Eén zorgloket, langer thuis blijven wonen, toekomstbestendigheid van vastgoed en meer samenwerking voor beter resultaat zijn onderdelen die onder deze kernopgave vallen.

Deze ambitie heeft invloed op de ruimtelijke ordening in de dorpen van de gemeente Loppersum. Het aanbieden van mogelijkheden om langer thuis te blijven wonen, zoals een wijkverpleegkundige, een huisarts nabij in het gezondheidscentrum en aanpassing van woningen, is hierbij van belang. Het is aan gemeenten en zorgpartijen om samen zorg-, woon- en welzijnsconcepten te ontwikkelen en uit te voeren op verschillende locaties.

Positieve gezondheid

De gemeenten Delfzijl, Appingedam en Loppersum hebben gezamenlijk integraal gezondheidsbeleid ontwikkeld en vastgelegd in het beleidsdocument 'Lokaal gezondheidsbeleid Delfzijl-Appingedam-Loppersum 2017-2020'. Het gezondheidsbeleid gaat uit van het begrip positieve gezondheid: het bevorderen van veerkracht, participatie en zelfredzaamheid.

De gemeente Loppersum legt in het gezondheidsbeleid de nadruk op de thema's alcohol- en drugsgebruik en het stimuleren van beweging en gezond gewicht. Het laatstgenoemde thema heeft deels een ruimtelijk aspect omdat, zoals eerder in deze paragraaf beschreven, de openbare ruimte van invloed kan zijn op het beweeggedrag van mensen.

Het beleidsdocument is een notitie op hoofdlijnen waar lokaal invulling moet worden gegeven aan de uitvoering. Een uitvoeringsagenda is nog niet opgesteld.

Uitgangspunten bestemmingsplan

In het algemeen kan worden gesteld dat het voorliggende bestemmingsplan consoliderend van aard is. Dit betekent dat in principe de bestaande situatie is vastgelegd en dat geen nieuwe ontwikkelingen zijn meegenomen. Vanwege het feit dat het gaat om een actualisatie van het bestemmingsplan, zijn er op basis van de toetsing aan het beleid geen belemmeringen aanwezig voor het bestemmingsplan.

Voor nieuwe ontwikkelingen in het plangebied geldt dat gezondheid meegenomen moet worden in de overwegingen.

Hoofdstuk 5 Juridische vormgeving

5.1 Algemeen

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bevat de regeling voor de opzet en de inhoud van een bestemmingsplan. In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is deze regeling verder uitgewerkt.

Het bestemmingsplan bestaat uit:

  • a. een verbeelding van het bestemmingsplangebied waarin alle bestemmingen van de gronden worden aangewezen;
  • b. de regels waarin de bestemmingen worden beschreven en waarbij per bestemming het doel wordt of de doeleinden worden genoemd;
  • c. een toelichting waarin onder meer het relevante beleid op verschillende overheidsniveaus wordt beschreven, een toets plaatsvindt aan de milieuaspecten en de bestemmingsregels worden toegelicht.

Ook zijn de regels van de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP 2012) toegepast. Met deze standaard worden de regels en de verbeelding zodanig opgebouwd en ingericht dat bestemmingsplannen goed met elkaar kunnen worden vergeleken.

Het bestemmingsplan met de daarbij behorende toelichting wordt langs elektronische weg vastgelegd en ook in die vorm vastgesteld, tegelijk met een analoge versie van het bestemmingsplan. Als de digitale en analoge versie tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale versie beslissend.

5.2 Plansystematiek

Het voorliggende bestemmingsplan is gebaseerd op onderzoek ter plaatse van de bestaande situatie. Zoals in paragraaf 1.4 is aangegeven, is het bestemmingsplan consoliderend van aard. Grote ontwikkelingen worden niet voorzien. Een uitzondering is gemaakt voor enkele (kleine) nieuwe ontwikkelingen die niet in het bestemmingsplan pasten en waaraan het college van burgemeester en wethouders medewerking willen verlenen.

Wat betreft de bestemmingsregeling is gekozen voor een niet te gedetailleerde wijze van bestemmen, waarbij wel duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen woongebied en andere functies en waarbij op de verbeelding onderscheid wordt gemaakt tussen het gebouwd (bouwvlakken) en het onbebouwd gebied.

5.3 Opzet van de regels

De regels zijn opgebouwd uit een aantal hoofdstukken.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

In hoofdstuk 1 is een uitleg van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen opgenomen, alsmede de wijze van meten.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

In hoofdstuk 2 zijn de bestemmingen opgenomen. Voor de meeste bestemmingen zijn de volgende onderdelen opgenomen:

  • Bestemmingsomschrijving;
  • Bouwregels;
  • Nadere eisen;
  • Afwijking van de bouwregels;
  • Specifieke gebruiksregels;
  • Afwijking van de gebruiksregels;
  • Omgevingsvergunning voor het bouwen van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.

In de bestemmingsomschrijving wordt een nadere omschrijving gegeven van de aangegeven bestemmingen op de verbeelding. Het gaat dan om een beschrijving van de toegelaten functies (gebruiksdoeleinden), al dan niet aangevuld met aanwijzingen omtrent de ruimtelijke inrichting.

In de bouwregels wordt aangegeven aan welke voorwaarden bouwwerken moeten voldoen. Uitgangspunt voor het plangebied is dat de regels zo worden ingericht dat de bepalingen voor hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken (aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen) en overige bouwwerken (geen gebouwen zijnde) duidelijk van elkaar zijn te onderscheiden.

Nadere eisen hebben in de praktijk meestal alleen betrekking op de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

In de specifieke gebruiksregels wordt aangegeven welke vormen van gebruik in ieder geval strijdig worden geacht met de bestemming of juist wel zijn toegestaan bij recht en onder welke voorwaarden.

Ten aanzien van onderdelen kan achteraf wellicht de conclusie worden getrokken dat sprake is van een beperking, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. Het is dan gewenst om in de concrete situatie ten aanzien van de noodzaak, omvang en dergelijke opnieuw een afweging te maken ten opzichte van de overige belangen. Deze afweging wordt mogelijk door en vindt plaats op grond van de in het plan opgenomen afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden.

In voorkomende gevallen is een omgevingsvergunningstelsel opgenomen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en van werkzaamheden. Deze regeling houdt in dat er een verbod geldt op het uitvoeren van bepaalde werken of werkzaamheden tenzij er een omgevingsvergunning wordt afgegeven.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

In dit hoofdstuk zijn een anti-dubbeltelregel, de algemene bouwregels, de algemene gebruiksregels, de algemene aanduidingsregels, de algemene afwijkingsregels, de algemene wijzigingsregels en de overige regels opgenomen. Zoals de titel van het hoofdstuk al aangeeft, gelden deze regels voor het hele plangebied.

Anti-dubbeltelregel

Het doel van de anti-dubbeltelregel is om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. Kortweg gezegd komt het erop neer, dat grond die één keer in beschouwing is genomen voor het toestaan van gebouwen, niet een tweede maal mag meetellen voor de toelaatbaarheid van andere gebouwen, als die grond inmiddels tot een ander bouwperceel is gaan behoren.

Algemene bouwregels

De algemene bouwregels bevatten bouwregels die gelden voor alle bestemmingen in het bestemmingsplan.

In de algemene bouwregels is een regeling opgenomen voor vrijgekomen en vrijkomende bebouwing die in het buitengebied staat, zoals dat in de Omgevingsverordening van de Provincie Groningen is aangewezen.

Ook is een regeling opgenomen voor afstemming met de welstandscriteria.

Algemene gebruiksregels

In de algemene gebruiksregels is aangegeven wat als strijdig gebruik moet worden gerekend.

Algemene aanduidingsregels

In de algemene aanduidingsregels zijn regels opgenomen die voor bepaalde, in het bestemmingsplan aangegeven gebieden gelden. In paragraaf 5.3.3 wordt verder ingegaan op de gebiedsaanduidingen.

Algemene afwijkingsregels

In de afwijkingsregels voor het bouwen is een afwijkingsregel opgenomen voor het afwijken tot 10% van de maten en afmetingen in het plan. Dit betreft goot- en bouwhoogten, dakhellingen en oppervlaktematen. Deze afwijkingsmogelijkheid geldt niet voor bouwvlakken en bestemmingsvlakken.

Er bestaat wel een afwijkingsmogelijkheid voor het bouwen buiten het bouwvlak, maar dat is alleen mogelijk voor het herstellen en/of bouwkundig versterken van beschadigde gebouwen als gevolg van de aardgaswinning en bodemverzakking en voor de aardbevingsbestendige en/of energieneutrale nieuwbouw van gebouwen. ,

In de afwijkingsregels zijn mogelijkheden opgenomen voor het vergroten van vrijkomende of vrijgekomen gebouwen en voor het vervangen van ontsierende voormalige agrarische gebouwen. Ook de uitbreiding van de bebouwing van niet-agrarische bedrijven en maatschappelijke voorzieningen in het buitengebied zoals dat is aangewezen in de POV, is mogelijk via een afwijking. Hierbij mag de bebouwing met maximaal 20% worden uitgebreid.

Via de ruimte voor ruimte regeling kan een nieuwe (bedrijfs)woning worden gebouwd waarbij de bestaande woning wordt gesloopt, evenals de ontsierende bijbehorende bouwwerken. Deze regeling geldt alleen voor percelen die binnen het buitengebied liggen, zoals aangewezen in de POV. Een andere mogelijkheid is om een woning te bouwen ter compensatie van de afbraak van 750 m² voor hergebruik niet geschikte of geschikt te maken niet karakteristieke of beeldbepalende bebouwing of de mogelijkheid om twee woningen op te richten ter compensatie van de afbraak van 2.000 m² voor hergebruik niet geschikte of geschikt te maken niet karakteristieke of beeldbepalende bebouwing.

Om lokale initiatieven voor het bouwen van enkele windturbines en/of de aanleg van kleinschalige zonnepaneelvelden mogelijk te maken is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor respectievelijk de bouw van windturbines en de aanleg van zonnepaneelvelden. Daarbij dient een goede ruimtelijke verhouding te zijn tussen de omvang van een initiatief en de nabijgelegen gebouwde omgeving en het landschap. Een landschappelijk inpassingsplan is dan ook een verplicht onderdeel.

Daarnaast is het vanuit zuinig en doelmatig ruimtegebruik wenselijk dat er een balans is tussen de opwekking en afname van de opgewekte energie in de omgeving. Hier wordt specifiek 'de omgeving' genoemd om de ruimtelijke afwenteling van energieparken met een afnamegebied buiten de regio op het fysieke leefgebied van de inwoners van de gemeente zoveel mogelijk te voorkomen. Voor energieparken met afnamegebied elders dient een buitenplanse procedure doorlopen te worden. De duurzame ontwikkelingen gaan gezamenlijk immers een effect hebben op het landschap en de leefomgeving van de inwoners. Het ruimtebeslag moet niet meer dan noodzakelijk zijn bij deze afwijkingsmogelijkheden.

Voor de lokale gebondenheid en zorg voor de omgeving wordt een participatieplan bij een aanvraag vereist. Hierin wordt aangetoond dat het plan een lokaal initiatief is gericht op duurzaamheid en lokale energieopwekking. Inwoners brengen lokale kennis in van de (fysieke) leefomgeving en kunnen ervoor zorgen dat naast het plan de mogelijkheden worden onderzocht om een andere bijdrage aan het landschap/het dorp in het kader van duurzaamheid en/of landschap te leveren.

Een participatieplan wordt niet geëist wanneer een lokaal bedrijf een plan heeft om alleen het eigen energieverbruik te verduurzamen. De opwekking van energie in het plan zal dan gekoppeld zijn aan de eigen energieverbruik van het lokale bedrijf.

In verband met nieuwe ontwikkelingen op het gebied van duurzame energieopwekking is tevens een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om onder voorwaarden duurzame energie installaties ten goede aan een lokaal initiatief gericht op duurzaamheid en zelfvoorziening mogelijk te maken (naar aanleiding van vragen).
In de afwijkingsregels voor het gebruik zijn afwijkingsmogelijkheden opgenomen voor kleinschalige dagrecreatie of een daghorecavoorziening of voor het gebruik van een deel van de woning als bed and breakfast of recreatieappartement.

Algemene wijzigingsregels

In de algemene wijzigingsregels zijn wijzigingsregels opgenomen die voor bepaalde, in het bestemmingsplan aangegeven gebieden gelden. In paragraaf 5.3.4 wordt hierop verder ingegaan.

Ook is een wijzigingsregeling opgenomen voor de uitbreiding van de bebouwing niet-agrarische bedrijven en maatschappelijke voorzieningen in het buitengebied met meer dan 20% en de vergroting van het bestemmingsvlak met meer dan 20%.

Overige regels

In de overige regels zijn regels opgenomen die niet passen binnen de andere categorieën van regels. Het gaat hierbij om een regeling voor parkeernormen en om de van toepassing verklaring van het bestemmingsplan Cultureel Erfgoed gemeente Loppersum. De van toepassing verklaring houdt in dat de regels, toelichting en verbeelding van het bestemmingsplan Cultureel Erfgoed blijven gelden en dat de regels (dubbelbestemmingen) en verbeelding van het bestemmingsplan Woondorpen altijd in samenhang moeten worden gelezen/bekeken met dat bestemmingsplan. In het bestemmingsplan Cultureel Erfgoed zijn de karakteristieke panden en gebieden, de van rijkswege beschermde dorpsgezichten en rijksmonumenten en archeologische waarden vastgelegd en geregeld.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

In dit hoofdstuk zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen.

5.3.1 Bestemmingen

Het voorliggende bestemmingsplan is gebaseerd op onderzoek ter plaatse van de bestaande situatie. Wat betreft de bestemmingsregeling is gekozen voor een niet te gedetailleerde wijze van bestemmen, waarbij wel duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen woongebied en andere functies en waarbij op de verbeelding onderscheid wordt gemaakt tussen het gebouwd (bouwvlakken) en het onbebouwd gebied.

In het voorliggende bestemmingsplan komen de volgende bestemmingen voor:

Agrarisch

De bestaande agrarische bedrijven en de agrarische cultuurgronden zijn bestemd als 'Agrarisch'. De agrarische bedrijven hebben een bouwvlak. Veel van de agrarische bedrijven liggen in het buitengebied, zoals dat in de Omgevingsverordening Provincie Groningen is aangewezen. Voor deze percelen moet worden voldaan aan de regels zoals die in de Omgevingsverordening zijn opgenomen. De betreffende regels zijn in het bestemmingsplan opgenomen. In het voorliggende plan is meer ruimte gegeven door middel van afwijkingsbevoegdheden voor het gebruik ten behoeve van nevenactiviteiten. Daarnaast zijn er mogelijkheden opgenomen voor het gebruik van de bedrijfsbebouwing als woning of bijzondere woonvorm, een niet-agrarisch bedrijf of een maatschappelijke voorziening wanneer de bedrijfsvoering wordt beëindigd.

Voor wat betreft de veebezetting wordt uitgegaan van de bestaande veebezetting. Dt wil zeggen de veebezetting conform de bestaande vergunde situatie (vergunning Wet natuurbescherming) of het feitelijke en planologisch legale gebruik indien een Wnb-vergunning ontbreekt. Uitbreiding van de bestaande veestapel is binnen het kader van dit bestemmingsplan alleen mogelijk indien de stikstofdepositie op de dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden niet toeneemt of als deze beneden de grenswaarde van het Programma Aanpak Stiksof blijft.

Voor het overige is aangesloten bij de regels die in het bestemmingsplan Buitengebied zijn opgenomen.

Bedrijf

Er wordt onderscheid gemaakt in de bestemming 'Bedrijf - 1' en 'Bedrijf - 2'. In de bestemming 'Bedrijf - 1' zijn activiteiten toegestaan van de milieucategorie 1 van de Handreiking Bedrijven en milieuzonering van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (2009) en in de bestemming 'Bedrijf - 2' zijn activiteiten toegestaan tot en met de milieucategorie 2. Ook zijn hier bestaande activiteiten toegestaan van milieucategorie 3.1 of 3.2. Na bedrijfsbeëindiging of bedrijfsverplaatsing zijn er op de betreffende locatie geen nieuwe activiteiten van milieucategorie 3.1 of 3.2 toegestaan. Dan zijn uitsluitend nog activiteiten tot en met milieucategorie 2 toegestaan.

Nieuwe bedrijven uit de milieucategorie 3.1 en 3.2 kunnen worden gevestigd op het bedrijventerrein Boerdam-Fraamklap in de gemeente Loppersum.

Detailhandel is niet toegestaan, behoudens een beperkte verkoop die rechtstreeks voortvloeit uit de bedrijfsactiviteiten en de activiteiten mogen uitsluitend inpandig worden verricht.

Aan de Hoofdweg 34 in Huizinge is sinds lange tijd een landbouwmechanisatie- en constructiebedrijf gevestigd. Wegens het steeds groter worden van de machines, voertuigen en ander materieel bestaat het voornemen de loodsen uit te breiden. De uitbreiding volgt de bestaande loods, maar ligt buiten het bouwvlak. Dit is noodzakelijk voor het kunnen voldoen aan de huidige eisen omtrent veiligheid en een goede werkplek voor personeel en klanten. Tevens draagt de uitbreiding bij aan een minimalisering van overlast voor de omgeving. De realisatie van de nieuwe uitrit zorgt ervoor dat de verkeersbewegingen niet meer door het dorp plaats vinden. Derhalve wordt de overlast van het verkeer geminimaliseerd. Gezien de verbetering voor de omgeving die het voornemen met zich meebrengt is het een positieve ontwikkeling voor de omgeving. Een akoestisch onderzoek onderschrijft dit. Dit onderzoek is als Bijlage 4 bij de toelichting gevoegd.
Het bedrijf is sinds jaren gevestigd op deze locatie. De gemeente Loppersum staat open voor de ontwikkeling in landbouw en voor verspreide bedrijvigheid. Dit vergroot de leefbaarheid en is belangrijk voor de lokale werkgelegenheid. De planologische nieuwe situatie betreft een uitbreiding, maar zal geen wezenlijk verschil maken ten opzichte van de huidige situatie: de nieuwe situatie is gunstiger dan voorheen.

Bedrijf - Nutsvoorziening

Nutsvoorzieningen zijn binnen de bestemmingen bij recht toegestaan. Voor nutsvoorzieningen met een groot ruimtebeslag is een aparte bestemming opgenomen. De gebouwen binnen deze bestemming mogen alleen binnen het bouwvlak worden gebouwd.

De rioolgemalen die in eigendom en beheer zijn van het waterschap zijn binnen de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangeduid als 'gemaal'.

Gemengd

Het gebouw van NCG aan de Hoofdstraat in 't Zandt is bestemd als 'Gemengd'. Hetzelfde geldt voor het 'monumentencluster' aan de Hoofdstraat in 't Zandt. Binnen deze bestemming zijn (dienstverlenende) bedrijven van milieucategorie I, maatschappelijke voorzieningen, detailhandel, horeca van categorie I en (bedrijfs)woningen toegestaan.

Via een afwijkingsbevoegdheid kan de huisvesting van meerdere huishoudens met bijbehorende (gemeenschappelijke) voorzieningen in een woning worden toegestaan. Het gaat dan om ondersteuning voor de dagelijkse levensbehoeften en/of zorg op maat aan ouderen, mensen met een lichamelijke of verstandelijke beperking of daarmee vergelijkbare categorieën mensen.

Groen

Groen- en speelvoorzieningen, voor zover deze van structurele betekenis zijn, bestaande bospercelen en voet- en fietspaden zijn toegestaan binnen de gebieden die onder de groenbestemming zijn gebracht. Ook moestuinen zijn mogelijk. Gebouwen mogen binnen deze bestemming niet worden opgericht, met uitzondering van de bestaande bebouwing die is voorzien van een bouwvlak. Via een afwijkingsbevoegdheid kunnen kleinschalige gebouwen en overkappingen worden gebouwd voor de opslag voor moestuinen en voor openbaar kleinschalig dagrecreatief verblijf om de groen- en speelvoorzieningen te kunnen beleven, zoals bijvoorbeeld een prieel.

De bos- en natuurgebieden buiten het Natuurnetwerk Nederland, zoals aangegeven op kaart 6 van de Provinciale Verordening, zijn overgenomen in het bestemmingsplan en zijn bestemd als 'Groen'.

Binnen de bestemming 'Groen' achter de Stadsweg 76a in Garrelsweer is de bestaande antennemast aangeduid als 'zend-/ontvangstinstallatie'.

In de bestemming 'Groen' mag een recreatiewoning worden gebouwd op een perceel aan het Damsterdiep in Wirdum, dat eigendom is van de bewoners van Stadsweg 4 in Wirdum.

De gemeente staat open voor de vestiging van kleinschalige, kwalitatief hoogwaardige verblijfsaccommodaties. Het plan van de inspreker sluit aan op de Identiteitsvisie Damsterdiep en het beleidsplan Recreatie en Toerisme. De voorliggende locatie is gelegen aan diverse recreatieve wandel-, vaar- fiets- en autoroutes. Daarnaast draagt het initiatief bij aan de leefbaarheid en het voorzieningenniveau in dit gebied. Het toerisme is een pijler van de plattelandseconomie. De recreatiewoning zal kleinschalig worden uitgewerkt en terughoudend worden gesitueerd. De toevoeging van een enkele recreatiewoning op voorliggende locatie zal geen grote verandering opleveren voor de omwonenden.

De locatie van de beoogde recreatiewoning is net gelegen binnen het door de provincie aangewezen buitengebied. Het plan is niet beoordeeld als een nieuwe stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6 lid 2 Bro. In dit geval gaat het namelijk om de toevoeging van één recreatiewoning op een locatie die aansluit op het bestaand stedelijk gebied en die zeer kleinschalig is qua oppervlakte en qua gebruiksmogelijkheden. Volgens recente jurisprudentie dient een voorziene ontwikkeling voldoende substantieel te zijn om als stedelijke ontwikkeling te kunnen worden aangemerkt (uitspraak van 19 februari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:570 (Waterland), uitspraak van 28 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1724 (Dongeradeel)). Wanneer een ontwikkeling voorziet in een van de andere dan in artikel 1.1.1 eerste lid, aanhef en onder i, van het Bro genoemde stedelijke voorzieningen in de vorm van een gebouw met een bruto-vloeroppervlakte kleiner dan 500 m2, dan wordt deze ontwikkeling in beginsel niet als een stedelijke ontwikkeling aangemerkt. Aangezien de recreatiewoning aan de Stadsweg 4 in Wirdum een kleinere oppervlakte betreft dan 500 m2, kan hier niet gesproken worden van een stedelijke ontwikkeling.

Maatschappelijk

Gebouwen met een maatschappelijke functie, zoals scholen, molens en de kerken, zijn onder de bestemming 'Maatschappelijk' gebracht. De bestemmingsregeling is primair afgestemd op de aanwezige bebouwing, met dien verstande dat voor de scholen een iets ruimer bouwvlak is aangehouden.

De in het gebied aanwezige historische (wind)molens hebben ook een maatschappelijke bestemming gekregen. Dit vanwege het feit dat van deze gebouwen heden ten dage de bedrijfsfunctie ondergeschikt is aan de publieke functie.

De kerk aan de Smydingheweg 6 in Garsthuizen is gesloopt. Op de verbeelding is een zoekruimte aangegeven, waarbinnen een bouwwerk kan worden gebouwd met vrijwel dezelfde omvang als de voormalige kerk.

Het parkeerterrein dat in het kader van het plan 'Kansrijk Garrelsweer' wordt gerealiseerd is bestemd als 'Maatschappelijk'.

Het dorpshuis 'Ons Huis' aan de Dorpsweg 9 in Zeerijp moet versterkt worden. Het voornemen is het dorpshuis te herbouwen waarbij een verbeterde stedenbouwkundige situatie ontstaat met een functionele en ruimtelijke opzet die aansluit op de behoeftes uit het dorp. Hiervoor dient het bouwvlak aangepast te worden. Het dorpshuis wordt in de huidige vorm gebruikt als sportlocatie en krijgt hiervoor ook een aanduiding in het bestemmingsplan. De wijzigingen zijn geen grote verandering voor de omgeving. Het dorpshuis blijft op dezelfde locatie, maar zal een andere positionering krijgen. Dat de voorziening bijdraagt aan de leefbaarheid, en in de nieuwe vorm meer aansluit bij de behoeftes, is een belangrijk uitgangspunt. Tevens is het een verbetering van de huidige situatie, zowel functioneel als ruimtelijk gezien.

Via een afwijkingsbevoegdheid kan de huisvesting van meerdere huishoudens met bijbehorende (gemeenschappelijke) voorzieningen in een woning worden toegestaan. Het gaat dan om ondersteuning voor de dagelijkse levensbehoeften en/of zorg op maat aan ouderen, mensen met een lichamelijke of verstandelijke beperking of daarmee vergelijkbare categorieën mensen.

Maatschappelijk - Begraafplaats

De bestemming 'Maatschappelijk - Begraafplaats' is bestemd voor een begraafplaats. De bijbehorende bebouwing wordt in de regels mogelijk gemaakt.

Recreatie - 1

Deze bestemming geldt voor het perceel Pastoriepad 1 in Westerwijtwerd. De regels uit het postzegelplan zijn overgenomen.

Recreatie - 2

In de bestemming 'Recreatie - 2' zijn kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen opgenomen, evenals bestaande groepsaccommodaties en kleinschalige kampeerterreinen.

Sport

Binnen de bestemming 'Sport' vallen de bestaande sport- en spelvoorzieningen in de dorpen. Binnen de bestemming Sport wordt de bouw van bouwwerken ten dienste van de sport binnen het bouwvlak toegestaan, zoals kleedruimte en een kantine. Zelfstandige horeca-activiteiten vallen hier niet onder.

Achter het dorpshuis van Garrelsweer aan de Stadsweg 76A in Garrelsweer is door het dorp een plan ontwikkeld om de ijsbaan voor natuurijs te verschuiven naar het voetbalveld en deze voor multifunctioneel sportgebruik in te richten. De ijsbaan voor natuurijs sluit hierdoor beter aan bij de voorzieningen van het dorpshuis. Bij het multifunctioneel gebruik wordt gedacht aan het gebruik als een skeelerbaan en trimbaan. Het midden is afwisselend in te richten als volleybalveld of voetbalveld. Een kleine fitnessbaan zal mogelijk in de toekomst worden toegevoegd aan het geheel. De sportvoorzieningen zijn bedoeld voor de inwoners van het dorp Garrelsweer en het omliggende buitengebied. Op het achterste perceel (de locatie van de bestaande ijsbaan) zal een wandelpad worden ingericht langs fruitbomen en bijenkassen. Het doel is om de inwoners van Garrelsweer meer te laten bewegen en meer in contact met elkaar te brengen. Het plan versterkt daarmee de leefbaarheid en gezondheid van het dorp.

De wens naar meer sportactiviteiten in het dorp Garrelsweer bestaat geruime tijd. Uit de Dorpsvisie Garrelsweer (2008) blijkt dat in het dorp behoefte is aan een jeu de boulesbaan en een skeeler- en een trimbaan bij het sportveld achter het dorpshuis. In de dorpsvisie staat daarnaast dat het dorpshuis een centrumfunctie heeft en dat planontwikkeling hierbij wenselijk is om het als ontmoetingsplek te versterken. Nu de bestaande ijsbaan uit 2002 aan vervanging toe is, hebben dorpsbelang Garrelsweer, ijsvereniging Nooitgedacht met de werkgroep Kansrijk Garrelsweer een plan ontwikkeld om de bestaande ijsbaan voor natuurijs (kadastraal gemeente Loppersum, sectie F nummer 551) op te schuiven naar het noordelijk hiervan gelegen perceel (kadastraal gemeente Loppersum sectie F nummer 894) en de ijsbaan ook geschikt te maken voor sportactiviteiten in de andere seizoenen. Een verdere uitwerking van het plan is voortgekomen uit drie bijeenkomsten, waarvoor het gehele dorp was uitgenodigd. De opkomst was circa 30 tot 50 personen per bijeenkomst. Het plan is van en voor het dorp. De gronden zijn in eigendom van het dorpshuis.

Voor de verschuiving van de ijsbaan voor natuurijs voor het dorp Garrelsweer zijn ook andere percelen in en rondom het dorp onderzocht. Binnen het bestaand stedelijk gebied van Garrelsweer is echter geen andere ruimte beschikbaar voor een sportveld, waarbij goede koppelingen kunnen worden gemaakt met het (sociaal-culturele) dorpshuis. Alternatieve locaties zijn ook niet gevonden binnen het bestaand stedelijk gebied van Garrelsweer in verband met bereikbaarheid, parkeergelegenheid, de benodigde grootte van het perceel en de mogelijkheid om op een kleine afstand water te betrekken voor de ijsbaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0024.05BP0000-VG01_0008.jpg" Bestaand stedelijk gebied conform de provinciale verordening (oranje = buitengebied).


De gemeente streeft naar het leefbaar houden van de dorpen, waarbij het behouden en zorgen voor nabije voorzieningen en ontmoetingsplekken van belang zijn. Daarnaast heeft de gemeente in haar sportbeleid staan dat ze haar inwoners meer aan het bewegen wil krijgen. Een kleinschalige sportvoorziening als een ijsbaan voor natuurijs in de winter in combinatie met de mogelijkheid deze in de andere seizoenen te kunnen gebruiken als skeeler- en trimbaan sluit aan op dit beleid. Door de sportvoorziening naast het dorpshuis te situeren wordt het dorpshuis als ontmoetingsplek versterkt. Bovendien kan men indien nodig gebruik maken van elkaars faciliteiten.

De structuurvisie onderschrijft eveneens het belang van meervoudig gebruik van het dorpshuis, samenwerking, verbreding en vernieuwing om als centrale ontmoetingsplek voor de lokale samenleving van een dorp goed te kunnen fungeren. Door de voorzieningen naast elkaar te situeren versterken de functies elkaar en kunnen ze elkaar aanvullen.

Het dorp Garrelsweer heeft het karakter van een forensendorp. Het is gelegen aan het Damsterdiep en aan de doorgaande weg N360 tussen Groningen en Appingedam en Delfzijl. Naar verwachting is dit een dorp waar de krimp minder sterk op zal treden dan in meer afgelegen dorpen. Uit gegevens van het Centraal Bureau van de Statistiek blijkt dat het inwonertal de laatste vier jaren stabiel is gebleven na een afname van 10% in de periode tussen 2007 en 2013. Het percentage 5 tot 65 jarigen (de meest actieve en sportieve leeftijdsgroep) is de afgelopen vier jaren tussen de 75-80% van het inwonertal van Garrelsweer.

Uit het rapport Kansrijk opgroeien in Loppersum (2018) blijkt dat onder jongeren behoefte is aan sportmogelijkheden. Van de jongeren in de gemeente vindt 60% dat er te weinig te doen is in de gemeente. Zij zouden meer uitgaansgelegenheden willen zien, activiteiten of sportmogelijkheden. De aanwezigheid van voorzieningen voor jongeren zoals sportfaciliteiten maken dat een gebied aantrekkelijk is voor jongeren om te (blijven) wonen. Daarbij sluit het centreren van de voorzieningen bij het dorpshuis aan op de leefwereld van jongeren, er kunnen verbindingen worden gelegd tussen sociaal-culturele activiteiten en sport. De gemeente vindt het belangrijk dat dorpen ook aantrekkelijk blijven voor nieuwe generaties om te wonen.

Planologisch gezien gaat het om een verplaatsing van de bestaande ijsbaan (kadastraal gemeente Loppersum, sectie F nummer 551) met een oppervlakte van 10.270 m² naar het noordelijk hiervan gelegen perceel (kadastraal gemeente Loppersum sectie F nummer 894) met een oppervlakte van 10.587 m². Het blijft daarmee een kleine ontwikkeling, een grootschalig overdekt sportcomplex of bijvoorbeeld meerdere voetbalvelden zullen niet mogelijk zijn op dit terrein. Een bouwvlak is opgenomen voor de opslag van onderhoud- en sportmateriaal. De totale ruimtebeslag staat in verhouding tot het dorp en is reeds aanwezig op de locatie in de vorm van een voetbalveld met ernaast de ijsbaan voor natuurijs. Het kleinschalig sportterrein is plaatsgebonden vanwege de binding met het lokale sportleven (de ijsvereniging) en de mogelijkheid om de locatie te betrekken bij de sociaal-culturele activiteiten van het dorpshuis (zoals in het verleden ook is gebeurd).

Het plan voor het lokale multifunctionele sportterrein is ingepast op twee percelen met een bestaande omzomende beplanting. De zichtlijnen worden niet beperkt nu de locatie verscholen ligt achter de bomen en struweel. De bestaande beplanting zorgt dan ook voor een logische overgang naar het buitengebied. Er wordt voldoende afstand gehouden tot de woonbestemmingen. De meest nabij gelegen woning ligt op een afstand van ca. 35 m van de ijsbaan voor natuurijs.

Vanuit milieuoogpunt zal worden voldaan aan de normen van het Activiteitenbesluit. De verlichting zal beperkt worden gebruikt en de geluidsboxen worden alleen geplaatst ten tijde van evenementen (maximaal 12 dagen per jaar). Het plan zorgt mogelijk voor een toename van de oppervlakteverharding ter plaatse. In overleg met het waterschap zijn er mogelijkheden om watercompenserende maatregelen te nemen, zoals een verbreding van de aanwezige sloot.

Het aantal parkeerplaatsen op het eigen terrein is voldoende. De bezoekers zullen veelal lopend of met de fiets komen voor het sportveld en dit zal tevens gelden voor het dorpshuis. Het betreffen immers lokale voorzieningen. Verder is sprake van incidenteel gebruik van de ijsbaan voor natuurijs (waarvoor het hoogste aantal bezoekers wordt verwacht). Alleen als er natuurijs aanwezig is, kan de ijsbaan in gebruik worden genomen. Uit gegevens van het KNMI blijkt dat er van 1981 tot 2010 gemiddeld 10 à 12 ijsdagen (maximumtemperatuur lager dan 0 graden) per jaar zijn. De kleinschaligheid van het perceel begrenst de mogelijkheden in grootschalig gebruik ten opzichte van een gemiddeld sportterrein. Over het algemeen zullen individuen en kleine groepen uit het dorp Garrelsweer en het omliggend buitengebied gebruik maken van de voorzieningen, alleen in het geval van een evenement zullen net als voorheen grotere groepen aanwezig zijn. Daarom zal het plan niet leiden tot een onevenredige toenemende verkeersintensiteit. Ruimtelijk gezien zijn er geen bezwaren tegen het plan.

Sport - Manege

De manege aan de Hoofdstraat in 't Zandt is bestemd als 'Sport - Manege'.

Verkeer

De wegen en fiets- en voetpaden met in hoofdzaak een functie voor het bestemmingsverkeer, zijn aangewezen als Verkeer. Ook parkeervoorzieningen en groenvoorzieningen vallen hieronder.

De parkeerplaats bij het station van Stedum is bestemd als 'Verkeer'. Net als andere dorpen heeft Stedum een aantal zzp'ers met vrachtauto's die op openbare verkeersplekken in het weekend of bij overnachting thuis hun vrachtauto parkeren. Ook zullen de komende jaren versterkingsmaatregelen worden getroffen in het dorp, waarvoor opslagruimte nodig is voor materieel. Parkeren van vrachtauto's langs de weg zorgt voor verkeersonveilige situaties. Gelet op een goede ruimtelijke ordening is het wenselijk dat deze vrachtauto's niet te veel het dorp inrijden om verkeersbelasting en verkeersonveilige situaties te beperken. Een locatie voor het parkeren van de vrachtauto's en tijdelijke opslag van materieel voor de versterkingsopgave, is gevonden bij het station van Stedum gelegen aan de rand van het dorp. Deze plek komt tegemoet aan de wensen van het dorp om deze parkeervoorziening niet langer bij de haven te hebben. Veilig Verkeer Nederland geeft aan dat het de verwachting is dat de toename en verandering in de samenstelling van het verkeer niet zal leiden tot verkeersonveilige situaties. De Stationsstraat en de kruising Stationsstraat-Stationsweg zou deze toename van verkeer aan moeten kunnen. Wanneer vrachtverkeer wat nu gebruikt maakt van het dorpsplein als parkeerplek ook gebruik zal maken van de nieuwe parkeerplaats, hoeven zij niet meer door het dorp te rijden. Dit zal zorgen voor een toename van de verkeersveiligheid in het dorp. Dit is alleen van toepassing wanneer het vrachtverkeer via de Weersterweg Stedum binnenkomt. Vanuit milieuoogpunt zijn er verder geen zwaarwegende argumenten om een dergelijke parkeerplaats daar niet toe te staan.

Het betreft een openbare parkeerplaats die kan worden bereikt via een openbare weg.

Verkeer - Railverkeer

Het station van Stedum, met de bijbehorende voorzieningen en de railverbinding, is bestemd als 'Verkeer - Railverkeer'.

Water

De hoofdwatergangen in het plangebied hebben de bestemming 'Water' gekregen.

In Huizinge, Stedum en Westeremden is een kleine haven aanwezig. Deze havens zijn aangeduid als 'jachthaven'.

Water - Karakteristieke waterloop

De bestemming 'Water - Karakteristieke waterloop' is gegeven aan een aantal waterlopen die een speciale bescherming behoeven, zoals aangegeven in de Provinciale Verordening van Groningen. Er zijn specifieke gebruiksregels opgenomen die inhouden dat de waterloop niet verlegd mag worden en dat het profiel niet mag worden gewijzigd. Tevens is een omgevingsvergunningstelsel opgenomen voor het uitvoeren van bepaalde werkzaamheden.

Woongebied

Deze bestemming betreft het woningbestand in de dorpen. In de bestaande woongebieden mag het bestaande aantal woningen niet worden uitgebreid. In specifieke situaties kunnen nieuwe woningen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'. Bijvoorbeeld in Westeremden zijn twee vlakken met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' opgenomen, waarin in totaal 4 wooneenheden mogelijk zijn, verdeeld over deze twee vlakken.

In het voorliggende plan wordt binnen de bestemming 'Woongebied' 100 m² aan bijbehorende bouwwerken toegestaan. Deze hoeven niet langer binnen een bouwvlak te worden gerealiseerd. Dit betekent een verruiming van de regels ten opzichte van de voorgaande bestemmingsplannen.

In de bestaande woongebieden wordt wat betreft de bouwregels onderscheid gemaakt tussen de woningen binnen en buiten het beschermd dorpsgezicht.

Een aantal voormalige boerderijen is aangeduid als voormalige boerderij. Voor deze voormalige boerderijen geldt een ruimere bijgebouwenregeling (via afwijking).

In het vorige bestemmingsplan waren enkele woningen aangeduid als boerenhofwoningen (Molenweg 15 in Westeremden en Borgweg 20 in Zeerijp). Deze aanduiding is opnieuw opgenomen. Ter plaatse zijn kleinschalige agrarische activiteiten en een boomgaard toegestaan. Voor de bijbehorende bouwwerken bij de boerenhofwoningen geldt dat de gezamenlijke oppevlakte maximaal 200 m2 mag bedragen.

Binnen de woonfunctie zijn bij recht aan huis verbonden beroepen toegestaan. Hieronder worden dienstverlenende beroepen begrepen die door de bewoner van de woning op kleine schaal in een woning worden uitgeoefend. De woning behoudt hierbij in overwegende mate haar woonfunctie. In de bijlagen bij de regels is een lijst opgenomen die als referentiekader dient bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van een beroep aan huis. Via een afwijkingsbevoegdheid kunnen kleinschalige bedrijven aan huis worden toegestaan.

Via een afwijkingsbevoegdheid kan de huisvesting van meerdere huishoudens met bijbehorende (gemeenschappelijke) voorzieningen in een woning worden toegestaan. Het gaat dan om ondersteuning voor de dagelijkse levensbehoeften en/of zorg op maat aan ouderen, mensen met een lichamelijke of verstandelijke beperking of daarmee vergelijkbare categorieën mensen.

Het gebruik van een deel van de woning voor een bed & breakfast, is ook via een afwijkingsbevoegdheid toegestaan. Het aantal kamers bedraagt maximaal drie, voor ten hoogste zes personen in totaal.

In de afwijkingsregels is ten slotte een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor de huisvesting van (maximaal) vier personen. Deze regeling is met name bedoeld om de huisvesting van tijdelijke werknemers te beperken.

Aan de Molenweg 18 in Zeerijp is een timmerbedrijf gevestigd. Het betreft een kleinschalig bouwbedrijf dat zich met name richt op renovatie en houtbewerking. Het bedrijf is al enkele jaren actief en de werkzaamheden vinden nu plaats binnen de bestaande bijgebouwen. Omdat deze bijgebouwen te klein zijn vinden er op dit moment tevens werkzaamheden buiten de gebouwen plaats. Het voornemen bestaat een nieuw bijgebouw te bouwen voor de werkplaats, de opslag van bouwmateriaal en het stallen van bedrijfsauto met aanhangwagens.

De gemeente Loppersum staat open voor kleinschalige bedrijvigheid aan huis. In de structuurvisie staat dat binnen de dorpen ruimte moet zijn voor ontwikkelingen van lokale kleinschalige bedrijvigheid. Dit vergroot de leefbaarheid en is belangrijk voor de lokale werkgelegenheid.

De ruimtelijke uitstraling zal nauwelijks wijzigen met de uitbreiding. De woonfunctie blijft behouden. Het bedrijf heeft een dermate kleinschalig karakter dat het verenigbaar is met de omliggende omgeving. In de omgeving zijn reeds bestaande bedrijven aanwezig. Het bedrijf is sinds jaren gevestigd op deze locatie. De planologische nieuwe situatie betreft een uitbreiding, maar zal geen wezenlijk verschil maken t.o.v. de huidige situatie: gelet op de verplaatsing van de timmerwerkplaats meer op het achtererf is de nieuwe situatie gunstiger dan voorheen. In de regels zijn voorwaarden opgenomen t.a.v. dit specifieke bedrijf waarmee de kleinschaligheid wordt gewaarborgd.

Op twee locaties is een kleinschalige muziekstudio toegestaan. Hieraan zijn voorwaarden verbonden ten aanzien van parkeren, de ruimteljike uitstraling, en het voorkomen van ernstige hinder.

5.3.2 Dubbelbestemmingen

Leiding - Gas

In het plangebied liggen geen gasleidingen. Alleen aan de oostkant van Oosterwijtwerd ligt een belemmeringenstrook van een gasleiding.

Leiding - Riool

In het plangebied liggen diverse riooltransportleidingen van het waterschap, deze hebben de dubbelbestemming 'Leiding - Riool' gekregen. De leidingen lopen vanaf het rioolgemaal van het waterschap naar één van de rioolwaterzuiveringsinstallaties. Veelal is voor de ligging van de leiding een zakelijk recht gevestigd.

Waarde - Invloedsgebied wierden

De zones rond de wierden hebben een beschermende regeling gekregen. Deze zijn gericht op de bescherming van de landschappelijke openheid en bevatten een verbod op nieuwe houtteelt en op de aanleg van bos en boomgaarden. Er is een omgevingsvergunningstelsel opgenomen voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden.

Waarde - Landschap

De gronden met een herkenbare onregelmatige blokverkaveling, met als kenmerk onregelmatig gevormde percelen die worden gescheiden door kromme sloten, hebben de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap'. Er is een omgevingsvergunningstelsel opgenomen voor werken en werkzaamheden die gevolgen kunnen hebben voor de watergangen en het verkavelingspatroon.

Waarde - Wierde

Ter bescherming van het reliëf van de wierde is een verbod opgenomen voor het diepploegen, egaliseren en afschuiven van gronden. Via een afwijking van de gebruiksregels kan hiervan worden afgeweken, uitsluitend ter versterking van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden. Er is een omgevingsvergunningstelsel opgenomen voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden.

Waterstaat - Waterkering

Langs onder meer het Damsterdiep bij Garrelsweer is de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' opgenomen. Deze gronden zijn bestemd voor het onderhoud en de instandhouding van dijken en andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering. Op deze gronden mogen geen gebouwen - met uitzondering van bestaande gebouwen- worden gebouwd. Ook geldt een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden.

5.3.3 Gebiedsaanduidingen

Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen

Voor de wegen N46, N360, N996 en N998 en N999 en voor de spoorlijn van Sauwerd naar Delfzijl geldt een zone van 30 m vanuit de as van de weg, binnen welke zone geen gebouwen en terreinen voor het langdurig verblijf van groepen verminderd zelfredzame personen mogen worden gebouwd, ingericht en gebruikt. Deze zone geldt alleen buiten de bebouwde kom. Voor zover er sprake is van bestaand gebruik, dan mag dit worden voortgezet.

Vrijwaringszone - molenbiotoop

In het plangebied staan twee molen, te weten:

  • De Leeuw, Borgweg 59 in Zeerijp, stellinghoogte 7,05 meter;
  • Zeldenrust, Dorpsweg 16, Westerwijtwerd, stellinghoogte 5,2 meter;

Met de molen als middelpunt zijn rondom elke molen twee beschermingszones opgenomen. Binnen een cirkel van 100 m ('vrijwaringszone - molenbiotoop 1') geldt dat geen nieuwe bebouwing met een grotere hoogte dan de stellinghoogte van de molen mag worden opgericht. Binnen de tweede cirkel, op een afstand van 100 m tot 400 m van de molen ('vrijwaringzone - molenbiotoop 2') geldt een per 100 m oplopende hoogte. De stijging is 2 m per 100 m. Ook voor beplanting geldt deze hoogtebeperking. Dit is geborgd in een omgevingsvergunningstelsel.

Van de volgende molens, die buiten het plangebied staan, ligt de vrijwaringszone deels binnen het plangebied:

  • De Hoop, Smydingheweg 44, Garsthuizen, stellinghoogte 11,5 meter;
  • De Hoop, Molenweg 5, Middelstum, stellinghoogte 10 meter (de molenbiotoop ligt deels binnen Toornwerd).
5.3.4 Wijzigingsgebieden

In Stedum (Bedumerweg 33) en Wirdum (Stadsweg 6) zullen de scholen naar verwachting worden gesloopt. De bestemming van deze locaties kunnen door gebruikmaking van een wijzigingsbevoegdheid worden gewijzigd in Woongebied, Gemengd of Bedrijf - 1 .

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Dit plan heeft in de eerste plaats met name tot doel de bestaande situatie te actualiseren. De kosten voor het opstellen van dit plan komen voor rekening van de gemeente.

Nieuwe ontwikkelingen

In het plan wordt een aantal ontwikkelingsmogelijkheden geboden. Deze ontwikkelingen worden hoofdzakelijk mogelijk gemaakt door middel van het verlenen van omgevingsvergunning of het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid. Het betreft in alle gevallen particulier initiatief waaraan in beginsel geen kosten voor de gemeente zijn verbonden, afgezien van kosten van het ambtelijk apparaat voor de begeleiding en toetsing van aanvragen. Deze laatste kosten worden door middel van leges gedekt.

Mochten er andere kosten zijn die op grond van artikel 6.13 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) dienen te worden verhaald, dan zal uitsluitend worden meegewerkt aan de afwijking van de regels of wijziging van het bestemmingsplan nadat een exploitatieovereenkomst is gesloten.

Planschadeovereenkomst

De enige kosten die verder uit dit plan kunnen voortvloeien, zijn planschadekosten.

Deze zijn op voorhand niet uit te sluiten. De gemeente zal daarom bij elke aanvraag bezien of er planschade kan ontstaan. Indien dit het geval kan zijn, zal met de belanghebbende aanvrager een overeenkomst worden gesloten, zoals bedoeld in artikel 6.4a van de Wet ruimtelijke ordening.

Daarmee kan worden voorkomen dat de gemeenschap de planschadekosten moet betalen die worden gemaakt in het belang van de aanvrager.

Geen exploitatieplan

Gezien het vorenstaande is een exploitatieplan voor dit bestemmingsplan niet nodig. Mochten zich in de toekomst toch ontwikkelingen voordoen waarbij de gemeente kosten moet maken, dan zullen die uitsluitend onder de wijzigingsbevoegdheden vallen. Er zal dan eerst worden bezien of een kostenverhaalovereenkomst kan worden gesloten. In het uiterste geval kan worden overwogen om bij wijzigingsbevoegdheden een exploitatieplan vast te stellen. Dat is geen uitgangspunt en gezien de ontwikkelingsmogelijkheden, niet de verwachting.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

In de voorbereiding van dit bestemmingsplan is contact gezocht met bewoners en andere belanghebbenden van de woondorpen. Alle betrokkenen werden hiermee in de gelegenheid gesteld reactie te geven op het bestemmingsplan. Daarnaast is het plan voor overleg toegezonden aan de wettelijke overlegpartners.

Ten tijde van het voorontwerp werden inloopavonden op verschillende plekken in de gemeente georganiseerd. Zodoende werden wensen en ideeën van bewoners geïnventariseerd en meegenomen mits deze planologisch haalbaar zijn.

De resultaten van de tervisielegging van het voorontwerpbestemmingsplan worden te zijner tijd bij dit bestemmingsplan gevoegd.

7.1 Inspraak en overleg

Op grond van artikel 1.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) heeft het voorontwerpbestemmingsplan van 12 december 2017 tot en met 5 februari 2018 ter inzage gelegen.

Gedurende de inzagetermijn kon een ieder schriftelijk of mondeling een inspraakreactie kenbaar maken.

Ook heeft de gemeente drie inloopavonden georganiseerd:

  • op 16 januari 2018 in het dorpshuis van Eenum;
  • op 18 januari 2018 in het dorpshuis van Westeremden;
  • op 24 januari 2018 in het dorpshuis van 't Zandt.

Tijdens deze bijeenkomsten konden inwoners in een persoonlijk gesprek hun reactie op het voorontwerpbestemmingsplan geven.

Het bestemmingsplan is daarnaast naar verschillende overlegpartners verzonden. De vooroverlegpartners zijn: Provincie Groningen, Veiligheidsregio Groningen, Waterschap Noorderzijlvest en de GGD. Ook zijn de voorheen zes buurgemeenten geïnformeerd. Daarnaast zijn de plankaarten gedeeld met de verenigingen dorpsbelangen en zijn lokale energiecoöperaties, de Groninger Energiekoepel en de Natuur- en Milieufederatie gevraagd om inhoudelijk te reageren.

De inspraak- en overlegreacties zijn opgenomen in de Nota Overleg en Inspraak die als Bijlage 5 bij deze toelichting is gevoegd.

7.2 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft ingevolge artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) vanaf 10 juli 2018 gedurende acht weken ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn zijn er 30 zienswijzen binnengekomen.

In de nota zienswijzen zijn de zienswijzen samengevat, beantwoord en is per reactie aangegeven of en in welke mate de reactie aanleiding geeft tot aanpassing van het bestemmingsplan. De nota zienswijzen is als Bijlage 6 bij de toelichting opgenomen.

7.3 Ambtshalve wijzigingen

Behalve zienswijzen kunnen wijzigingen van het ontwerp hun oorzaak vinden in nieuwe of gewijzigde inzichten en het herstel van onjuistheden. De ambtshalve aanpassingen zijn in hoofdstuk 4 van de nota zienswijzen beschreven.