direct naar inhoud van 3.2 Milieueffectrapporten en voorkeursalternatieven
Plan: Dijkverbetering Hagestein - Opheusden
Status: vastgesteld
Plantype: inpassingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0000.IMip12DijkverbHOP-3000

3.2 Milieueffectrapporten en voorkeursalternatieven

Toelichting m.e.r-plicht en procedure

De Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage 1994 maken onderscheid in:

  • een mer-plicht voor plannen (planmer);
  • een mer-(beoordelings)plicht voor projecten (projectmer).

Het doel van de milieueffectrapportages6 is ervoor te zorgen dat milieuaspecten volwaardig worden meegenomen in de besluitvorming. Een milieueffectrapportage staat niet op zichzelf, maar is een hulpmiddel bij de besluitvorming van de overheid over een plan of project. Daarom is het planMER gekoppeld aan de besluiten van de overheid die het kader scheppen voor een mer-(beoordelings)plichtige activiteit en is het projectMER gekoppeld aan de besluiten van de overheid die de realisatie een mer-(beoordelings)plichtige activiteit direct mogelijk maken. In bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage is aangegeven voor welk type activiteiten een planMER of een projectMER moet worden opgesteld en in het kader van welk besluit deze verplichting geldt. De procedure van de milieueffectrapportage vangt aan met het opstellen van een notitie reikwijdte en detailniveau (voorheen startnotitie) en eindigt met een toetsingsadvies door de Commissie voor de m.e.r. van het MER. Het MER dient als onderzoeksrapport voor het te nemen besluit en wordt door het bevoegd gezag betrokken bij de besluitvorming over het plan of project. In het MER en/of het daaraan gekoppelde besluit wordt aangegeven wat met de informatie uit het MER is gedaan. In het bijzonder moet het gekozen alternatief, het 'voorkeursalternatief' (VKA) worden gemotiveerd. Het MER wordt gelijktijdig met het rijksinpassingsplan, waaraan het gekoppeld is, ter inzage gelegd.

De aanleg, wijziging of uitbreiding van een rivierdijk is een mer-beoordelingsplichtige activiteit (categorie D 3.2)7. De Minister heeft als initiatiefnemer gekozen om de fase van de mer-beoordeling over te slaan en direct de procedure voor een milieueffectrapportage te volgen. Bij de start van de mer-procedure zijn voor de drie deeltrajecten drie startnotities opgesteld en ter inzage gelegd. Door een wetswijziging in de Wet milieubeheer is de startnotitie nu in de praktijk opgevolgd door een op te stellen Notitie reikwijdte en detailniveau (NRD). Aan de hand van de startnotities/NRD's zijn adviezen voor de reikwijdte en het detailniveau van de milieueffectrapporten vastgesteld. De Minister heeft deze adviezen overgenomen.

Voor de drie deeltrajecten zijn drie afzonderlijke milieueffectrapporten opgesteld8. De milieueffectrapporten zijn gekoppeld aan de procedure voor het inpassingsplan. De Minister van Infrastructuur en Milieu is het bevoegd gezag voor de milieueffectrapporten en het inpassingsplan. De milieueffectrapporten beschrijven verschillende alternatieven voor de dijkverbetering, waaronder een mogelijk voorkeursalternatief, en de milieueffecten van deze alternatieven. De milieueffectrapporten doen dienst als planMER en projectMER en hebben het detailniveau van een projectMER. De gekozen maatregelen worden verder toegelicht en (technisch) onderbouwd in de dijkverbeteringsplannen.

Voor alle drie de milieueffectrapporten geldt dat de volgende basisalternatieven het vertrekpunt voor het onderzoek vormen:

  • binnendijks alternatief: waar ruimte is wordt de dijk binnendijks versterkt door het opbrengen van grond. Waar binnendijks geen ruimte is vanwege dichte bebouwing wordt de dijk versterkt in de vorm van een constructie. Problemen met de buitendijkse stabiliteit kunnen niet binnendijks worden opgelost. In dat geval worden buitendijkse maatregelen getroffen;
  • gecombineerd alternatief: waar ruimte is wordt de dijk buitendijks versterkt door het opbrengen van grond. Als buitendijks geen ruimte is, wordt een constructie of een binnendijkse oplossing toegepast.

In verband met het uitvoeren van de pilot met zandwerend geotextiel is een aanvulling op de plan-/project-MER opgesteld.

Voorkeursalternatief

Uitwerkingswijze

De drie deeltrajecten zijn opgedeeld in dijksecties. Per dijksectie zijn vervolgens realistische varianten van de basisalternatieven uitgewerkt. Het uitgangspunt is daarbij steeds geweest om eerst te starten met binnendijkse oplossingen (zie paragraaf 2.3.2). Op basis van de vergelijking van de alternatieven is in de milieueffectrapporten het voorkeursalternatief uitgewerkt: een alternatief dat voldoet aan de doelstellingen voor de dijkverbetering zoals veiligheid en ruimtelijke kwaliteit, maar daarnaast ook is gebaseerd op een bredere afweging. Naast milieueffecten hebben daarbij per dijksectie ook de kosten, de kans op schade aan gebouwen, draagvlak bij bewoners en robuustheid van de maatregel of uitbreidbaarheid in de toekomst een rol gespeeld.

Dit inpassingsplan volgt de uitwerking uit de milieueffectrapporten voor het voorkeursalternatief. Voor de drie deeltrajecten geldt dat het voorkeursalternatief een optelsom is van gekozen alternatieven per dijksectie, waarbij dus steeds per dijksectie een afweging is gemaakt tussen de hiervoor genoemde aspecten van de bredere afweging. Voor de afweging per dijksectie wordt dan ook verwezen naar de milieueffectrapporten. Hierna wordt het voorkeursalternatief in het licht van de basisalternatieven voor de drie dijktrajecten kort toegelicht. Een beschrijving van de maatregelen die worden getroffen is opgenomen in de volgende paragraaf en meer in detail in de dijkverbeteringsplannen.

Hagestein-Fort Everdingen

Het voorkeursalternatief is gebaseerd op het gecombineerd alternatief. Over het grootste deel van dit deeltraject vindt buitendijks klei-inkassing plaats in de uiterwaarden. Dit alternatief scoort beter dan het binnendijks alternatief. Op één dijksectie wijkt het voorkeursalternatief af van het gecombineerd alternatief om schade aan natuur te voorkomen.

Fort Everdingen-Ravenswaaij

Het voorkeursalternatief bestaat voor een deel uit het binnendijks alternatief en voor een deel uit het gecombineerd alternatief. Er is steeds op maat een oplossing gekozen gebaseerd op milieueffecten, kosten en mogelijkheid van uitbreidbaarheid in de toekomst.

Rijswijk-Opheusden

Op dit deeltraject is overwegend gekozen voor het binnendijks alternatief. Plaatselijk vinden ook buitendijkse maatregelen plaats. Binnendijks is op enkele dijksecties namelijk vrijwel geen ruimte voor maatregelen door bebouwing. Op die dijksecties worden buitendijkse oplossingen toegepast.