direct naar inhoud van Regels
Plan: Nieuwe Compagnie 32
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0018.BP107NC32-30va

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan

Het bestemmingsplan Nieuwe Compagnie 32 met identificatienummer NL.IMRO.0018.BP107NC32-30va van de gemeente Hoogezand-Sappemeer.

1.2 Aan- of uitbouw

Een onderdeel van een gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan de hoofdvorm.

1.3 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 Aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 Agrarisch bedrijf

Bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door het telen van gewassen en/of het houden van dieren.

1.6 Agrarisch verzorgend bedrijf

Een niet-industrieel bedrijf, dat is gericht op het verlenen van diensten, het leveren van dieren of goederen aan agrarische bedrijven of dat is gericht op het verwerken of het opslaan van dieren of producten, die afkomstig zijn van agrarische bedrijven.

1.7 Agrarische activiteiten

Het voortbrengen van producten door het telen van gewassen en het fokken van dieren en/of het houden van dieren met uitzondering van een intensieve veehouderij.

1.8 Ander bouwwerk

Elk bouwwerk, geen gebouw zijnde. Bijvoorbeeld een overkapping met ten hoogte één wand, of een vlaggenmast, lantaarnpaal, antennemast of pergola.

1.9 Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.10 Bebouwingspercentage

Een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.11 Bedrijf of beroep aan huis

Een dienstverlenend of ambachtelijk bedrijf of beroep, dat in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.12 Bedrijfsgebouw

Een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.13 Bedrijfsvloeroppervlak

De gezamenlijke vloeroppervlakte van verkoopruimten, magazijnen, bergingen, kantoren en verblijfsruimten en de overige voor de bedrijfsvoering benodigde vloeroppervlakte.

1.14 Bedrijfswoning / dienstwoning

Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of terrein, noodzakelijk is.

1.15 Beperkt kwetsbaar object

Een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.

1.16 Bestaand

Hetgeen in ieder geval al sinds de eerste dag van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan bestaat, krachtens een vóór dat tijdstip reeds verleende vergunning of schriftelijke toestemming van het daartoe bevoegde bestuursorgaan in uitvoering is, of in uitvoering kan worden genomen, dan wel waarvoor de vergunning nadien moest worden verleend.

1.17 Bestaande vrijkomende gebouwen

Gebouwen die hun oorspronkelijke functie hebben verloren of dreigen te verliezen, en behouden dienen te worden met het oog op verbetering van de leefbaarheid van het platteland, handhaving van het cultureel erfgoed en bijdrage aan verbetering van de kwaliteit van het landschap.

1.18 Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.19 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en bijlagen. Het plan gaat vergezeld van een plantoelichting.

1.20 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.21 Bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.22 Bijgebouw

Een gebouw dat zowel in bouwkundig als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw.

1.23 Biomassavergisting

Het opwekken van energie op een tuinbouwbedrijf of agrarisch bedrijf (biogaswinning). In geval van het agrarisch bedrijf vindt de activiteit plaats waarbij hetzij voor minimaal 50% gebruik wordt gemaakt van mest of co-substraten afkomstig van dit bedrijf, hetzij het produkt waaronder restprodukt voor minimaal 50% wordt gebruikt op dit bedrijf. In het geval van het tuinbouwbedrijf geldt dat de produkten waaronder de restprodukten van de installatie in de glastuinbouw wordt toegepast.

1.24 Boogstal

Bouwwerk vergelijkbaar met een serrestal echter zonder tunnelframes. De stal is opgebouwd uit een onderbouw en bovenbouw met een kolomloze boogvormige overspanning.

1.25 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.26 Bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.27 Bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.28 Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.29 Bouwperceelgrens

De grens van een bouwperceel.

1.30 Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.31 Bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.32 Dak

Iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.33 Commerciële kamerverhuur

Het aan aan één of meerdere personen bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was woonverblijf verschaffen, anders dan een huishouden per woning.

1.34 Cultuurhistorische waarde

Belang in geschiedkundig opzicht met betrekking tot het ontstaan van het gebied, zoals ondermeer tot uitdrukking komt in het kavelpatroon, de waterhuishouding, de beplanting en de (voormalige) bebouwing.

1.35 Detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling voor verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.36 Detailhandel in volumineuze goederen

Detailhandel die vanwege de aard en de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto's, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair.

1.37 Eerste bouwlaag

De bouwlaag op de begane grond.

1.38 Extensieve recreatie en toeristische activiteiten

Dagrecreatie gericht op landschapsbeleving waarvoor een zeer gering voorzieningenniveau is benodigd.

1.39 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.40 Geluidsbelasting in dB

Geluidsbelasting in Lden op een plaats en vanwege een bron over alle perioden van 07:00 - 19:00 uur, van 19:00 - 23:00 uur en van 23:00 - 07:00 uur, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder. Gemiddelde geluidsbelasting over de drie perioden van een etmaal.

1.41 Geluidsbelasting vanwege een industrieterrein

De etmaalwaarde van het equivalenten geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen aanwezig op het industrieterrein, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.

1.42 Geluidsbelasting vanwege een weg

De etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.

1.43 Geluidsgevoelige gebouwen

Gebouwen die dienen voor bewoning of voor een functie als bedoeld in het Besluit geluidhinder.

1.44 Geluidzoneringsplichtige inrichting

Een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld.

1.45 Gevellijn

De denkbeeldige lijn op een bouwperceel die in het verlengde ligt van de gevel van het hoofdgebouw.

1.46 Groothandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.

1.47 Hogere grenswaarde

Een maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.

1.48 Hoofdgebouw

Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.49 Horeca categorie 1

Een horecabedrijf, waar meestal in hoofdzaak alcoholische drank wordt verstrekt, en waarvan de exploitatie doorgaans overlast voor het leefklimaat kan veroorzaken en een grote druk op de openbare orde met zich mee brengt, zoals cafés, bars, discotheken, dancings, nachtclubs, waaronder begrepen prostitutiebedrijven en erotisch getinte horeca.

1.50 Horeca categorie 2

Een horecabedrijf, waar in hoofdzaak maaltijden worden verstrekt en waar doorgaans geen overlast voor het leefklimaat ontstaat, zoals restaurants, hotels en pensions.

1.51 Horeca categorie 3

Een horecabedrijf, dat vooral is gericht op het overdag verstrekken van in hoofdzaak alcoholvrije dranken en eenvoudige etenswaren aan met name bezoekers van overige voorzieningen, zoals ijssalons, croissanterieën, lunchrooms, snackbars, cafetaria's en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen horecabedrijven.

1.52 Horecabedrijf

Een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt.

1.53 Houtteelt

Bedrijfsmatig kweken van bomen voor de houtproductie op gronden die hier in principe tijdelijk voor worden gebruikt.

1.54 Intensieve veehouderij

Niet-grondgebonden agrarische bedrijven die zelfstandig of als neventak geheel of nagenoeg geheel in gebouwen varkens, pluimvee, vleeskalveren en pelsdieren houden met uitzondering van het biologisch houden van dieren overeenkomstig de Landbouwkwaliteitswet.

1.55 Kantoor

Een (deel van een) gebouw dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi-)overheidsinstellingen, het bankwezen en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen.

1.56 Kampeermiddel

Een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan.

1.57 Kap

Een dak dat voor minder dan 50% in het horizontale vlak ligt.

1.58 Karakteristiek lint

Een verzameling karakteristieke objecten in lintbebouwing (aaneengesloten bebouwing van één enkele rij panden en objecten aan weerszijden langs hoofdwegen of kanalen).

1.59 Karakteristiek object

Een te beschermen bouwwerk of object van vroegere cultuur, bewoning of nijverheid, dat niet onder de Monumentenwet valt of als gemeentelijk monument is aangewezen.

1.60 Kas

Een bouwwerk, niet zijnde een tunnelkas of een naar de aard daarmee vergelijkbaar bouwwerk, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander licht doorlatend materiaal, dienend tot het kweken van groente, vruchten, bloemen, bomen, struiken of planten.

1.61 Kwetsbaar object

Een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risico-afstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden.

1.62 Landschapswaarde

De aan een gebied toegekende waarde, wat betreft het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke waarde wordt bepaald door de herkenbaarheid en identiteit van de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur.

1.63 Maatschappelijke voorzieningen

Educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen voor openbare dienstverlening, en ondergeschikte detailhandel ten dienste van deze voorzieningen.

1.64 Manege

Een bedrijf met een publieksgericht karakter, gericht op het bieden van gelegenheid aan derden tot het berijden en verzorgen van paarden en/of pony's. De bedrijfsactiviteiten bestaan uit instrueren, verhuren van paarden en/of pony's, het organiseren van wedstrijden en/of andere evenementen, alsmede het exploiteren van pensionstalling, horeca (kantine, foyer en dergelijke), logies en/of verenigingsaccommodatie. Daarnaast kunnen de bedrijfsactiviteiten bestaan uit het houden, weiden, stallen, africhten, trainen en/of berijden van paarden en/of pony's, alsmede de handel in paarden en/of pony's.

1.65 Mantelzorg

Het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

1.66 Mestopslag

Opslag van mest voor een agrarisch bedrijf, in een bouwwerk zoals een mestbassin of opslag anders dan in een bouwwerk (mestzak en daarmee gelijk te stellen voorzieningen).

1.67 Minicamping

Een terrein voor het plaatsen/geplaatst houden van maximaal 15 kampeermiddelen tegelijk, in de periode tussen 1 maart en 1 oktober.

1.68 Natuurlijke waarde

De aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur, zoals geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen.

1.69 Nevenactiviteiten

Aan de agrarische hoofdactiviteit ondergeschikte activiteiten die niet rechtstreeks de uitoefening van de agrarische bedrijfsvoering betreffen.

1.70 Nissenhut

Loods (ook bekend als romneyloods) met een halfcirkelvormige doorsnede, opgebouwd uit metalen spanten met een T- of buisprofiel en afgedekt met dunne staalplaten op gordingen. Gebouwtype dat demontabel en verplaatsbaar is.

1.71 Nutsvoorziening

Voorzieningen voor algemeen nut, zoals afvalinzameling, elektriciteit, gas, (tele)communicatie en dataverkeer, openbaar vervoer en water. Het gaat hierbij om andere bouwwerken zoals antennes, bakken, borden, containers, hekken, kastjes, palen, zuilen en wat met deze objecten te vergelijken is. Onder nutsvoorziening wordt ook verstaan een schakelstation, een rioolwaterzuiveringsinstallatie, een telecommunicatiestation, een transformatorstation en aardgaslocaties van de NAM.

1.72 Ondergeschikte bouwonderdelen

balkons, entreeportalen en ingangspartijen, erkers, galerijen, luifels, en veranda's, alle samen over maximaal de halve gevelbreedte; funderingen, hellingbanen, stoepen, stoeptreden, plinten, alle niet hoger dan 1 meter; liftschachten, trappen(huizen), schoorstenen en ventilatiekanalen, alle samen over maximaal een kwart van de gevelbreedte; gevel- en kroonlijsten, gevelversieringen, kozijnen, pilasters, en overstekende daken; en naar aard en omvang hiermee gelijk te stellen bouwonderdelen.

1.73 Overig bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.74 Paardenhouderij

Een complex van bebouwing en gronden (waaronder rijbakken) slechts gericht op het houden, weiden, stallen, africhten, trainen en/of berijden van paarden en/of pony's, alsmede de handel in paarden en/of pony's. De activiteiten zijn, anders dan een manege, niet gericht op het (laten) instrueren van derden, het verhuren van paarden en/of pony's, het organiseren van wedstrijden en/of andere evenementen, horeca, logies en/of verenigingsaccommodatie. Het exploiteren van pensionstalling is een ondergeschikte activiteit.

1.75 Pand

De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.76 Peil

Voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang; Voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.

1.77 Pensionstalling

Het bieden van gelegenheid aan derden om hun paarden en/of pony's in pension te houden, stallen en te weiden met gebruikmaking van de aanwezige voorzieningen.

1.78 Plaatselijke verhogingen

Afzuig-/luchtbehandelinginstallaties, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen/-koepels, meetapparatuur, schoorstenen, en zend-/ontvangstinstallaties en naar aard en omvang hiermee gelijk te stellen bouwonderdelen bovenop een bouwwerk.

1.79 Plangebied

Het gebied waarop dit bestemmingsplan betrekking heeft.

1.80 Planregels

De in de Wet ruimtelijke ordening, in het bijbehorende Besluit ruimtelijke ordening en in de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP2012) bedoelde regels van dit bestemmingsplan die bepaald gebruik en bebouwing van het plangebied toelaten.

1.81 Productiegebonden detailhandel

Detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, geteeld, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.82 Rijbak

Een afgebakend deel van een perceel dat wordt gebruikt voor hippische activiteiten, al dan niet met omheining en/of bodembedekking van zand, houtsnippers en dergelijke.

1.83 Risicovolle inrichting

Een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde danwel richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.

1.84 Seksinrichting

De voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Bijvoorbeeld een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.85 Serrestal

Een foliestal met boogconstructie en tunnelframes met dakbedekking bestaande uit één of twee lagen kunststof folie met daaroverheen een schaduwdoek. De gevels bestaan uit een lage keerwand met daarboven een windbreekgaas of een ventilatiegordijn.

1.86 SVBP2012

Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen, behoort tot de ministeriële regeling die aansluit bij de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening.

1.87 Tunnelkas

Elke constructie van hout, metaal of ander materiaal, welke met plastic of in gebruik daarmee overeenstemmend materiaal is afgedekt en dient als teeltondersteuning voor bedekte teelten.

1.88 Verbeelding

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand "NL.IMRO.0018.BP107NC32-1001". Analoog verbeeld in de vorm van een kaart met bijbehorende verklaring die aangeeft op welk gebied deze planregels van toepassing zijn.

1.89 Voorgevel

De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw; of als een perceel is gelegen op een hoek van een openbare weg, fiets- of voetpad, de naar de openbare weg, fiets- of voetpad gekeerde gevels. Burgemeester en wethouders wijzen één of meerdere gevels als zij- of achtergevel aan als deze gevel(s) vanuit stedenbouwkundig oogpunt niet als voorgevel zijn aan te merken en de beeldkwaliteit door de aanwijzing gehandhaafd kan blijven; of als een perceel met tegenovergestelde zijden grenst aan een openbare weg, fiets- of voetpad, die als zodanig door BW aan te wijzen gevel.

1.90 Voorgevelrooilijn

De evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke;

  • langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg heeft;
  • langs een wegzijde zonder een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, en waarlangs mag worden gebouwd, gelegen is op 10 meter uit de as van de weg bij een wegbreedte tot 10 meter, of gelegen is op 15 meter uit de as van de weg bij een wegbreedte vanaf 10 meter.
1.91 Voorkeursgrenswaarde

De maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.

1.92 Vrijloopstal

Traditionele veestal, boog- of serrestal zonder ligboxen met een gecombineerd lig- en loopoppervlak.

1.93 Woning

Een complex van ruimten bedoeld voor de huisvesting van een huishouding, of een samenhangende groep van huishoudens zonder dat hierbij sprake is van meervoudige woningen.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 De bouwhoogte (de nokhoogte) van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 De dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.4 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.5 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 De hoogte van een windturbine

Vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch met waarden aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische activiteiten;
  • b. Bedrijfswoning / dienstwoning;
  • c. bescherming van de herkenbaarheid van het veenkoloniale verkavelingssysteem, ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - veenkoloniaal gebied';
  • d. bescherming van de karakteristieke bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - karakteristieke objecten';
  • e. een afschermende groensingel ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van waarde – groensingel’ en daaraan ondergeschikt:
  • a. bedrijf of beroep aan huis, verbonden aan de bedrijfswoning;
  • b. infrastructurele voorzieningen;
  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen;
  • e. stalling van vaar- en voertuigen;
  • f. waterhuishoudkundige doeleinden.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van alle bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken zijn alleen toegelaten ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch bedrijf';
  • b. bouwwerken zijn alleen toegelaten in een bouwvlak, uitgezonderd:
    • 1. ondergeschikte bouwonderdelen. Ondergeschikte bouwonderdelen mogen de grenzen van het bouwvlak met ten hoogste 1 meter overschrijden;
    • 2. mestbassins buiten het bouwvlak, deze zijn alleen toegelaten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - mestbassin', waarbij geldt dat het maximum aantal mestbassins 2 bedraagt;
  • c. de afstand van bouwwerken tot de perceelsgrens moet een minimum van 3 meter bedragen;
  • d. waar de plaats en de afmetingen van bestaande bouwwerken de minimale en/of maximale maten bepaald in deze bouwregels overschrijden, vormen de bestaande maten het minimum respectievelijk het maximum.
3.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. per bedrijf is 1 bedrijfswoning toegelaten, tot een oppervlak van 150 m2;
  • b. bedrijfsgebouwen, geen kassen zijnde, en ingebouwde bedrijfswoningen zijn toegelaten:
    • 1. tot een goothoogte van 6 meter;
    • 2. tot een bouwhoogte van 14 meter;
    • 3. met een dakhelling groter dan 22 graden voor tenminste 80% van het oppervlak, als de gebouwen samen een oppervlakte van meer dan 50 m2 hebben.
  • c. niet-ingebouwde bedrijfswoningen zijn toegelaten:
    • 1. tot een goothoogte van 4,5 meter;
    • 2. tot een bouwhoogte van 8,5 meter;
    • 3. met een dakhelling groter dan 30 graden;
  • d. oprichting van een ligboxenstal (anders dan uitbreiding van bestaande ligboxenstallen) is alleen toegelaten indien de lichtsterkte binnen niet meer dan 150 lux bedraagt, tenzij die stal tussen 20.00 uur en 6.00 uur is voorzien van voorzieningen die de lichtuitstraling met tenminste 90% reduceren;
  • e. uitbreiding van de bestaande vloeroppervlakte van stallen voor intensieve veehouderij is niet toegestaan;
  • f. het bouwen van nissenhutten is niet toegelaten;
  • g. het bouwen van serre-, vrijloop- en boogstallen is niet toegelaten;
  • h. gebouwen zijn toegelaten tot de daarvoor in deze bouwregels genoemde hoogten, uitgezonderd plaatselijke verhogingen. Plaatselijke verhogingen zijn toegelaten tot ten hoogste 10% van de oppervlakte van het betreffende gebouw, en tot ten hoogste een kwart van de maximale hoogte van het betreffende gebouw met een maximum van 3 meter.
3.2.3 Erf- of perceelafscheidingen

Erf- of perceelafscheidingen zijn toegelaten tot 1 meter hoogte, of tot 2 meter mits gebouwd:

  • a. op een erf of perceel waarop reeds een gebouw staat, en;
  • b. meer dan 1 meter achter de voorgevelrooilijn, en;
  • c. meer dan 1 meter van de weg of het openbaar groen.
3.2.4 Licht-, reclame- en vlaggenmasten

Licht-, reclame- en vlaggenmasten zijn toegelaten tot 6 meter hoogte.

3.2.5 Overige bouwwerken

Andere bouwwerken zijn toegelaten:

  • a. binnen een bouwvlak;
  • b. tot een hoogte van 3 meter, binnen de afstand tot de as van de weg van 15 meter, als zij naar hun aard niet aan de weg zijn gebonden, of anders tot een hoogte van 15 meter.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Bevoegdheid

  • a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.2 onder b3 en3.2.2 onder f en de bouw van serre-, vrijloop- en boogstallen toestaan, mits:
    • 1. de lichtsterkte binnen de stal niet meer dan 150 lux bedraagt, tenzij de stal tussen 20.00 uur en 6.00 uur is voorzien van voorzieningen die de lichtuitstraling tenminste met 90% reduceren;
    • 2. realisatie plaatsvindt op basis van een door het college van burgemeester en wethouders goedgekeurd landschappelijk inpassingsplan waarin rekening is gehouden met:
      • het respecteren van de historisch gegroeide landschapsstructuur;
      • het houden van afstand tot andere ruimtelijke elementen buiten het agrarisch bouwvlak;
      • de inpasbaarheid van de stal in het landschapstype;
      • het aanbrengen van afschermende beplanting, hierbij dient gebruik te worden gemaakt van inheemse soorten;
      • de evenwichtigheid van de ordening en maatvoering van de bestaande bedrijfsgebouwen.
  • b. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld, en;
    • 2. de aanwezige cultuurhistorische, landschaps- en natuurwaarden, en;
    • 3. de woonsituatie, en;
    • 4. de verkeersveiligheid, en;
    • 5. de sociale veiligheid, en;
    • 6. de milieusituatie, en;
    • 7. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, van:
      • de op de verbeelding of in de planregels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
        • a. uitgezonderd de hoogte van windturbines en reclamemasten,
        • b. behalve waarvoor hiernavolgend andere maten en percentages worden genoemd;
      • de planregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, als een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
      • het bepaalde in 3.2.2 onder b2 en een bouwhoogte van 16 meter toestaan;
      • het bepaalde in 3.2.2 onder b3 en een dakhelling vanaf 18 graden en/of een afwijkend percentage oppervlak toestaan.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Voorwaardelijke verplichting
  • Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 3.1 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in Bijlage 1 Landschaps inrichtings plan opgenomen Landschapsinpassingsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing;
  • in afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 3.1 opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen een jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in Bijlage 1 opgenomen Landschapsinpassingsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing.
3.4.2 Stalling

Voor de stalling van vaar- en voertuigen gelden de volgende regels:

  • a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf blijft de hoofdfunctie, zowel in omvang als in uitstraling, vooral aan de naar de weg gekeerde zijde(n) van het bouwvlak;
  • b. de stalling wordt uitgeoefend door 1 of meer personen die het agrarisch bedrijf ter plekke uitoefenen;
  • c. de stalling mag niet meer ruimte gebruiken dan 40% van de totale oppervlakte van de gebouwen en niet meer dan 250 m2;
  • d. de stalling mag geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving, en mag geen noemenswaardige hinder veroorzaken of afbreuk doen aan de gebruiksmogelijkheden en privacy van omliggende gronden en bouwwerken;
  • e. de stalling is alleen toegelaten als in de parkeerbehoefte voorzien wordt op het eigen erf.
3.4.3 Bedrijf of beroep aan huis

Voor aan de bedrijfswoning verbonden bedrijven en beroepen gelden de volgende regels:

  • a. de woonfunctie blijft de hoofdfunctie, zowel in omvang als in uitstraling, vooral aan de naar de weg gekeerde zijde(n) van het perceel;
  • b. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner(s);
  • c. de activiteit mag geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de woning en omgeving, en mag geen noemenswaardige hinder veroorzaken of afbreuk doen aan de gebruiksmogelijkheden en privacy van omliggende gronden en bouwwerken;
  • d. de activiteit wordt in de gebouwen uitgeoefend;
  • e. de activiteit mag niet meer ruimte gebruiken dan 40% van de totale oppervlakte van de gebouwen en niet meer dan 50 m2;
  • f. alleen productiegebonden detailhandel is toegelaten;
  • g. de activiteit is alleen toegelaten als zij milieuhygiënisch passend is;
  • h. de activiteit is alleen toegelaten als in de parkeerbehoefte voorzien wordt op het eigen erf;
  • i. reclame-uitingen en etalages zijn niet toegelaten.
3.4.4 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.2 onder b van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van andere gebouwen dan de bedrijfswoning en haar bijgebouwen voor bewoning;
  • b. het gebruik van bijgebouwen van de bedrijfswoning voor zelfstandige bewoning;
  • c. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • d. het gebruik van gronden voor tuinbouw;
  • e. het gebruik van gronden voor houtteelt, boomkwekerijen, boomgaarden en de aanleg van bos;
  • f. het gebruik van gronden buiten het bouwvlak voor mestopslag, tenzij het bestaande opslag is;
  • g. het gebruik van gronden en bouwwerken als manege;
  • h. het gebruik van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
  • i. het gebruik van gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan voor de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten, werken en werkzaamheden;
  • j. het gebruik van gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) vaar-, vlieg- of voertuigen (anders dan 3.4.2 toelaat);
  • k. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel (anders dan 3.4.3 onder f toelaat), een horecabedrijf en/of seksinrichting.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Bevoegdheid

  • a. Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  • het straat- en bebouwingsbeeld, en;
  • de aanwezige cultuurhistorische, landschaps- en natuurwaarden, en de woonsituatie, en;
  • de verkeersveiligheid, en;
  • de sociale veiligheid, en;
  • de milieusituatie, en;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,

met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1 en toestaan dat gronden en gebouwen binnen het bouwvlak mogen worden gebruikt voor nevenactiviteiten, mits:

  • 1. de uitoefening van het agrarisch bedrijf de hoofdfunctie blijft, zowel in omvang als in uitstraling, vooral aan de naar de weg gekeerde zijde(n) van het bouwvlak;
  • 2. de activiteit wordt uitgeoefend door 1 of meer personen die het agrarisch bedrijf ter plekke uitoefenen;
  • 3. de aard en invloed op de omgeving is beperkt tot de afstanden die gehanteerd worden voor de categorie 1 of 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten opgenomen als Bijlage van de planregels;
  • 4. als de activiteit inpandig plaatsvindt, deze in omvang en uitstraling ondergeschikt blijft aan het hoofdgebouw en niet meer oppervlak in gebruik neemt dan 40% van de totale oppervlakte van de bestaande gebouwen tot een maximum van 250 m2;
  • 5. als de activiteit uitpandig plaatsvindt, deze niet meer oppervlak in gebruik neemt dan 40% van het bouwvlak tot een maximum van 4.000 m2, binnen het bouwvlak;
  • 6. als aangetoond is dat de activiteit niet binnen de bestaande bebouwing kan worden uitgeoefend, voor de activiteit een gebouw wordt toegelaten kleiner dan 100 m2 , binnen het bouwvlak;
  • 7. detailhandel in de vorm van het aanbieden en verkopen van streekeigen producten alleen inpandig wordt toegelaten tot een vloeroppervlak van 120 m2;
  • 8. het geen tuinbouw, intensieve veehouderij, houtteelt, boomkwekerij, boomgaard en aanleg van bos betreft;
  • 9. in de parkeerbehoefte wordt voorzien op eigen erf;
  • 10. de activiteit geen noemenswaardige hinder veroorzaakt, en geen afbreuk doet aan de gebruiksmogelijkheden en privacy van omliggende gronden en bouwwerken;
  • 11. als het een minicamping betreft, die camping alleen is toegelaten:
    • a. tot 15 kampeermiddelen, en;
    • b. het gebruik plaatsvindt tussen 1 april en 1 oktober, en;
    • c. een afstand tot andere minicampings heeft van meer dan 500 meter, en;
    • d. als eventuele bebouwing voor de minicamping geplaatst wordt nabij bestaande bebouwing, en;
    • e. het terrein omgeven is met beplanting, zodanig dat de minicamping opgaat in het landschap, en;
    • f. als de camping niet gelegen is ter plaatse van de aanduiding 'overig - dorpsgebied, en;
  • 12. als de nevenactiviteit biomassavergisting betreft, dit alleen is toegelaten:
    • a. hetzij voor minimaal 50% gebruik wordt gemaakt van mest of co-substraten afkomstig van het betreffende agrarische bedrijf, hetzij het product (waaronder restproduct) voor minimaal 50% wordt gebruikt op het betreffende agrarisch bedrijf, en;
  • a. Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  • het straat- en bebouwingsbeeld, en;
  • de aanwezige cultuurhistorische, landschaps- en natuurwaarden, en;
  • de woonsituatie, en;
  • de verkeersveiligheid, en;
  • de sociale veiligheid, en;
  • de milieusituatie, en;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,

met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.4.4 onder a en b en toestaan dat een woning of een bedrijfswoning door meer dan één afzonderlijke huishouding wordt gebruikt en vrijstaande bijgebouwen voor zelfstandige bewoning worden gebruikt, onder de voorwaarden dat:

  • a. dit noodzakelijk is om mantelzorg te kunnen verlenen en die zorgbehoefte overtuigend kan worden aangetoond;
  • b. het bebouwde oppervlak dat voor de zorgbehoefte in gebruik wordt genomen maximaal 60 m2bedraagt;
  • c. vrijstaande bijgebouwen die voor de zorgbehoefte in gebruik worden genomen moeten qua ligging een ruimtelijke eenheid vormen met het hoofdgebouw;
  • d. het voor de zorgbehoefte in gebruik te nemen gebouw ligt op maximaal 10 meter van de dichtsbijzijnde zij- of achtergevel van het hoofdgebouw en is niet gesitueerd voor de (verlengde) voorgevel van het hoofdgebouw;
  • e. direct na beëindiging van de mantelzorg het gebruik in overeenstemming met de regels van dit bestemmingsplan wordt gebracht.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - veenkoloniaal gebied' het graven of (deels) dempen van sloten en andere watergangen, waarvan de richting meer dan 5 graden afwijkt van de in Bijlage 1 Kavelinrichting bij deze plantoelichting aangegeven bestaande kavelrichting.
3.6.2 Afwijken

Het onder het 3.6.1 genoemde verbod geldt niet voor de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op de eerste dag van terinzagelegging van het ontwerp van het plan;
  • c. waarvoor eerder vergunning is verleend dan de eerste dag van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.

en ook niet voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - veenkoloniaal gebied':
    • 1. het graven van sloten en andere watergangen als deze langs wegen-, fiets- en voetpaden zijn gelegen of als deze dienen als erfafscheiding;
    • 2. het (deels) dempen van sloten en andere watergangen als de onderlinge afstand tussen resterende sloten in dezelfde richting minder dan 150 meter is.
3.6.3 Voorwaarden

De vergunning wordt alleen verleend als:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - veenkoloniaal gebied':
    • 1. sloten en andere watergangen worden gegraven, waarvan de richting minder dan 10 graden afwijkt van de in Bijlage 1 Kavelinrichting bij deze plantoelichting aangegeven bestaande kavelrichting;
    • 2. het (deels) dempen van sloten en andere watergangen niet tot gevolg heeft dat de onderlinge afstand tussen resterende sloten in dezelfde richting meer dan 300 meter is.
3.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
3.7.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, of te laten uitvoeren:

  • a. het geheel of gedeeltelijk te slopen van een bouwwerk, als dat bouwwerk geheel of gedeeltelijk is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - karakteristieke objecten'.
3.7.2 Afwijken

Het onder het 3.7.1 genoemde verbod geldt niet voor het slopen van:

  • a. bouwwerken ingevolge een aanschrijving van burgemeester en wethouders op basis van de Woningwet;
  • b. bouwwerken waarvoor geen omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is vereist;
  • c. bouwwerken waarvoor een tijdelijke omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is verleend.
3.7.3 Voorwaarden

De omgevingsvergunning wordt alleen verleend als:

  • a. een volgens de bouwverordening benodigde omgevingsvergunning voor het slopen kan worden verleend.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 5 Overgangsrecht

5.1 Overgangsrecht bouwwerken

  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag om omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Burgemeester en Wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
5.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
5.3 Voorwaarden

Het overgangsrecht in 5.2, voor zover het gebruik betreft, geldt alleen voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna geen beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.

Artikel 6 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Nieuwe Compagnie 32 van de gemeente Hoogezand-Sappemeer. Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van .......;

De voorzitter, De griffier,