direct naar inhoud van REGELS
Plan: Herziening regeling windturbines Agrarische gebieden
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0003.BPHERREGELINGWIND-VST1

REGELS

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen (Artikel 1)

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan (nieuw):

het bestemmingsplan Herziening regeling windturbines Agrarische gebieden met identificatienummer NL.IMRO.0003.BPHERREGELINGWIND-VST1 van de gemeente Appingedam;

1.2 bestemmingsplan (nieuw):

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 het bestemmingsplan Stad Appingedam, deelplan agrarische gebieden

het bestemmingsplan Stad Appingedam, deelplan agrarische gebieden, vastgesteld op 17 februari 2011.

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 2 Agrarisch (Artikel 3)

Voor zover gronden binnen deze herziening zijn voorzien van een bestemmingsvlak met de bestemming 'Agrarisch', zijn de regels van artikel 3 van het bestemmingsplan Stad Appingedam, deelplan agrarische gebieden, van 17 februari 2011 van toepassing.

De regels van het bestemmingsplan Stad Appingedam, deelplan agrarische gebieden, van 17 februari 2011 worden binnen de bestemming 'Agrarisch' gewijzigd dan wel aangevuld zoals hierna is aangegeven. Behoudens onderstaande wijziging blijven de overige regels van artikel 3 ongewijzigd van toepassing.

2.1 Afwijken van de bouwregels (3.3.)

Aan artikellid 3.3. wordt het volgende onderdeel f toegevoegd:

  • a. (f) het bepaalde in lid 3.2.4. onder e in die zin dat windturbines binnen een agrarisch bouwperceel worden gebouwd, mits:
    • 1. de ashoogte van de windturbine ten hoogste 15 m bedraagt ten opzichte van het maaiveld;
    • 2. niet meer windturbines worden gebouwd dan noodzakelijk zijn om in het eigen energieverbruik van het betreffende agrarische bedrijf te kunnen voorzien;
    • 3. de windturbines achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning of het dichtst bij de weg gesitueerde bedrijfsgebouw worden gesitueerd, tenzij wordt aangetoond dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het ruimtelijk beeld en de cultuurhistorische karakteristiek van het erf en de omgeving;
    • 4. in geval meer dan één windturbine wordt gerealiseerd, de windturbines worden ingepast in de landschappelijke en/of stedenbouwkundige structuur. Bij een verzoek om af te wijken moet met het oog daarop een inpassingsvoorstel worden overlegd;
    • 5. de wieken of de constructie van de windturbine niet overhangen boven openbaar toegankelijk gebied;
    • 6. de afstand tussen de windturbine en de meest nabijgelegen gevoelig bestemming minimaal 4 maal de ashoogte van de windturbine bedraagt, tenzij kan worden aangetoond dat van slagschaduw geen sprake is of deze schaduw zo kan worden beperkt dat van hinder in alle redelijkheid geen sprake meer is;
    • 7. de afstand van de windturbine tot de dubbelbestemmingen Leiding - Gas, Leiding - Hoogspanning en Leiding - Hoogspanningsverbinding groter is dan de masthoogte + 1/3 wieklengte;
    • 8. windturbines niet worden geplaatst binnen een werpafstand met 2x nominaal toerental van een hoogspanningsverbinding, tenzij overleg is gepleegd met de netbeheerder waaruit blijkt dat dit wel is toegestaan;
    • 9. windturbines niet worden geplaatst in het 'beschermd dorpsgezicht Marsum';
    • 10. de windturbines aan alle relevante wet- en regelgeving voldoen, waarbij in ieder geval geldt dat:
      • de windturbine voldoet aan de van toepassing zijnde eisen uit het Bouwbesluit;
      • de windturbine voldoet aan de van toe passing zijnde eisen van het Activiteitenbesluit, waaronder de geluidsnormen;
      • bij de aanvraag voor plaatsing van een windturbine rekening wordt gehouden met de (aanvullende) regels uit het geldende bestemmingsplan;
      • bij elke aanvraag voor plaatsing van een windturbine per locatie wordt gekeken of de Flora- en Faunawet van toepassing is;
      • de te plaatsen windturbine voldoet aan de ter plaatse geldende welstandsnota. Indien de windturbine wordt geplaatst op of bij een Rijksmonument, beeldbepalend pand of karakteristiek pand wordt alleen medewerking verleend bij een positief advies van een onafhankelijke deskundige op het gebied van landschap en stedenbouw
      • de windturbine is voorzien van het Kleinwind-keurmerk of een daarmee gelijk te stellen keurmerk.

Artikel 3 Bedrijf - Agrarisch loonbedrijf (artikel 5)

Voor zover gronden binnen deze herziening zijn voorzien van een bestemmingsvlak met de bestemming 'Bedrijf - Agrarisch loonbedrijf (artikel 5)', zijn de regels van artikel 5 van het bestemmingsplan Stad Appingedam, deelplan agrarische gebieden, van 17 februari 2011 van toepassing.

Artikel 4 Cultuur en ontspanning

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud en het herstel van de cultuurhistorische waarden (molen) van de gronden, alsmede museum-, educatie- en/of expositieruimte;

met de daarbijbehorende:

  • b. terreinen;
  • c. wegen en paden.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Bouwwerken

Op of in de gronden als bedoeld in lid 4.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen in de vorm van een molen;

alsmede:

  • b. andere bouwwerken, zoals terreinafscheidingen.
4.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van de in lid 4.2.1 onder a genoemde gebouwen geldt de volgende regel:

  • per bestemmingsvlak mogen de afmetingen en het uiterlijk van de bestaande molen niet worden gewijzigd.
4.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van de in lid 4.2.1 onder b genoemde andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 3 m bedragen.
4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden zódanig dat afbreuk wordt gedaan aan de zichtbaarheid en de belevingswaarde van de molen;
  • b. het gebruik van de gronden voor opslagdoeleinden rondom de molen;
  • c. het gebruik van de molen anders dan ten behoeve van een museum en/of een educatie- en expositieruimte.

Artikel 5 Water - 1 (artikel 19)

Voor zover gronden binnen deze herziening zijn voorzien van een bestemmingsvlak met de bestemming 'Water - 1 (artikel 19)', zijn de regels van artikel 19 van het bestemmingsplan Stad Appingedam, deelplan agrarische gebieden, van 17 februari 2011 van toepassing.

Artikel 6 Water - Waterkering (artikel 21)

Voor zover gronden binnen deze herziening zijn voorzien van een bestemmingsvlak met de bestemming 'Water - Waterkering (artikel 21)', zijn de regels van artikel 21 van het bestemmingsplan Stad Appingedam, deelplan agrarische gebieden, van 17 februari 2011 van toepassing.

Artikel 7 Wonen - E1 (artikel 22)

Voor zover gronden binnen deze herziening zijn voorzien van een bestemmingsvlak met de bestemming 'Wonen - E1 (artikel 22)', zijn de regels van artikel 22 van het bestemmingsplan Stad Appingedam, deelplan agrarische gebieden, van 17 februari 2011 van toepassing.

Artikel 8 Leiding - Hoogspanning (nieuw)

De bestemming 'Leiding - Hoogspanning (nieuw)' wordt aan de regels toegevoegd tussen de bestaande artikelen 25 en 26. De op dit artikel volgende artikelen worden qua nummering hierop aangepast.

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanning (nieuw)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende basisbestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. ondergrondse hoogspanningsleidingen;

met de daarbij behorende additionele voorzieningen.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Niet toegelaten bouwwerken

In afwijking van het bepaalde bij de andere voor deze gronden aangewezen bestemming(en) mogen geen gebouwen, standplaatsen, kampeerstandplaatsen en andere bouwwerken worden gebouwd.

8.2.2 Toegelaten bouwwerken

In afwijking van het bepaalde bij de andere voor deze gronden aangewezen basisbestemming(en) en/of dubbelbestemming(en) mogen slechts de volgende bouwwerken ten dienste van de in 8.1 genoemde doeleinden worden gebouwd:

  • overige andere bouwwerken met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m.
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Afwijkingsbevoegdheid

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 8.2.2 ten behoeve van het bouwen van bouwwerken die krachtens de basisbestemming ter plaatse zijn toegelaten, mits:
    • 1. de betreffende leiding definitief verwijderd is;
    • 2. of vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder;
    • 3. en geen onevenredige veiligheidsrisico's ontstaan;
    • 4. en wordt voldaan aan de bepalingen van andere ter plaatse geldende basisbestemmingen, al dan niet na gebruik van de bij die bestemmingen opgenomen afwijkingsbevoegdheden.
  • b. het bepaalde in lid 8.2.2 ten behoeve van het bouwen van bouwwerken ten behoeve van deze bestemming, mits:
    • 1. deze gebouwen en bouwwerken qua maatvoering passen binnen de bouwregels van de basisbestemming;
    • 2. vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder;
    • 3. geen onevenredige veiligheidsrisico's ontstaan;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de gronden en bouwwerken binnen de basisbestemming niet onevenredig worden aangetast;
    • 5. en wordt voldaan aan de bepalingen van andere ter plaatse geldende bestemmingen, al dan niet na gebruik van de bij die bestemmingen opgenomen afwijkingsbevoegdheden.
8.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van bouwwerken als drager van reclame-uitingen;
  • b. het gebruiken van gronden ten behoeve van standplaatsen en kampeerstandplaatsen.
8.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.5.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is on­geacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het aanbrengen van beplanting en bomen;
  • b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend: afgraven, ontginnen en ophogen;
  • e. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • f. het permanent opslaan van goederen.
8.5.2 Uitzondering vergunningplicht

Het bepaalde in lid 8.5.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:

  • a. het normaal (agrarisch) beheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
8.5.3 Voorwaarden vergunning

De omgevingsvergunning zal slechts worden verleend indien:

  • a. het bevoegd gezag schriftelijk advies heeft inwonnen bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen in verband met de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade en;
  • b. is gebleken dat de werken en/of werkzaamheden hetzij direct of indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de hoogspanningsleiding.

Artikel 9 Leiding - Hoogspanningsverbinding (artikel 26)

Voor zover gronden binnen deze herziening zijn voorzien van een bestemmingsvlak met de (gewijzigde naamgeving) dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding (artikel 26)', zijn de regels van artikel 26 van het bestemmingsplan Stad Appingedam, deelplan agrarische gebieden, van 17 februari 2011 van toepassing.

De regels van het bestemmingsplan Stad Appingedam, deelplan agrarische gebieden, van 17 februari 2011 worden binnen de bestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding (artikel 26)' gewijzigd dan wel aangevuld zoals hierna is aangegeven. Behoudens onderstaande wijziging blijven de overige regels van artikel 26 ongewijzigd van toepassing.

De naamgeving van de bestemming wordt gewijzigd in 'Leiding - Hoogspanningsverbinding (artikel 26)'.

9.1 Bouwregels (26.2.)

In 26.2.1. wordt achter '... andere bouwwerken' de volgende tekst toegevoegd: ', met uitzondering van het plaatsen van windturbines die na toepassing van artikel 2.1 mogen worden gebouwd, tenzij deze binnen werpafstand met 2x nominaal toerental van een hoogspanningsverbinding wordt geplaatst'.

Artikel 10 Waarde - Archeologie 1 (artikel 28)

Voor zover gronden binnen deze herziening zijn voorzien van een bestemmingsvlak met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1 (artikel 28)', zijn de regels van artikel 28 van het bestemmingsplan Stad Appingedam, deelplan agrarische gebieden, van 17 februari 2011 van toepassing.

Artikel 11 Waarde - Archeologie 2 (artikel 29)

Voor zover gronden binnen deze herziening zijn voorzien van een bestemmingsvlak met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2 (artikel 29)', zijn de regels van artikel 29 van het bestemmingsplan Stad Appingedam, deelplan agrarische gebieden, van 17 februari 2011 van toepassing.

Artikel 12 Waarde - Archeologie 4 (artikel 30)

Voor zover gronden binnen deze herziening zijn voorzien van een bestemmingsvlak met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4 (artikel 30)', zijn de regels van artikel 30 van het bestemmingsplan Stad Appingedam, deelplan agrarische gebieden, van 17 februari 2011 van toepassing.

De regels van het bestemmingsplan Stad Appingedam, deelplan agrarische gebieden, van 17 februari 2011 worden binnen de bestemming 'Waarde - Archeologie 4 (artikel 30)' gewijzigd dan wel aangevuld zoals hierna is aangegeven. Behoudens onderstaande wijziging blijven de overige regels van artikel 30 ongewijzigd van toepassing.

12.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden (30.4.)

In 30.4.2. wordt het volgende onderdeel e. toegevoegd:

e. nodig zijn voor de aanleg van het pad 'op de dijk langs de Groeve'.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 13 Algemene aanduidingsregels (Artikel 36)

13.1 geluidzone - industrie (36.1.)

Voor zover gronden binnen deze herziening zijn voorzien van een aanduidingsvlak met de aanduiding 'geluidzone - industrie (36.1.)', zijn de regels van artikel 36, lid 36.1. van het bestemmingsplan Stad Appingedam, deelplan agrarische gebieden, van 17 februari 2011 van toepassing.

13.2 geluidzone - spoor (36.2.)

Voor zover gronden binnen deze herziening zijn voorzien van een aanduidingsvlak met de aanduiding 'geluidzone - spoor (36.2.)', zijn de regels van artikel 36, lid 36.2. van het bestemmingsplan Stad Appingedam, deelplan agrarische gebieden, van 17 februari 2011 van toepassing.

13.3 vrijwaringszone - molenbiotoop (36.4.)

Voor zover gronden binnen deze herziening zijn voorzien van een aanduidingsvlak met de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop (36.4.)', zijn de regels van artikel 36, lid 36.4. van het bestemmingsplan Stad Appingedam, deelplan agrarische gebieden, van 17 februari 2011 van toepassing.

Aan de algemene aanduidingsregels wordt na het artikellid 36.4. het volgende artikellid 36.5. toegevoegd:

13.4 vrijwaringszone - windturbine (36.5.)
13.4.1 Aanduidingsomschrijving (36.5.1.)

De voor 'vrijwaringszone - windturbine (36.5.)' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor windturbines, de bijbehorende wiekoverslag, onderhoudswegen en opstelplaatsen en de bescherming van een goed en veilig functioneren van de windturbines.

13.4.2 Bouwregels (36.5.2.)

Voor het bouwen van windturbines gelden de volgende regels:

  • a. de ashoogte van een windturbine zal ten hoogste 15 m bedragen;
  • b. de rotordiameter van een windturbine zal ten hoogste 12 m bedragen;
  • c. er zullen geen bouwwerken worden opgericht die het goed en veilig functioneren van de windturbines belemmeren.

Artikel 14 Anti-dubbeltelregel (van toepassing voor deze herziening)

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 15 Overgangsrecht (van toepassing voor deze herziening)

15.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10%.
  • c. Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
15.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijn 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het

bestemmingsplan Herziening regeling windturbines Agrarische gebieden 

van de gemeente Appingedam.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 15 februari 2018.