direct naar inhoud van 2.4 Algemeen wegbeeld
Plan: Bestemmingsplan Oostelijke Ringweg, Beijum-zuid
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0014.BP500ORingwBeijumZ-oh01

2.4 Algemeen wegbeeld

Verkeerskundige inrichting

De Oostelijke Ringweg wordt in het eindbeeld uitgevoerd als een (stads)stroomweg met ongelijkvloerse aansluitingen. Net als op de andere delen van de ringwegenstructuur geldt een maximumsnelheid van 70 km/uur. De weg heeft net als nu in beide richtingen twee rijstroken voor het doorgaande verkeer. In het eindbeeld behoudt de rijbaan van de Oostelijke Ringweg ook zijn hoogteligging. Aangezien de Ringweg ter hoogte van de aansluitingen Rijksweg N360, Beijum Noord/De Hunze en Groningerweg N361 hooggelegen is, gaan de kruisende wegen hier onder de Ringweg door. Op de overige aansluitingen Lewenborg/Ulgersmaborg, Kardinge en Beijum Zuid/De Hunze, is dit juist omgekeerd. Daar gaan de kruisende wegen over de Ringweg heen. Autoverkeer tussen de aanliggende wijken kan in deze situatie de Oostelijke Ringweg conflictvrij kruisen. Voor openbaar vervoer en fietsverkeer was dit al zo en dat zal in het eindbeeld ook zo blijven. Door de beperkte afstand tussen de aansluitingen zal bij de nieuwe aansluitingsvormen de oprit van de ene aansluiting al snel overgaan in de afrit van de andere aansluiting. Langs de twee rijstroken voor het doorgaande verkeer komt daardoor in beide richtingen een derde rijstrook te liggen die gebruikt wordt voor het in- en uitvoegende verkeer. Dit is een zogenaamd weefvak. Als voorwaarde is echter gesteld dat de Oostelijke Ringweg binnen de bestaande, aan weerszijden gelegen, grondwallen moet blijven. Voor de aanleg van de weefvakken is het daarom noodzakelijk de middenberm van de Oostelijke Ringweg te versmallen. De doorgaande rijstroken komen dan dichter tegen elkaar aan te liggen, waardoor aan de zijkanten meer ruimte ontstaat voor de weefvakken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP500ORingwBeijumZ-oh01_0003.jpg"

Daar waar de op- en afritten aansluiten op het wegennet in de aanliggende gebieden wordt in principe uitgegaan van een rotonde. Van rotondes is bewezen dat dit verkeersveilige oplossingen zijn. Wel is voor ieder deelproject, waaronder de aansluiting Beijum Zuid, specifiek gekeken of een rotonde de meest wenselijke oplossing is, aangezien rotondes ook nadelen hebben (zie de volgende paragraaf).

Landschappelijke inpassing

Het huidige beeld van de weg wordt gekenmerkt door de lagere ligging van de weg ten opzichte van het maaiveld en de grote hoeveelheid beplanting op de taluds en grondwallen. Hierdoor wordt de weg ervaren als een groene vallei, maar er is nog niet sprake van een consistent beeld. In het eindbeeld van de Oostelijke Ringweg blijft dit beeld gehandhaafd en wordt dit versterkt. Als uitwerking van het Ecologisch Structuurplan wordt namelijk rondom de Oostelijke Ringweg ruimte gecreëerd voor natuurontwikkeling. In het eindbeeld is nieuwe beplanting in de vorm van struiken en bomen voorzien. Extra ten opzichte van de huidige situatie is dat de weg aan beide zijden begeleid gaat worden door een bomenrij die op een constante breedte uit de rand van de weg geplaatst wordt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP500ORingwBeijumZ-oh01_0004.jpg"

Op het talud en aan de achterzijde daarvan komen heesters. Bij de aansluitingen loopt de bomenstructuur met de op- en afritten mee tot aan de kruisende weg. Rondom de ongelijkvloerse aansluitingen wordt ook speciale en van het gangbare assortiment afwijkende beplanting aangebracht. De gekozen beplanting zorgt voor een extra accent op de aansluiting. De aansluiting krijgt hierdoor een uniek uiterlijk, waardoor herkenning optreedt in de reeks van aansluitingen op de Oostelijke Ringweg. Ter hoogte van Kardinge wordt de begeleidende bomenrij onderbroken om de visuele koppeling te maken met de daar aanwezige ruimtelijke structuur. Bomen komen in deze zone terug in de vorm van groepjes die verspreid door het gebied geplaatst worden. Samen met de “heesterclums” zorgen ze voor een begeleiding van de weg met een totaal andere uitstraling, zodat de confrontatie tussen de Oostelijke Ringweg en Kardinge goed tot uiting komt. De boomsoorten en struiken die gekozen worden zijn inheems en hebben naast een karakteristieke uitstraling een positieve bijdrage aan de ecologie. De heesters fungeren als “stepping stones”, zodat er voor fauna voldoende beschutting is op een bereikbare afstand. De heesters worden zo geplaatst dat ze de kleine zoogdieren richting twee nieuwe ecopassages leiden. Deze passages zijn noodzakelijk om de dieren een veilige route te bieden naar de andere kant van de weg. Aangezien in dit gebied ook sprake is van grotere zoogdieren is het noodzakelijk een raster parallel aan de Oostelijke Ringweg te plaatsen, dat er voor zorgt dat er geen dieren op de weg komen.