direct naar inhoud van 3.5 Milieu
Plan: Bestemmingsplan Sontwegtracé
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0014.BP515Sontwegtrace-vg02

3.5 Milieu

3.5.1 Zonering bedrijventerrein

Een deel van het plangebied ligt op het gezoneerde industrieterrein Groningen Zuidoost, een deel binnen de zone van dit industrieterrein. Het voorliggende plan voorziet voornamelijk in de aanleg/reconstructie van weginfrastructuur en handhaaft overigens - voor zover deze deel uitmaken van het plan - de bestaande bedrijfsfuncties. De ligging binnen (de zone van) het gezoneerde industrieterrein heeft geen gevolgen voor onderhavig bestemmingsplan.

3.5.2 Geluid

Ten behoeve van het bestemmingsplan Sontwegtracé heeft een akoestisch onderzoek plaatsgevonden ('Akoestisch onderzoek Sontwegtracé Groningen', adviesbureau WMA , 24 februari 2012). Onderzocht is welke invloed de aanleg van de verkeersbrug en de reconstructie van de bestaande wegen heeft op de geluidsbelasting van de omliggende woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen. De brug en de nieuwe weggedeelten vanaf de Bornholmstraat tot aan de brug en van de brug tot aan de kruising met de Sint Petersburgweg en de Stettinweg zijn getoetst aan hoofdstuk 2 van afdeling VI van de Wet geluidhinder ('Maatregelen met betrekking tot nieuwe situaties in zones'). De overige wegaanpassingen zijn getoetst aan hoofdstuk 4 van afdeling VI van de Wet geluidhinder ('Reconstructies').


Langs het wegtracé ten oosten van het Winschoterdiep liggen momenteel voornamelijk bedrijven. Geluidsgevoelige functies binnen dit gedeelte van het plangebied zijn de woning aan de Euvelgunnerweg 10, een school voor beroepsonderwijs aan de Euvelgunnerweg 17 (Centrum Vakopleiding Noorderpoortcollege) en de woonboten in de woonschepenhaven. Een woonboot is op grond van de Wet geluidhinder formeel geen geluidsgevoelig object, maar in het kader van een goede ruimtelijke ordening is in het akoestisch onderzoek wel nagegaan of sprake is van een verantwoord akoestisch klimaat voor de woonschepen in de woonschepenhaven. Aan de westkant van het Winschoterdiep, aan het begin van de Sontweg, liggen de nieuwe appartementen 'Kop van Oost'. Naast de reeds gebouwde appartementen is in het ter plaatse geldende bestemmingsplan nog een appartementencomplex geprojecteerd. Verder zijn de woningen aan het begin van de Barkmolenstraat en een bedrijfswoning boven het bedrijfspand naast de Berlagebrug (Sontweg 16a) van belang.


Met eventuele toekomstige woningbouwplannen langs het wegtracé volgend uit de Visie Eemskanaalzone en waarvoor nog geen bestemmingsplan is vastgesteld hoeft formeel geen rekening gehouden te worden.


Uit het onderzoek is gebleken dat de geluidsbelasting vanwege de nieuwe weg bij de woning en de school aan de Euvelgunnerweg boven de voorkeurswaarde van de Wet geluidhinder (48 dB) uit zal komen indien er geen maatregelen worden getroffen. De geluidsbelasting zal wel beneden de maximaal toelaatbare geluidsbelasting van 63 dB blijven. De geluidsbelasting van de woonboten in de woonschepenhaven voldoet wel aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB.


De gemeente overweegt om ter plaatse maatregelen te nemen om de geluidsbelasting te beperken. Hierbij wordt gedacht aan een geluidsreducerend wegdek op een deel van de Sontbrug en het nieuwe weggedeelte tussen de brug en de kruising met de Stettinweg. Hiermee zal de geluidsbelasting van de school en woning aan de Euvelgunnerweg voldoen aan de voorkeurswaarde van de Wet geluidhinder.


Uit het onderzoek is verder gebleken dat de geluidsbelasting vanwege de Sontweg van de nieuwe appartementen op de 'Kop van Oost' en de woningen aan de Barkmolenstraat niet zal toenemen. Er is hier geen sprake van een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder.


De geluidsbelasting van de bedrijfswoning Sontweg 16a zal met meer dan 1,5 dB stijgen, waardoor er sprake is van een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder. Uit nader onderzoek is gebleken dat het niet mogelijk is om op een stedenbouwkundig verantwoorde en doelmatige wijze maatregelen te nemen om de geluidsbelasting van de gevel te verminderen. De geluidsbelasting zal wel beneden de maximaal toelaatbare geluidsbelasting van 63 dB blijven. Voor deze bedrijfswoning zal een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting worden vastgesteld. Na de hogere waardenprocedure zal akoestisch en bouwtechnisch onderzoek plaatsvinden om te beoordelen of extra gevelisolatie nodig is om het wettelijk voorgeschreven binnenniveau (maximaal 33 dB) te waarborgen.

3.5.3 Luchtkwaliteit

Titel 5.2 luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer geeft het kwaliteitsniveau aan waaraan de buitenlucht moet voldoen om ongewenste effecten van luchtverontreiniging op de gezondheid van mensen te voorkomen. In deze wet zijn luchtkwaliteitsnormen vastgelegd voor onder meer stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10).

De voornaamste bron van luchtverontreiniging in Groningen is het wegverkeer. De bijdrage van het lokale verkeer aan de luchtverontreiniging wordt berekend met behulp van een wettelijk voorgeschreven model. Voor het bestemmingsplan Sontbrug is op basis van de verkeersintensiteiten een onderzoek gedaan, voor wat betreft de effecten op de luchtkwaliteit (Memo uitgangspunten en resultaten luchtonderzoek, DHV, 6 juli 2011. Hieruit blijkt dat de vaststelling van het bestemmingsplan niet leidt tot overschrijding van de grenswaarden voor luchtkwaliteit.

3.5.4 Externe Veiligheid

Externe veiligheid gaat over overlijdensrisico's die mensen lopen vanwege productie, gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor, vaarwegen en buisleidingen. Gevaarlijke stoffen zijn bij voorbeeld vuurwerk, lpg, chloor, ammoniak en munitie. De term 'externe' veiligheid wordt gehanteerd omdat het overlijdensrisico van derden centraal staat. Het gaat om mensen die zelf niet deelnemen aan de activiteit die het overlijdensrisico met zich meebrengt.

De minister van Infrastructuur en Milieu is verantwoordelijk voor de coördinatie van het externe veiligheidsbeleid voor gevaarlijke stoffen. Het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen bevat veiligheidsnormen voor bedrijven. Voor het transport van gevaarlijke stoffen via weg, water en spoor heeft het Rijk normen vastgesteld in de nota Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. In de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen is de nota verder uitgewerkt. Deze normen hierin hebben nog geen wettelijke status. Nota en circulaire zullen in 2012 worden vervangen door het Besluit transportroutes externe veiligheid. Voor aardgastransportleidingen geldt het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen.

De genoemde kaders verplichten gemeenten om bij het opstellen van ruimtelijke plannen veiligheidsafstanden toe te passen en het externe veiligheidsrisico zo laag mogelijk te houden.

Veiligheidsrisico's worden uitgedrukt in het plaatsgebonden risico en in het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico vormt het basisbeschermingsniveau voor individuele burgers, het groepsrisico is een maat voor de maatschappelijke ontwrichting bij een ramp. Bij negatieve veranderingen van het groepsrisico moet de gemeente verantwoording van het groepsrisico afleggen.

De Milieudienst van de gemeente Groningen heeft voor het bestemmingsplan een risico-inventarisatie uitgevoerd. Hieruit blijkt dat er binnen het plangebied één risicobron aanwezig is: het Eemskanaal. Over het Eemskanaal vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Echter, het bestemmingsplan omvat geen (beperkt) kwetsbare objecten binnen het toetsingsgebied groepsrisico (200 meter) van deze risicobron. Deze risicobron kan daarom verder buiten beschouwing worden gelaten.

De conclusie is dat de externe veiligheidssituatie geen belemmering vormt voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

3.5.5 Bodem

Het bestemmingsplan voorziet voornamelijk in de bouw van een brug, de reconstructie en (deels) aanleg van nieuwe wegen. Hierbij wordt binnen enkele delen van het plangebied de functie gewijzigd. Rondom het plangebied hebben in het verleden verschillende bodemonderzoeken plaatsgevonden. Daarnaast is voor het Sontwegtracé een inventarisatie uitgevoerd naar de geschiktheid van de bodem voor de nieuwe functie. In het algemeen kan worden gesteld dat de bodemkwaliteit van het gebied zodanig is, dat deze geen belemmering vormt voor het beoogde gebruik. Wel is in het gebied als gevolg van jarenlange activiteiten sprake van een diffuse, niet tot een bron te herleiden, bodemverontreiniging. Ook is bekend dat er in het gebied in het verleden vele dempingen en ophogingen hebben plaatsgevonden, waardoor de bodem plaatselijk verontreinigd kan zijn. Een aantal locaties binnen of in de nabijheid van het plangebied zijn verdacht van een (ernstige) bodemverontreiniging. De verdenking van bodemverontreiniging komt voort uit bodembedreigende activiteiten in het verleden of een eerder bodemonderzoek. Omdat de uitgevoerde en bekende onderzoeken geen volledig inzicht geven in de bodemkwaliteit ter plaatse van de functiewijzigingen, moet voordat er werkzaamheden binnen het plangebied worden uitgevoerd de bodemkwaliteit nader worden onderzocht.

Concluderend is de verwachting dat de bodem geschikt is voor de beoogde functie. Wel dient, voordat er werkzaamheden binnen het plangebied worden uitgevoerd, de bodemkwaliteit nader worden te worden onderzocht.