direct naar inhoud van TOELICHTING
Plan: Herziening regeling windturbines Agrarische gebieden
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0003.BPHERREGELINGWIND-VST1

TOELICHTING

Hoofdstuk 1 Inleiding

Op 17 februari 2011 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan Stad Appingedam, deelplan agrarische gebieden, vastgesteld. In dat bestemmingsplan is de bouw van nieuwe windturbines niet toegelaten.

Op 1 juni 2016 is de Omgevingsverordening provincie Groningen vastgesteld. In die verordening is de mogelijkheid opgenomen om in de provincie Groningen nieuwe windturbines toe te laten op agrarische bouwpercelen tot een ashoogte van 15 meter. Naar aanleiding hiervan zijn er inmiddels enkele initiatieven geweest op grond waarvan de gemeente medewerking heeft toegezegd aan de plaatsing van kleine windturbines in afwijking van het bestemmingsplan. Omdat daar telkens een uitgebreide procedure voor gevolgd moet worden, is er voor gekozen om het bestemmingsplan Stad Appingedam, deelplan agrarische gebieden, op dit aspect te herzien, zodat in de komende jaren met een eenvoudiger procedure meegewerkt kan worden aan initiatieven voor plaatsing van kleine windturbines.

Deze herziening biedt tevens de mogelijkheid om het plan op een aantal aspecten te actualiseren, daar waar in het plan zich een omissie voordoet of waar in de afgelopen periode is meegewerkt aan wijzigingen van het bestemmingsplan.

In Hoofdstuk 2 worden alle onderdelen van deze herziening kort beschreven. In Hoofdstuk 3 komt de uitvoerbaarheid van de herziening aan de orde.

Hoofdstuk 2 Onderdelen reparatieplan

2.1 Algemeen

Er is gekozen voor de vorm van een herziening, die toegevoegd wordt op de basisbestemmingen uit het bestemmingsplan Stad Appingedam, deelplan agrarische gebieden, die nu al voor het buitengebied gelden. Zowel de regels, de verbeelding als de toelichting worden op een aantal punten herzien, maar blijven voor het overige van kracht. Het gaat om ondergeschikte aanpassingen, die geen gevolgen hebben voor de opbouw en inhoud van het bestemmingsplan.

De bestemmingen die op de verbeelding zijn opgenomen, moeten vergezeld gaan van regels. Voor die bestemmingen worden de bestemmingsregels uit het bestemmingsplan Stad Appingedam, deelplan agrarische gebieden, van overeenkomstige toepassing verklaard. Daarmee verschillen de bestemmingen voor percelen die deel uitmaken van het moederplan en deze herziening niet van elkaar, zodat er geen twijfel kan bestaan welke bestemming voor de percelen van kracht is.

Daar waar enkel aanpassing in de regels nodig is, zonder een aanpassing van de verbeelding, is volstaan met enkel de wijziging van de betreffende regel. Deze wijziging in de regels is vervolgens voor alle percelen waarop die wijziging ziet van toepassing, zowel de percelen in het bestemmingsplan Stad Appingedam, deelplan agrarische gebieden, als deze herziening.

2.2 Kleine windturbines

In de notitie "Duurzaam duurt het langst" die de gemeenteraad van Appingedam onlangs heeft vastgesteld is als actiepunt opgenomen dat de gemeente planologisch beleid opstelt ten aanzien van windenergie (kleine windturbines). Met dit plan wordt uitvoering gegeven aan dit actiepunt.

In artikel 2.41.1. van de provinciale Omgevingsverordening is geregeld dat een bestemmingsplan de plaatsing van nieuwe windturbines toe mag laten tot een ashoogte van ten hoogste 15 meter. Binnen een bestemmingsplan voor het buitengebied mogen de windturbines alleen gebouwd worden op de op de verbeelding aangegeven bouwpercelen. Deze mogelijkheid, die de provincie vanaf 1 juni 2016 heeft geboden, heeft binnen de gemeente Appingedam inmiddels geleid tot enkele initiatieven om bij agrarische bedrijven kleine windturbines te plaatsen. De gemeente heeft zich hier in positieve zin aan geconformeerd en heeft aangegeven mee te willen werken aan de initiatieven.

Omdat het geldende bestemmingsplan Stad Appingedam, deelplan agrarische gebieden, de bouw van nieuwe windturbines verbiedt, is er voor ieder initiatief telkens een uitgebreide procedure nodig. Nu de gemeente zich in positieve zin heeft uitgesproken over de plaatsing van de kleine windturbines bij agrarische bedrijven en daarvoor nadere beleidsregels heeft geformuleerd, is het wenselijk dat op een eenvoudigere manier meegewerkt kan worden aan nieuwe initiatieven.

Deze herziening maakt de bouw van de kleine windturbines mogelijk door middel van een binnenplanse afwijking. De gemeentelijke beleidsregels zijn daarbij het toetsingskader voor de afweging. In de afwijking zijn ook de voorwaarden opgenomen waar een initiatief aan moet voldoen. Een binnenplanse afwijking biedt de gemeente de mogelijkheid om mee te kijken en de beleidsregels bij alle initiatieven op gelijke wijze toe te kunnen passen. Qua proceduretijd kan hiermee forse winst worden geboekt. Deze kleine windturbines kunnen alleen binnen een op de verbeelding aangegeven agrarisch bouwvlak worden gebouwd en zijn bedoeld om te kunnen voorzien in het eigen energieverbruik van het betreffende agrarische bedrijf.

Met betrekking tot de plaatsing van windturbines is gekeken naar eventuele aardbevingsrisico's. Daarbij is gekeken naar informatie uit de concept-rapportage 'Kwalitatieve risicoanalyse infrastructuur Groningen', waarin beargumenteerd wordt aangegeven dat windturbines hoogstwaarschijnlijk niet kwetsbaar zijn voor aardbevingen. In het bestemmingsplan wordt daarnaast een afstand aangehouden tussen de windturbines en de kwetsbare objecten. Hiermee wordt een eventueel risico verder beperkt. Op basis hiervan is er naar verwachting sprake van een verwaarloosbaar risico.

Voor het vergunningen van de vijf windturbines wordt de coördinatieregeling toegepast. De windturbines zijn op de verbeelding voorzien van de gebiedsaanduiding 'windturbine'. De afmetingen zijn daarbij afgestemd op hetgeen de provincie maximaal mogelijk maakt. De vrijwaringszone moet daarnaast voorkomen dat binnen de zone objecten worden gerealiseerd die het functioneren van de windturbines belemmeren.

2.3 Verbeelding

2.3.1 Waterkering langs de Groeve

Geconstateerd is dat in het bestemmingsplan "Stad Appingedam, deelplan Agrarische gebieden" de bestemming "Water - Waterkering" langs de Groeve ter hoogte van de Olinger Koloniemolen (adres: De Groeve westzijde 28) en de voormalige molenaarswoning (adres: De Groeve westzijde 26) niet doorloopt. Dit is een omissie in het bestemmingsplan. Ten noorden en zuiden van de Olinger Koloniemolen is in het huidige bestemmingsplan wel de bestemming "Water - Waterkering" opgenomen.


Dat de bestemming "Water - Waterkering" langs de Groeve niet doorloopt is niet in overeenstemming met de feitelijke situatie ter plekke. Het dijklichaam van de waterkering loopt door tussen het water van de Groeve en de bebouwing van de Olinger Koloniemolen en de voormalige molenaarswoning.


De Groeve is de verbinding tussen het Eemskanaal en het Schildmeer. De dijk langs de Groeve beschermt de Olingerpolder tegen buitenwater. In 2014 is de dijk langs de Groeve in het kader van de dijkverhogingen in de hele provincie Groningen met gemiddeld 50 cm verhoogd. Om het veilig en doelmatig functioneren van de regionale waterkering te kunnen waarborgen is het van belang de dijk over de hele lengte eenduidig te bestemmen.


De waterkering is eigendom van het Waterschap Hunze en Aa's. Het Waterschap Hunze en Aa's is tevens beheerder van de waterkering. In het Beheerregister van Waterschap Hunze en Aa's is de dijk langs de Groeve opgenomen als een regionale waterkering. Deze regionale waterkering loopt ononderbroken door langs de Groeve. Op de hieronder weergegeven kaart is een uitsnede van het beheerregister van het Waterschap Hunze en Aa's opgenomen, waarop de waterkering langs de Groeve is weergegeven.


afbeelding "i_NL.IMRO.0003.BPHERREGELINGWIND-VST1_0001.png"

Secundaire waterkeringen (boezemkaden, regionale waterkeringen en overige kaden) vallen qua beheer en onderhoud onder de verantwoordelijkheid van het waterschap. Aan weerszijden van een secundaire waterkering ligt een beschermingszone van 5 meter, die dient ter bescherming van de waterkering. Binnen de zone voor de regionale waterkering en binnen deze beschermingszone is voor het uitvoeren van werkzaamheden een watervergunning nodig. In de Keur van het waterschap is aangegeven voor welke werkzaamheden een watervergunning noodzakelijk is.

Conclusie:

In deze herziening wordt de geconstateerde omissie in het bestemmingsplan "Stad Appingedam, deelplan Agrarische gebieden" hersteld door de bestemming "Water-Waterkering" door te trekken langs de hele Groeve, zodat deze bestemming in overeenstemming is met de feitelijke situatie en met het beheerregister van het Waterschap Hunze en Aa's. Deze Wijziging is in overeenstemming met de kadastrale eigendomsgrenzen. Deze eenduidige bestemming van de dijk langs de Groeve, zorgt ervoor dat het veilig en doelmatig functioneren van de regionale waterkering over zijn gehele lengte in het bestemmingsplan is gewaarborgd.

2.3.2 Olinger Koloniemolen

De Olinger Koloniemolen ligt bij het gehucht Lakswerd, direct aan de dijk langs de Groeve. De Olinger Koloniemolen is een rijksmonument. In 2010 is deze molen grondig gerestaureerd. Sindsdien draait de molen regelmatig als er voldoende wind staat en tijdens bijzondere evenementen als het Groninger Molenweekend en Open Monumentendag.


De Olinger Koloniemolen hoort bij het landschap. Als voormalige poldermolen herinnert hij aan de ontstaansgeschiedenis van de streek. De molen was nodig voor het drooghouden van het zuidelijk deel van de Olingerpolder. De molen is voorzien van zelfzwichting. Dit type molen kwam vooral in de provincie Groningen voor.


De Olinger Koloniemolen ligt in het huidige bestemmingsplan binnen de bestemming Wonen. Dit komt niet overeen met het feitelijk gebruik van de molen. De molen is een rijksmonument en bezoekers kunnen er kennis maken met het cultuurhistorisch erfgoed van het Rijksmonument Olinger Koloniemolen. De bestemming van de Olinger Koloniemolen wordt daarom gewijzigd in de bestemming "Cultuur en Ontspanning". Deze bestemming komt overeen met het feitelijk gebruik van de molen.


De bestemming Nutsvoorziening die in het huidige bestemmingsplan langs de Groeve is opgenomen komt te vervallen. Deze aanpassingen van de bestemmingen is in overeenstemming met de kadastrale eigendomsgrenzen.


De Olinger Koloniemolen is alleen bereikbaar via een graspad op de dijk langs de Groeve. Deze dijk is 1600 meter lang en de molen ligt ongeveer halverwege. De verharde weg naast de dijk leidt naar de molenaarswoning bij de molen en is een eigen weg. Van deze verharde weg kan geen gebruik worden gemaakt om de molen te bereiken. Het is belangrijk dat bezoekers Rijksmonument de Olinger Koloniemolen goed kunnen bereiken, zodat zij kennis kunnen maken met dit cultuurhistorisch erfgoed en uitleg kunnen krijgen over de werking en functie van de molen. De stichting Groninger Poldermolens, molenaars, bezoekers en de stichting Top van Groningen hebben aangegeven dat een verbetering van de bereikbaarheid van de Olinger Koloniemolen wenselijk is.


De Olinger Koloniemolen ligt vrijwel direct aan de het routenetwerk Fietsknooppunten, dat in 2012 in de provincie Groningen is geopend. Zowel de zuidkant als de noordkant van de dijk langs de Groeve komt uit op het routenetwerk Fietsknooppunten. Een recreatief fiets- en wandelpad over de dijk langs de Groeve is een meerwaarde voor dit routenetwerk. Fietsers uit Appingedam kunnen via dit pad het Schildmeer bereiken en kunnen een rondje Schildmeer combineren met een bezoekje aan de Olinger Koloniemolen.


De dijk is eigendom van het Waterschap Hunze en Aa's. Het Waterschap Hunze en Aa's heeft de dijk opengesteld voor bezoekers van de Olinger Koloniemolen. Het Waterschap Hunze en Aa's heeft op 17 maart 2017 een watervergunning verleend voor realisatie van een recreatief fiets- en wandelpad op de dijk langs de Groeve. Dit pad loopt van de Groevesluis-Zuid, over de dijk langs de Groeve-Zuid, via de Olinger Koloniemolen naar het gemaal De Groeve en zal circa 1600 meter lang worden. Op onderstaande kaartje is de ligging van het pad weergegeven.


afbeelding "i_NL.IMRO.0003.BPHERREGELINGWIND-VST1_0002.png"

Het pad wordt 1,5 meter breed. Wandelaars en fietsers kunnen er gebruik van maken. Bij de aanleg van het pad zal niet in de dijk worden gegraven. Slechts de graszoden op de dijk worden gevreesd, waarna er geotextiel met daarop kleischelpen wordt aangebracht. Dit is weergegeven in onderstaande dwarsdoorsnede.

afbeelding "i_NL.IMRO.0003.BPHERREGELINGWIND-VST1_0003.png"

De dijk langs de Groeve heeft de bestemming "Water- Waterkering". Binnen de bestemming "Water - Waterkering" zijn paden en recreatief medegebruik toegestaan. Met de aanpassing van het bestemmingsplan, zoals in paragraaf 2.3.1 is beschreven, heeft de hele dijk de bestemming Water - Waterkering" en is op de hele dijk het pad en recreatief medegebruik toegestaan.

Ter plekke van de dijk langs de Groeve ligt de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie 4". In het archeologisch advies van 3 september 2015 ( zie Bijlage 1) is aangegeven dat geen sprake is van verstoring van archeologische waarden door de aanleg van het pad. Dit omdat de dijk in 2014 met 50 cm is verhoogd en de werkzaamheden aan het pad zich beperken tot deze recent opgebrachte laag. Archeologisch vervolgonderzoek voorafgaand aan de aanleg van het pad is daarom niet nodig. Wel geldt er een meldingsplicht als tijdens de werkzaamheden voor de aanleg van het pad archeologische resten worden aangetroffen. Dit archeologisch advies is bijgevoegd als Bijlage 1.

In de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie 4" van het bestemmingsplan "Stad Appingedam, deelplan Agrarische gebieden" is een uitzondering op de vergunningplicht gemaakt voor situaties waar op grond van eerder archeologisch onderzoek is gebleken dat geen archeologische waarden aanwezig zijn. Van een dergelijke situatie is hier sprake. Om dit te benadrukken is zekerheidshalve aan de uitzonderingen nog toegevoegd dat de vergunningplicht specifiek ook niet geldt daar waar het de aanleg van het pad op de dijk langs de Groeve betreft. Op basis van de dubbelbestemming is er vanuit het aspect archeologie is er geen omgevingsvergunning nodig voor de aanleg van het pad.

Ten aanzien van kabels en leidingen, in dit geval hoogspanningsleidingen, kan worden geconstateerd dat er geen belemmeringen voortvloeien uit de bescherming van de aanwezige hoogspanningsleidingen. Dit omdat er geen sprake is van het bouwen van bouwwerken, maar van het aanleggen van een pad.


In dit plan wordt voor het deel van ca. 200 meter waar de bestemming "Water - Waterkering" ontbrak de bestemming "Water - Waterkering" doorgetrokken. Deze aanpassing is, zoals in paragraaf 2.3.1 is toegelicht, in overeenstemming met de feitelijke situatie en het beheerregister van het Waterschap Hunze en Aa's. Binnen de bestemming "Water - Waterkering" zijn paden en recreatief medegebruik toegestaan. Daarmee is het pad in overeenstemming met dit bestemmingsplan.

Conclusie:

Een eenduidige bestemming van de dijk zorgt ervoor dat het veilig en doelmatig functioneren van de regionale waterkering over zijn gehele lengte in het bestemmingsplan is gewaarborgd. Daarmee is realisatie van het pad in overeenstemming met dit bestemmingsplan. Het pad op de dijk langs de Groeve verbetert de bereikbaarheid van Rijksmonument Olinger Koloniemolen en versterkt het recreatieve routenetwerk rond Appingedam. Het pad wordt een recreatief pad voor wandelaars en fietsers. Er zal geen gemotoriseerd verkeer op het pad worden toegelaten. De gevolgen van de aanleg van het pad voor de omgeving zijn daarmee zeer beperkt. Ook vanuit archeologie en de aanwezige hoogspanningsleidingen zijn er geen belemmeringen voor de realisatie van het pad op de dijk langs de Groeve.

2.3.3 Wijzigingsplan DS. Christophoripad

Op 29 juni 2012 is een wijzigingsplan vastgesteld voor een agrarisch perceel aan het DS. Christophoripad. Om te voorkomen dat er allerhande kleine plannen van kracht blijven, worden zoveel mogelijk onherroepelijke situaties meegenomen in deze herziening, zodat er voor het buitengebied zo weinig mogelijk plannen kan worden gewerkt. Het wijzigingsplan is 1 op 1 overgenomen.

2.3.4 De Bult 19 en 21

Voor het perceel De Bult 21 is een omgevingsvergunning verleend voor de bouw van een ligboxstal. In het moederplan had dit perceel tezamen met het perceel De Bult 19 een bestemming gericht op de vestiging van een loonbedrijf. Dit loonbedrijf is enkel gevestigd op het perceel De Bult 19. Op het perceel De Bult 21 is een melkveehouderij gevestigd. Om die reden is het bestemmingsplan aangepast, zodanig dat nu ter plaatse van het perceel De Bult 21 een grondgebonden agrarisch bedrijf is toegelaten, waarbij de omvang van de bedrijfskavel en het bouwvlak zijn afgestemd op het bouwplan en de feitelijk aanwezige situatie. Het perceel De Bult 19 heeft de bestemming Bedrijf - Agrarisch loonbedrijf behouden.

2.3.5 Garreweersterweg 16

Op dit agrarisch perceel is medewerking verleend aan het realiseren van een uitloopruimte en een schuur voor een grondgebonden bedrijfsvoering. Deze uitloopruimte valt buiten het bouwvlak zoals in het moederplan voor de bouw van de bedrijfsgebouwen is aangeduid. Het bouwvlak is nu zodanig aangepast dat de uitloopruimte binnen het bouwvlak is gelegen.

De schuur was in strijd met de bestemming, omdat die alleen gebouwen ten behoeve van niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering toelaat. Op het bedrijf worden naast het houden van pluimvee ook granen en peulvruchten geteeld. De aanduiding voor de bestemming is om die reden gewijzigd in een grondgebonden bedrijf in combinatie met een niet-grondgebonden bedrijfsvoering.

2.4 Planregels

Relatie herziening en bestemmingsplan Stad Appingedam, deelplan agrarische gebieden

De herziening is een zelfstandig functionerend plan, dat in samenhang met het plan dat wordt herzien, moet worden gelezen.

De herziening bestaat uit twee onderdelen, namelijk een aanpassing van de regels en een aanpassing van de verbeelding.

Het plan dat ziet op de aanpassing van de regels heeft betrekking op het gehele plangebied. Om die reden wordt daarbij een verbeelding opgenomen die het hele plangebied beslaat. Alle aanpassingen van de regels zien dan op aanpassingen in de regels van de binnen dat plangebied gelegen regels.

Het plan dat ziet op aanpassingen van de verbeelding, kent aan sommige percelen een nieuwe bestemming toe. Het is de bedoeling dat voor die percelen precies dezelfde bestemming gaat gelden als voor percelen met eenzelfde bestemming in het moederplan. In de herziening kunnen dan voor een optimale raadpleegbaarheid de volledige bestemmingen uit het moederplan worden opgenomen.

Het moederplan en deze herziening zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Daarom is er voor gekozen om de aanpassing van de regels en de aanpassing van de verbeelding in één document onder te brengen en niet van elkaar te scheiden in twee aparte plannen. De juridische relatie tussen de regels en de verbeelding en het moederplan verandert daarmee niet. Via dit ene document, de voorliggende herziening, ontstaat er voor alle percelen meteen dezelfde bestemming.

Er is dus voor gekozen om de herziening vorm te geven als een aanpassing van het moederplan van zowel de regels als de verbeelding. Omdat er regels worden aangepast binnen bestemmingen die in de herziening niet op de verbeelding staan, is als grens van de herziening het gehele buitengebied genomen. Dat betekent dat de aanpassing van de regels geldt voor alle bestemmingen die binnen het plangebied zijn gelegen. In de regels is aangegeven dat die aanpassingen zien op de specifieke regels van het moederplan, en dat de herziening alleen van toepassing is op de aanpassing. De overige regels blijven ongewijzigd en buiten beschouwing.

Daarnaast zijn er gronden op de verbeelding waarbij ook de verbeelding is aangepast en gronden een nieuwe of aangepaste bestemming is gegeven. Voor de meeste percelen gelden daarbij de regels die in het moederplan zijn opgenomen, inclusief de in deze herziening opgenomen aanpassingen.

De herziening moet zo in samenhang met het moederplan als een geheel worden gelezen. Het blijven evenwel in juridische zin twee gescheiden documenten. De juridische relatie wordt gelegd via de verbeelding en de digitale koppeling met de regels.

Bijlage 2

In Bijlage 2 van het moederplan zijn abusievelijk in het digitale document de oppervlaktes weg gevallen. In het analoge exemplaar zijn deze oppervlaktes wel aanwezig. Die oppervlaktes worden nu alsnog ook digitaal in het plan opgenomen.

Hoofdstuk 3 Uitvoerbaarheid

3.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan doorloopt de in de Wet ruimtelijke ordening vastgelegde bestemmingsplanprocedure. Tijdens deze procedure zijn er verschillende momenten waarop burgers en belanghebbenden hun zienswijze op het plan kenbaar kunnen maken.

Omdat deze herziening ziet op ondergeschikte aanpassingen in de regels, het herstellen van een enkele omissie en het alsnog aanpassen van de verbeelding op perceelsniveau, is geen inspraakmogelijkheid op het plan geboden. Wel is overleg gevoerd met de provincie en het waterschap.

Op 17 mei 2017 heeft de gemeente een vooroverleg gevoerd met provincie Groningen. De provincie Groningen heeft mondeling aangegeven geen bezwaar te hebben tegen het initiatief, omdat dit past binnen het provinciaal beleid.

Het Waterschap Hunze en Aa's heeft 13 september 2017 gereageerd op het ontwerpbestemmingsplan. Het plan is naar aanleiding van deze reactie aangepast.

Het ontwerpbestemmingsplan is gedurende zes weken ter inzage gelegd en nog aan enkele instanties toegestuurd. In deze periode had een ieder de mogelijkheid om een zienswijze kenbaar te maken. Tegen het plan is een enkele reactie ingediend door een aantal overleginstanties en zijn twee zienswijzen ingediend. De zienswijzen zijn samengevat en van een reactie voorzien in de Reactienota Zienswijzen, die als zodanig deel uitmaakt van het vaststellingsbesluit. Het vastgestelde plan is aan de Reactienota Zienswijzen aangepast.

Het bestemmingsplan is op 15 februari 2018 door de gemeenteraad van Appingedam vastgesteld.

Na de vaststelling wordt het bestemmingsplan nogmaals zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode bestaat de mogelijkheid voor belanghebben die een zienswijze hebben ingediend om beroep in te stellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

3.2 Economische uitvoerbaarheid

Indien het bestemmingsplan voorziet in de uitvoering van werken door de gemeente moet de financieel-economische uitvoerbaarheid hiervan worden aangetoond. Het gaat in deze herziening in alle situaties om gevallen waar particulieren invulling aan kunnen geven, waar de gemeente geen kosten voor hoeft te maken, dan wel dat eventuele kosten voldoende gedekt worden door de leges. Van een dergelijk handelen hoeft de economische uitvoerbaarheid in deze niet te worden aangetoond.

Er kan sprake zijn van een planologische verslechtering als gevolg van het anders bestemmen van de Olinger Koloniemolen. Als iemand van mening is dat hij/zij recht heeft op planschade kan diegene na de terinzagelegging van het vastgestelde bestemmingsplan een verzoek om planschade indienen bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Appingedam. Daarna zal bekeken worden of er sprake is van planschade en of diegene recht heeft op een vergoeding. Dit is een aparte procedure die pas kan worden doorlopen nadat er een besluit is van de gemeenteraad over vaststelling van het bestemmingsplan en als dat plan ter inzage is gelegd. Binnen vijf jaar nadat de terinzagelegging start kan het verzoek worden ingediend.

Om een inschatting te krijgen van de hoogte van de vergoeding van eventuele planschade als gevolg van de bestemmingswijziging van de molen heeft de gemeente een planschaderisico-analyse laten uitvoeren. De gemeente heeft dus inzicht in de eventueel te vergoeden kosten en heeft hiervoor budget beschikbaar als er positief op een verzoek tot planschade wordt beslist.

3.3 Grondexploitatie

Door middel van de grondexploitatieregeling in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten voor bijvoorbeeld bouw- en woonrijp maken en hebben zij sturingsmogelijkheden, omdat in het geval van grondexploitatie door derden diverse eisen en regels gesteld kunnen worden. Indien er sprake is van bepaalde bouwplannen, dient de gemeente hiervoor een exploitatieplan op te stellen, tenzij voornoemde kosten 'anderszins verzekerd' zijn, bijvoorbeeld door overeenkomsten of eigen gronduitgifte, en het stellen van eisen met betrekking tot kwaliteit en fasering niet noodzakelijk wordt geacht. Een combinatie van een exploitatieplan en overeenkomsten is ook mogelijk.


De onderhavige reparatie heeft een conserverend karakter, waarbij de bestaande situatie als uitgangspunt geldt en met inachtneming van de actuele bouw- en gebruiksregels wordt vastgelegd. In het plangebied worden slechts beperkte bouwmogelijkheden geboden. Deze kunnen niet worden aangemerkt als aangewezen bouwplan zoals bedoeld in artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening. Daar waar wel sprake is van een bouwplan is geen sprake van een plicht tot kostenverhaal, omdat hiervoor al vergunningen zijn verleend en de gebouwen er al staan. Het betreft particuliere initiatieven, waaraan in de meeste gevallen geen kosten voor de gemeente zijn verbonden, afgezien van kosten van het ambtelijk apparaat voor de begeleiding en toetsing van aanvragen. Deze kosten worden in voorkomend geval door middel van leges gedekt.