Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Zandumerweg 9, Niekerk
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0015.BPBG10HERS1-OH01

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:  
  1. het agrarische grondgebruik, met uitzondering van een boom- en/of sierkwekerij, houtteelt- of fruitteeltbedrijf;
  2. bos- en/of natuurelementen met een oppervlakte van minder dan 2 hectare;
  3. infrastructurele voorzieningen zoals deze bestonden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp-plan;
  4. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water, niet zijnde voorzieningen ten behoeve van ijsbanen of siervijvers;
  5. natuurvriendelijke oeverzones van 5 m breed aan weerszijden van een watergang;
  6. voorzieningen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik en educatief medegebruik, zoals wandel-, fiets- en ruiterpaden en parkeervoorzieningen ten behoeve van toeristische overstappunten;
  7. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - noodontsluiting' een calamiteitenontsluiting;
met daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde en andere werken.
3.2 Bouwregels
Ter plaatse van de bestemming ‘Agrarisch' mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
  1. Gebouwen
Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met dien verstande dat stallen en schuren die legaal aanwezig zijn op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan of die op dat moment gebouwd mogen worden, mogen worden gehandhaafd naar de omvang die zij op dat moment hebben.
  1. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte mag niet meer dan 1,50 m bedragen;
  2. kuilvoerplaten, sleufsilo's en voorzieningen ten behoeve van de opslag van mest zijn niet toegestaan.
3.3 Nadere eisen
3.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
  1. de verkeersveiligheid;
  2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  3. bescherming van de archeologische waarden ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'.
3.3.2 Procedure
Bij de gebruikmaking van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen is de procedure als genoemd in artikel 13 van toepassing.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik
Tot een met het bestemmingsplan strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 sub c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden ten behoeve van een (kleinschalig) kampeerterrein en het aanleggen van een reguliere perceelontsluiting.
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.5.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de in Bijlage 1 "Tabel omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden" genoemde werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, indien en voor zover bij de bestemming Agrarisch of de aanduiding 'houtsingel' (voor zover van toepassing) en de betreffende werken of werkzaamheden een "A" is vermeld.
3.5.2 Uitzondering
Het in het eerste lid vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden betreffen.
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
3.6.1 Wijziging
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch' wijzigen ten behoeve van natuurontwikkeling, met dien verstande dat:
  1. grondverwerving plaatsvindt op basis van vrijwilligheid;
  2. verhoging van het waterpeil in natuurgebieden pas aan de orde is als grotere aaneengesloten waterhuishoudkundige beheersbare gebieden zijn verworven; 
  3. verhoging van het waterpeil in natuurgebieden niet mag leiden tot vernatting van aangrenzende landbouwgronden;
  4. in beginsel geen hydrologische bufferzones buiten de ecologische hoofdstructuur worden ingesteld;
  5. realisatie van de ecologische hoofdstructuur niet mag leiden tot beperkingen op aangrenzende landbouwgronden.
3.6.2 Afwegingskader
Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats als bedoeld in artikel 12 Afwegingskader wijziging.
3.6.3 Procedure
Voor een besluit tot wijziging geldt de procedure als genoemd in artikel 3.6 lid 5 van de Wet ruimtelijke ordening.