direct naar inhoud van Regels
Plan: Transformatorstation Oostzaan
Status: vastgesteld
Plantype: inpassingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0000.EZip14StatOostzaan-3000

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het inpassingsplan 'Transformatorstation Oostzaan' met identificatienummer NL.IMRO.0000.EZip14StatOostzaan-3000 van de minister van Economische Zaken en de minister van Infrastructuur en Milieu;

1.2 inpassingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 afspanportaal:

een portaal welke geplaatst wordt tussen de laatste hoogspanningsmast van een lijn en de onderdelen op een station;

1.4 belemmeringenstrook:

een strook grond ter plaatse van en aan weerszijden van de hoogspanningslijn of -kabel die dient om de veiligheid en het ongestoord functioneren van de leiding te kunnen garanderen;

1.5 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.6 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.7 bliksempieken:

masten die voorkomen dat de gevoelige onderdelen op het station geraakt worden door de bliksem;

1.8 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.9 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.10 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.11 gebouw:

elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.12 geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een inpassingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;

1.13 peil:
  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil).

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.3 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf - Nutsbedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsbedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een 380/150 kV transformatorstation waarvan het buiten gebouwen opgestelde vermogen niet meer mag bedragen dan 200 MVA, voorzieningen ten behoeve van de aansluiting op de 380 kV verbinding, voorzieningen ten behoeve van de aansluiting op een 150 kV net, alsmede groenvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • b. gebouwen;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • d. water;
  • e. wegen, paden en verhardingen.

Geluidzoneringsplichtige inrichtingen zijn niet toegestaan.

3.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    • 1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
    • 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 15 m.
  • b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt de volgende regel:
    • 1. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 15 m, met dien verstande dat:
      • voor een afspanportaal en de bliksempieken een maximum bouwhoogte van 24 m is toegestaan;
      • voor erf- en terreinafscheidingen, in afwijking van artikel 1.13, een maximum bouwhoogte van 3 m ten opzichte van het aansluitende maaiveld is toegestaan.

Artikel 4 Leiding - Hoogspanningsverbinding I

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding I' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. bovengrondse hoogspanningsverbindingen met een maximum spanning van 150 kV,

met de daarbij behorende:

  • b. toegangswegen;
  • c. bouwwerken.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Bouwwerken

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van de hoogspanningsverbinding worden gebouwd die voldoen aan de volgende criteria:
    • 1. voor hoogspanningsmasten is een maximum bouwhoogte van 65 m toegestaan;
    • 2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag ten hoogste 2 m bedragen;
  • b. ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte en bouwhoogte niet worden vergroot en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
4.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en), indien de belangen en de veiligheid van de betrokken hoogspanningsverbinding niet worden geschaad en nadat de leidingbeheerder gedurende drie weken in de gelegenheid is gesteld schriftelijk advies uit te brengen.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • 1. het aanbrengen van beplantingen en bomen;
  • 2. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • 3. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, ontginnen en ophogen;
  • 4. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • 5. het permanent opslaan van goederen.
4.4.2

Het bepaalde in 4.4.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:

  • 1. die verband houden met de aanleg van de hoogspanningsverbinding;
  • 2. die reeds in uitvoering zijn op het moment van het van kracht worden van het plan;
  • 3. die het normale onderhoud ten aanzien van de verbinding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen.
4.4.3

De omgevingsvergunning kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de belangen en de veiligheid van de verbinding.

4.4.4

De in 4.4.1 genoemde vergunning kan niet eerder worden verleend dan nadat de leidingbeheerder gedurende drie weken in de gelegenheid is gesteld schriftelijk advies uit te brengen dan wel zoveel eerder als het advies is uitgebracht.

Artikel 5 Leiding - Hoogspanningsverbinding II

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding II' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. bovengrondse hoogspanningsverbindingen met een maximum spanning van 380 kV,

met de daarbij behorende:

  • b. toegangswegen;
  • c. bouwwerken.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Bouwwerken

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van de hoogspanningsverbinding worden gebouwd die voldoen aan de volgende criteria:
    • 1. voor hoogspanningsmasten is een maximum bouwhoogte van 65 m toegestaan;
    • 2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag ten hoogste 2 m bedragen;
  • b. ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte en bouwhoogte niet worden vergroot en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
5.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en), indien de belangen en de veiligheid van de betrokken hoogspanningsverbinding niet worden geschaad en de leidingbeheerder gedurende drie weken in de gelegenheid is gesteld schriftelijk advies uit te brengen.

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • 1. het aanbrengen van beplantingen en bomen;
  • 2. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • 3. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, ontginnen en ophogen;
  • 4. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • 5. het permanent opslaan van goederen.
5.4.2

Het bepaalde in 5.4.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:

  • 1. die verband houden met de aanleg van de hoogspanningsverbinding;
  • 2. die reeds in uitvoering zijn op het moment van het van kracht worden van het plan;
  • 3. die het normale onderhoud ten aanzien van de verbinding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen.
5.4.3

De omgevingsvergunning kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de belangen en de veiligheid van de verbinding.

5.4.4

De in 5.4.1 genoemde vergunning kan niet eerder worden verleend dan nadat de leidingbeheerder gedurende drie weken in de gelegenheid is gesteld schriftelijk advies uit te brengen dan wel zoveel eerder als het advies is uitgebracht.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

7.1 Voorwaardelijke verplichting

De werkzaamheden ten behoeve van de bouw van het station en aanpassing van de hoogspanningsverbindingen zijn enkel toegestaan als deze worden uitgevoerd conform het Ecologisch werkprotocol zoals opgenomen in Bijlage 1 bij deze regels.

Artikel 8 Algemene aanduidingsregels

8.1 vrijwaringszone - hoogspanningsverbinding te vervallen

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - hoogspanningsverbinding te vervallen' komt de onderliggende (dubbel)bestemming of aanduiding ten behoeve van bovengrondse 150 kV hoogspanningsverbindingen met bijbehorende voorzieningen te vervallen vanaf het moment dat de bovengrondse 150 kV-hoogspanningsverbinding als bedoeld in artikel 4.1 en de bovengrondse 380 kV-hoogspanningsverbinding als bedoeld in artikel 5.1 in gebruik zijn genomen. De andere daar voorkomende (dubbel)bestemming(en) en/of aanduiding(en) blijven onverkort van toepassing.

Artikel 9 Algemene wijzigingsregels

9.1 wetgevingzone - wijzigingsgebied I

De minister van Economische Zaken kan overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, eerste lid, onder a, Wet ruimtelijke ordening het plan wijzigen ten behoeve van de uitbreiding van het transformatorstation, in die zin dat ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied I' de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming 'Bedrijf - Nutsbedrijf' en het bestaande bouwvlak wordt vergroot met een maximum van 1.100 m2.

9.2 wetgevingzone - wijzigingsgebied II

De minister van Economische Zaken kan overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, eerste lid, onder a, Wet ruimtelijke ordening het plan wijzigen ten behoeve van bovengrondse hoogspanningsverbindingen met een maximum spanning van 380 kV, in die zin dat ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied II' de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding II' wordt toegevoegd.

Artikel 10 Overige regels

10.1 Beperking bevoegdheid
  • a. De gemeenteraad van de gemeente Oostzaan en Provinciale Staten van de provincie Noord-Holland zijn na 10 jaar na vaststelling van dit inpassingsplan bevoegd een bestemmingsplan, respectievelijk een inpassingsplan, vast te stellen voor de gronden waarop dit inpassingsplan betrekking heeft.
  • b. In afwijking van het bepaalde in artikel 10.1.a kan de gemeenteraad een bestemmingsplan vaststellen of kunnen Provinciale Staten een inpassingsplan vaststellen indien daarbij wordt voorzien in de bestemmingen en in de planregels zoals neergelegd in het inpassingsplan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het inpassingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van onderdeel a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in onderdeel a met maximaal 10%.
  • c. Onderdeel a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het inpassingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het inpassingsplan strijdige gebruik, bedoeld in onderdeel a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in onderdeel a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Onderdeel a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het inpassingsplan 'Transformatorstation Oostzaan'.