direct naar inhoud van 2.3 Beleid provincie
Plan: Uitbreiding agrarisch bedrijf Oudeweg 105
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0018.WP001Oudeweg105-31va

2.3 Beleid provincie

Bij het invullen van haar beleidsvrijheid is de gemeente aan randvoorwaarden gebonden. Misschien wel de belangrijkste daarvan zijn te vinden in de provinciale omgevingsverordening.

Algemeen

De provincie heeft op 17 juni 2009 haar provinciaal omgevingsplan (POP) en -voor het eerst- provinciale omgevingsverordening (POV) vastgesteld. Het POP en de POV vormen een weergave van de hoofdlijnen van het provinciaal beleid voor de fysieke leefomgeving voor de komende jaren. De strategische plannen zoals de ruimtelijke structuurvisie, het waterhuishoudingsplan, het milieubeleidsplan en het mobiliteitsplan zijn geïntegreerd in het POP en de POV. De hoofddoelstelling van het POP luidt: "Duurzame ontwikkeling: voldoende werkgelegenheid en een voor mens en natuur leefbaar Groningen met behoud en versterking van de kwaliteiten van de fysieke omgeving, waarbij toekomstige generaties voldoende mogelijkheden houden om zich te ontplooien".

De POV kan worden gezien als een juridische vertaling van het POP. Het POV geeft het beleid van het POP weer in regels. Aan die regels dient het bestemmingsplan te voldoen. Afwijken in het bestemmingsplan van die regels is in principe niet mogelijk.

Het POV is inmiddels onderdelen herzien en op het moment van schrijven wordt een volgende herziening voorbereid. Waar relevant, houdt dit bestemmingsplan rekening met de provinciale bepalingen.

Het moederplan -inclusief de wijzigingsbevoegdheid op basis waarvan voorliggend plan is opgesteld- is met inachtneming van de POV vastgesteld en onherroepelijk in werking getreden. Hierdoor mag door de gemeente worden aangenomen dat Gedeputeerde Staten hebben ingestemd met de wijzigingsbevoegdheid voor het vergroten van het agrarische bouwvlak.

2.3.1 Maatwerk

Deze wijzigingsbevoegdheid is gekoppeld aan een aantal voorwaarden. In de POV is namelijk bepaald dat het bouwvlak vergroot mag worden mits bij de situering, omvang en vormgeving van het agrarisch bouwperceel voldoende rekening is gehouden met:

  • 1. het respecteren van de historisch gegroeide landschapsstructuur;
  • 2. het houden van afstand tot andere ruimelijke elementen;
  • 3. de toereikendheid van de infrastructurele ontsluiting;
  • 4. de evenwichtigheid van de ordening, maatvoering en vormgeving van de bedrijfsgebouwen;
  • 5. de inpasbaarheid van de erfinrichting in het landschapstype, en hierover een overeenkomst tot inpassing & instandhouding is getekend door de initiatiefnemer en het college;
  • 6. de wenselijkheid om voor de bedrijfsvoering niet meer in gebruik zijnde bouwwerken, met uizondering van monumentale of karakteristieke, te saneren, en;
  • 7. de uitbreiding overeenstemt met de regels van de provinciale omgevingsverordening en hiervoor ontheffing van de provinciale omgevingsverordening is verleend.

Samengevat zijn deze elementen te benoemen als de 'maatwerkmethodiek'.

In deze paragraaf wordt uiteengezet op welke wijze het wijzigingsplan aan de voorwaarden 1 tot en met 6 voldoet. Deze voorwaarden zijn besproken met de provincie en de initiatiefnemer, in zogenaamde 'keukentafelgesprekken'. Deze gesprekken hebben geleid tot de concrete overwegingen en afspraken zoals hieronder uiteengezet.

In paragraaf 4.2 wordt nader ingegaan op voorwaarde 7.

1. Landschapsstructuur

Het landschap en bebouwing van Westerbroek en omgeving kenmerkt zich door linten. De bebouwing van Westerbroek heeft zich voornamelijk gevormd langs de Oudeweg, rondom de kerk met burgerbehuizing en boerderijtjes, het Vonderpad, de Borgweg parallel aan de Oudeweg en de Nevelslaan. Het dorpsgebied beslaat een aanmerkelijk gebied door de percelen 'open land' die tussen genoemde straten zijn gelegen. Begin twintigste eeuw breidt het dorp enigszins uit langs stroken burgerwoningen langs de Oudeweg, de Nevelslaan en de Meesterslaan. De bomenrijen langs de wegen bepalen met het achterliggende open land, de karakteristieke sfeer van het dorp. De bebouwing daarlangs is afwisselend in leeftijd en type; enkele achteruitliggende grote boerderijen en buitenplaatsen, kleinere boerderijtjes en arbeiderswoningen, maar ook burgerwoningen uit de dertiger jaren van de vorige eeuw. Langs de Oudeweg bevindt zich de meest geconcentreerde bebouwing, vooral schuin op de weg geplaatst.

Het vergroten van het bouwvlak -en de daarbinnen op te richten bouwwerken- heeft geen negatieve invloed op de voornoemde waarden. Ter hoogte van het bedrijf is het lint dicht. Langs het bedrijf is een kleine openheid, tegenover het bedrijf is een vrije kavel waar het doorzicht goed aanwezig is. Deze kleine doorzichten blijven gehandhaafd door de compacte opzet van de nieuwe bouwkavel. De ligging van het bouwvlak en de situering van de bouwwerken (oud en nieuw te realiseren) volgen de oorspronkelijke verkavelingsrichting.

Het bedrijf voegt zich redelijk in de maatvoering van het dorp. Verdere verplaatsing naar achteren (oostelijke richting) brengt het bedrijf op de grens van een schaalsprong. De kans is aanwezig dat het bedrijf door verdere vergroting 'te groot' wordt voor het dorp. Dit wordt nu voorkomen door de gekozen vorm van het bouwvlak en het combineren van de nieuw te bouwen stal met één van de huidige stallen. Dit is de laatste uitbreiding van het bedrijf op de huidige locatie.

2. Afstand tot andere ruimtelijke elementen

De vergroting van het bouwvlak vindt in oostelijke richting plaats. Het bouwvlak wordt aan noordelijke zijde begrenst door woonpercelen aan de Meesterslaan, deze zijn voorzien van een aanzienlijke groene afscheiding. Ten hoogte van de oostelijke grens van het nieuwe bouwvlak is een 'verspringing' waar te nemen in de grootte van de woonpercelen. De kleinere woonpercelen zijn niet voorzien van afschermend groen en hebben uitzicht op de achtergelegen cultuurgronden. Zij houden deze zichtlijnen ook omdat de vergroting van het bouwvlak niet de denkbeeldige lijn overschrijdt die de 'verspringing' eigenlijk creëert.

Van overige ruimtelijke elementen waarmee het plan rekening moet houden is nagenoeg geen sprake vanwege de ligging en omgeving van het plangebied. Weliswaar komt de nieuwe bebouwing dichter op het perceel Oudeweg 107 te liggen dan momenteel het geval is, maar zoals uit de vorige paragraaf en het landschappelijke inpassingsplan (zie bijlage 2) blijkt, is dit geen zwaarwegende belemmering. Voor zowel Oudeweg 107 als de overige woningen in de directe omgeving geldt namelijk dat door het plan geen milieutechnische belasting ontstaat (zie ook paragraaf 3.5).

3. Infrastructurele ontsluiting

Door de opzet van het plan en de gewenste locatie van de nieuwbouw is het niet nodig om het erf en de ontsluiting hiervan aanzienlijk te wijzigen. Er zijn geen nieuwe inritten benodigd en de bestaande inrit wordt niet verbreed.

Het plan biedt de mogelijkheid tot het realiseren van een nieuwe stal. Op basis van de CROW-publicatie nummer 256 'Verkeersgeneratie woon- en werkgebieden' (oktober 2007) dient te worden uitgegaan van een ritproductie van acht ritten per etmaal. Dit betekent op de Oudeweg een maximale toename van 16 mvt/etmaal. Echter, gelet op de feitelijke bedrijfsvoering zal dit aantal niet worden bereikt. De uitbreiding van het bedrijf is niet van dusdanige omvang dat dit onevenredige aantallen extra verkeersbewegingen met zich mee brengt.

4. Verschijningsvorm gebouwen

Het dorp Westerbroek heeft een kleinschalige en gedifferentieerd aanzicht ter plaatse van het plangebied. De huidige bedrijfsgebouwen vormen in dit beeld geen dissonant. De archictectuur en het kleurgebruik van de nieuw te bouwen stal hebben voor zover mogelijk gelet op de omvang aansluiting gezocht op dit aanzicht. In plaats van één grote, hoge, nok is gekozen voor een aanzicht met twee nokken. Voor dit uit te voeren bouwplan (zie bijlage 1) is op 19 april 2012 akkoord verkregen van de welstandscommissie.

Het hoofdgebouw van het agrarische bedrijf is geen gemeentelijk noch Rijksmonument.Het plan voorziet daarom niet in maatregelen of extra regels over de verschijningsvorm.

5. Erfinrichting

Het bestaande erf heeft een keurig en geordend aangezicht. Door de opzet van het plan en de gewenste locatie van de nieuwbouw is het niet nodig om de inrichting van het erf aanzienlijk te wijzigen. De opslag in sleufsilo's zal worden geconcentreerd aan de noordzijde van het erf, aansluitend op de reeds bestaande silo's en kapschuur. Aan de nieuwe grens van het bouwperceel, ten noordoosten aansluitend op de sleufsilo's, zal een grastalud worden aangelegd met grasbedekking.

Door de bouw van de nieuwe stal vervalt de bestaande mestsilo, aan de zuidelijke zijde van de bestaande bouwkavel.

Vanwege de in acht te nemen milieucontouren (zie paragraaf 3.5) heeft de bouw van de nieuwe stal tot gevolg dat de huisvestingsmogelijkheden in de bestaande stallen vervallen. Deze worden in de nieuwe situatie ingezet voor berging en opslag, maar ook voor het melken.

Conform de 'maatwerkmethodiek' is een beplantingsplan opgesteld (zie bijlage 2). Voor het uitvoeren en instandhouden van de maatregelen uit het beplantingsplan is een overeenkomst getekend door de initiatiefnemer en de gemeente.

6. Sanering

Zoals hiervoor al is aangegeven, zal de bestaande mestsilo verdwijnen. Het saneren van de vrijkomende voormalige stallen is geen optie vanwege het voorgenomen hergebruik van deze gebouwen, hetgeen de bedrijfsvoering ten goede zal komen.