direct naar inhoud van 5.2 Totstandkoming
Plan: Uitbreiding agrarisch bedrijf Oudeweg 105
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0018.WP001Oudeweg105-31va

5.2 Totstandkoming

Op basis van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening moet over het concept wijzigingsplan overleg plaatsvinden met de betrokken overheden, voordat het ontwerp wijzigingsplan ter inzage wordt gelegd zoals beschreven in paragraaf 4.2. Een algemene inspraakprocedure voor een ieder is niet gevoerd omdat dit reeds voor het moederplan heeft plaatsgevonden.

5.2.1 Overleg

In het kader van het vooroverleg op basis van het Besluit ruimtelijke ordening is het concept van het wijzigingsplan bekend gemaakt aan -rekening houdend met de belangen welke het wijzigingsplan mogelijkerwijs raakt- de provincie Groningen en het Waterschap Hunze en Aa's. Deze overheden hebben als volgt gereageerd.

Provincie Groningen

Reactie

Voor zover de gemeente zich op het standpunt stelt dat de toepassingsvoorwaarde uit het moederplan dat ontheffing van de provinciale verordening is verleend, onverbindend is wordt opgemerkt dat artikel 4.19a, lid 3 van de provinciale verordening niet onverbindend is. Omdat het wijzigingsplan leidt tot uitbreiding van een agrarisch bouwperceel tot een omvang van groter dan 1 hectare kan de gemeente pas een besluit hierover nemen nadat Gedeputeerde Staten daarvoor ontheffing hebben verleend als bedoeld in artikel 4.19a, lid 3, van de verordening. De gemeentelijke opvatting dat geen ontheffing is vereist, is onjuist. Tot slot verwijst de overlegreactie naar het moratorium over megastallen en het standpunt van Gedeputeerde Staten dat geen ontheffing zal worden verleend met inachtneming van de voorwaarden uit het moratorium (bedrijfsomvang groter dan 250 melkkoeien/300 NGE).

Reactie gemeente

Het wijzigingsplan voldoet aan alle ruimtelijke voorwaarden uit de provinciale verordening en is na jarenlang overleg, ook met de ambtelijke dienst van de provincie, tot stand gekomen. De juridische aard van de reactie gaat voorbij aan een relevante redelijke belangenafweging voor de aanvrager.

De gemeente deelt de gegeven reactie niet en blijft bij het standpunt dat geen ontheffing van de provinciale verordening is benodigd. De betreffende voorwaarde uit het moederplan is onverbindend, gelet op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 26 oktober 2011 (zaaknummer 200909916/1/R1). De referentie van de provincie Groningen aan artikel 4.19a, lid 3 van de verordening is misplaatst. Het betreffende artikel kan in casu niet worden toegepast.

Enerzijds omdat dit ook volgt uit de voornoemde uitspraak, waarin het volgende staat bepaald: "Gelet op het voorgaande past het niet in het stelsel van de Wro dat een bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid bevat waarbij het gebruik van die bevoegdheid door het college van burgemeester en wethouders afhankelijk wordt gesteld van voorafgaande ontheffing door het college van gedeputeerde staten". Oftewel, artikel 4.19a, lid 3 van de verordening mist kennelijk de wettelijke grondslag voor toepassing op wijzigingsplannen zolang de Wro op dit punt niet wordt gewijzigd.

Anderzijds gaat de provinciale reactie voorbij aan het gegeven dat de vaste rechtspraak stelt dat met het bestaan van de wijzigingsbevoegdheid in het moederplan de aanvaardbaarheid van de nieuwe bestemming binnen het gebied waarop de bevoegdheid betrekking heeft in beginsel als een gegeven wordt beschouwd, indien is voldaan aan de in het moederplan gestelde wijzigingsvoorwaarden. De gemeente stelt zich op het standpunt dat hierdoor slechts lid 4 van artikel 4.19a van de verordening van toepassing is en niet lid 3. Het vierde lid stelt dat voor zover Gedeputeerde Staten hebben vastgesteld dat bestemmingsplannen kunnen voorzien in agrarische bouwpercelen met een omvang tot maximaal 2 hectare, het bepaalde in het eerste lid, onder b, onderdeel 1 (waar de ontheffing uit lid 3 op toeziet) buiten toepassing blijft.

Gedeputeerde Staten hebben ingestemd met de wijzigingsbevoegdheid in het moederplan. Daardoor is sprake van vaststelling (aanvaarding) dat het moederplan mag voorzien in uitbreiding van het agrarische bouwperceel met een omvang tot 1,5 hectare en is geen ontheffing benodigd.

Waterschap Hunze en Aa's

Reactie

Het waterschap stemt in met het plan en de daarin voorgestelde compensatie van waterberging.

Reactie gemeente

Geen.

5.2.2 Zienswijzen en beroepschriften

Het ontwerp van het wijzigingsplan lag ter inzage van 13 september 2012 tot en met 24 oktober 2012. Belanghebbenden konden in deze periode zienswijzen over het plan bekend maken.

Er is één zienswijze ingediend door het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen.

De zienswijze bevat dezelfde opvatting uit het Bro-overleg namelijk dat een ontheffing van de provinciale verordening is benodigd. Zonder deze ontheffing zou het wijzigingsplan in strijd met de verordening worden vastgesteld. De gemeente blijft echter bij het standpunt dat deze eis van Gedeputeerde Staten juridisch niet houdbaar is (zie voor de onderbouwing paragraaf 5.2.1). Overigens hebben Gedeputeerde Staten uit het oogpunt van de goede ruimtelijke ordening geen bezwaar tegen het wijzigingsplan.

De zienswijze leidt niet tot een wijziging.