direct naar inhoud van 5.3 Natuur
Plan: Dijkverbetering Hagestein - Opheusden
Status: vastgesteld
Plantype: inpassingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0000.IMip12DijkverbHOP-3000

5.3 Natuur

Toetsingskader

Inleiding

De Vogel- en Habitatrichtlijn richten zich op het behouden van de Europese biodiversiteit. De Vogel- en Habitatrichtlijn bevatten Europeesrechtelijke verplichtingen voor het beschermen van soorten en gebieden. Het behouden van biodiversiteit wordt enerzijds nagestreefd door het beschermen van soorten en anderzijds door de bescherming van gebieden die een samenhangend netwerk (Natura 2000) vormen. De soortbeschermende verplichtingen zijn door Nederland overgenomen in de Flora- en faunawet; de gebiedsbeschermende bepalingen in de Natuurbeschermingswet 1998.

Natuurbeschermingswet 1998

Voor de gebiedsbescherming vormt de Natuurbeschermingswet 1998 het juridisch kader. De Nb-wet onderscheidt daarbij door de minister van Economische Zaken aangewezen:

  • gebieden (Natura 2000), zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn;
  • beschermde natuurmonumenten.

Conform de Natuurbeschermingswet is onderzocht of de dijkverbeteringsmaatregelen negatieve effecten hebben op beschermde gebieden (binnen en buiten plangebied). Op grond van artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 is het verboden zonder vergunning, of in strijd met een vergunning, projecten of andere handelingen te verrichten die, gelet op de instandhoudingsdoelstelling, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Daarnaast is op grond van artikel 19j van de Natuurbeschermingswet een volledige plantoets noodzakelijk. Voor plannen die significante gevolgen voor het betrokken gebied kunnen hebben, moet een 'passende beoordeling' worden gemaakt.

Flora- en faunawet

Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Flora- en faunawet bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. De wet kent in omschreven gevallen een generieke vrijstelling van deze verbodsbepalingen en kent de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:

  • er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder de openbare veiligheid, het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van openbaar belang);
  • er geen alternatief is;
  • geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.

De Flora- en faunawet is voor dit inpassingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

Ecologische Hoofdstructuur

Als opvolger van de Nota Ruimte bevat de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte het beleidskader voor de ontwikkeling van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Met de inwerkingtreding van de Structuurvisie is tevens invulling gegeven aan een herijking van de nationale EHS. De provincies zijn primair verantwoordelijk voor de realisatie van de EHS. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt in de provinciale EHS (PEHS). Voor ingrepen in de EHS geldt het 'nee, tenzij-principe'. De provincie Utrecht heeft de EHS begrensd in haar structuurvisie met een zogenaamde groene contour en een natuurbeheerplan vastgesteld. De provincie Utrecht toetst ook ingrepen nabij de EHS die invloed kunnen hebben op de EHS. De wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS in Gelderland zijn beschreven in de streekplanuitwerking en het natuurbeheerplan. De doelen van de EHS (potentiële waarden) zijn vastgelegd in het Natuurbeheerplan. In dat plan zijn ook de ambities (zogenaamde beheertypen) opgenomen.

Onderzoek

De resultaten van het uitgevoerde natuuronderzoek zijn terug te vinden in één natuurrapport voor de drie deeltrajecten9. Hierna worden de resultaten per deeltraject kort weergegeven.

Natuurbeschermingswet 1998

Hagestein-Fort Everdingen en Fort Everdingen-Ravenswaaij

In dit deel van het plangebied of in de invloedssfeer daarvan liggen geen Natura 2000-gebieden of beschermde natuurmonumenten. Er zijn dan ook geen (significant negatieve) effecten op dergelijke beschermde gebieden. Een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 is daarom niet noodzakelijk. Gedetailleerde informatie over dit onderwerp is terug te vinden in hoofdstuk 5 van het natuurrapport.

Rijswijk-Opheusden

Dit deel van het plangebied ligt grotendeels langs en in Natura 2000-gebied Uiterwaarden Neder-Rijn dat ter plaatse buitendijks ligt. Het gebied is in maart 2000 aangewezen als Vogelrichtlijngebied. De Minister zal dit gebied nog aanwijzen als één Natura 2000-gebied, voor zowel de Vogel- als Habitatrichtlijn. Onderzocht is of de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten kunnen verslechteren of dat er een significant verstorend effect kan optreden op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Uit het onderzoek blijkt dat de dijkverbetering geen significant negatieve effecten veroorzaakt. Op de dijk komen vegetaties voor die vallen onder vormen van Glanshaverhooilanden. Significante effecten zijn (ook zonder mitigatie) uitgesloten. De watergang waarin de grote modderkruiper mogelijk verblijft, wordt niet verstoord. Effecten op broedvogels (van het Natura 2000-gebied) zijn uitgesloten. Er is een vergunning nodig voor een (in tijd en ruimte) zeer beperkte verstoring van het leefgebied voor niet-broedvogels en voor verstoring van deze niet-broedvogels. Deze effecten zijn marginaal, er zijn dan ook geen mitigerende maatregelen nodig. De benodigde vergunning is inmiddels verleend.

Flora- en faunawet

Voor de drie deeltrajecten geldt dat op basis van literatuur- en veldonderzoek de effecten van de dijkverbeteringsmaatregelen op beschermde plant- en diersoorten zijn onderzocht. In het natuurrapport is in detail per dijksectie en bijbehorende dijkverbeteringsmaatregelen aangegeven welke consequenties ervoor soorten kunnen zijn en welke mitigatie plaats zal vinden. Beschermde soorten in het plangebied en de directe omgeving zijn onder meer planten, vissen, amfibieën, zoogdieren en vogels. Er is sprake van strikt beschermde soorten en ook van jaarrond beschermde nesten voor vogels. De mogelijke invloed op de beschermde soorten is als volgt.

  • Graafwerkzaamheden raken beschermde plantensoorten.
  • Vissen en amfibieën kunnen verstoord of gedood worden bij het dempen of graven in en langs poelen en watergangen.
  • Nesten kunnen geraakt worden bij de kap van bomen of sloop van gebouwen.
  • Verder moet rekening worden gehouden met het broedseizoen van broedvogels en mogelijke verstoring van vleermuizen.

Uit het onderzoek blijkt dat geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soorten door de werkzaamheden. Effecten worden zoveel mogelijk voorkomen door mitigerende maatregelen te nemen, zoals ook beschreven in de gedragscode van de Unie van Waterschappen. Op basis van huidige inzichten zijn maatregelen nodig voor: bittervoorn, kleine modderkruiper, paling, kamsalamander, rugstreeppad, heikikker, poelkikker, waterspitsmuis en buizerd. Mitigerende maatregelen zijn onder meer het werken buiten de winterperiode en buiten de broedperiode. Gelet op de te beperkte periode die overblijft om de dijkverbeteringswerkzaamheden uit te voeren kunnen de mitigerende maatregelen niet volledig worden getroffen en zal voor deze soorten ontheffing worden aangevraagd. Mitigerende maatregelen zijn ook nodig voor ringslang, vleermuizen, steenuil, ransuil en huismus. Deze mitigerende maatregelen vinden plaats. De maatregelen zijn per soort en per dijksectie terug te lezen in het natuurrapport en uitgewerkt in werkprotocollen. Deze werkprotocollen zijn voorgelegd aan het bevoegd gezag. Aangezien al duidelijk is dat de gunstige staat van instandhouding van de soorten door de werkzaamheden niet in het geding is, is het aannemelijk dat een ontheffing zal worden verkregen. Er is één ontheffing aangevraagd voor de uitvoering van alle maatregelen op de drie deeltrajecten. Gelijktijdig met het inpassingsplan ligt de ontheffing op grond van de Flora- en faunawet ter inzage. Voor meer informatie zie hoofdstuk 3 en 4 van het natuurrapport.

Ecologische Hoofdstructuur (EHS)

Hagestein-Fort Everdingen

Dit deel van het plangebied en de directe omgeving maken onderdeel uit van de EHS, namelijk de uiterwaarden van de Everdingenwaard. Het gaat om de dijk vanaf de kruin en de uiterwaarden. Deze zijn in beheer bij de Stichting Het Utrechts Landschap. In 2008 is het gebied gelijktijdig met de laatste dijkverzwaring heringericht voor natuur. De doelstellingen voor de EHS zijn uitgewerkt in het natuurbeheerplan 2011 van de provincie Utrecht. De dijkverbeteringsmaatregelen vinden deels plaats in deze EHS. Effecten op het functioneren van de EHS als grootschalige structuur tussen natuurgebieden zijn uitgesloten. Wel is er sprake van een grotendeels tijdelijke niet wezenlijke aantasting van de kwaliteit van bestaande graslandvegetaties en leefgebieden van bijzondere soorten. Bij de klei-ingraving wordt een deel van het huidige grasland vergraven. De bodem wordt na de klei-ingraving teruggebracht, waarna zich nieuwe vegetatie ontwikkelt (zie de inrichtingsschets). Door verbreding van de dijk komt het beheertype op het talud van de dijk (waardevol grasland, droog schraalland) beter tot zijn recht. Bij aanleg van de stabiliteitsberm verdwijnt tijdelijk een strang (nevengeul van de rivier), die gebruikt wordt door amfibieën. Deze strang wordt hergraven. Er is daarom sprake van tijdelijk kwaliteitsverlies. In een vergelijkbare situatie bij de vorige dijkverzwaring is gebleken dat de populatie heikikkers zich herstelt. Verder zullen de bestaande vegetaties op de dijk en in de zone langs de dijk door de werkzaamheden verdwijnen.

De huidige vegetatie is nog niet ver ontwikkeld; er gaan dan ook geen grote waarden verloren. Met het Utrechts Landschap is overeengekomen dat na uitvoering van de werkzaamheden een nieuwe schralere deklaag wordt aangebracht. Hierdoor zal de dijkverbetering een positief effect hebben op het ontwikkelen van een bijzondere dijkvegetatie en worden de beoogde natuurdoelen eerder worden behaald dan in de huidige situatie. Over de invulling van de maatregelen heeft overleg plaatsgevonden met de Stichting Het Utrechts Landschap en de provincie Utrecht. Door de maatregelen die genomen worden is er geen sprake van significante aantasting van de wezenlijke waarden en kenmerken van de EHS. Voor meer informatie zie hoofdstuk 6 van het natuurrapport en de opgestelde inrichtingsschets10

Fort Everdingen-Ravenswaaij en Rijswijk-Opheusden

Dit deel van het plangebied en de directe omgeving maakt onderdeel uit van de EHS langs de Lek, de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Neder-Rijn. Het gaat dan om de rivierzijde van de dijk. De wezenlijke waarden en kenmerken zijn vastgelegd in de streekplanuitwerking en uitgewerkt het Natuurbeheerplan 2011 van de provincie Gelderland. Uit het natuurrapport blijkt dat de dijkverbeteringsmaatregelen leiden tot een tijdelijk verlies aan kwaliteit van de vegetaties in een smalle strook op en langs de dijk. Verder kan door de aanleg van stabiliteitsberm een klein stuk haagbeuken en essenbos niet worden gerealiseerd en is sprake van de kap van een stukje bos en hoogstamboomgaard. Ook hierdoor treden geen significante effecten op. Er is geen sprake van significante aantasting van de wezenlijke waarden en kenmerken van de EHS. Er is dus geen noodzaak tot compensatie. Over het onderzoek en de conclusies heeft overleg met de provincie Gelderland plaatsgevonden. Voor meer informatie zie hoofdstuk 7 van het natuurrapport en de opgestelde inrichtingsschets11

Conclusie

Natuurbeschermingswet

Alleen op het traject Rijswijk-Opheusden ligt buitendijks het Natura 2000-gebied Uiterwaarden Neder-Rijn. Significant negatieve effecten ten gevolge van de voorgestelde dijkverbeteringsmaatregelen zijn uitgesloten. Er is een vergunning nodig voor een in tijd en ruimte zeer beperkte verstoring van het leefgebied voor niet- broedvogels en verstoring van niet- broedvogels. Er zijn geen mitigerende maatregelen nodig voor deze marginale effecten.

Flora- en faunawet

De uitvoering van de dijkverbeteringsmaatregelen voldoet aan de vereisten uit de Flora- en faunawet. De werkwijze voor de uitvoering van de dijkverbeteringsmaatregelen wordt vastgelegd in werkprotocollen. De gunstige staat van instandhouding van de soorten is door de werkzaamheden niet in het geding. Het is aannemelijk dat een ontheffing van de Flora- en faunawet zal worden verkregen.

EHS

Op de trajecten Hagestein-Fort Everdingen en Fort Everdingen-Ravenswaaij worden maatregelen genomen vanwege aantasting van de EHS. Op het traject Rijswijk-Opheusden zijn geen maatregelen nodig. Er zijn geen significant negatieve effecten op de EHS.