direct naar inhoud van Artikel 7 Bedrijventerrein
Plan: Bestemmingsplan Bedrijventerrein Zuidoost
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0014.BP516BedrterreinZo-vg01

Artikel 7 Bedrijventerrein

7.1 Bestemmingsomschrijving
7.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving

De voor 'bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven als bedoeld in de categorieën 1 tot en met 3.2 van de bij dit plan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage 1), waaronder mede begrepen afvalverwerkingsbedrijven;
  • b. bedrijven als bedoeld in de categorieën 1 tot en met 4.2 van de bij dit plan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4';
  • c. geluidzoneringsplichtige inrichtingen ter plaatse van de aanduiding 'geluidzoneringsplichtige inrichtingen';
  • d. risicovolle inrichtingen ter plaatse van de aanduiding 'risicovolle inrichting';
  • e. detailhandel in volumineuze goederen in de vorm van:
    • 1. detailhandel in auto's, boten en caravans,
    • 2. detailhandel in kampeerartikelen,
    • 3. detailhandel in landbouwwerktuigen,
    • 4. detailhandel in grove bouwmaterialen,
    • 5. bouwmarkten,
    • 6. detailhandel in keukens en sanitair,
    • 7. tuincentra,
    • 8. detailhandel in tuinmeubelen,
    • 9. inrichtingscentra voor kantoorinterieur,

met inachtneming van het bepaalde in sublid 7.1.2 en artikel 20, leden 20.4 en 20.5;

  • f. zelfstandige kantoren tot een maximum van 500 m2 bruto vloeroppervlakte per perceel, met inachtneming van het bepaalde in sublid 7.1.2 en artikel 20, leden 20.4, 20.5 en 20.6;
  • g. bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • h. bedrijfswoonwagens ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats';
  • i. horeca - 1 en horeca - 2 met een maximaal netto vloeroppervlak van 200 m2;
  • j. horeca - 1, horeca -2 en horeca - 3 ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
  • k. horeca - 5 ter plaatse van aanduiding 'horeca van categorie 5';
  • l. een verkooppunt voor motorbrandstoffen, met uitzondering van LPG, ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg';
  • m. een terrein voor hondensport ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein-hondensport';
  • n. een modelautosportterrein ter plaatse van de aanduiding 'recreatie';
  • o. een reclamemast ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - reclamemast';
  • p. een zendmast ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie';
  • q. een afvalverwerkingsbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - afvalverwerking';
  • r. wegen, voet- en fietspaden;
  • s. groenvoorzieningen;
  • t. water;
  • u. additionele voorzieningen.
7.1.2 Nadere bestemmingsomschrijving
  • a. Onder bedrijven, als bedoeld in sublid 7.1.1., onder a, b, c en d, zijn, onverminderd het bepaalde in artikel 20, leden 20.4, 20.5 en 20.6, mede begrepen kantoren ten dienste van het bedrijf, mits de kantoorruimte niet meer bedraagt dan 50% van het bruto vloeroppervlak.
  • b. Tot de bedrijfsactiviteiten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van
    bedrijventerrein-afvalverwerking' behoren in ieder geval het storten, het verwerken en/of bewerken van afvalstoffen, waaronder het composteren, alsmede aanverwante bedrijfsactiviteiten waaronder de opwekking van energie.
  • c. Onder detailhandel in volumineuze goederen, bedoeld in sublid7.1.1, onder e, is mede begrepen detailhandel in niet-volumineus, branchevreemd assortiment als onzelfstandig onderdeel van een ter plaatse gevestigd volumineus detailhandelsbedrijf, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
    • 1. de omvang van laatstbedoelde detailhandel mag niet meer bedragen dan 10% van de totale verkoopvloeroppervlakte, tot een maximum van 500 m2 per vestiging;
    • 2. detailhandel in voedings- en genotmiddelen en meubelen is uitgesloten.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemene bouwregels

Er zijn wat de bebouwing betreft uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, toegestaan ten behoeve van de in lid 7.1 genoemde doeleinden.

7.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer dan de op de verbeelding aangegeven maximale bouwhoogte bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats' niet meer dan 6 meter mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van de gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' niet meer dan 5 meter mag bedragen;
  • c. het bebouwingspercentage mag maximaal het aangegeven bebouwingspercentage bedragen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is ten hoogste één bedrijfswoning per bedrijf toegestaan, met dien verstande dat het totaal aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan het op de verbeelding aangegeven maximum aantal wooneenheden;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats' is ten hoogste één bedrijfswoonwagen per bedrijf toegestaan, met dien verstande dat het totaal aantal bedrijfswoonwagens niet meer mag bedragen dan het op de verbeelding aangegeven maximum aantal wooneenheden;
  • f. de oppervlakte van een bedrijfswoning of bedrijfswoonwagen mag, met inachtneming van het voor het desbetreffende bouwperceel aangegeven bebouwingspercentage, ten hoogste 100 m2 bedragen;
  • g. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag, in afwijking van het bepaalde onder b, niet meer dan 9 meter bedragen;
  • h. de bouwhoogte van een bedrijfswoonwagen mag, in afwijking van het bepaalde onder b, ten hoogste 4 meter bedragen of, indien deze wordt afgedekt met een kap, ten hoogste 5,50 meter;
  • i. de afstand van gebouwen tot een naar de weg gekeerde perceelsgrens mag niet minder dan 5 meter bedragen;
  • j. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens mag niet minder dan 3 meter bedragen.
7.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- of perceelsafscheidingen mag maximaal 3 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag maximaal 15 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van een reclamemast niet meer dan 6 meter mag bedragen;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b mag de bouwhoogte van een reclamemast ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein-reclamemast' niet meer bedragen dan de bestaande bouwhoogte;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder b mag de bouwhoogte van een zendmast ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie' maximaal 130 meter bedragen.
7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de bereikbaarheid van gebouwen;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
7.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. sublid 7.2.2, onder b, voor een overschrijding van de maximaal toegestane bouwhoogte met ten hoogste 4 meter;
  • b. sublid 7.2.2, onder c, voor een overschrijding van het maximaal toegestane bebouwingspercentage met ten hoogste het getal 10;
  • c. sublid 7.2.2, onder i en j, voor een overschrijding van de voorgeschreven afstand tot de perceelsgrenzen tot een afstand van minimaal 1 meter, uitsluitend indien de Brandweer hiertoe toestemming heeft gegeven na voorafgaand overleg;
  • d. sublid 7.2.3, onder b, voor het bouwen van windturbines met een ashoogte van maximaal 15 meter.
7.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met een bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, behorende tot een andere categorie dan die welke volgens subid 7.1.1, onder a en b, zijn toegestaan;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor geluidszoneringsplichtige inrichtingen op andere gronden, dan volgens sublid 7.1.1, onder c, is toegestaan;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van risicovolle inrichtingen op andere gronden, dan volgens sublid 7.1.1, onder d, is toegestaan;
  • d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel anders dan volgens sublid 7.1.1, onder e en l, en sublid 7.1.2., onder c, is toegestaan;
  • e. het gebruik van bouwwerken op de gronden, bedoeld in sublid 7.1.1, onder i, met een netto vloeroppervlak van meer dan 200 m2;
  • f. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de in sublid 7.1.1, onder l, bedoelde detailhandel met een verkoopvloeroppervlakte van meer dan 120 m2;
  • g. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige kantoren met een bruto vloeroppervlak van meer dan 500 m2;
  • h. het gebruik van gronden voor het verbranden van afvalstoffen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein-afvalverwerking';
  • i. het gebruik van gronden voor het storten van afvalstoffen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein-afvalverwerking' tot een hoogte die, gerekend vanaf de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, niet meer bedraagt dan de aangegeven hoogtelijnen met storthoogte in meters, met een talud van 1:3, ter plaatse van de aanduiding 'maximum hoogteligging vlak'; bij het gebruik van de gronden in de oostelijke randzone (de zone tussen de hoogtelijn van 0 meter en de Oude Roodehaansterweg) dienen deze gronden hun groene karakter te behouden;
  • j. het gebruik van gronden ten behoeve van ligplaatsen voor woon- en bedrijfsschepen;
  • k. het gebruik van een bedrijfswoning of bedrijfswoonwagen anders dan als zodanig ten dienste van een ter plaatse gevestigd bedrijf;
  • l. het gebruik van gronden anderszins voor bewoning;
  • m. het gebruik van gronden ten behoeve van reclamevoertuigen en -objecten, met die verstande dat dit verbod niet van toepassing is op reclamemasten die bij of krachtens deze regels zijn toegestaan.
7.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. sublid 7.1.1 voor een facilitair centrum met voorzieningen ter ondersteuning van bedrijfsactiviteiten, zoals een congrescentrum, een hotel/restaurant, een informatiecentrum, financiële dienstverlening, een koeriersdienst, een uitzendbureau, vergaderaccommodatie en detailhandel ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - ontheffingsgebied 1', met dien verstande dat de verkoopvloeroppervlakte van de detaihandel ten hoogste 300 m² mag bedragen;
  • b. sublid 7.1.1, onder a en b, juncto lid 7.5, onder a, ten behoeve van de vestiging van bedrijven, die in de Staat van bedrijfsactiviteiten zijn opgenomen in een hogere dan de aldaar genoemde categorieën, maar naar hun aard en invloed op de omgeving kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven, die voorkomen in de in sublid 7.1.1, onder a en b, genoemde categorieën, mits het niet betreft geluidszoneringsplichtige of risicovolle inrichtingen;
  • c. sublid 7.1.1, onder a en b, juncto lid 7.5 onder a, ten behoeve van de vestiging van bedrijven, die niet in de Staat van bedrijfsactiviteiten zijn opgenomen, maar naar hun aard en invloed op de omgeving kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven, die voorkomen in de in sublid 7.1.1, onder a en b, genoemde categorieën, mits het niet betreft geluidszoneringsplichtige of risicovolle inrichtingen;
  • d. sublid 7.1.1., onder b, en lid 7.5, onder a, voor bedrijven bedoeld in de categorieën 4.1 en 4.2 van deStaat van bedrijfsactiviteiten, alsmede bedrijven in milieucategorie 5, ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - ontheffingsgebied 2';
  • e. sublid7.1.1., onder a en b, juncto lid7.5 onder d, voor het gebruik van gronden en bouwwerken voor ondergeschikte detailhandel, met dien verstande dat de verkoopvloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 250 m2 en dat detailhandel in voedings- en genotmiddelen niet is toegestaan.
  • f. sublid 7.1.1., onder e, voor naar hun aard en omvang vergelijkbare vormen van volumineuze detailhandel;
  • g. sublid 7.1.1, onder j, voor horeca - 1, horeca - 2en horeca - 3, anders dan ter plaatse van de aanduiding 'horeca', met inachtneming van artikel 20, leden 20.4, 20.5 en 20.6;
  • h. sublid 7.1.1, onder l, voor een verkooppunt voor motorbrandstoffen, met uitzondering van LPG, op andere gronden dan ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg', met dien verstande dat de verkoopvloeroppervlakte van de gebouwen maximaal 120 m2 mag bedragen;
  • i. sublid7.1.1, onder l, voor een verkooppunt voor motorbrandstoffen, met inbegrip van LPG, ter plaatse van de aanduiding 'risicovolle inrichting', met dien verstande dat de verkoopvloeroppervlakte van de gebouwen maximaal 120 m2 mag bedragen;
  • j. sublid 7.1.2, onder a, ten behoeve van het toestaan van maximaal 70% van de bruto vloeroppervlakte voor kantoorruimte die ten dienste staat aan het ter plaatse gevestigde bedrijf, met inachtneming van het bepaalde in artikel 20, leden 20.4 en 20.5.
7.7 Voorwaarden voor afwijken
  • a. Afwijken van de regels met toepassing van de leden 7.4en 7.6 is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
      • de bereikbaarheid van gebouwen;
      • het straat- en bebouwingsbeeld;
      • de verkeersveiligheid;
      • de sociale veiligheid;
      • de milieusituatie;
      • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  • b. Aan het bepaalde in lid 7.4, onder d, voor het oprichten van windturbines in de nabijheid van een aardgastransportleiding wordt alleen toepassing gegeven mits geen afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de aardgastransportleiding en voorafgaand instemming van de leidingbeheerder is verkregen.
  • c. Aan het bepaalde in lid 7.6, onder b, c en d wordt geen toepassing gegeven dan nadat een advies van een onafhankelijke deskundige op het gebied van het milieu is ingewonnen. Voor het toestaan van bedrijven in categorie 5 geldt verder dat dit pas mogelijk is na een zorgvuldige belangenafweging waarbij de effecten op de invulling van de naaste omgeving in beeld gebracht zijn wat betreft beeld- en omgevingskwaliteit, profilering, representativiteit, entreefunctie etc. De beoordeling vindt plaats in regionaal verband waarbij ook de verkeersaspecten worden betrokken.
7.8 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de situering en de vorm van de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gewijzigd dan wel op de verbeelding nieuwe bouwvlakken worden aangegeven, mits:

  • de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer van geluidgevoelige gebouwen niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
  • voldaan moet worden aan de alsdan geldende eisen ten aanzien van externe veiligheid vanwege inrichtingen;
  • voldaan moet worden aan de alsdan geldende eisen ten aanzien van externe veiligheid vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen;
  • geen afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de waterkering en voorafgaand overleg met de waterbeheerder heeft plaatsgevonden;
  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de vaarweg en voorafgaand instemming van de vaarwegbeheerder is verkregen.