direct naar inhoud van REGELS
Plan: Afsluitdijk
Status: ontwerp
Plantype: inpassingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0000.IMip15Afsluitdijk-2000

REGELS

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 Plan

Het rijksinpassingsplan Afsluitdijk met identificatienummer NL.IMRO.0000.IMip15Afsluitdijk -2000 van de Minister van Infrastructuur en Milieu.

1.2 Rijksinpassingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge dit plan regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 Aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 Bebouwing

Een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.6 Bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

Afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.7 Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.8 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.9 Bouwen

Plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.

1.10 Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.11 Bouwperceelgrens

Een grens van een bouwperceel.

1.12 Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.13 Extensief agrarisch medegebruik

Een vorm van grondgebonden landbouw, zoals beweiding in lage veebezetting, in hoofdzaak gericht op de instandhouding en/of vergroting van de natuurwaarden en landschappelijke en cultuurhistorische waarden.

1.14 Extensief dagrecreatief medegebruik

Niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.

1.15 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.16 Kunstwerk

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening.

1.17 Minister

De minister van Infrastructuur en Milieu.

1.18 Nutsvoorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.19 Peil

Het Normaal Amsterdams Peil, tenzij anders aangegeven.

1.20 Pompen

Pompen ten behoeve van de waterafvoer.

1.21 Project Afsluitdijk

Het project zoals omschreven in het MIRT-blad Afsluitdijk, dat is opgenomen als bijlage A bij de regels.

1.22 Waterafvoer

De afvoer van water van het IJsselmeer naar de Waddenzee.

1.23 Waterbeheerder

De beheerder als bedoeld in artikel 1.1 lid 1 van de Waterwet.

1.24 Waterkering

Kunstmatige hoogte, (gedeelten van) natuurlijke hoogten of hoge gronden met ondersteunende kunstwerken die een waterkerende of mede een waterkerende functie hebben.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Afstand

De afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 Bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 Breedte, lengte en diepte van een gebouw

Tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.

2.4 Dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.5 Goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.6 Inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 Oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.8 Hoogte van een werk, niet zijnde een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het werk, met uitzondering van ondergeschikte onderdelen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Verkeer

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met maximaal 2 x 2 doorgaande rijstroken;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. waterstaatkundige voorzieningen, waaronder begrepen (spui)sluizen, pompen, bruggen en duikers. Met dien verstande dat pompen en bijbehorende voorzieningen uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waterstaat – pomp';
  • d. het behoud van de cultuurhistorische waarden van militaire monumenten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde – militaire monumenten';
  • e. het behoud van de cultuurhistorische waarden van waterbouwkundige bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde – cultuurhistorisch waardevol waterbouwkundig bouwwerk';
  • f. het behoud van de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en archeologische waarden;

met daaraan ondergeschikt:

  • g. geluidwerende voorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. parkeervoorzieningen;
  • k. water.
3.2 Bouwregels

3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. bestaande gebouwen zijn toegestaan en mogen op dezelfde locatie worden vervangen, mits wordt voldaan aan de regels in artikel 9;
  • b. overige gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd:
    • 1. voor pompen met bijbehorende voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waterstaat – pomp';
    • 2. voor installaties ten behoeve van de waterafvoer Den Oever, ter plaatse van 'specifieke bouwaanduiding – gebouw 1';
    • 3. voor installaties ten behoeve van de waterafvoer Kornwerderzand, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – gebouw 2';
  • c. de bouwhoogte van nieuwe gebouwen bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte. Is geen hoogte aangeduid, dan bedraagt de bouwhoogte van de gebouwen maximaal de hoogte van de bestaande heftorens;
  • d. gebouwen mogen de verkeersfunctie niet hinderen.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de wegaanduiding of de verlichting, hebben maximaal een bouwhoogte van 10,00 m;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – voetgangersbrug' mag een voetgangersbrug worden gebouwd. De bouwhoogte bedraagt maximaal 10,00 m, de breedte bedraagt maximaal 10,00 m.

3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en van werkzaamheden
3.3.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het ontgronden, afgraven, ophogen en/of egaliseren van gronden;
  • b. het planten van bomen en/of houtgewas;
  • c. het dempen en/of graven van waterlopen en waterpartijen;
  • d. het aanbrengen en/of verwijderen van verhardingen, waaronder oppervlakteverhardingen;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse en bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen, en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

3.3.2 Uitzondering

De in lid 3.3.1 bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden die normaal onderhoud en beheer betreffen;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het inwerkingtreding van dit plan;
  • c. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die in het kader van de uitvoering van het project Afsluitdijk plaatsvinden.

3.3.3 Toetsingscriteria

De in lid 3.3.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onaanvaardbare afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en archeologische waarden van de gronden.

Artikel 4 Water

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water;
  • b. vaarwegen;
  • c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – gebouw 1': tevens voor installaties ten behoeve van de waterafvoer Den Oever;
  • d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – gebouw 2': tevens voor installaties ten behoeve van de waterafvoer Kornwerderzand;
  • e. het behoud van de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en archeologische waarden;

met daaraan ondergeschikt:

  • f. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zijn alleen toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – gebouw 1' en de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gebouw 2';
  • b. de bouwhoogte van de gebouwen bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte. Is geen hoogte aangeduid, dan bedraagt de bouwhoogte van de gebouwen maximaal de hoogte van de bestaande heftorens.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 10,00 m.

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en van werkzaamheden
4.3.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het ontgronden, afgraven, ophogen en/of egaliseren van gronden;
  • b. het planten van bomen en/of houtgewas;
  • c. het dempen en/of graven van waterlopen en waterpartijen;
  • d. het aanbrengen en/of verwijderen van verhardingen, waaronder oppervlakteverhardingen;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse en bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen, en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

4.3.2 Uitzondering

De in lid 4.3.1 bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden die normaal onderhoud en beheer betreffen;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het inwerkingtreding van dit plan;
  • c. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die in het kader van de uitvoering van het project Afsluitdijk plaatsvinden.

4.3.3 Toetsingscriteria

De in lid 4.3.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onaanvaardbare afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en archeologische waarden van de gronden.

Artikel 5 Water - Waterkering

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - Waterkering' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de (primaire) waterkering;
  • b. waterstaatkundige voorzieningen, waaronder begrepen (spui)sluizen, pompen, bruggen en duikers. Met dien verstande dat pompen en bijbehorende voorzieningen uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waterstaat – pomp';
  • c. het behoud van de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en archeologische waarden;
  • d. het behoud van de cultuurhistorische waarden van militaire monumenten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - militaire monumenten';
  • e. het behoud van de cultuurhistorische waarden van waterbouwkundige bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde – cultuurhistorisch waardevol waterbouwkundig bouwwerk'
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'windturbine': tevens een windturbine;

met daaraan ondergeschikt:

  • g. (vaar)wegen;
  • h. extensief agrarisch medegebruik;
  • i. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • j. groenvoorzieningen;
  • k. nutsvoorzieningen;
  • l. parkeervoorzieningen;
  • m. voet- en fietspaden.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen
  • a. de doorvaartbreedte van kunstwerken bedraagt ten minste de met de aanduiding 'minimum doorvaartbreedte (m)' aangegeven breedte;
  • b. een keersluis met bijbehorende voorzieningen mag uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waterstaat - keersluis';
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'windturbine' mag per aanduidingsvlak ten hoogste één windturbine worden gebouwd, waarbij de bestaande positie niet mag worden gewijzigd. De bouwhoogte bedraagt niet meer dan zoals bestaand.

5.2.2 Gebouwen
  • a. bestaande gebouwen zijn toegestaan en mogen op dezelfde locatie worden vervangen, mits wordt voldaan aan de regels in artikel 9;
  • b. overige gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd:
    • 1. voor pompen met bijbehorende voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waterstaat – pomp';
    • 2. voor installaties ten behoeve van de waterafvoer Den Oever, ter plaatse van 'specifieke bouwaanduiding – gebouw 1';
    • 3. voor installaties ten behoeve van de waterafvoer Kornwerderzand, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – gebouw 2';
    • 4. voor installaties ten behoeve van een keersluis, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – gebouw 3' en 'specifieke bouwaanduiding gebouw 4';
  • c. de bouwhoogte van gebouwen binnen de aanduiding 'specifieke vorm van waterstaat - pomp' bedraagt maximaal de hoogte van de bestaande heftorens;
  • d. de bouwhoogte van gebouwen binnen de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – gebouw 1'en 'specifieke bouwaanduiding – gebouw 2' bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte, is geen hoogte aangeduid, dan bedraagt de bouwhoogte van de gebouwen maximaal de hoogte van de bestaande heftorens;
  • e. de bouwhoogte van de gebouwen binnen de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – gebouwen 3' en 'specifieke bouwaanduiding – 4' bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • f. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – gebouw 3' maximaal 100 m² per aanduiding.

5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. militaire monumenten mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - militaire monumenten', volgens de bestaande oppervlakte en bestaande bouwhoogte ten opzichte van het aangrenzende maaiveld;
  • b. de bouwhoogte van kunstwerken bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte;
  • c. de bouwhoogte van overige kunstwerken bedraagt maximaal 6,00 meter;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 10,00 meter;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – voetgangersbrug' mag een voetgangersbrug worden gebouwd. De bouwhoogte bedraagt maximaal 10,00 meter, de breedte bedraagt maximaal 10,00 meter.

5.3 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'maximum hoogte dijk (m)' bedraagt de hoogte van de gronden maximaal de aangegeven hoogte;
  • b. bij het instandhouden van de waterkering bedraagt de hoogte van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'maximum hoogte dijk' niet minder dan zoals bestaand;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum ophoging waterstaatswerk (m)' bedraagt de hoogte van de gronden maximaal 2 meter meer dan de bestaande hoogte;
  • d. indien geen van de onder lid a en b genoemde aanduidingen is opgenomen bedraagt de hoogte van de gronden maximaal 0,3 meter meer dan de bestaande hoogte.

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en van werkzaamheden
5.4.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het ontgronden, afgraven, ophogen en/of egaliseren van gronden;
  • b. het planten van bomen en/of houtgewas;
  • c. het aanbrengen en/of verwijderen van verhardingen, waaronder oppervlakteverhardingen;
  • d. het dempen en/of graven van waterlopen en waterpartijen;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse en bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen, en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

5.4.2 Uitzondering

De in lid 5.4.1 bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden die normaal onderhoud en beheer betreffen;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het inwerkingtreding van dit plan;
  • c. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die in het kader van de uitvoering van het project Afsluitdijk plaatsvinden.

5.4.3 Toetsingscriteria

De in lid 5.4.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, na voorafgaand advies van de beheerder van de waterkering, en indien geen onaanvaardbare afbreuk wordt gedaan aan de waterkerende functie en de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en archeologische waarden van de gronden.

Artikel 6 Waarde - Beschermd dorpsgezicht (dubbelbestemming)

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en herstel van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het dorpsgezicht, zoals weergegeven in het besluit tot aanwijzing van Kornwerderzand als beschermd dorpsgezicht. Het aanwijzingsbesluit is opgenomen als bijlage B bij de regels.

6.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en van werkzaamheden
6.2.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het aanbrengen of kappen van houtgewassen en boomwallen;
  • b. het ophogen of afgraven van gronden.

6.2.2 Uitzondering

De in lid 6.2.1 bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden die normaal onderhoud en beheer betreffen;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het inwerkingtreding van dit plan;
  • c. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die in het kader van de uitvoering van het project Afsluitdijk plaatsvinden.

6.2.3 Toetsingscriteria

De in lid 6.2.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde dorpsgezicht Kornwerderzand.

6.3 Omgevingsvergunning voor het slopen van bouwwerken
6.3.1 Vergunningplicht

Voor het geheel of gedeeltelijk slopen van een bouwwerk is een omgevingsvergunning vereist.

6.3.2 Uitzondering

De in lid 6.3.1 bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor sloopwerkzaamheden die:

  • a. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
  • b. het normale onderhoud betreffen;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het bouwen/omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk;
  • d. gebouwen die ten gevolge van een calamiteit verloren zijn gegaan.

6.3.3 Toetsingscriteria

De in lid 6.3.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:

  • a. geen onevenredige schade aan de stedenbouwkundige en cultuurhistorische waarde van het bouwwerk optreedt, die wordt gevormd door:
    • 1. de situering van de bebouwing;
    • 2. de schaal van de bebouwing;
    • 3. de vorm en richting van de kap(pen);
    • 4. de geleding van de bebouwing; of
  • b. sprake is van groot maatschappelijk belang en er redelijkerwijs geen alternatieven zijn voor de voorgestelde ingreep; of
  • c. op basis van technische en economische overwegingen instandhouding van het bouwwerk redelijkerwijs niet verlangd kan worden.

Artikel 7 Waterstaat - Waterkering (dubbelbestemming)

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het in stand houden, het beheer, het onderhoud en de verbetering van de waterkering.

7.2 Bouwregels

Ten aanzien van de situering, bouwhoogte en oppervlakte van bouwwerken gelden de bepalingen uit de enkelbestemming.

7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en van werkzaamheden
7.3.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is, ongeacht het bepaalde in de bestemmingsregels bij de op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen, een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het ontgronden, afgraven, ophogen en/of egaliseren van gronden;
  • b. het planten van bomen en/of houtgewas;
  • c. het dempen en/of graven van waterlopen en waterpartijen;
  • d. het aanbrengen en/of verwijderen van verhardingen, waaronder oppervlakteverhardingen;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse en bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen, en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

7.3.2 Uitzondering

De in lid 7.3.1 bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden die normaal onderhoud en beheer betreffen;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het inwerkingtreding van dit plan;
  • c. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die in het kader van de uitvoering van het project Afsluitdijk plaatsvinden.

7.3.3 Toetsingscriteria

De in lid 7.3.1 bedoelde omgevingsvergunning wordt alleen verleend, mits vooraf advies is ingewonnen van de waterbeheerder, waaruit is gebleken dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterkerende functie van de waterkering.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Bestaande afstanden, hoogte-, inhouds- en oppervlakte maten en aantallen

  • a. voor een bouwwerk dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de regels is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels, geldt dat bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten hoogste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
  • b. in geval van herbouw is het bepaalde onder a en uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
  • c. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.

Artikel 10 Algemene aanduidingsregels

10.1 gebiedsaanduiding 'overige zone - gebouw waterafvoer DO

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - gebouw waterafvoer DO' mag de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van de waterafvoer Den Oever niet meer bedragen dan 1.000 m2.

10.2 gebiedsaanduiding 'overige zone – gebouw waterafvoer KWZ

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone – gebouw waterafvoer KWZ' mag de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van de waterafvoer Kornwerderzand niet meer bedragen dan 100 m2.

Artikel 11 Voorrangsregeling dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen

Voor zover de dubbelbestemming 'Waterstaat – Waterkering' in dit plan samenvalt met een gebiedsaanduiding worden bij toepassing van de dubbelbestemming in dit plan ook de regels in acht genomen die bij deze gebiedsaanduiding horen, tenzij dit strijdig is met het belang van de waterkering. In dat geval gaat het belang van de waterkering voor.

Artikel 12 Verhouding met bestemmingsplannen

De bestemmingsplannen zoals deze gelden onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan komen te vervallen, voor zover het betreft de gronden binnen het rijksinpassingsplan.

Artikel 13 Bevoegdheid gemeenten en provincies

13.1 Begrenzing
  • a. de gemeenteraden van de gemeenten Harlingen, Hollands Kroon en Súdwest-Fryslân en provinciale staten van de provincies Noord-Holland en Fryslân zijn gedurende een periode van 10 jaar na de vaststelling van dit inpassingsplan niet bevoegd een bestemmingsplan, dan wel een inpassingsplan, vast te stellen voor de gronden waarop dit inpassingsplan betrekking heeft;
  • b. sub a is niet van toepassing indien het een bestemmingsplan of inpassingsplan betreft voor de volgende projecten:
    • 1. Vismigratierivier Kornwerderzand;
    • 2. Stromingsenergie Kornwerderzand en Den Oever;
    • 3. Opschaling Blue Energy-installatie Breezanddijk;
    • 4. Camperterrein Kornwerderzand, met dien verstande dat een plan voor het camperterrein niet eerder wordt vastgesteld dan nadat de werkzaamheden voor het project Afsluitdijk zijn afgerond.

13.2 Wijzigingsbevoegdheid

De minister is bevoegd artikel 13.1 onder b te wijzigen door regionale projecten toe te voegen die uitgezonderd worden van het bepaalde in artikel 13.1 onder a. De minister neemt daarbij de volgende regels in acht:

  • a. De wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast voor bestemmingsplannen of inpassingsplannen ten behoeve van regionale projecten;
  • b. Het vast te stellen bestemmingsplan of inpassingsplan is inpasbaar in het project Afsluitdijk zoals bedoeld in artikel 1.21.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het inpassingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  • c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het inpassingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het inpassingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het rijksinpassingsplan Afsluitdijk