direct naar inhoud van 2.2 Status en procedure
Plan: Structuurvisie Toekomst Afsluitdijk
Status: vastgesteld
Plantype: rijksstructuurvisie
IMRO-idn: NL.IMRO.0000.IMsv11Afsluitdijk-3000

2.2 Status en procedure

De Structuurvisie Toekomst Afsluitdijk is een structuurvisie van het rijk, gebaseerd op artikel 2.3, tweede lid, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Binnen het kabinet is de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu als eerste verantwoordelijk voor de inhoud van de structuurvisie.

De structuurvisie bevat de voorkeursbeslissing met de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van het gebied rond de Afsluitdijk. De voorkeursbeslissing markeert de overgang tussen de verkennings- en de planuitwerkingsfase. De voorkeursbeslissing beschrijft het voorkeursalternatief en de onderbouwing daarvan. Het voorkeursalternatief is het gekozen alternatief voor de uitvoering van het project. Het voorkeursalternatief is onder meer onderbouwd met een Milieueffectrapport (Plan-MER), waar een Passende Beoordeling (PB) deel van uitmaakt, en met andere onderzoeken, waaronder een kosteneffectiviteitsanalyse (KEA).

De keuze van het voorkeursalternatief is tot stand gekomen in overleg en overeenstemming met de provincies Noord-Holland en Fryslân, de gemeenten Wieringen en Súdwest Fryslân, het wetterskip Fryslân, het waterschap Zuiderzeeland en het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (de decentrale bestuurlijke partners). Bij de keuze zijn belanghebbende maatschappelijke partijen, bedrijven en burgers betrokken. De Adviescommissie Toekomst Afsluitdijk, onder leiding van de heer E.H.T.M. Nijpels en met leden vanuit wetenschap en bedrijfsleven, heeft met haar advies aan de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu aan de analyse en keuze bijgedragen.

Procedure van de structuurvisie  
Op 29 januari 2010 heeft de toenmalige staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, mede namens de toenmalige minister van VROM, de eerste formele stap gezet voor de Structuurvisie Toekomst Afsluitdijk. Volgens artikel 2.3. derde lid van de Wet ruimtelijke ordening heeft de staatssecretaris een beschrijving van de inrichting van de voorgenomen Structuurvisie Toekomst Afsluitdijk aan de Tweede Kamer gezonden. Na de val van het kabinet Balkende IV heeft de Tweede Kamer de behandeling van deze beschrijving geruime tijd aangehouden. De Vaste Commissie van de Tweede Kamer voor Infrastructuur en Milieu heeft op 13 december 2010 de brief behandeld in een Notaoverleg met de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu.  
De Kamer spreekt in een motie (Jacobi, Lucas, Koppejan en Slob, Tweede Kamer 2010–2011, 32 500 A, nr. 40) uit dat de Afsluitdijk een icoon van verleden en toekomst kan zijn, dat het zonde zou zijn om de opgestelde integrale visies nu om financiële redenen uit te kleden tot pure veiligheidsmaatregelen en verzoekt de regering in de op te stellen structuurvisie uit te gaan van een integrale visie, die als masterplan kan fungeren, zodat er ruimte en tijd blijft voor het doorontwikkelen van kansrijke ambities, in samenwerking tussen overheid, markt en kennisinstellingen. De staatssecretaris noemt deze motie 'ondersteuning van het beleid' en verwijst daarbij naar de integrale visie en de Afsluitdijk als icoon.  
De structuurvisie is onderbouwd in een Milieueffectrapport (Plan-MER) op grond van de Wet milieubeheer met als onderdeel daarvan een Passende Beoordeling op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 (PB), in een kosteneffectiviteitsanalyse (KEA) en in tal van onderzoeken op deelterreinen.  
De structuurvisie is voorbereid volgens afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht. Dat betekent dat iedereen de gelegenheid heeft gehad om zienswijzen over de ontwerp structuurvisie en het Plan-MER, waar de Passende Beoordeling onderdeel van uitmaakt, naar voren te brengen. Daartoe heeft de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu de ontwerp structuurvisie, het Plan-MER, de Passende Beoordeling en enige andere stukken daartoe zes weken ter inzage gelegd. Binnen deze termijn zijn in totaal 19 zienswijzen ontvangen. De Commissie voor de milieueffectrapportage heeft op 9 september advies uitgebracht over het Plan-MER.  
De staatssecretaris heeft de structuurvisie bij brief van 28 juni 2011 in ontwerp aan de Tweede Kamer gestuurd (Tweede Kamer 2010-2011 32 308 nr. 2). Dit heeft geleid tot een schriftelijk overleg van de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu en de staatssecretaris, waarvan het verslag op 14 oktober 2011 is vastgesteld (Tweede Kamer 2010-2011 32 308 nr. 4).  
De zienswijzen en het advies van de Commissie voor de milieueffectrapportage zijn samengevat in de Nota van antwoord en voorzien van een standpunt van het bevoegd gezag. Daarbij is tevens aangegeven op welke punten de structuurvisie naar aanleiding van de structuurvisie en het advies van de Commissie voor de milieueffectrapportage is aangepast.  
De vastgestelde structuurvisie wordt aan de Eerste en Tweede Kamer aangeboden. De Wro schrijft voor dat Eerste en Tweede Kamer vervolgens kunnen besluiten om over de structuurvisie te beraadslagen. Van de gevolgtrekkingen die het kabinet aan de eventuele beraadslaging verbindt stelt de staatssecretaris het parlement op de hoogte.