direct naar inhoud van 4.2 Landbouw / agrarische bedrijven
Plan: Bestemmingsplan Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0014.BP486Buitengebied-vg01

4.2 Landbouw / agrarische bedrijven

4.2.1 Agrarisch gebied

Ten aanzien van het landelijk gebied rond de stad is het de bedoeling dat de bestaande situatie wordt geconserveerd. Het huidige agrarisch gebruik kan, binnen de kaders van de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten, worden voortgezet. Aan de west- en noordkant van de stad zullen grote delen, naast het agrarisch gebruik, mede worden bestemd voor het behoud van deze waarden. Dit is het geval op gronden die in het bezit zijn van een agrariër en waarop een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering wordt uitgeoefend.

Op de gronden waar de functie primair uit natuur bestaat wordt een natuurbestemming gelegd. Hier is het agrarisch gebruik ondergeschikt aan de natuurfunctie. Ook de eigendomssituatie is hierop van invloed. In de Koningslaagte, bij Noorddijk en ten zuiden van het Winschoterdiep zijn grote delen in eigendom van natuur- en landschapsorganisaties (Het Groninger Landschap en de Vereniging tot behoud van Natuurmonumenten in Nederland).

Een aantal functies en activiteiten die de landschappelijke waarden zouden kunnen schaden en die niet moeten worden toegestaan in het buitengebied zijn in de provinciale verordening genoemd. Het gaat om nieuwe agrarische bedrijven, nieuwe woningen, de aanleg van bos- en houtteelt, de vestiging van glastuinbouwbedrijven, het oprichten van windturbines met een hoogte van meer dan 15 meter en het oprichten van reclamemasten met een hoogte van meer dan 6 meter. Het bestemmingsplan dient deze bouwwerken, functies en activiteiten uit te sluiten.

4.2.2 Agrarische bedrijven

In het buitengebied van de gemeente Groningen komen alleen grondgebonden veeteeltbedrijven voor. Dit zijn bedrijven waarvan de bedrijfsvoering hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt en waarbij het gebruik van agrarische gronden noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf.

Op basis van omvang van de bedrijven is een driedeling aan te brengen:

  • volwaardige agrarische bedrijven;
  • kleinere agrarische bedrijven;
  • hobbymatige agrarische activiteiten.

Volwaardige agrarische bedrijven

Bij volwaardigheid gaat het om een duurzaam agrarisch bedrijf dat volledige werkgelegenheid biedt of op termijn zal bieden aan ten minste één arbeidskracht. De bij deze bedrijven behorende bebouwing, inclusief de bedrijfswoning dienen vanwege een goede landschappelijke inpassing zo compact mogelijk te zijn gesitueerd, maar tegelijkertijd moet er ook ruimte zijn voor uitbreiding als dit vanwege het functioneren van het bedrijf noodzakelijk is. Bij het bepalen van de uitbreidingsrichting is in eerste instantie gekeken naar de mogelijkheden die het oude bestemmingsplan biedt. Daarnaast heeft een afweging plaatsgevonden waarbij inpasbaarheid vanuit ruimtelijk, landschappelijk en cultuurhistorisch oogpunt bepalend is geweest. Dit heeft geresulteerd in de agrarische bouwpercelen zoals op de plankaart aangegeven. De bedrijfswoning en de agrarische (bij)gebouwen mogen uitsluitend binnen dit bouwperceel voorkomen. Uit oogpunt van landschappelijke inpassing is het belangrijk dat zorgvuldig met de lengte van de stallen wordt omgegaan. In het bestemmingsplan is daarom opgenomen dat de breedte en lengte van de stallen respectievelijk 50 en 75 meter mag bedragen, afgestemd op de overwegend voorkomende maatvoering. Vanwege de maatschappelijke trend van meer aandacht voor dierenwelzijn is ook de vraag naar meer ruimte per dier aan de orde. De lengte van 75 meter kan, door gebruikmaking van de afwijkingsbevoegdheid die aan de bestemming is toegevoegd, met 25 meter worden opgerekt. In een stal met een dergelijke oppervlakte kunnen ongeveer 200 koeien.

Per bedrijf is één bedrijfswoning toegestaan. De bouwpercelen hebben een omvang van maximaal 1 hectare. Onder voorwaarden kan hiervan worden afgeweken. In gebieden waar een dergelijke uitbreiding mogelijk moet zijn, is in het bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.

Ook in functionele zin kunnen agrarische bedrijven uitbreiden. Bepaalde nevenactiviteiten zijn toegestaan. Hierbij moet gedacht worden aan: nieuwe vormen van natuur- en landschapsbeheer en kleinschalige recreatieve activiteiten in samenhang met de agrarische bedrijfsvoering, agrotoerisme, welzijnszorg, energieopwekking in combinatie met extensivering van de agrarische productie.

Deze activiteiten moeten eveneens op het bouwperceel plaatsvinden en ondergeschikt blijven aan de agrarische bedrijfsvoering. De verkoop van streekeigen producten mag op een inpandig oppervlak van maximaal 120 m².

Kleinere agrarische bedrijven

De kleinere agrarische bedrijven voldoen niet aan de definitie van een volwaardig agrarisch bedrijf zoals in de vorige alinea weergegeven. Toch hebben de grondgebonden agrarische activiteiten nog wel een zodanige omvang dat er een specifieke agrarische bestemming op van toepassing is. Van groeipotentie is echter geen sprake. Het bouwperceel van deze bedrijven kan dan ook rond de bestaande bebouwing worden getrokken en heeft in de meeste gevallen een omvang van circa 0,5 hectare. Hiermee kan het huidige gebruik worden voortgezet.

Hobbymatige agrarische activiteiten

De ruime percelen van voormalige agrarische bedrijven en woningen in het buitengebied lenen zijn goed voor kleinschalige agrarische activiteiten zoals het houden van enkele schapen, paarden of geiten. Dit komt dan ook vrij veel voor. Voor deze hobbymatige activiteiten is het niet nodig een specifiek agrarische bestemming op te nemen. Het houden van een bescheiden aantal dieren past bij de woonfunctie in het buitengebied. De bestaande (bij)gebouwen kunnen worden aangewend om de hobby uit te oefenen. Het is niet de bedoeling dat er nieuwe bijgebouwen ten behoeve van deze functie worden opgericht. De bijgebouwenregeling bij woningen in het buitengebied is in paragraaf 6.3beschreven.

Intensieve veehouderij

Onder intensieve veehouderij wordt verstaan: niet-grondgebonden agrarische bedrijven die zelfstandig of als neventak geheel of nagenoeg geheel in gebouwen varkens, pluimvee, vleeskalveren en/of pelsdieren houden met uitzondering van het biologisch houden van dieren.

In het plangebied is slechts één geval van intensieve veehouderij aanwezig. Het betreft een nevenfunctie bij een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering. Dit bedrijf krijgt een specifieke bestemming. Uitbreiding van gebouwen ten behoeve van deze neventak kan alleen aan de orde zijn als daarmee kan worden voldaan aan milieu- en dierenwelzijnseisen. Nieuwe intensieve veehouderijbedrijven zijn niet toegestaan, ook niet als neventak bij een bestaand agrarisch bedrijf. In de provinciale verordening is hiervoor een verbod opgenomen.

4.2.3 Vrijkomende agrarische bebouwing

Door de voortschrijdende terugloop in het aantal agrarische bedrijven is het wenselijk dat vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen worden hergebruikt ten behoeve van andere, niet-agrarische functies. Het gaat om agrarische bedrijfsgebouwen die geen agrarisch gebruik meer kennen, maar in het verleden wel als zodanig gebruikt zijn.

De agrarische bebouwing maakt in veel gevallen deel uit van de cultuurhistorische waarden van het landschap. Behoud van de bebouwing is vanuit landschappelijk oogpunt dan ook gewenst. Er is echter ook een economisch belang. De resterende economische waarde van de agrarische bedrijfsgebouwen wordt benut voor andere functies.

Niet agrarische bedrijvigheid

Een nieuwe bedrijfsfunctie mag geen afbreuk doen aan de landelijke uitstraling van de gebouwen. Aandachtspunten zijn: de situering in het landschap, een bijdrage aan het behoud of de versterking van de ruimtelijke kwaliteit en de aanwezige natuur- en landschapswaarden. Het hergebruik en de bijbehorende activiteiten moeten zich beperken tot de bedrijfsgebouwen zelf (inpandig). Hieronder wordt ook de opslag van materialen en de stalling van bedrijfswagens en andere voertuigen verstaan. Showrooms of bedrijven met een industriële uitstraling zijn niet toegestaan. Ook mag er geen sprake zijn van detailhandel, anders dan de verkoop van ter plaatse vervaardigde producten of streekeigen producten. De verkeersintensiteit mag niet substantieel toenemen ten opzichte van het aanwezige niveau.

Omdat de nieuwe activiteiten geen milieukundige beperkingen mogen opleveren voor de (agrarische) omgeving zijn alleen bedrijven behorende tot de categorieën 1 en 2 van de brochure Bedrijven en milieuzonering, dan wel daarmee gelijk te stellen activiteiten, toegestaan.

Wonen

Na het beëindigen van een agrarisch bedrijf kan de boerderij een reguliere woonfunctie krijgen. Hierbij is het nadrukkelijk de bedoeling dat de uiterlijke verschijningsvorm van de oorspronkelijke hoofd- en bijgebouwen in tact blijft. Om deze reden zijn in een voormalig agrarisch bedrijf maximaal twee wooneenheden toegestaan.