Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Noordwolde Kern
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0005.BPNO12BEHE1-VA01

Artikel 13 Wonen - 2

13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. het wonen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroep of bedrijf, met in achtneming van het bepaalde in artikel 13 lid 5 sub d;
met de daarbij behorende
  1. hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken, tuinen, erven, waterlopen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
13.2 Bouwregels
13.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
  1. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woningen worden gebouwd;
  2. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de bouwaanduidingen 'bijgebouwen' geen hoofdgebouwen zijn toegestaan;
  3. hoofdgebouwen mogen maximaal met het bestaande aantal aaneen worden gebouwd;
  4. de afstand van vrijstaande zijden van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt ten minste 2,5 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;
  5. het aantal woningen per bouwvlak bedraagt niet meer dan het bestaande aantal;
  6. de (voor)gevel van een hoofdgebouw mag uitsluitend worden gebouwd in of maximaal 2 m achter de aangeduide gevellijn;
  7. de horizontale diepte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 15 m bedragen en de afstand tussen de achtergevel van een hoofdgebouw en de achterliggende grens van het bijbehorende bouwperceel mag niet minder dan 9 m bedragen, met dien verstande dat bestaande afwijkingen hiervan zijn toegestaan;
  8. een hoofdgebouw mag voor 80% van het oppervlak uitsluitend worden afgedekt met een kap, waarvan de dakhelling niet minder mag bedragen dan 35°, dan wel ten minste de op het moment van de terinzagelegging van het ontwerpplan bestaande dakhelling indien deze minder bedraagt;
  9. de goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 6 m, dan wel ten minste de bestaande goothoogte indien deze meer bedraagt;
  10. de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 10 m;
  11. bij een platte afdekking mag de bouwhoogte van het plat afgedekte gedeelte van een hoofdgebouw niet meer bedragen dan 6,5 m, met dien verstande dat bestaande afwijkingen hiervan zijn toegestaan.
13.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. bijbehorende bouwwerken dienen minimaal 2 m achter (verlengde van) de voorgevel van een hoofdgebouw te worden gebouwd;
  3. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 75 m², met dien verstande dat:
    1. het bebouwingspercentage van het als zij- en achtererf aan te duiden deel van een bouwperceel niet meer dan 50 mag bedragen;
    2. de op het moment van de terinzagelegging van het ontwerpplan bestaande afwijkingen hiervan wel zijn toegestaan;
  4. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken met een platte afdekking mag niet meer dan 3.5 m bedragen, terwijl bij afdekking met een kap de goothoogte niet meer dan 3 m en de bouwhoogte niet meer dan 5.5 m mag bedragen, dan wel niet meer dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
  5. in afwijking van het bepaalde onder d mag de bouwhoogte van een overkapping niet meer bedragen dan 3 meter; 
  6. de afstand van de bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 1 m bedragen, behoudens bij plaatsing op deze perceelgrens, met dien verstande dat de afstand tot de gebouwen op het naastgelegen perceel niet minder dan 1 m mag bedragen, tenzij ze aaneen gebouwd worden.
13.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de gevellijn c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen;
  2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 6 m bedragen.
13.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
  1. een samenhangend bebouwingsbeeld; 
  2. de verkeersveiligheid;
  3. de sociale veiligheid;
  4. de gebruiksmogelijkheden en de landschappelijke waarden van de aangrenzende gronden;
  5. de perceelinrichting (groen-/tuinkarakter);
  6. de plaatsing en oriëntatie van de gebouwen.
13.4 Afwijken van de bouwregels
13.4.1 Afwijking
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van:
  1. het bepaalde in artikel 12 lid 2.1 sub g en toestaan dat de horizontale diepte van een hoofdgebouw wordt vergroot en/of de afstand tussen de achtergevel van een hoofdgebouw en de achterliggende grens van het bijbehorende bouwperceel wordt verkleind tot niet minder dan 7 m, met dien verstande dat:
    1. daarbij wordt gelet op afstand en situering van het betreffende hoofdgebouw ten opzichte van de bebouwing op het achterliggende perceel met het oog op een onevenredige vermindering van woongenot en privacy;
    2. het als achtererf aan te merken deel tussen een bestaand hoofdgebouw en de achterliggende grens van het bijbehorende bouwperceel voor niet meer dan 60% mag worden bebouwd (hoofd- en bijgebouwen);
  2. het bepaalde in artikel 13 lid 2.1 sub h en toestaan dat de dakhelling van een hoofdgebouw wordt verkleind tot minder dan 35°;
  3. het bepaalde in artikel 13 lid 2.1 sub h en toestaan dat een hoofdgebouw (gedeeltelijk) wordt voorzien van een platte afdekking, met dien verstande dat maximaal 60% van de betreffende bebouwing plat mag worden afgedekt;
  4. het bepaalde in artikel 12 lid 2.1 sub i en toestaan dat de goothoogte van een hoofdgebouw wordt vergroot tot niet meer dan 6,6 m;
  5. het bepaalde in artikel 12 lid 2.1 sub j en toestaan dat de bouwhoogte van een hoofdgebouw wordt vergroot tot niet meer dan 11 m;
  6. het bepaalde in artikel 13 lid 2.2 sub a en toestaan dat bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak wordt gebouwd;
  7. het bepaalde in artikel 13 lid 2.2 sub b en toestaan dat erkers aan de voorgevel van een hoofdgebouw wordt gebouwd, met dien verstande dat:
    1. de oppervlakte niet meer dan 6 m² mag bedragen;
    2. de hoogte niet meer dan 4 m mag bedragen;
    3. de breedte niet meer dan 60% van de voorgevel van het hoofdgebouw mag bedragen;
  8. het bepaalde in artikel 13 lid 2.2 sub b en toestaan dat een bijbehorend bouwwerk tot maximaal in de gevellijn van een hoofdgebouw wordt gebouwd;
  9. het bepaalde in artikel 13 lid 2.2 sub c en toestaan dat ten behoeve van: 
    1. een ruimtebehoevende hobby,
    2. een aan huis verbonden beroep of bedrijf;
    3. het verlenen van mantelzorg en/of het levensloopbestendig wonen;
de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot een oppervlakte van ten hoogste 100 m², met dien verstande dat het in artikel 13 lid 2.2 sub c onder 1 genoemde bebouwingspercentage van 50% niet mag worden overschreden en een afhankelijke woonruime niet vrijstaand van het hoofdgebouw mag worden gebouwd;
  1. het bepaalde in artikel 13 lid 2.2 sub f en toestaan dat de afstand tussen gebouwen wordt verkleind tot minder dan 1 m, met dien verstande dat voldoende mogelijkheid aanwezig blijft voor reiniging en onderhoud van de vrij te laten ruimte;
13.4.2 Voorwaarde
Aan de in artikel 12 lid 4.1 genoemde afwijkingsmogelijkheden kan slechts medewerking worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  1. het straatwand- en bebouwingsbeeld;
  2. landschappelijke waarden;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de sociale veiligheid;
  5. de milieusituatie;
  6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
13.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen:
  1. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als woonruimte;
  2. het gebruik van gebouwen ten behoeve van mantelzorg, indien: 
    1. deze een groter ruimtebeslag kent dan 50 m2;
    2. de belangen van omwonenden en bedrijven onevenredig worden aangetast, waarbij rekening moet worden gehouden met milieu-aspecten als geur, geluid, hinder en externe veiligheid;
    3. een splitsing van eigendom van het betreffende bouwperceel plaatsvindt;
    4. het aantal personen aan wie mantelzorg wordt verleend meer dan twee bedraagt;
    5. deze niet (meer) noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  3. het gebruik van gebouwen ten behoeve van het levensloopbestendig wonen, indien: 
    1. deze een groter ruimtebeslag kent dan 50 m2;
    2. de belangen van omwonenden en bedrijven onevenredig worden aangetast, waarbij rekening moet worden gehouden met milieu-aspecten als geur, geluid, hinder en externe veiligheid;
  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep en/of bedrijf, zodanig dat:
    1. de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane grond vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op een bouwperceel;
    2. de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 50 m2;
    3. het nevengebruik wordt uitgeoefend door iemand anders dan de bewoner van de woning; de activiteiten vergunning- of meldingplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving;
    4. de bedrijfsactiviteiten niet voorkomen in of niet gelijk zijn te stellen met categorie 1 als vermeld in de bijlage opgenomen staat van bedrijven;
    5. de beroeps- of bedrijfsmatig nevengebruik van de bebouwing nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer of onevenredige parkeerdruk veroorzaakt, ten aanzien van het laatste geldt als uitgangspunt dat er dient te worden geparkeerd op eigen terrein;
  5. het gebruik van onbebouwd blijvende gronden voor de opslag van voertuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond- en bodemspecie en puin- en vuilstortingen. Deze regel is niet van toepassing op de opslag van materialen die strekken tot realisering van de aan de grond gegeven bestemming, voor de opslag ten behoeve van de normale agrarische bedrijfsvoering en het normale onderhoud van tuinen en erven, waterlopen, paden en wegen;
  6. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  7. het gebruik van gronden als paardenbak;
  8. het gebruik van gebouwen ten behoeve van een bed- and breakfast.
  9. het gebruik van de gronden ten behoeve van detailhandelsfuncties.
13.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in: 
  1. artikel 13 lid 5 sub d onder 2 en toestaan dat de maximale oppervlakte ten behoeve van een ruimtebehoevende hobby, een aan huis verbonden beroep of bedrijf of  wordt vergroot tot een oppervlakte van ten hoogste 100 m2, met dien verstande dat het in artikel 13 lid 2.2 sub c onder 1 genoemde bebouwingspercentage van 50% niet mag worden overschreden;
  2. artikel 13 lid 5 sub h ten behoeve van bed and breakfast, met dien verstande dat deze functie als ondergeschikt dient te blijven aan de woonfunctie.
  3. artikel 13 lid 5 sub i ten behoeve van kleinschalige detailhandel, met dien verstande dat de detailhandelsfunctie niet een grotere oppervlakte beslaat dan 30% van de totale gezamenlijke begane grond vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op een bouwperceel met een maximum van 100 m2 met inachtneming van het bepaalde in artikel 13 lid 2.2 sub c.