direct naar inhoud van Artikel 24 Algemene afwijkingsregels
Plan: Zevenhuizen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0022.BPZH10BEHE1-VA01

Artikel 24 Algemene afwijkingsregels

24.1 Algemene afwijkingsbevoegdheid

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. afwijkingen ten aanzien van de aanduidingen en in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages, met dien verstande dat deze regel niet van toepassing is op reclamemasten;
  • b. de bestemmingsbepalingen in die zin dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • c. de bestemmingsbepalingen voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
  • d. de bestemmingsregels in die zin dat niet voor bewoning bestemde bouwwerken ten behoeve van openbaar nut zoals wachthuisjes, telefooncellen en naar de aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, met uitzondering van verkooppunten van motorbrandstoffen, voor zover deze bouwwerken een bouwhoogte hebben van ten hoogste 3,5 m en een oppervlakte van ten hoogste 60 m²;
  • e. de bestemmingsregels in die zin dat straatmeubilair zoals lichtmasten en verkeersinstallaties, wordt geplaatst met een bouwhoogte van ten hoogste 15 m;
  • f. de bestemmingsregels en toestaan dat abri’s, kunstwerken, vlaggenmasten, en daarmee gelijk te stellen bouwwerken worden geplaatst;
  • g. de bestemmingsregels in die zin dat voorzieningen ten dienste van het ontvangen en zenden van telecommunicatiesignalen worden geplaatst, voorzover deze voorzieningen van geringe horizontale afmetingen zijn en mits de bouwhoogte ten hoogste 15 m bedraagt voor antennes voor privégebruik en ten hoogste 40 m voor antennes voor gemeenschappelijk gebruik;
  • h. de bestemmingsregels in die zin dat duurzame energievoorzieningen op dorpsniveau (biomassa/warmtepomp) worden geplaatst, mits:
    • 1. deze afwijkingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast binnen de bestemming 'Bedrijf' of 'Bedrijventerrein';
    • 2. een ontheffing als bedoeld in artikel 4.19 lid 1 onder b van de Omgevingsverordening Provincie Groningen is verleend
  • i. de bestemmingsregels in die zin dat gronden mogen worden gebruikt ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein, mits:
    • 1. het aantal kampeermiddelen ten hoogste 15 bedraagt;
    • 2. het kamperen niet binnen de periode van 1 november - 15 maart zal plaatsvinden;
    • 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woon- of bedrijfssituatie op nabijgelegen percelen;
    • 4. er een goede landschappelijke inpassing gewaarborgd wordt;
    • 5. sanitaire voorzieningen zullen worden ondergebracht in de bestaande bebouwing.

24.2 Afwijken ten behoeve van evenementen

Met een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 12.4.2 kan worden afgeweken van de bestemmingsregels teneinde binnen dit bestemmingsplan het tijdelijk gebruik van gronden voor een evenement van terugkerende aard toe te staan, mits:

  • a. er sprake is van een evenement in de vorm van een voor publiek bestemde uitvoering/verrichting van vermaak, op het gebied van sport, muziek, of op sociaal-cultureel vlak;
  • b. het aantal dagen waarop een evenement wordt gehouden niet meer dan 50 bedraagt;
  • c. het evenement maximaal 10 (aaneengesloten) dagen duurt en ieder evenement maximaal 2 keer per jaar zal plaatsvinden;
  • d. het evenement voldoet aan de uitgangspunten van het Gemeentelijk Evenementenbeleid;
  • e. er zorg wordt gedragen voor voldoende parkeergelegenheid op het terrein en/of in de directe nabijheid van het terrein;
  • f. de aan te brengen voorzieningen tijdelijk van aard zijn, hetgeen betekent dat het houden van een evenement niet mag leiden tot onomkeerbare voorzieningen/ingrepen;
  • g. er geen onevenredige aantasting van de binnen het gebied aanwezige waarden zal plaatsvinden.

24.3 Afwijken ten behoeve van een paardenbak

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bestemmingsregels ten behoeve van het gebruik, de aanleg en de bouw van een paardenbak, met dien verstande dat:

  • a. voor wat betreft de situering van de paardenbak geldt dat:
    • 1. deze enkel voor eigen gebruik dient;
    • 2. de paardenbak dient te worden geplaatst op een bestemmingsvlak waar sprake is van een woonfunctie (al dan niet als bedrijfswoning ) en niet zijnde een recreatiewoning, en wel achter de voorgevelrooilijn van de woning aansluitend aan de bestaande bebouwing, dan wel indien dat ruimtelijk gezien onmogelijk is, mag de paardenbak:
      - direct aansluitend aan de achterzijde van het bouwperceel worden geplaatst, dan wel achter de voorgevelrooilijn van de (bedrijfs)woning;
      - bij de bestemming Wonen - 1, Wonen - 2 of Wonen - 3 tot maximaal 25 meter buiten het bestemmingsvlak worden gerealiseerd;
    • 3. de afstand tussen de paardenbak en de (bedrijfs/recreatie)woning van derden niet minder mag zijn dan 25 m;
    • 4. situering van de paardenbak buiten het bestemmingsvlak waar sprake is van een woonfunctie niet is toegestaan in kwetsbare gebieden;
  • b. voor wat betreft aantallen en maatvoering van de paardenbak geldt dat:
    • 1. per woning niet meer dan 1 paardenbak mag worden gerealiseerd;
    • 2. de oppervlakte van de paardenbak niet meer dan 800 m2 mag bedragen bij een aaneengesloten peceelsoppervlakte van meer dan 0,5 ha dan wel, bij een aaneengesloten perceelsoppervlakte van meer dan 1 ha, niet meer dan 1.200 m2;
  • c. voor wat betreft stapmolens bij de paardenbak geldt dat:
    • 1. een stapmolen uitsluitend mag worden gerealiseerd op een perceel met een aaneengesloten oppervlakte van ten minste 0,5 ha;
    • 2. de buitendiameter niet meer dan 14 m mag bedragen, dan wel indien sprake is van het bedrijfsmatig houden van paarden, niet meer dan 20 m;
    • 3. de spilhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
    • 4. deze direct aansluitend aan de achterzijde van het bouwperceel worden geplaatst, dan wel achter de voorgevelrooilijn van de (bedrijfs)woning;
  • d. voor wat betreft omheiningen bij een paardenbak geldt dat de hoogte niet meer dan 1,80 m mag bedragen;
  • e. voor wat betreft lichtmasten bij een paardenbak geldt dat:
    • 1. de hoogte niet meer dan 6 m mag bedragen;
    • 2. de afstand tot gebieden welke in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 als beschermde gebieden moeten worden aangemerkt ten minste 100 m dient te bedragen;

24.4 Voorwaarden

De in lid 24.1, lid 24.2 en lid 24.3 genoemde omgevingsvergunningen mogen slechts worden verleend indien:

  • a. hiervoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. geen blijvende onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in het bestemmingsplan beschreven en te beschermen stedenbouwkundige structuur en/of de ruimtelijke kwaliteiten van het gebied;
  • c. geen verkeersonveilige situaties ontstaan.