direct naar inhoud van Artikel 5 Verkeer
Plan: Bestemmingsplan Regiotram - tracédelen I en II
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0014.BP490Regiotram1en2-oh01

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen;
  • b. trambanen;
  • c. voet- en fietspaden;
  • d. parkeer- en fietsenstallingsvoorzieningen;
  • e. een busstation ter plaatse van de aanduiding 'openbaar vervoerstation';
  • f. horecabedrijven in de categorieën horeca - 1, horeca - 2 en horeca - 3 en detailhandel, met dien verstande dat
    • 1. deze doeleinden uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd – detailhandel en horeca';
    • 2. het netto vloeroppervlakvan een horeca- of een detailhandelsbedrijf niet meer mag bedragen dan 200 m2 ;
  • g. een voetgangersbrug ter plaatse van de aanduiding 'brug';
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. een standplaats voor straathandel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - standplaats';
  • j. bermen, taluds, groenvoorzieningen, waterlopen en voorzieningen ten behoeve van het verkeer te water;
  • k. additionele voorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemene bouwregels

Op de in lid 5.1 bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de in dit lid genoemde doeleinden.

5.2.2 Gebouwen

Als gebouwen zijn uitsluitend toegestaan::

  • a. wachthuisjes en onderstations, mits de oppervlakte niet meer dan 15 m2, respectievelijk 50 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 3 meter, respectievelijk 3,50 meter bedraagt;
  • b. gebouwen ten behoeve van het horecabedrijf of detailhandel, als bedoeld in lid 5.1, onder f, mits de bouwhoogte niet meer dan 4,50 meter bedraagt;
  • c. gebouwen ten behoeve van een voetgangersbrug ter plaatse van de aanduiding 'brug', mits de bouwhoogte niet meer dan 9 meter bedraagt;
  • d. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen, mits de oppervlakte niet meer dan 25 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 3 meter bedraagt, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' de oppervlakte en de bouwhoogte van een nutsgebouw niet meer dan 90 m2, respectievelijk 5 meter mogen bedragen.
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Als bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn uitsluitend toegestaan:

  • a. kunstwerken, zoals viaducten, mits de bouwhoogte niet meer dan 15 meter bedraagt;
  • b. overkappingen ten behoeve van een tramhalte ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 3', mits de bouwhoogte niet meer dan 7 meter bedraagt;
  • c. bouwwerken, geen gebouw zijnde, anders dan in onderdelen a en b bedoeld, mits de bouwhoogte niet meer dan 6 meter bedraagt.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de

bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. sublid 5.2.2, onder a, ten behoeve van een overschrijding van de toegestane oppervlakte en bouwhoogte van onderstations met ten hoogste 50 m2, respectievelijk 1,50 meter;
  • b. lid 5.1, onder f, onder 2, en sublid 5.2.1 voor een overschrijding van het netto vloeroppervlak tot ten hoogste 350 m2 per bedrijf;
  • c. sublid 5.2.2, onder b, ten behoeve van een overschrijding van de toegestane bouwhoogte met maximaal 3 meter;
  • d. sublid 5.2.3 voor het bouwen van overkappingen ter plaatse van de aanduiding 'openbaar vervoerstation', mits de bouwhoogte niet meer dan 7 meter bedraagt;
  • e. sublid 5.2.3, onder b, voor het bouwen van overkappingen ten behoeve van tramhaltes op andere gronden dan ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 3';
  • f. sublid 5.2.3, onder b, ten behoeve van een overschrijding van de toegestane bouwhoogte van overkappingen met ten hoogste 3 meter.
5.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met een bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend het inrichten van de gronden in afwijking van de op de kaart aangegeven dwarsprofielen.

5.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. lid 5.1, onder f, onder 2, voor een overschrijding van het netto vloeroppervlak tot ten hoogste 350 m2 per bedrijf;
  • b. lid 5.5 voor een andere inrichting van de gronden dan overeenkomstig de op de kaart aangegeven dwarsprofielen, mits de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.
5.7 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken van de regels met toepassing van de leden 5.4 en 5.6 is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.