direct naar inhoud van Artikel 4 Agrarisch - Dienstverlenend bedrijf
Plan: Wedderbergen - Wedderveer
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0007.010402-0001

Artikel 4 Agrarisch - Dienstverlenend bedrijf

 

4. 1.       Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Agrarisch - Dienstverlenend bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.    gebouwen ten behoeve van:

1.    agrarisch dienstverlenende bedrijven al dan niet in combinatie met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;

2.    bedrijfswoningen;

b.    aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen;

c.    het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden;

d.    de bescherming van de functie van de in het aanliggende gebied gesitueerde molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element, ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone - molenbiotoop’;

met de daarbijbehorende:

e.    wegen, straten en paden;

f.     groenvoorzieningen;

g.    parkeervoorzieningen;

h.    nutsvoorzieningen;

i.      tuinen, erven en terreinen;

j.      bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4. 2.       Bouwregels

4. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 4.1. sub a. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

a.    de gebouwen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.    per bouwperceel mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van één agrarisch dienstverlenend bedrijf worden gebouwd;

c.    indien in het bouwvlak een gevellijn is aangegeven, zal (zullen) per hoofdgebouw één (of meer) gevel(s) in de gevelbouwgrens worden gebouwd;

d.    het aantal bedrijfswoningen zal per agrarisch dienstverlenend bedrijf ten hoogste één bedragen;

e.    de oppervlakte van een vrijstaande bedrijfswoning zal ten hoogste 120 m² bedragen;

f.     de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 8,00 m bedragen;

g.    de goothoogte van overige gebouwen zal ten hoogste 5,50 m bedragen;

h.    de dakhelling van gebouwen zal ten minste 20° bedragen;

i.      de dakhelling van gebouwen zal ten hoogste 60° bedragen.

4. 2. 2. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

a.    de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 70 m² bedragen;

b.    de goothoogte van een aan- of uitbouw of bijgebouw zal ten hoogste 3,50 m bedragen;

c.    de bouwhoogte van een overkapping zal ten hoogste 3,50 m bedragen.

4. 2. 3. Voor het bouwen van torensilo’s gelden de volgende regels:

a.    er zullen ten hoogste 2 torensilo's per agrarisch bedrijf worden gebouwd;

b.    de bouwhoogte van een torensilo zal ten hoogste 15,00 m bedra­gen.

4. 2. 4. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.    de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m zal bedragen;

b.    de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak zal ten hoogste 10,00 m bedragen;

c.    de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

4. 3.       Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van een goede woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveilig­heid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, na­dere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing.

4. 4.       Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, ontheffing verlenen van:

 

-       het bepaalde in lid 4.2.1. sub a. en toestaan dat de gebouwen gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:

1.    de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

2.    de totale oppervlakte van de gebouwen niet groter is dan de oppervlakte van het bouwvlak.

4. 5.       Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

 

a.    het gebruik van de bedrijfsgebouwen en vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;

b.    het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een intensief veehouderijbedrijf;

c.    het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;

d.    het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de uitoefening van detailhandel.

4. 6.       Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, ontheffing verlenen van:

 

a.    het bepaalde in lid 4.5. sub c. en toestaan dat de gronden worden gebruikt ten behoeve van een minicamping, mits:

1.    het aantal kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans, ten hoogste 15 bedraagt;

2.    de minicamping landschappelijk wordt ingepast waarbij het kamperen zoveel mogelijk achter de gebouwen (woningen, boerderijen) wordt ingepast;

3.    uitsluitend in de periode van 1 maart tot 1 oktober wordt gekampeerd;

4.    het betreffende perceel goed bereikbaar is;

5.    geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het landschappelijk karakter van het aangrenzende agrarische gebied;

b.    het bepaalde in lid 4.5. sub d. en toestaan dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt voor productiegebonden detailhandel, mits:

1.    de productiegebonden detailhandel in de bestaande bebouwing plaatsvindt en een lokaal verzorgingsgebied heeft;

2.    geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het winkelapparaat in Wedde.

4. 7.       Aanlegvergunning

4. 7. 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

-       het verwijderen van erfbeplanting;

4. 7. 2. Het in lid 4.7.1. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

a.    het normale onderhoud betreffen;

b.    reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

c.    noodzakelijk zijn voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare voorzieningen.

4. 7. 3. De in lid 4.7.1. genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden van het open landschap.