direct naar inhoud van 3.3 Water
Plan: Bestemmingsplan Bedrijventerrein Driebond
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0014.BP465bedrDriebond-oh01

3.3 Water

Algemeen

De natuurlijke relatie van water met zijn omgeving ligt in steeds sterkere mate (mede) ten grondslag aan de ruimtelijke ontwikkeling. Het water als ordenend principe. Water legt verbindingen tussen bodem, natuurlijke ontwikkeling en de gesteldheid en beleving van de woon- en werkomgeving.
Bij de planvorming wordt in een vroegtijdig stadium overleg met waterbeheerders gezocht. Doel is hierbij tot een zo natuurlijk mogelijk watersysteem te komen, dat is afgestemd op duurzame ontwikkeling, natuurlijke ontwikkeling en geohydrologie van het gebied.
In dit hoofdstuk worden eerst de waterhuishouding, de oevers en ecologie beschreven. Vervolgens worden de verstedelijking, de bodem en de riolering besproken. Tot slot wordt een link gelegd tussen bouwmaterialen en het water.

Waterhuishouding, oevers en ecologie

Het bestemmingsplangebied wordt omgeven door water. Aan de westzijde bevindt zich het Winschoterdiep welke deel uitmaakt van de boezem van het Waterschap Hunze en Aa's. Het waterpeil is +0.55m t.o.v. NAP. Dit geldt ook voor het Eemskanaal aan de noordzijde. De watergangen parallel aan de N7 (Beneluxweg) begrenzen het gebied aan de oost- en zuidzijde. Ter hoogte van de kruising Osloweg - Beneluxweg is een grote vijverpartij aanwezig (zie hieronder). De watergangen en de vijver hebben een streefpeil van -2.60m t.o.v. NAP. De vijver maakt geen deel uit van dit bestemmingsplan (zie plangrenskaart), maar vervult wel een belangrijke functie voor het bedrijventerrein Driebond. De vijver zorgt namelijk voor de berging van het regenwater en vormt een buffer voordat het water in de polder stroomt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP465bedrDriebond-oh01_0024.jpg"

de vijver tussen de Osloweg en de Beneluxweg

De afvoer van de vijver vindt plaats in oostelijke richting. De taulds van de watergangen zijn steil en niet natuurvriendelijk ingericht. Het plangebied heeft alleen aan de randen oppervlaktewater en dit kan betekenen dat het grondwater in het midden van het plangebied behoorlijk hoog staat.

Aan de westzijde van het bestemmingsplan ligt de Hunzezone. Deze staat niet in verbinding met het zuidelijke deel van de Hunzezone ter hoogte van de Gothenburgweg. Deze watergangen zijn relatief smal en staan deels in verbinding met elkaar. De oevers zijn over het algemeen steil en soms voorzien van lagere liggend gedeelten. Riet is veelvuldig aanwezig en belemmert her en der zelfs het doorstroomprofiel. Door de watergangen te vergroten en overal te voorzien van flauwe, natuurlijke oevers wordt de Hunzezone in natuurlijke en ecologische zin versterkt.

Bij de aanleg van nieuwe watergangen is het wenselijk de oevers ecologisch in te richten, al dan niet in combinatie met een plasberm. Door onderwaterbeplanting en rietkragen kan de waterkwaliteit verbeterd worden. Meer doorzicht en doorstroming zijn bevorderlijk voor plant en dier.

Bij de toepassing van beschoeiingen moeten duurzame en niet-uitlogende materialen toegepast worden.

Verstedelijking

Bij de nieuwbouw, inbreiding en herinrichting moet rekening gehouden worden met de gevolgen van een toename van verhard en bebouwd oppervlak. Door deze verstedelijking zal regenwater sneller tot afstroming komen. Voor het bestaande watersysteem betekent deze toename een extra belasting en zal meer water geborgen moeten worden. En berging van regenwater kan het eenvoudigst bovenop het reeds aanwezige water. Vandaar dat een compensatie in de vorm van oppervlaktewater vereist is. Als vuistregel wordt een compensatie van 10% van de toename van het verhard en / of bebouwd oppervlak in de vorm van oppervlaktewater geƫist. In enkele gevallen is compensatie middels oppervlaktewater niet realiseerbaar i.v.m. de hoge mate van verstedelijking. Door de toepassing van bijvoorbeeld infiltratievoorzieningen en waterdoorlatende bestrating wordt water geborgen en vertraagd afgevoerd. In overleg met het waterschap moet gekeken worden of in deze gevallen elders nog compensatie in de vorm van oppervlaktewater nodig is.

Bij het aanleggen van open water en andere watergerelateerde maatregelen zijn de principes van duurzaam stedelijk waterbeheer van toepassing: scheiden aan de bron, vasthouden en bergen binnen het plangebied en daarna gecontroleerd afvoeren. De plaatselijke grondslag en de hoogte van de grondwaterspiegel moet duidelijk maken of deze toepassingen gebruikt kunnen worden.

Samengevat betekent het dat een uitbreiding van het verhard oppervlak niet mag leiden tot een toename van de waterafvoer in het gebied.

Bodem en riolering

Driebond bevindt zich ruim ten oosten van de Hondsrug. De bodem bestaat waarschijnlijk in hoofdzaak uit klei met zand- en veenfracties. Het veen in de bodem kan plaatselijk voor zettingen en maaivelddalingen zorgen. Door een integrale ophoging met zand is het terrein geschikt gemaakt voor de toepassing als bedrijventerrein. Infiltratie van regenwater is waarschijnlijk niet haalbaar door de aanwezigheid van klei.

In het gebied ligt een gescheiden rioolstelsel. Het afvalwater van toiletten, keukens en dergelijke wordt naar het gemaal Damsterdiep afgevoerd en vervolgens via een persleiding naar de zuivering gepompt. Het regenwater wordt in een andere leiding opgevangen en watert af naar het oppervlaktewater.

Bij de nieuwbouw van woningen, gebouwen en nieuw openbaar terrein wordt een gescheiden rioolsysteem aangelegd. De gescheiden afvoer biedt diverse voordelen. Minder regenwater naar de afvalwaterzuivering komt het zuiveringsproces ten goede, er hoeft minder water verpompt te worden (minder energieverbruik) en met het regenwater wordt oppervlaktewater aangevuld en doorgespoeld. Dit heeft een gunstig effect op de waterkwaliteit. Tevens wordt de kans op wateroverlast verminderd.

Bij toekomstige herinrichtingen is de aanleg van een gescheiden stelsel dan ook uitgangspunt.